«tt Brievenbus. UEd. Dw. Dr., Per Telegraaf. Beursberichten. 54* 57] BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Hazerswoude Overwegende, dat, volgens de verklaring van den deskundige J. E. REICHMAN, Rijks-veeart9door de besmettelijke veeziekte zijn aan getast en daaraan gestorven: van JAN BOL, te Hazerswoude, eene zwart witkop Koe, oud zes jaren; van ARIE HUBERTUS SPRUIJT, te Hazerswoude, eene zwart witkop Koe oud vijfjaren; van QUIRINUS STRENG, te Hazerswoude, eene roodbonte Koe, oud vijf jareneene zwartbonte dito, oud vijf jaren; een dito Vaars, oud twee jaren; eene zwart witkop Koe, oud vijf jaren; van DIRK KWAKERNAAK, te Ha zerswoude, eene witbonte Koe, oud zes jarenvan ARIE VAN HOLST, te Hazerswoude, eene zwartbonte Koe, oud zeven jaren; van HEN DRIK PETERS, te Hazerswoude, eene witbonte Koe, oud vijfjaren; van JACOBUS STRAATHOF, te Hazerswoude, een zwartbonte Koe, oud zes jaren van CORNELIS KRAAN te Hazerswoudeeeue blaauw- bonte Koe, oud vijf jaren; twee zwart witkop Koeijen, oud zes jaren; van PETRONELLA VAN DER KRANS Wed. ADRIANUS VAN MUL- LEM te Hazerswoude, een zwartbonte Vaars, oud twee jaren; van JAN VAN OMMERING, te Hazerswoude, twee zwartbQnte Koeijen, oud vijfja ren; van GOVERT VAN DER POEL te Hazerswoude, twee vaal witkop Koeijen oud vijfjaren; van WILLEM VAN DAM, te Hazerswoude, twee zwartbonte Koeijen, oud vijf jaren, en eene zwart witkop dito, oud vijf jaren; van HUBERTUS KOOT te Hazerswoude een zwart witkop Stier, oud een jaar. Overwegende, dat, volgens die verklaring, de onteigening van ge noemde runderen noodzakelijk is, ten einde die, ter voorkoming van verdere uitbreiding dier ziekte, met de huid te kunnen begraven; Gelet op de artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au gustus 1851 Staatsblad N°. 125). Hebben besloten 1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenenen nk inkerving der huid, met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid onge- bluschte kalk, ter behoorlijke diepte te doen begraven, en 2°. Dit besluit onmiddelijk mede te deelen aan Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Hollandaf te kondigen binnen de Ge meente en te plaatsen in bet Leidsch Dagblad. Hazerswoude den 20 April 1866. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, D. VAN DEN AKKER l. s. C. VAN DER VLIES. In zeker dagblad worden door twee inzenders feiten me degedeeld, die ieder weldenkende met verontwaardiging moe ten vervullen. De politiezoowel in de hoofdstad als in een andere gemeente, zou, naar verzekerd wordt, ongelukkige slachtoffers van verleiding, die het verblijf der ontucht wa ren ontvluchtweder met geweld daarheen hebben gevoerd omdat zij hare schuld bij de bordeelhoudster nog niet had den voldaan! Ik deel in het gevoel van afkeer, dat aan de schrijvers dier stukken de pen in de hand gaf. Het is ech ter niet zoozeer om de gesignaleerde feiten nog nader te brandmerkendat ik voor deze regelen een plaatsje verzoek als wel om te antwoorden op de twee vragen die in het tweede stuk gedaan worden. Die vragen zijn: 1°. Bestaat er in Nederland een wet, die zulk een han deling van de politie gedoogt? 2°. Zoo neenkan dan zoodanig feit straffeloos geschieden Op beide vragen moet een ontkennend antwoord gegeven worden. Wat de eerste vraag betreft staat het op den voorgrond dat de kennisneming van schuldvorderingen buiten de be moeiingen der politie ligt en tot den werkkring der rech terlijke macht behoort. Zoo dus al de overeenkomst, waarbij een bordeelhoudster bedingt dat haar slachtoffer haar huis niet zal verlaten voordat hare schuld zal zijn afgedaan, als geldig ware te beschouwen - hetgeenmet het oog op art. 14 alg. bep. en art. 1371 burg. wetb. zeer te betwijfelen is dan nog moet die vrouwwanneer hare medecontrac- tante heimelijk em in strijd met dat beding, hare woning verlaat, de tusschenkomst des rechters inroepen. De politie ambtenaar dus diein stede van haar daarheen te verwij zenzich zelf de zaak aantrekt, overschrijdt de grenzen zijner bevoegdheid. Die onzedelijke inmenging der politie ten behoeve van bordeelhoudsters steunt niet alleen op geen wet, maar is zelfs in strijd met een aanschrijving van hooger hand. Bij circulaire van 7 Juni 1860 heeft de toenmalige Minister van Justitie Godefroi de aandacht der fungeerende directeu ren van politie gevestigd op het misbruik, dat somtijds in buizen van ontucht vrouwen als gevangen worden gehou den wanneer zij het verlangen tot vertrek te kennen gege ven hebben, zonder vooraf hare schulden te hebben afbe taald. De Minister verzocht daartegen te waken en beval daartoe der politie o. a. aande vrouwenin bedoelde hui zen verblijvende, te onderrichten van //de bevoegdheid, die zij hebben om die huizen des verlangende te verlaten". De politie-ambtenaar - en hiermede kom ik tot de tweede vraag - die een ongelukkige verdwaalde terugvoert naar het huis dat zij ontvlucht isvalt (tenzij den rechter zijne goede trouw en onwetendheid mochten blijken) in de ter men van art. 114 wetb. van strafrecht, want hij begaat eene daad van willekeur, waardoor inbreuk geschiedt op de persoonlijke vrijheid van een burger." Hij kan alzoo veroordeeld worden tot eene gevangenisstraf van 1 tot 3 jaren, met of zonder geldboete van f 10 tot/"5Ü0 en ont- zetting van zekere rechten (zie art. 6 der wet van 29 Jum 1854, Stbl. N°. 102). Zoo hij hetgeen wel meestal het geval zal zijn gehandeld heeft op last van zijn chef, dan is deze de strafrechtelijk verautwoordelijke persoon. M akt hij zich ook medeplichtig aan het gevangenhoudendan is hij bovendien, even als de bordeelhoudster zelve, strafbaar volgens de artt. 311 en volgg. van genoemd wetboek. Ik meen hiermede onze wetgeving te hebben verdedigd tegen de bij velen naar het schijnt, bestaande verdenking, alsof zij zoo ongehoorde feiten als nu aan het licht zyn ge komen toeliet. Laat ons hopen dat maatregelen van hooger gezag eene herhaling daarvan zullen beletten. Ik heb de eer te zijn 's-Hage. Mr. E. L. van Emden. BERLIJN, 19 April. Uit Munchen wordt gemeld dat waarschijnlijk overmorgen te Augsburg een conferentie van Ministers zal worden gehouden, ten einde te beraadslagen over de quaestie van de bondshervorming. Het is twij felachtig of Keurhessen en Hanover daarbij zullen worden vertegenwoordigd. WEENEN, 19 April. Volgens de Debatte is het Weener Kabinet voornemens te Berlijn het voorstel te doenom een korten termijn voor wederzijdsche en gelijktijdige demo biliseering vast te stellen. Naar een andere lezing is in de eerstvolgende zitting van den Bondsdag een voorstel van Beieren te wachtenstrek kende om van de Duitsche groote mogendheden een gelijk tijdige ontwapening te eischen. WEENEN, 19 April. De Abendpost meldt dat pe ant- woord-nota van Oostenrijk op de depêche van graaf Russell, waarvan de tekst door den Wurtembergschen Staats-Anzeiger bekend is gemaaktgeheel apocrief is. De Oostenryksche regeering heeft geene kennis van het bestaan van zóódanige Britsche depêche. amsterdam, 20 April nederl. Werk. Sch. 21 u h h 3 H ii 4 spanje Buitenl. 2] it Binnenl. 3 Portugal te Londen. 3 u 18 5 615 9 3 rusland 1798/1816 5 u 1828/29 5 a otieglitz Co. 4 n h 5* Serie 5 ii u 6e H 5 n Sp.-aand. volg. 5 oostenrijk Metal. 5 u 2] 9 Rente Amst. 5 n Nationale. 6 tt N. Leening 5 5 pCt. Turken 32]. 5 pCt. Amerika 68]. Mexico 19]. 7 Ohio Spw. 60]. 6 1882 74^. Grieken lij. Cert. 111. centr. Spg. 86. Mt. Coup. 26.50. Nation. 28.05. amsterdam, 20 April. Koolzaad Oct. 66] - Raapolie vliegend 53. Mei 51]. Lynolie vliegend 40]. - Mei 40. Tarwe onveranderd, Rogge loco op levering 3 gul* den lager. Leidenter Boekdrukkery van A. W. SIJTHQFF. I. pCt. n ii ii 9 H II n u n 9 II II II 59 i 70 1 1 5 35] 69A 70' 92] 36] 43] 43 i 1 5 36 j7f 43] 99] 61 77] 77] 184 51] 26] 72] 517 26tV 725 ii ö4T6 57] 52 54] 58

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1866 | | pagina 4