geoefend zijn om de marsch te paard naar het exercitie veld aan den Haagschen straatweg te kunnen doeneen ge schikt terrein wordt beschikt. Dat terrein behoeft niet zoo uitgestrekt te zijnwanneer men let op de geringe sterkte van de drie kompagniënop het evenredig klein gedeelte van artilleristen te paard en op den beperkten aard der oefe ningen. Toen een geheel regement kavallerie binnen Leiden in bezetting lag, hadden de gedetailleerde oefeningen op het Doelenplein geregeld plaats en waarom zou dan nu dat uit gestrekte plein de Ruïne onvervreemdbaar moeten bestemd blijven, vooreen onbeduidend aantal manschappendie jaar lijks aankomen en voor die enkele uren 's weekswanneer daarvan bij goed weer gebruik wordt gemaakt? 't Schijnt dan ook in geene deele als het gevoelen van den Minister van Oorlog te mogen worden aangemerkt, dat van de zijde der artillerie onoverkomelijke bezwaren tegen het plan van den afstand ter bebouwing verhinderen. Wat tot verfraaijing der Stad en tot nut en genoegen van de ingezetenen kan ver strekken, moet niet afstuiten op de onbillijke en onwettige eischen van een gezag, dat in al zijn bewegingen afhanke lijk is van de bevelen van een dat hooger staat. De genoe gens en de stoffelijke en zedelijke voordeelendie uit het bezit van drie kompagniën veldartillerie voortvloeijen voor gemeenten en burgerij moeten worden in de schaal gelegd en zij hebben groote waarde en gewigtf welligt veel meer dan wij kunnen berekenenmaar daartegenover ook wat de vruchten zullen zijn van het plan dat ontworpen is. Evenwel die tegenoverstelling is niet neodig en omdat wanneer men wil, voor hetgeen billijk wordt geëischt in de plaat van het Ruïnepleine voldoende kan worden gezorgd. Wat dus bij andere zwaar mogt wegen, wordt door ons niet geteld; maar toch hebben wij bezwaar 1°. tegen de raming van het aantal leden, 2°. tegen de jaarlijksche toe lage van 2500 uit de gemeentekas voor den tijd van misschien 40 a 50 jareu. Wij zulieu ten slotte daarover nog het een en ander in het midden brengen. Binnenlandsch Nieuws. Z. M. heeft benoemd bij den grooten staf, tot kol. Zr. Ms. adj. in gew. dienst den luit.-kol. J. A. van den Bosch van dien staf; bij den gen. staf, tot kol. den luit.-kol. J. H. W. Ie Clerq; tot luit.-kol. den maj. H. E. W. Rodi de Lootot maj., den kapt. 1ste kl. J. Schuurman, (allen van dien staf); tot lsten luit.' (bij keuze), den 2deD luit. F. de Bas, van het 3de reg. drag.; bij het wapen der inf.: bij het 6de reg. tot lsten luit. de 2de luits. J. Vogelen zang en W. T. de Wijs, van het corps, laatstg. thans ged. bij het kol. werfdepot; bij het 8ste reg. tot kapt. 3de kl. (alle drie naar ouderdom van rang), den lsten luit.-adj. J. j. C. Peperkamp, van het éde reg.; tot 2den luit. bij het wapen der artillerie, bij het 1ste reg. vest.-art. den kadet L. Rooseboom, herk. van de Kon. milit, acad.; bij het per soneel van de geneesk. dienst der landm., tot offic. van gez. 3de kl., de kweekei. bij 's Rijks kweekschool voor milit. ge neeskundigen: J. Binnendijk, H. P. Schroder, J. H. Bystra, G. G. Rovers, J. P. van den Berg, F. Kouwenberg, C. Ripping en C. A. L. Rodersturtz; en in hunnen rang over geplaatst, bij den gen. staf, den lsten luit. A. baron van Dedemvan het 5de reg. drag., en J. E. N. baron Schim- melpenninck van der Oye van het corps ing., min. en sap., thans tijdelijk bij dien staf gedetacheerd voorts tot eersten onderw. bij de ambachtschool te Soerabaija D. J. Buijsman; op verzoek eervol ontslag verleend aan den lsten luit. van het reg. O.-I. caval. F. A. E. van Altena, thans met ver lof hier te lande, met toekenning van den rang van ritm. en van pens., en aan den lsten luit. der inf. J. H. de Fre- mery, van het leger hier te lande, thans tijdelijk gedet. bij dat in O.-I.; pens. verleend aan den kol. J. B. E. von Motz van den gen. staf, ten bedrage van 1800 'sjaars, en genoemden kol. den rang verleend van gen. maj. Nog zijn benoemd tot hoogheemraden van Rijnland S. de Clereq Wz. en J. van der Breggen Fz. Als daartoe door Z. M. bij besluit van den 16den dezer, n°. 43, gemagtigdis door den Minister van Ma rine, boven het voor dit jaar vastgesteld getal van 16 adel borsten der 3de klasse, als zoodanig op het Koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord geplaatst de adspi- rant W. C. Gobius, die een voldoend examen daarvoor heeft afgelegd, en zulks als een erkenning der verdiensten van zijnen vader den lsten luit. ter zee deri lste klasse G. F. C. Gobius, als kommandant van het verdedigingsvaartuig Pro Patria noodlottig omgekomen door het springen van een stuk geschut. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft bij den Rijkstelegraaf benoemdtot telegrafisten K. F. Figgé de Vries, J. A. Carbasius, H. N. Schokker en G. C. Meijer, en tot leerlingen F. H. Meijer, J. C. Tersteeg en T. C. G. ten Bokkel, allen beambten der Nederlandsche telegraaf* maatschappij. Voor het doen van examen voor leerling-telegraphist hebben zich 64 adspiranten aangemeld, waaruit er 20 zul len worden aangesteld. Door den boekhandelaar M. J. Visser te 's Graven- hage is in handen der hoofdcommissie voor het Nationaal gedenkteeken van November 1813 gestort de som van 1709,80 als opbrengst der uitgegeven Toespraak van Prof. J. J. van Oosterzee, bij het leggen van den eersten steen op 17 November 1863. De Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben den 12den Julij jl. bepaald, dat de afzonderlijke jagten op wa terwild, voor dit jaar, in deze provincie zijn geopend op Maandag 'den lsten Augustus a. s.; en dat mitsdien van dat tijdstip af, de uitoefening der jagtbedrijvenvermeld in art. 15, lett. d, f en h der jagtwet, is geoorloofd; ter wijl Gedeputeerde Staten herinneren aan de bepaling van art. 1. van het reglement op de uitoefening der Jagt en Visscherij in deze provincie, krachtens welke die jagten niet anders mogen plaats hebben dan op het waterlaugs de stranden, oevers en meerenplassen, rivieren, mitsgaders op moerassige landen. In verband met een ten vorige jare door de Staten van Friesland genomen besluit tot afschaffing van het flo- reenstelsel over 20 jaren, heeft de heer jhr. U. Heerma van Beyma thoe Kingma thans een voorstel ingediendmet het doel de dadelijke afschaffing te verkrijgen, welk voor stel wel eerlang ter tafel zal komen. Het is in het belang van de geregelde ontwikkeling der provincie zeer te wen- schendat dit voorstel aangenomen worde. - Door den Gemeenteraad van .Delft zijn Dingsdag benoemd de navolgende leeraars aan de hoogere burgerschool als: in de Fransche taal- en letterkunde, gedurende het schooljaar 1864/65 de heer M. J. A. Masthoff; tot leeraar voor het onderwijs in de wiskundein de drie laagste klassen en in de kosmographiede heer T. Knottenbelt; tot leeraar in de vakken af der wet, bepaaldelijk voor de twee hoogste klassen, voor het vak a en de vakken b en c, de heer Dr. P. van Geer Jr.; tot leeraar voor de vakken onder iTc en l der wet vermeld, de heer Dr. Ie Comte; tot leeraar in het boek houden vermeld onder vak pde heer Mr. R. H. Arntzenius. Zondag ochtend heeft in de Waalsche kerk te 's Hage de bevestiging plaats gehad van den nieuwen leeraar, Ds, A. J. J. Blin uit Boulogne-sur-Mer. Die bevestiging ge schiedde door Ds. Zublidie tot tekst had gekozen: 1 Tim. IV vs. 16 (Hebt acht op u zeiven en op de leer volhardt in deze. Want dit doende zult gij èn u zeiven behouden èn die u hooren). Zondag avond sprakeveneens voor een zeer talrijk gehoor, Ds. Blin zijn intrêe-prediking uit, naar aan leiding van 1 Cor. II vs. 3 (En ik was bij ulieden in zwak heid en in vreeze en in vele bevinge. Uit Zwolle schrijft men, dd. den 18den dezer: Er loopt hier een gerucht, dat veel waarschijnlijkheid heeft, als zoude namelijk onze vroegere stadgenoot, de heer J. A. van Roijen kommissaris des Konings in de prov. Groningen zeer in aanmerking komen voor de vacature als kommissaris van Overijssel. Uit Utrecht wordt medegedeeld: De heer Carré ver goedt dit jaar het gemis, vele kermisjaren gevoeld, door met een uitmuntend personeel paardenrijders en andere kun stenaren onze kermis te komen opluisteren. Reeds bij het in treden in zijn lokaal, wordt men aangenaam getroffen door de sierlijke ornamenten en decoratiënwaarmede het ruime circus overvuld is. Het is niet meer de oude tent, maar veeleer een colossaal salon, waarin de ondernemer den toe schouwer roept. En even als de eerste ontvangst ons' treft, zoo verrassend en onafgebroken houdt het gezelschap den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1864 | | pagina 2