i\°. 1357. Woensdag 15 Maart. A".
Kritiek.
lAIDSCII lilliBllll
Deze Courant verschijnt eiken rlag be
halve Zon- en Feestdagenen kost voor
Leiden 1.95, en franco per post ƒ2.80
in de drie maanden. Afzonderlijke Nom-
mers Vijf Cents.
Prijs der Advertentiën1-6 regeIs/0.75.
Iedere regel meer 12^. Cts. Geboorte-, hu
welijks- en doodberigten van 1-4 regels/0.90.
Iedere regel meer 15 Cts. Bekendmakingen van
genootschappen 5 Cts. Zegelrecht 35 Cts.
Spoortreinen van Leiden naar s GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 1 m.; 12 u. 51 m.; 3 u. 46 ra.; 6 u. 6 ra.,
9 u. 5 m. naar Haarlem en Amsterdam te_' 8 u. 44 ra.; 11 u. 43 m.; 2 u. 56 m.; 4 u. 49 m.; 9 u.
Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 4 u., de overige dagen, uitgezonderd des Zondags, 5 u.; van
Amsterdam Beerebijt) naar Leiden, dagelijks ten 2 u. 's namiddags, des Zondags buiten dienst.
Postbusligtingeii aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat:'s morgens te 8 u. en te 10 u. 50 ra.; 'a namiddags te 3 u, 45m,
'savonds te 8 u. en op de Zondagen alleen ten 10 u. 50 m. en 3 u. 45 m. 'snaraiddags.Oost-Indische Landpost. Over Southampton
I eu 17 over Triest, 7 en 23; over Marseille, 9, 16 eu 25 van elke maand.West-Indische den 14 en voorlaatsten ivau elke maand.
Rijks-Telegraaf. Dagelijks geopend van 8 uur 's m. tot 9 uur 's av. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van 7 u. 30 m.'s ra. tot 10». 30 m. av.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uur.
Commissie vati Fabricage, Woensdag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur. - President der Commissie van Fabricage des Zaturdags van
II 1 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 10 4 uur. - Thesauriedagelijks van 102 uur.- De Gemeente-Architect
is t< spreken op het Raadhuis, eiken werkdag van 's morgens 12 1 uur.
Kantoor der Plaatselijke Aocijuaen, dagelfjks van 82 uur en vau 47 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Acoijnsen
dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe B-HustiugonvlamJag', Dingsdag, Woensdagen Donderdag vau 92
uur. van Zegel, Registratie dagelijks van 84; van de Hypotheken en het Kadaster van 94 uur.
i.
Het hoofdbeginsel van onzen tijd is de kritiek op elk ge
bied en 't is een heilzaam en loffelijk beginselomdat liefde
tot de waarheid daarvan de voorname grondslag en drijfveer
is. Eeu hoofdvereischte evenwel moet zijn dat zij onbevangen en
onbevooroordeeld geschiedt en een billijken maatstaf heeft.
Hoogmoedige zelfverheffing moet daarbij buiten gesloten blij
ven en toch schijnt het menigmaal, als de kritiek ter hand
genomen wordt, alsof al wat vóór onzen tijd is gedacht,
verrigt of beslist, den stempel draagt van een tijd der
kindschheid en onnoozelheidzoo al niet van oppervlakkig
heidpartijdigheid en autoriteitsgeloof, ofschoon men toch
niet nalaten kan hulde te brengen aan klassieke overblijfselen
der oude dichtkunst, schilderkunst, toonkunst en letteren:
aan antiquiteiten op elk gebied. In weerwil daarvan zien we
toch dagelijks uit de hoogte oordeelen over al wat den stem
pel draagt van vroeger tijd zelfs in het dagelijksch en maat
schappelijk leven.
De brochure van den heer H. Zaalberg levert daarvan op
nieuw het bewijs. Het beheer der kerkelijke goederen en
bezittingen van de Hervormde gemeente alhier, zooals het
in de laatste dertig jaren is gevoerdwerd opgerakeld
en veroordeeldofschoon het op een wettelijke wijze goed
gekeurd in onzen tijdwaarin aan voldongen feiten (faits
accomplis) zooveel waarde en beteekenis wordt toegekend
moest geacht worden tot de afgedane zaken te behooren. De
heer Z. erkent, dat hij in menig opzigt gedwaald en zich
vergist heeft, maar zijns ondanks. 13 het verschoonlijk een
kritiek te oefenen als men de bronnen waaruit men putten
moet, niet bezit, maar zich verlaat op de hoogst gebrekkige
en onvoldoende, die op een dwaalweg leiden? De dwaling
was dus niet zijns ondanks, maar was te voorzien, en of
schoon het loffelijk is haar te belijden, toch is het begin
sel, van waar hij uitgaat, niet edel te noemen. I9 het dan
niet zeer natuurlijk, dat veel meer waarde werd toegekend
aan de verklaring van de zes heerendie in de Leidsche
bladen van 30 November 11. een verklaring lieten plaatsen
die getuigt van een naauwkeurig onderzoek der echte bronnen
Van verschillende zijden dringend aangezocht, om een
kritiek te geven van de lijvige brochure, voldoen wij daar
aan uit pligtbesef niet alleen maar ook om het belang dat
er in gelegen is door openbaarmaking der waarheid op een
onpartijdige wijze ons aangenaam te maken aan de conscien-
tiën onzer lezers, die allen betrokken zijn in een geschil,
dat zooveel onrust, verdeeldheid en nadeel berokkent, om
dat het invloed heeft op de behartiging van de algemeene
plaatselijke belangen en de kalme en onpartijdige overwe
ging van hetgeen het algemeen welzijn betreft vaak in den
weg staat.
Onze beschouwingen voortzettende over de brochure van
den heer Z. stuiten wij op meer dan eene moeijelijk te ver
dedigen uitdrukking: //ik beken, dat ik dat stukje niet met
gelijke bezadigdheid schreef als het tweede en het derde en
dat ik toen te veel op mijn geheugen vertrouwde, waardoor ik
vergissingen begaan heb. Ik schreef het eerste artikel van
dat stukje kort nadat de toelage tot het traktement van
HH. predikanten was ingetrokken. Het tweede en derde ar
tikel schreef ik op reis geheel uit mijn geheugen ter neder
en ik zond die van elders op naar de redactie der Leidsche
Courant." Uit een en ander blijkt toch, dat de beschuldi
gingen van een ontrouw beheer den toets van grondigheid en
eerlijkheid niet konden doorstaan, als zij onder de werking
van hartstogt en onder de indrukken van het oogenblik
werden openbaar gemaakt, waartoe kalme, beraden en waar
heidlievende gezindheden een hoofdvoorwaarde zijn. En over
de bronnen, waaruit de beschuldiging van slordig of wan
ordelijk of ontrouw beheer zijn geput, breekt de schrijver
zelf den staf, hoe is het dan mogelijk zich te vergrijpen
aan den goeden naam van de beheerders, wanneer men niet
zeker is, dat de kritiek grondig kon worden uitgeoefend?
En toch blijft de heer Z. in de meening //dat hij in den
grond der zaak liet recht aan zijne zijde had (hl. 5 5),