niet te denkenzoodat de beide huizen totaal zijn afge brand. Een naar de zijde van de kom der gemeente gelegen huis met -pannen en stroo bedekt, had ook vlam gevat, doch. is. nog bij tijds zonder aanmerkelijke schade gered. Heden Donderdag ochtend is in de fabrieken van den heer Petrus Regout te Maastricht een geduchte brand uit gebroken. Gelukkig echter werd geen der hoofdgebouwen aangetast en kunnen dus de werkzaamheden geregeld wor den voortgezet. Van de 7 2 gebouwen zijn er 6 geheel ver nield. De woningen, bureaux, ovens en werkplaatsen bleven behouden. Verbrand zijn een magazijn der werksters, een magazijn met de voorwerpen die voor de tentoonstelling wa ren bestemd, zes paardenstallen, de bergplaats voor embal lage en het mandenmagazijn. Het koetshuis heeft zwaar ge leden. De paarden en voertuigen zijn gered. De schade wordt begroot op f 50,000 a f 60,000. Alles is verzekerd. Ds. V. J. Koningsberger te Hazerswoude heeft voor het beroep naar de Hervormde gemeente te Scherpenzeel bedankt. -Prof. G. J. Mulder te Utrecht heeft een brochure ge schreven over de scheikundige middelen der Nederlandsche regeering tegen de verspreiding der cholera. Wij ontleenen daaruit het volgende bij het heerschen dier ziekte: //Zij verspreidt zich, dat weten wij; zij gaat van een ziek individu uit en infecteert anderen, die vatbaar zijn. //De vatbaren zijn zij, die kleinmoedig zijn, die beangst zijn, die aan afkoeling blootgesteld zijn, die fouten in hun dieet begaan, enz. De directe nabijheid schaadt niet, want de geneeskundigen en de ziekenoppassers, de geestelijken, de geburen hebben door directe nabijheid geen meerdere kans, om de ziekte te beloopendan zijn, die op J of uurs afstands verkeeren. //Heerscht de cholera in een stadzoo zijn allen in die stad in de smetstof gedompeld. Van daar ook velerlei lyden aan diarrhaegestoorde digestie, krampen, duizelingen enz. Van daar ook het veelbeteekenend afnemen van zeer vele andere ziektevormen tijdens de cholera, en het terugkeeren daarvan zoodra de cholera wijkt. *De vatbaren worden aangedaan, en zij, die heden en morgen nog niet vatbaar zijn, worden het overmorgen. //Daarom wil men terecht geene kermissen, niet waar? Daarom geene dronkenschap, geene débauche. //Het is een onwaarheid, dat het eten en drinken de vatbaarheid voor cholera niet zou vermeerderen. Vooreerst is het bekenddat zijdie geen vleesch nuttigenaan cholera meer blootgesteld zijndan anderen. //Is de cholera geene calamiteit, zorg dan ook maar niet voor het drinkwater. Is zij het waarlijk: doe dan wat gij kunt En wekt gij het Nederlandsche volk hartelijk op voor een //bona causa," dan staat het als één man naast u. //In gewone tijden laat men toe, dat er allerlei bronnen van bederf der atmosplieer bestaan: men handelt wel veel over hygiene, maar men doet er weinig voor. Wij Hollan ders redekavelen gaarne. //Dit staat vast, dat gij veilig alle openbare riolen en goten vol vuil laten kunt, als gij in de huizen het vuil buiten uwe zorg laat. //Dus moet men ook alle uitwerpselen zoo het mogelijk isdesinfecteren. //Dat chloorkalk dat doen kan, is sedert zeer vele jaren bekend; chloorkalk doet het door te destruerente ontle den te vervormen. //Alle desinfecterende middelen, zoutzuur, salpeterzuur, weleer zoo hoog geschat, zvvaveligzuur en wat men verder noemen kanworden //unanimo consensu" overtroffen door het chlor. Allen stank neemt het wegalle organische kleur stoffen bleekt het; allerlei bekende organische verbindingen vervormt het; het maakt lijken, die weken in het graf heb ben gelegen, handelbaar; het is het middel, waaraan men zich bij elke desinfectie klemmen mag; en de uitspraak lijdt geen tegenspraak: waar chlor aangewend worden kan, is er mogelijkheid op desinfectie. //Lokale invloeden zijn onmiskenbaar. Rotterdam lijdt door gaans veel, Amsterdam minder. Te Hilversum was, mij be kend, nooit één cholerageval, en het ligt een paar uren van Utrecht, waar de ziekte niet weinig heerschte. //Menig huis is mij bekend, waarin by elke epidemie de ziekte zich. vertoont. //Welnu: houd dan de atmospheer in uw gemeente, in elke buurt, in elk huis zoo zuiver mogelijk. Ruim alle bron- nen van bederf, van stank, van als schadelijk bekende uit- wasemingen op. Verspreid de kennis van den plicht, dat te moeten doen, onder het volk, niet met eene circulaire, maar help dat volk als een bijgeloovig volkdat bij duizenden het boekje van Dr. Bleeker koopt, en zijn drankje in huis neemt, maar door rottende dingen omgeven is, en in dat boekje en dat drankje heil, in de rottende voorwerpen geen onheil ziet. //Ja! gij kunt uwe, om hare zindelijkheid zoo geroemde stinkende en verpeste Hollandsche steden dan niet op een maal reinigenmaar leer dan ten minste door den dood van honderde menschen het te doen voor een volgende epidemie, En doe in de epidemie, wat gij kunt." In den open brief van den heer Busken Huët aan Ds. J. Hooykaas Herderscheedoor den Nederlandschen Spectatormedegedeeldvindt men de volgende schelstee- kening //De Nederlandsche Hervormde kerk is een aristocratische republiek zonder aristocraten. Aan haar hoofd staat een machtelooze Synode, eene onbeduidende vergadering, die na uw eigen getuigenis, zelfs na voorgelicht te zijn door drie theologische professoren, erbarmelijke rapporten uitbrengt, en niet over bijzaken alleen maar over kapitale puntenge lijk de leervrijheid. Die Synode rekruteert zich in den boe zem van provinciale besturen die zich in den boezem van klassikale rekruteren voor welke klassikale de stof geleverd wordt door zich zelf aanvullende kerkeradenalles zoo ouder- wetsch en staatsgezind mogelijk, zonder eenigen invloed van den kant der gemeente-ledenbuiten eenig verband met de openbare meening in den boezem des genootschaps. Zeide ik staatsgezind P voeg er dan bij dat het een kunstmatige staats- geziudheid is, eene staatsgezindheid, waarnaar al die groot heid, die macht, die achtbaarheid ontbreektwelke vóór het jaar 9 5 hier te lande de menschen deed opzien tegen een burgemeester-college, of een vroedschap, of een statenver gadering. En het blijft niet bij het aangeduide. Nu er spraak van is dat Oostenrijk zich ten strijde rust tegen Pruisen en Italië, leest men in de Weener dagbladen; dat kardinaal Rauscher een onderhoud heeft gehad met den Keizer en aan Z. M. de verzekering heeft gegevendat voor het voeren van een rechtvaardigen en nationalen oorlog rekening kon worden gemaakt op bijdragen uit de kerkelijke goederen. Lieve hemel, hoe kwalijk zou Koning Willem III van de reis komenindien hij ingeval van naderend krijgsgevaar de Hervormde Synode bij zich ontbood en hij bij dat Hoog Eerwaardig collegie aanhield om pekuniële assistentie. De Hervormde kerk toch is zoo berooid als Job; en zelfs moet zij, om voor de gerevideerde vertaling van het naar dien patriarch genoemde en van andere bijbelboeken een uitgever te vinden, hare toevlucht nemen tot praktijken, waardoor zij zich in onze boekverkooperswereld in het geheel geen vrienden maakt. De Nederlandsche Hervormde kerk, dat lichaam met zoovele tienduizenden van leden, bezit geen rooden duit. Te nauwernood kan zij de presentiegelden van hare dignitarissen of de bureaukosten van hare geheimschrij vers dekken. Om aan hare professoren een sobere toelage als akademiepredikers te verzekerenmoet de publieke schatkist aangesproken worden. Uit eigen middelenkan zij het kleinste dorps-kapelletje niet bouwen. Voor hare noodlijdende kerken en personen vaardigt zij jaarlijks een bedelbrief uit, en om voor hare emeritus-predikanten en predikants-weduwen op een pensioentje te kunnen rekenen, moet zij zwijgend, namens hen en haar, vooraf de onbescheidenheden doorslikken haar toegeduwd door een uit RoomschenIsraëlieten en vrijden kers samengestelde volksvertegenwoordiging, hier en daar gestoffeerd (en dan nogmet een Gereformeerd geloovige of wat. Ik bid u, waarde vriend, zou le culte du beau, indien het Hervormd gedeelte der Nederlaudsche Natie aan dat euvel iets manker ging dan het doet, niet eene noe menswaardige verbetering in dien toestand kunnen brengen? Zou de Hervormde kerk daardoor niet te bewaren zijn voor het droevig vooruitzichteenmaal van den arme begraven te worden Bij de op het Raadhuis plaats gehad hebbende aanbe steding van het schoonmaken en herstellen der bonwallen, waren laagste inschrijvers van het 1ste perceel J. Boudrl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1866 | | pagina 2