Buitenlandsch Nieuws. attestatiën en verhuisbiljetterlde verplichting tot inlevering en vooral de toestand van hemdie zijn belijdenis vroeger afgelegd, ontkent, maar niet intrekt of herroept op een wet telijke wijze. Immers opmerkelijk is de rondborstige verkla ring van Mr. H. Timmers Verhoeven in zijn brief aan Mr. A. A. Weve, die R. Catholiek is, te vinden: //In de laat ste jaren van mijn academische loopbaan werd mijn belang stelling in de godsdienstige leerstukken levend; de collegiën van den Hoogl. Scholten en menigvuldige gesprekken met theologen en niet-theologen het lezen van vele vooral strijd schriften gaven aan mijnen geest al spoedig een andere rich ting en al onderzoekendeook na miju promotiekwam ik op het standpunt van Pierson dat tegenwoordig het fort is waarop door benden van predikanten onder de banier wij blijven" dapper met en zonder tact wordt storm geloopen maar dat even dapper en talentvol door een nog wel klei ner maar moediger schaar wordt verdedigd. Op dit stand punt gekomen beschouwde ik mij niet langer als lid der Hervormde kerk vrijmoedig en openlijk sprak ik steeds mijn gevoelen uit. De tijd van //modderen" is voorbijdie geen moed heeft de slotsom zijner overdenkingen en van zijn on derzoek uit te sprekenverdient geen kind dezer eeuw te worden genoemd." Heden Donderdag zijn 7 personen aangegeven als door de cholera aangetast en 3 als overleden. In het geheel dus aangetast 1 2 90 en overleden 854 personen. Men meldt van den 2den Mei van Malang: de Eur. sergeant E., detachements-kommandant te Soerabaya, zijne huishoudster zoekende, vond haar bij den inl. fuselier Wie- kromodie gerust in Morpheus armen lag te droomenon bewust dat hij den volgenden morgen niet meer zoude ont waken. Zonder iets te zeggen ging de sergeant naar de wacht, haalde uit den patroon-trommel kruit en kogel, laadde zijn geweer en doorschoot daarmede den slapenden fuselier. Door twee pradjoerits werd hij geboeid in een rijtuig naar Soerabaya vervoerd om aldaar voor den krijgsraad terecht te staandiein aanmerking nemende den aan krankzin nigheid grenzenden toestandwaarin de ongelukkige ver keerde, hem waarschijnlijk met eenige maanden detentie zal straffen. De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Donder dag des namiddags te 5 uren 64°, des avonds te 8 uren 60°, te 10 uren 5 8°. Vrijdag morgen te 5 uren 5 5°, te 8 uren 60°, 's middags te 12 uren 64°, 's namiddags te 4 uren 61°. De Koning van Pruisen heeft, op voordracht van den Kroonprins, aan generaal von Steinmetz, bevelhebber van het 5de Pruisische legerkorps, den Zwarten Adelaar geschon ken. Men prijst het in den Kroonprins, dat hij op die wijze hulde heeft gedaan aan de verdiensten van een officier, die onder hem misschien meer dan iemand anders bijgedragen heeft tot de in Bohemen behaalde overwinningen. De //Neue Freie Presseeen van de groote dagbla den van Weenenzegt in haar nommer van den 14den de zer: //Volgens de //Militar Zeitung" is de reorganisatie van ons Noorderleger nagenoeg volbracht. De eerste kolonnes van het Zuiderleger zijn reeds den 12den dezer te Weenen aan gekomen; eiken dag worden 20 a 25,000 man troepen uit ons zuidelijk gebied naar het noorden overgebracht, alzoo zullen wij over eenige dagen tusschen Weenen en Olmiitz 400,000 man troepen hebbengereed staande om den vijand het hoofd te bieden. Zijne Majesteit de Keizer zal zich bij het leger vervoegen." In militaire kringen te Weenen moet men van oor deel zijndat de Pruisen op drie punten willen trachten over den Donau te komen namenlijk bij Mauternbij Flo- risdorf en bij Hainburg. Gelijk te verwachten was nadat Frankfort tot een opene plaats was verklaard, zijn daar de Pruisen zonder slag of stoot binnengerukt. Meer nog: De bevolking heeft gevlagd en ontving de troepen, die daar ten getale van 7000 man in den avond van den 16den binnenrukten, met volle mu ziek onder luid gejuich. Even als te Frankfort de Pruisen zijn te Bremen de Oldenburgsche troepen den 17den binnengerukt en door hei volk met gejuich ontvangen. De vesting Mainz is thans ook door de Pruisische troepen omsingeld. In al de door hen bezette plaatsen in Nassau, Beieren en Iiessen-Darmstadt, als ook te Frankfort hebben zijeven als overal elderswaar de eigen troepen voor hunne zegevierende wapenen hebben moeten wijken het bestuur aanvaard. Volgens de Augsburgsche //Allgemeine Zeitung" heeft de Pruisische regeering aan Italië 20,00 0 naald-geweren gezonden en het tevens bekend gemaakt met het geheim der patronen. Italië heeft overigens nog 30,000 zulke geweren besteld. Men verwacht weldra een vordering aan Munchen om het schilderijen-kabinet naar Dusseldorf te zenden. Dat ka binet toch is geen Koninklijk eigendom maar aangekocht uit de schatkist van het voormalige graafschap Gulik-Kleef-Berg. Reeds vroeger is daarover proces gevoerdmaar toen heeft men het uit welwillendheid voor den Koning van Beieren laten rusten. Thans is de toestand anders. Een correspon- dent hierover sprekende zegt dat ook te Darmstadt een ga lerij en bibliotheek gevonden wordendie aan Keulen be- hooren. Ook ten aanzien van deze verzamelingen zal het ge voel van recht der Pruisen zeker luide zich openbaren. Vele leden van het Oostenrijksche Keizerlijke huis, namenlijk de aartshertog Karei Lodewijk en gemalin, de aartshertog Wilhelmde aartshertogin Mariede gemalin van den aartshertog Reinier en de aartshertoginnen, doch ters van den aartshertog Albrecht, zouden in den loop van Vrijdag morgen naar Gratz vertrekken, om op het kasteel Eggenburg, in de nabijheid van die vesting, zoolang de oorlog duurt, hun intrek te nemen. In het te Coblenz verschijnende //Tageblatt" leest men het volgende verhaal, afkomstig van een zich noemend oor- en ooggetuige//Toen onze Koning (in de tweede helft der maand Juni) afscheid nam van Prins Frederik Karei, zeide Z. M. onder anderen, met tranen in de oogen //Ik ben een oud man, een man van bijna 70 jarenhoe zou ik er dan nog aan kunnen denken oorlog te voeren Ik verlang niets lie ver danbij mijn doodden vrede na te laten aan mijn volk. Ook weet ik, dat ik het voor God en voor mijn ge weten verantwoorden moet. Voor God kan ik het betuigen ik heb gedaan wat ik konden Keizer heb ik gebedenge beden zoo dringend als het slechts mogelijk is te bidden Ook verlang ik geen voet breed uitbreiding van grondge bied. Alles wil ik toegeven wat overeengebracht kan worden met Pruisens eer. Veel heb ik aangeboden; doch zij willen nu eenmaal den oorlog; zij willen, dat alles weder worden zal gelijk het vóór den 7jarigen-oorlog geweest is en dat gaat toch inderdaad niet aandan zou Pruisen niets meer te beteekenen hebben." Daarop wendde de Koning zich tot Prins Frederik Karei, omhelsde hem en zeide: //Karei! reeds eenmaal (bij het bestormen der Duppeler-schansen) is u een taak opgedragen geworden en destijds hebt gij u daarvan loffe lijk gekweten; thans wordt u een veel zwaardere taak toe vertrouwd." Bij deze woorden stonden ook Prins Frederik Karei de tranen in de oogen. De Koning sprak voort: //God dank, ja, het leger is in een goeden staat; doch of wij de overwinning behalen zullen, dit is in de hand des Heeren. Indien de Heer niet helptis alles toch vergeefs. Ook wil len wij niet overmoedig zijnindien de Heer ons de over winning schenkt." Uit Troppau meldt mendat over het gedrag der Pruische soldaten over het algemeen niet kan geklaagd wor den maar dat hetzelfde niet kan gezegd worden van de hoogere officieren. Een hunner riep den algemeen geachten burgemeester, met wien hij te spreken had, toe: //Hoed af,' toen deze na hem gegroet te hebben den hoed weder wilde opzetten. Aan de geldwisselaars is bevolen om den Pruisi- schen thaler f 1,70) met 2 florijnen 2,40) te betalen. Daarop heeft een huDner zijn kantoor gesloten. De levens middelen, als vleesch, suiker, koffie, tabak, sigaren enz. welke Troppau dagelijks te leveren heeft, vertegenwoordi gen dagelijks een waarde van ruim 5000 ths., bovendien moet dagelijks een vrije tafel van 5 0 couverts voor officie ren aangericht worden. De Pruisische kommandant heeft ook een groote hoeveelheid lampetkannen en kommen flesschen kruiken en glazen geëischt, en daar men die in zoo groote

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1866 | | pagina 2