VADERLAND EN ORANJE.
Advertentiên.
KIESVEREENIGING
Zeederberg, geb. te Kaapstad, met een Academisch proef
schrift getitelt: over Physiach onderzoek van het hart en
de groote bloedvaten en tot Doctor in de Chirurgiede heer
M. de Keyzermed. dr. geb. te Alphen aan den Rijnmet
Theses.
OFFI€lt:gL 9HKU W».
Gewezen vonnissen in strafzaken door het kantonge
recht op 1 Mei 1866.
1 wegens het rijden over de kleine straatsteenen.
1 wegens het uitslaan van matten na den gezetten tijd.
8 wegens zich op de openbare straat in staat van kennelijke
dronkenschap te vertoonen.
1 wegens het baggeren in een ringsloot zonder consent.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden is ver
gunning gevraagd door D. van Schieveehandelaartot het
bewaren van meststoffenop het open erf in de Kaarsenma-
kersstraat, achter zgn veestalling aan de Waardgracht, Wgk
VIII, N°. 471.
Tot hfct hooren der eigenaars en bewoners van de naast-
bijgelegen en belendende panden, ten opzigte der infor-
matiën de commodo et incommodo, zal door Burgemeester
en Wethouders worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Ge
meente op Maandag den 8sten Meides voormiddags ten
11 uren.
Leiden, den 4 Mei 1865.
De ondergeteekenden hadden de eerin hunne missive
van den 2 8 November 11. aan den Algemeenen Kerkeraad
van de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Leiden, ken
nis te gevendat zij het van hunnen pligt hadden geacht
de beschuldigingen van den Heer H. Zaalberg tegen de Ge
meente-Commissiebetreffende het beheer der kerkelijke goe
deren van genoemde Gemeente, en de wederlegging daarvan
door den Heer J. Scheltema ernstig en naauwkeurig te on
derzoeken en te vergelijken met de van wege den Kerkeraad
goedgekeurde rekeningende daarbij behoorende bescheiden
notulen en andere stukken in het archief der Gemeente-Com
missie, ten einde op te sporen aan welke zijde de waarheid
was. Als den uitslag van dat onderzoek berigtten zij tevens
aan den Kerkeraaddat de opgaven en cijferszoo als die
door den Heer Scheltema in zijne Toelichting I, II en III
zijn medegedeeld, volkomen juist waren, en dat ia elk op-
zigt de waarheid aan zijne zijde was.
Ofschoon deze onze openbare verklaring geene bevestiging
behoefdedaar zij op officieële voor de Leden der Gemeente
toegankelijke stukken berusttezoo hebben de ondergetee
kenden toch met genoegen opgemerkt, dat zelfs de Heer H.
Zaalberg zich genoodzaakt heeft gezien, in zijn laatst ge
schrift zijne menigvuldige vergissingen en dwalingen te er
kennen en dat hij niet ééne van al de door hem geschre
ven onwaarheden heeft kunnen verdedigen. Doch te midden
van die ingewikkelde bekentenissen van schuld komen nieuwe
beschuldigingen voor tegen de Gemeente-Commissie, die op
nieuw wedersproken zijn door den Heer Scheltema in zijne
Toelichting IV.
De ondergeteekenden hebben het van hunnen pligt ge
acht ook deze nieuwe beschuldigingen van den Heer H.
Zaalberg en het geschrevene door den Heer Scheltema te
toetsen en te vergelijken met al de daarop betrekking heb
bende officieële stukken in het archief der Gemeente-Com
missie. Bg dit gemeenschappelijk naauwlettend onderzoek is
het aan de ondergeteekenden gebleken, dal ook nu de waar
heid in alle opzigten is aan de zijde van den Heer Scheltema,
en dat de Heer H. Zaalberg zich op nieuw aan het schrij
ven van onwaarheden en onjuiste opgaven heeft schuldig ge
maakt. Niet ééne van zijne beschuldigingen tegen de tegen
woordige en tegen de vroegere reeds ontslapen en hoogge
achte leden der Gemeente-Commissiede HH. Jhr. D. P.
van Alphen, J. Brill, Mr. P. Buijskes, Mr. P. S. Cromme-
lin, Mr. P. F. Hubrecht, Mr. H. A. Nederburgh, Prof. G.
Sandifort en Mr. A. O. E. Graaf van Limburg Stirum,
heeft eenigen grond. Al de beschuldigingen steunen op on
juiste cqfera en opgavendie de Heer H. Zaalberg even
wel als de bewgzen daarvoor niet schroomt aantevoeren.
Het moet voor den Kerkeraad, waarvan de Commissiën
gedurende eene reeks van jaren de rekening en verantwoor
ding van de Gemeente-Commissie jaarlijks hebben nagezien
en goedgekeurd, eene allezins verblijdende verklaring zgn,
dat thans uit een opzettelijk en naauwkeurig onderzoek van
het vroeger en van het tegenwoordig beheer der kerkelijke
goederen gebleken is, dat deze administratie bg uitnemend
heid deugdelijk mag genoemd worden, en dat zelfs sommige
leden daarvan niet alleen de kas bij tijdelijke verlegenheid
gesteundmaar daaraan nu en dan aanmerkelijke giften ge
schonken hebben. Het is eene opmerkelijke en voor de Ge
meente en voor Uwe Vergadering verblijdende ervaringdat
in eenen strjjd van elf jaren en na het rusteloos zoeken
van eenige weinigenom op de vroegere en tegenwoordige
Gemeente-Commissie beschuldigingen te kunnen werpenniet
eene enkele vlek op deze administratie is kunnen geworpen
wordenen de deugdelijkheid daarvan door die ongegronde
beschuldigingen is aan het licht gekomen.
Is van de eene zijde deze ervaring voor den Algemeenen
Kerkeraad verblijdendvan den anderen kant moet het voor
Uwe Vergadering, die op Christendommoraliteit en waar
heid gegrond is, even als voor zoo vele leden der Gemeente,
hoogst bedroevend zijn op te merken, op welke ondeugende
kronkelpaden zich de onwaarheid en kwade trouw bewegen
ten einde de bedoelingen tegenover de Gemeente-Commissie
te bereiken. De voor de Gemeente hoogst nadeelige gevol
gen daarvan blijven ook niet achterwege en breiden zich
meer en meer uit, en de lofwaardige waarschuwingen van
de leden Uwer Vergadering, van mannen als Niermeijer en
Brown, om van geene nog levende Predikanten, Ouderlin
gen en Diakenen te gewagen, in hunnen brief van den 26
Januarij 1855 worden steeds meer en meer vervuld, en
daar het van verschillende zijden gebleken is, dat op het
beheer der Gemeente-Commissie geene aanmerkingen van eenige
beteekenis gemaakt zijnzoo kan in dat beheer geen grond
gelegen zijn van den noodlottigen strijd. Zeer vele leden der
Gemeente en de ondergeteekenden durven dan ook van Uwe
Vergadering eene welgemeende en ernstige poging verwach
ten om het bestaande kwaad tegentegaan en de Gemeente
voor verdere schade en onheilen te bewaren. De Leidsche
Gemeente verdient niet, dat, om aan den lust en de begeerte
van eenige weinigen te voldoenhare belangen in een regts-
geding tegen zich zelve worden benadeeldbehalve de on
rust, tweedragt, strijd en verwijdering, die daardoor wor
den teweeggebragten waarvan de openbare Godsdienst
oefeningen om geene andere treurige verschijnselen te noe
men de bewijzen dragen.
De ondergeteekenden zullen ook deze verklaring openbaar
maken.
Dr. C. W. H. VAN KAATHOVEN.
P. G. HUBRECHT.
TAETS VAN AMERONGEN.
A. H. VAN DER BOON MESCH.
P. G. C. EIGEMAN.
De Kiesvereeniging heeft in hare Vergadering van den
26sten April 11. metalgemeene stemmen besloten, om als Can-
didaten voor het Lidmaatschap der Provinciale Staten
van Zuid-Hollandwaarvan de verkiezing aal plaats hebben
op Dingsdag 9 Mei a. s., aan te bevelen de Heeren
Mr. D. TIEBOEL SIEGENBEEK,
Jbr. Mr. J. L. Cr. VAN DEN BERGH VAN HEEMSTEDE,
Mr. C. COCK.
Namens de Kiesvereeniging voornoemd
KNEPPELHOUT VAN STERRENBURG, Voorz.
LE POOLE, Secretaris.
Aan den Praeses van den Algemeenen Kerke-
raad der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Leiden
is de volgende verklaring toegezonden
J. B. DE MOEN.
Aan
den Algemeenen Kerkeraad van de Nederduitseh
Hervormde Gemeente te Leiden.