N°. 1489.
Donderdag 27 October.
liet nieuwe regering-stelsel voor plaatselijke
belastingen.
II.
3
jbfitlSlJ
Dae Courant verschijnt eiken dag, be
halve Zon- en Feestdagen, en kost voor
Leiden ƒ1.95, en franco per post 2.8Ü
in de drie maanden Afzonderlijke Nom-
rners Vijf Cents.
Prijs der Advertentiën 1-6 regels 0.76,
iedere regel meer 12} Cts. Geboorte-, hu
welijks- en doodberigten van 1-4 regels 0.90.
Iedere regel meer 15 Cts. bekendmakingen van
genootschappen 6 Cts. Zegelrecht 35 Cis,
Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 1 m.; 12 u. 51 ra.; 3 u. 46 m.j 6 u. 6 m.,
9 u. 5 m. naar Haarlem en Amsterdam te 8 u. 44 in.; 11 u. 43 m.; 2 u. 66 m.; 4 li. 49 m.; 9 u.
Poatbusiigtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nleuivstraat's morgens te 8 u. en te 10 u. 50 m.; 's namiddags te 3 u, 45 m.
'savonds te 8 u. en op de Zondagen alleen ten 10 u. 50 m. en 3 u. 45 m. 's namiddags. Ooat-Indisohe Landpost. Over Southampton,
1 en 17; over Triest, 7 en 23; over Marseille, 9, 16 en 25 van elke maind - West-Indisohe den 14 en voorlaatsten van elke maand.
Rijks-Telegraaf. Dagelijks geopend van 8 uur 's m. tot 9 uur 's av. Spoorweg- Telegraaf dagelijks van 7 u. 30 m. 's m. tot 10 u. 30 m. av.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandag cu Donderdag te 11 uur.
Commissie van FabricageWoensdag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur.- President der Commissie van Fabricage des Zaturdags vau
111 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is opeu dagelijks van 10—1 uur. - Thesauriedagelijks van 102 uur. - De Gemeente- Architect is te
spreken op het Raadhuis, eiken werkdag van 's morgens 12—1 uur.
Kantoor der Plaatselijke Aecijusen, dagelijks van 8 1 uur en van 3 6 uur; der In- en Uitgaande Reohten en Acoijuseo
dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92
aur. van Zegci, Registratie dagelijkè van 84; van de Hypotheken en bet Kadaster, van 94 uur.
De Minister van Financiën heeft in zijn rede, die hij den
24sten September ii. in de Tweede Kamer bij de indiening
der Staatsbegrootiug voor 1865 hield, gezegd //zonder opof
fering voor het rijk is, naar de overtuiging der regering,
de onmiddelijke en volledige afschaffing der plaatselijke ac-
cijnsen een onmogelijkheid." En tot onze verbazing deelt de
Minister van Binnenlandsche Zakeu in die overtuiging want
zij schijnt die van de regeringd. i. immers van dit Mi
nisterie te zijn. Het is pligt en belang dat de gemeentebe
sturen de regering brengen tot een betere overtuiging omdat
er volstrekt geen sprake kan zijn van een opoffering waartoe
het liijk zou verpligt zijn, om tot de afschaffing der plaat
selijke accijnsen te geraken. Het komt er slechts op aan
dat tnen het gebied van belastingheffing behoorlijk verdeelt,
zoodat ieder zorgt voor een ontginning ea bearbeiding van
het hem toegewezen deel. De Minister van Binnenlandsche
Zaken waarborgt slechts aan de gemeentebesturen de vrijheid
om een zeker getal opcenten te heffen op de hoofdsom der
grondbelasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen
omdat aan de eene zijde de heffing der grondbelasting blijven
moet aan het Rijk; maar aan den anderen kant de billijk
heid vordert, dat uitwonende grondeigenaars voor een deel
dragen in de plaatselijke lasten, daar zij genot hebben van
de zorg voor de veiligheid en bruikbaarheid der openbare
werken, waarbij de grondeigendommen belang hebben. Maar
overigens is het noodigdat de gemeentebesturen geheel
v'ij zijn in de keuze der grondslagen waarop zij rechtstreeks
de ingezetenen belastennaar hun stand levenswijze en in
komen. En nu eischen pligt en belang van het Rijk, dat
het geen voet zet op het gebieddat aan de gemeenten is
afgestaan maar zich bepale tot indirecte belastingenzoo
dat zij voor de personele belasting een aequivalent vindt in
de verbruiksbelastingenwaarvan de gemeentebesturen ook
zoo uien wilafstand zullen hebben gedaan,
De Minister van Financiën heeft dat ook gevoeld, toen
hij verklaarde, dat de wijzigingen in de gemeentewet be
rusten op de meest vrijgevige grondslagen en voor de ge
meenten de heffing harer belastingen uitermate gemakkelijk
maken. Het Rijk schijnt 50 pCt. van de personele belasting
te kunnen missendat het Rijk zich dan geheel onthoude van
de heffing eener zoodanige belasting en die verhooging van
15 op elk vat gedistilleerd voor zich behoudeKomt er
dan nog iets te korthet middel ligt voor de handdat
het Rijk enkele accijnsen die tot nog toe door de gemeente
worden geheven, verhoogt, des noods tot het maximum,
dat de gemeentewet tot nu toe gedoogtDat is pligt en be
lang van het Rijk, opdat niet door de invoering van plaat
selijke directe belastingen de bestaande personele belasting
wordt gedrukt; maar dat is ook pligt en belang van dc
gemeentenopdat niet nevens hare eigen directe belasting
een Rijks personele belasting blijft bestaan die dubbel be
zwaart of een ongelijkmatige druk geeft.
De Minister van Binnenlandsche Zaken zal bij nader in
zien moeten erkennen dat de nieuwe lezing van art. 247
en 248 der gemeentewet een onnoodige en dus lastige band
legt aan de vrijheid der gemeentebesturen en vooral de uit-
keering van ƒ14 van de 15 per vat gedistilleerd die het
Rijk meer zal heffenafhankelijk wordt gemaakt van het
voldongen bewijs voor elke ƒ14, dat het vat gedistilleerd
werkelijk in de gemeente is verbruikt. Zulk een bewijs kan
niet geleverd wordendan ten gevolge van een controle
die van plaatselijke tollinie weinig verschilt.
De gemeenteraden zullen wel doen de onpractische Mi
nisters uit den schat hnnner ervaring terecht te wijzenen
tot een overtuiging te brengen, dat afschaffing van plaatse
lijke tolliniën niet behoeft een opoffering van 's Rijks schat
kist, dat vermindering vau lasten daarvan onafhankelijk is
en dat de gemeenten zich kunnen helpen en zich zelf zul
len helpenzonder uitkeering van het Rijk voor verbruikt
gedistilleerd mits maar 's Rijks personele belasting wordt
afgeschaft. Zoolang dit niet geschiedt, is het onraadzaam
tot afschaffing van plaatselijke accijnsen te besluitenwant