NEEF,
DE
SCHOUWBURG TE LEIDEN.
jüfvrouw
De Tooueelisten van den Rotterdamschen Stads-Schouwburg,
onder Directie van J. ED. DE VRIES, zullen de eer
hebbente vertoonen
op WOENS19AG 41 APRIL,
Beroemd Tooueelspel in drie Bedrijven naar het Hoogduitsch
(der Vetter) van Roderich Benedix schryver van
Mathilde of een Vrouwenhart.
GEVOLGD DOOR
Blijspel met Zang in één bedrijf, naar het Hoogduitsch
vertaald door den Heer Manus.
I
([Beide stukken nooit alhier vertoond.
Aanvang 7 uur.
Deuren open n
Entrée-Billetten zijn op den dag der Voorstelling verkrijg
baar tegen verhooging van 5 Cents.
De plaatsen zijn te bespreken in den Schouwburg voor
Aandeelhouders op Dingsdag 3 April j
voor Niet-aandeelhouders op den Speel- >van\0 tot 1 uur.
dag 4 April
Vrij van de regten van zegel en registratieingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zwammerdam
Overwegende, dat, volgens de verklaring van den deskundige J. E.
RE1CHMAN, Rijks-veearts, door de besmettelijke veeziekte zijn aange
tast en daaraan gestorven: van CORNELIS VAN DER WAAIJ, te
Zwammerdam, een blaauwbonte bles Koe, oud 4 jaren, en een vale
bles Schot, oud 3 jaren; van BARTHOLOMEUS JANSEN, te Zwam
merdam, een zwarte witkop Koe, oud 8 jaren; van JOHANNES
HEEMSKERK, te Zwammerdam, een zwartbonte Koe, oud 6 jaren,
en een blaauwbonte Koe, oud 5 jaren.
Overwegende, dat, volgens die verklaring, de onteigening van ge
noemde runderen noodzakelijk is, ten einde ze ter voorkoming van ver
dere uitbreiding dier ziekte, met de huid te kunnen begraven;
Gelet op de artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125).
Hebben besloten:
1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenen en na inkerving
der huid, met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid onge-
bluschte kalk, ter behoorlijke diepte te doen begraven, en
2°. Dit besluit onmiddelijk mede te deelen aan Heeren Gedeputeerde
Staten der Provincie Zuid-Hollandaf te kondigen binnen de Ge
meente en te plaatsen in het Leidsch Dagblad.
Zwammerdam, den 30 Maart 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. SMEDA.
De Secretaris
BRACK.
Vrij van de regten van zegel en registratie ingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865 No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Wassenaar c. a.;
Overwegende, dat op den 29 Maart 1866 door LEONARDUS DE
KOK, van beroep Veehouder, wonende te Wassenaar, bij den Bur
gemeester aangifte is gedaan dat een stuks rund, afgezonderd staande
in eene stal bij zijne woning, door ziekte is aangetast.
Overwegende, dat uit het rapport van den deskundige P. T. RIJ
NENBERG blijkt, dat een blaauwbonte vijfjarige melkkoe, hierboven
bedoeld, is aangetast door de besmettelijke veeziekte, en dat de ont
eigening en afmaking daarvan ter voorkoming van verdere uitbreiding
dier ziekte, dringend noodzakelijk is,
Gelet op de artt. 59 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125).
Hebben besloten:
1°. Boven omschreven rund onmiddelijk te onteigenen, te doen af
maken en na inkerving der huid, met bijvoeging van eene ge
noegzame hoeveelheid ongebluschte kalk, ter behoorlijke diepte te
doen begraven;
2". Dit besluit onmiddelijk mede te deelen aan Heeren Gedeputeerde
Staten der Provincie Zuid- Hollandaf te kondigen binnen de Ge
meente en te plaatsen in het Leidsch Dagblad.
Wassenaar, den 30 Maart 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
H. C. VAN CALCAR.
De Secretaris
T, J. VAN BERGEN.
Vrjj van de regten van zegel en registratieingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Koudekerk-,
Overwegendedatvolgens de verklaring van den deskundige J.
ZUIJDWIJK, wonende alhier, door de besmettelijke veeziekte zijn
aangetast en daaraan gestorven: van A. HOOGEBOOM, te Koudekerk,
drie zwart witkop Koeijen oud zes jareneene zwartblaar Koeoud
acht jaren, en eene zwartbont Koe, oud vier jaren, en van E. ZIRK-
ZEE te Koudekerk eene witbont Koeoud acht jaren.
Overwegende, dat, volgens die verklaring, de onteigening van ge
noemde runderen noodzakelijk is, ten einde die, ter voorkoming van
verdere uitbreiding dier ziektemet de huid te kunnen begraven
Gelet op de artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125).
Hebben besloten
1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenenen nil inkerving
der huid, met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid onge
bluschte kalkter behoorlijke diepte te doen begraven en
2°. Dit besluit onmiddelijk rgede te deelen aan Heeren Gedeputeerde
Staten der Provincie Zuid-Hollandaf te kondigen binnen de Ge
meente en te plaatsen in het Leidsch Dagblad.
Koudekerk, den 31 Maart 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester
E. H. J. CUNzEUS.
De Secretaris,
VAN EGMOND.
Yrü van da regten van zegel en registratieingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Bodegraven;
Overwegende, dat, volgens de verklaring van den deskundige E.
OVERBOSCH, Rijks-Veearts, door de besmettelijke veeziekte zijn aan
getast en daaraan gestorven: van FREDRIK BRUNT, te Bodegraven,
een zwartbont Rund, oud vier jaren; een dito, oud een jaar,- een
dito, zijnde witkop, oud vier jaren; een dito, oud zeven jaren; een
roodbont Rund, oud drie jaren; een wit Rund, oud drie jaren; van
ARIE MOLENAAR, te Bodegraven, een zwartbont Rund, oud zeven
jaren; een dito, oud zes jaren; een dito, oud vijf jaren; een dito,
oud drie jaren; een blaauwbont, oud een jaar; een dito, oud drie
jaren; een dito, oud driejaren.
Overwegende, dat, volgens die verklaring, de onteigening van ge
noemde runderen noodzakelijk is, ten einde ze, ter voorkoming van
verdere uitbreiding dier ziekte, met de huid te kunnen begraven;
Gelet op de artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125.)
Hebben besloten:
1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenenen na inkerving
der huid, met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid onge
bluschte kalk, ter behoorlijke diepte te doen begraven, en
2°. Dit besluit onmiddelijk mede te deelen aan Heeren Gedeputeerde
Staten der Provincie Zuid-Holland, af te kondigen binnen de Ge
meente en te plaatsen in het Leidsch Dagblad.
Bodegraven, den 31 Maart 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester
J. VAN DAM Jz.
De Secretaris,
L. GOLDBERG.
Vrij van de regten van zegel en registratie ingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865 No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Valkenburg;
Overwegende dat, volgens de verklaring van den deskundige PIE-
TER DEN DAAS, wonende te Valkenburgdoor de besmettelijke
veeziekte zijn aangetast en daaraan gestorven: drie Kalveren, van DIRK
BINNENDIJK, Landbouwer te Valkenburg, twee zwart-witkop Kal
veren, oud vier weken, en eene grimel witkop Kalf, oud vijf weken.
Overwegende datvolgens die verklaring de onteigening van ge
noemde runderen noodzakelijk is, ten einde ze, ter voorkoming van ver
dere uitbreiding dier ziekte met de huid te kunnen begraven
Gelet op de artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125).
Hebben besloten:
1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenen en nil inker
ving der huid met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid
ongebluschte kalkter behoorlijke diepte te doen begraven, en
2°. Dit besluit onmiddelijk mede te deelen aan Heeren Gedeputeerde
Staten der provincie Zuid-Hollandaf te kondigen binnen de Ge
meente en te plaatsen in het Leidsch Dagblad.
Valkenburg, den 1 April 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
J. MULLER.
De Secretaris
J. J. BONTE Weth. I. s.
Vrij van de regten van zegel en registratie, ingevolge het Koninklijk
besluit van den 6den September 1865No. 52.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Warmond;
Overwegende, dat, volgens de verklaring van den deskundige WIL
LEM VAN SCHIE, door de besmettelijke Veeziekte zijn aangetast en
daaraan gestorven: van JOHANNES VAN DER WILK, te Warmond,
eene zwart witkop Koe, oud vier jaren; van ARIE VAN STEEN, te
Warmond, eene zwart witkop Koe, oud twee jaren.
Overwegende, dat, volgens die verklaring, de onteigening van ge
noemde runderen noodzakelijk is ten einde ze, ter voorkoming van ver
dere uitbreiding dier ziekte, met de huid te kunnen begraven;
Gelet op de Artt. 69 tot en met 72 der Wet van den 28sten Au
gustus 1851 Staatsblad N°. 125).
Hebben besloten:
1°. Boven omschreven runderen dadelijk te onteigenen en na inkerving
der huid, met bijvoeging van een genoegzame hoeveelheid onge
bluschte kalk, ter behoorlijke diepte te doen begraven, en