N°. 2184.
Maandag
A0. 181
25 Maai't.
Prijs dezer Courant.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen
uitgegeven.
Prijs der Advertentiën.
Spoortreinen van Leiden Lnaar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 7 u. 55 m.; 10 n. 1 m.; 12 u. 41 m.; 3 u. 37 m.;
6 u. 6 ra.; 9 u. 5 m.; naar Haarlem en Amsterdam: te 8 u. 43 m.; 11 u. 43 m.; 2 u. 42 ra.; 4 u. 45 ra.; 9 u.
Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtend te 4 u., de overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Ligplaats
Binnen-Amstel) naar Leiden, Maandag nam. te 2% u., de overige dagen nam. te 3 u. Des Zondags buiten dienst.
Postbuslichtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 's morg. te 7 u. 50 m. en te 10 u. 50 m.; 's namidd. te 3 u.
35 m.; 's avonds te 7 u. 55 m. en op de Zondagen alleen te 10 u. 50 m. en 3 u. 35 m. 's namiddags. Oost-Indische Landpost. Over
Southampton, 1 en 17over Marseille, 9, 16 en 25 van elke maand. West-Indische den 14den en voorlaatsten van elke maand.
Rijkstelegraaf. Dagelijks geopend van 8 uren 'sm. tot 9^uren 'sav. Spoorwegtelegraaf dagelijks van 8 u. 'sm. tot 10 u. 30 m. 'sav.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donder
dag te 11 uren. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12'uren. BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11 uren.
President der Commissie van Fabricage des Zaterdags van 111 uren. Bureau der Plaatselijke Secretarieopen dagelijks van 104 uren.
Thesaurie, alle werkdagen, behalve Zaterdag, van 92 uren; Zaterdag van 912 uren. De Gemeente-architect is te spreken op het Raad
huis, eiken werkdag 's morgens van 121 uren.
Kantoor der In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen dagelijks van .9—1 uren en van 46 uren; van 'sRijks
Directe Belastingen, Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2 uren; van Zegel en Registratie dagelijks van 84
urenvan de Hypotheken en het Kadaster van 9—4 uren.
LEIBSCH
DAGBLA
Voor Leiden, per 3 maanden1.95.
Franco per post2.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Van 1-6 regels f 0.75; iedere regel meer 0.125.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten Tan
1-4 regels 0.90; iedere regel meer f 0.15.
Wij kunnen niet nalaten den volgenden brief ook aan
onze lezers mede te deelen
Mijnheer de Redacteur!
Wel heb ik verbaasd gestaan over hetgeen ik in uwe cou
rant van eergisteren heb gelezen over de broodprijzen. Ik heb
den regel van drieën eens uitgewerkten dat komt uit op
30 centendat nu het brood per kilo zou kosten als er
die fabriek niet was. Ik had wel al met mijne vrouw be
sproken dat sedert die fabriek bakte het brood dan al erg
goedkoop was, maar dat het zooveel scheelde, neen, dat
hadden wij nooit kunnen denken.
Maar nu heb ik een zwarigheiddie eigenlijk mijne vrouw
gemaakt heeft. Hoe zullen het nu de bakkers stellen Die
werden er toch vroeger ook niet rijk van maar hoe komen
die nu met hunne rekening uit Zal de fabriek er die niet
onder werken? Dat zou toch erg zijn. Leven en laten le
ven, zeg ik maar; en dat zult gij ook wel zeggen. Die fa
briek is van groote heeren, die het niet schelen kan of
zij winnen of verliezen, maar een burgerman kan daar
niet tegen. Ik geloof dat mijne vrouw gelijk heeft, ten
minste ik weet er niets op. Maar misschien weet gij er
wel wat op. Daarom schrijf ik u dezen brief, dien ik niet
onderteekenen zalmaar als gij mijn naam wilt wetenzeg
het dan maar in uwe courantdan zal ik hem wel zeggen.
Uw dienstw. Dien.
N. N.
Wij behoeven den naam van den heer N. N. niet te
kennen. Zijn vraag is een zeer gepastedie denke
lijk wel bij meer andere lezers zal zijn opgerezen, en die
wij daarom gaarne openlijk beantwoorden, al weten wij
niet, wie haar ons stelt. Hoe de bakkers bij de tegenwoor
dige prijzen van het brood rekening maken, indien zij
vroeger niet meer dan redelijk voordeel hebben getrokken
kunnen wij niet zeggen, en gaat ons ook eigenlijk niet
aan. Iedere nering in het klein, die met fabriekarbeid
concurreeren moet, heeft dezelfde moeilijkheden.
Voor de burgerij daarentegen is het van het hoogste
belang, dat de levensbehoeften en het brood is de
voornaamste van alle zoo goedkoop mogelijk te beko
men zijn. Kan een bakker niet zoo goedkoop werken als
eene broodfabriek, dan volgt daaruit, dat men het brood
voortaan alleen fabriekmatig moet bakken. De bakkers
moeten zich dan associeeren en gezamenlijk fabrieken op
richten, of zij moeten slijters worden van het brood der
bestaande fabrieken. Die ramp zou zoo groot niet zijn. En
in geen geval zou men om die reden het oprichten van
broodfabrieken moeten afkeuren en verhinderen. Hoeveel
wevers werkten hier ter stede in vorige tijden bij zich aan
huis in het klein. Nu is alle weverij in eenige groote fa
brieken bijeengebracht, tot schade voorzeker van een aan
tal werklieden. Maar zal men daarom de vroegere wijze
van weven terug wenschen? Dan moet men in honderd
andere opzichten insgelijks tot den lang verouderden toe
stand terugkeerenwant iedere verbetering in de industrie
heeft tot tijdelijke schade van cene menigte arme lieden
gestrekt. Dan zouden wij bijvoorbeeld deze courant, en in
het algemeen alle boeken niet langer moeten drukken
maar laten afschrijven, waarvoor veel meer handen noodig
zouden zijn en waaraan veel meer werklieden iets verdie
nen zonden. Maar het terugwenschen van al die onher
roepelijk verdwenen toestanden is ijdel. En gelukkigwant
konden zulke wenschen vervuld worden, wij zouden het
ons weldra bitter beklagen. Iedere verbetering in de be
werking der grondstoffen doet enkelen voor een poos
schade, maar bevoordeelt duizenden voor altijd, omdat
zij de prijzen der waren verlaagt. De moeilijkheden waar
mede de bakkers thans worstelenzijn voorbijgaande
maar voor het geheele publieken in zonderheid voor alle
handwerkslieden, is het eene zaak van het hoogste belang dat
zij thans voor hetzelfde geld een vierde meer brood kun
nen koopen dan voorheen, en dat van eene uitmuntende
qualiteit.
Hoevele gissingen zijn er niet gemaakt omtrent hetgeen
in het comité-generaal was verhandeld? Men vermoedde
algemeen dat er gesproken was over eene gespannen ver
houding tusschen Pruisen 'en Limburg. Maar de ministe-
rieele bladen spraken dit ten sterkste tegen. Nu echter
het Handelsblad en de Arnh. Courant hebben gevraagd:
Waarom moet Nederland zulke verklaringen het eerst ver
nemen van een Pruisisch minister schijnt ons ten laat
ste vergund te worden iets van het groote geheim te ra
den. Hoe weet gij" vraagt men dat de Holland-
sche regeering niet gesproken heeft? Kon men, na't geen
nu blijkt, niet voor goed aannemen, dat het comité be
legd werd om aan de kamer opening van zaken te doen
Hoe kunt gij beoordeelen of de regeering in staat is ge
weest destijds in het openbaar te zeggen, wat nu Frank
rijk en Pruisen verklaren
A bon entendeur demi mot.