Buitenlandsch Nieuws.
Dezer dagen kwam ons in handen de eerste afleve
ring van het Bijblad van den Economist onder redactie van
Mr. J. L. de Bruijn Kops, uitgegeven voor 1864. In dat
tijdschrift, voor alle standentot bevordering van volkswel
vaart door verspreiding van eenvoudige beginselen van staat
huishoudkunde, troffen we weder iets aan over arbeid van
kinderen in fabriekenen wel een uitgebreide mededeeling
der uitkomst van het onderzoek nopens den toestand der
arbeidende kinderen in de fabrieken van Engelandwelke
nog niet onder het bereik der wet zijn gebragt.
Dat onderzoek betrof de kinderenarbeidende in potte-
bakkerijen en fabrieken van aardewerklucifersfabrieken
fabrieken van slaghoedjespapierverwerijenkantwerken
kousenfabriekenopmakersbombazijnsnijders en de schoor
steen vegersjougens.
De kennisneming der bijzonderheden van die officiële enquête
achten ook wij voor Nederland van belang, want vooral uit
een zedelijk oogpunt is er voorziening noodig//Vele meis
jes leven als getrouwd vóór dat zij getrouwd zijn; vele zijn
in het geheel niet gehuwd, ofschoon zij kinderen hebben
en die welke trouwenhebben volstrekt geen verstand van
huishouden of om kinderen groot te brengen. Er zijn wei
nig werklieden die geen getuigenis kunnen afleggen van de
gruwelijke bordeeltaal, die in vele fabrieken en werk-
plaatseu wordt gesproken en van het losbandig leven en
de verdorvenheid die er doorgaans mede gepaard gaan."
En toch, indien er sprake is van een wettelijke regeling,
waarvan geen voor de zedelijkheid gunstige gevolgen te
wachten zijn dan stemmen wij veeleer en geheel in met het
slotwoord: //Met weinig middelen en geringe onkosten kan
door welgezinde fabriekanten veel worden gedaandat zoo
wel op de fabrieken zelve als op de ligchamelijke en zede
lijke vorming der kinderen gunstigen invloed heeft; pogin
gen, die, indien zij wat algemeen navolging vonden, de
altijd moeilijker en lastiger wettelijke regeling welligt over
bodig zouden maken."
En na de lezing van dit belangrijk stuk viel ons oog op
den omslag van het tijdschrift en wel op een spreuk//Tua
res agitur," in hetHollandsch vertaald: //het geldt uw belang,
watjhier behandeld wordt." 't Is volkomen waar: wat in dat tijd
schrift behandeld wordt, geldt het belang van alle burgers,
industriëelen of ambtenaren, wetenschappelijke mannen en
ongeletterden fabriekanten en werklieden. Maar nu worden
we ook zeer nieuwsgierigom het aantal lezers van dat
tijdschrift te weten en bij eenig nadenken schijnt het ons
toe, dat misschien die stukken het minst ter hand geno
men worden door hen die er in de eerste plaats belang bij
hebben. Misschien slechts een paar fabriekanten, die er zich
op hebben geabonneerdmisschien een paardie het in een
leescirkel krijgen en opslaan; misschien de meesten, die
het nooit gezien hebben of het ongelezen laten liggen. Is
het dan zoo te verwonderendat men in verschillende ver-
eenigingenmaatschappijen en vergaderingen zooveel me
diocriteiten aantreft? Er bestaat sedert eenige jaren een Nij-
ver'neidsvereeniging binnen Leiden. Voor een jaarlijksche
contributie van f 4 krijgt men wekelijks nieuwuitkomende
geschriften over bouw-, werktuig-, staathuishoudkundenij
verheid enz. ter lezing; en slechts een 30tal leden telt die
vereeniging. De Boekhandelaar D. J. Couvée heeft een lees
cirkel van gelijken aard en strekkingmaar ook buiten-
landsche geschriften, Fransche, Duitsche en Engelsche bevat
tende, waarin wij o. a. dezer dagen aantroffen een beknopte ge
schiedenis en omschrijving van de stoombrandspuit. Zou het
getal leden ook niet meer af- dan toenemen? Van waar dat?
Een bejaard Leidenaar gaf er ons op ten antwoord//omdat
er in Leiden veel meer speel- en praatlust dan lees- en leer
lust heerscht en men bang is voor knappe en zelfstandige
menschendie niet in aristocratische kringen worden toe-,
gelaten." Wij zouden zulk een oordeel niet willen onder
teekenen maar beweren tochdat de kinderen moeten lee-
ren en de ouden moeten blijven leerenomdat men nooit
uitgeleerd en kennis magt is.
Tot aanvulling van het berigt in ons vorig nommer,
dient te worden vermeld, dat op een uitstekende, indrukwek
kende en indruk achterlatende wijze op de begraafplaats bij
het ter aarde bestellen van het lijk van den heer M. H. V.
Esser, het woord is gevoerd door des overledenen vriend,
den student van Damdie de gave van uiterlijke welspre
kendheid in geen geringe mate bezitalsmede door den prae-
ses der medische faculteit, den kandidaat Wintelman, die
op een hartelijke en deelnemende wijze het verlies schetste.
Het koraalgezang bestond uit het Grabgesang van Lind-
paitner; terwijl in den begrafenisstoet ook het Studenten-
muziekgezelschap Sempre Crescendo was vertegenwoordigd.
In de zitting van den Gemeenteraad van heden Don
derdag is tot lid der plaatselijke geneeskundige commissie
benoemd de heer M. J. Schretlen stadsheelmeester, en aan
Dr. Jac. van Kaathoven op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als stadsdoctor; voorts met 20 tegen 2 stemmen be
sloten tot het indienen van een adres aan de Tweede Ka
mer, houdende verzoekom het aanhangig wetsontwerp tot
wijziging der Gemeentewet, voor zooveel de plaatselijke be
lastingen betreftte verwerpenhoofdzakelijk in geest en
strekking overeenstemmende met het adres van den Amster-
damschen Gemeenteraad dat de afschaffing van alle plaatse
lijke accijnsen bedoelt. Bij de behandeling van de ontworpen
verordening op den ijk der botervaten, zijn onderscheidene
bedenkingen gemaakt, waardoor dit en de overige onder
werpen niet zijn afgehandeld.
In deze zitting is ingekomen een plan tot den aanleg
van een nieuwe overdekte zee- en riviervischmarkt en een
missive van het raadslid Mr. Kneppelhout van Sterkenburg,
betreffende de onnaauwkeurigheid van het Verslag der laat
ste zitting, bijzonder van hetgeen door Prof. Goudsmit over
het adres van Dr. van Gorkom is gezegd. Deze missive lokte
een vrij levendige beraadslaging uit, die wel deed blijken
dat in het algemeen aan het Verslag die naauwgezetheid
juistheid en waarheidsliefde ontbreekt, welke men kon en
mogt eischen maar toch op het bijzonder geval, waarover
geklaagd werd, niet van toepassing was. De meerderheid
stemde tegen het voorstel, om die missive in haar geheel
optenemen in het eerstvolgend Verslag der zitting van he
den, ofschoon men begreep, dat zij behoorde bij het Ver
slag der daarover gehouden beraadslagingen. Het raadslid
Prof. Goudsmit hield zich buiten stemming over deze zaak
die hem persoonlijk betrof.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Woens
dag des namiddags te 5 uur 39°, des avonds te 8 uur 36°,
i te 10 uur 34°. -Donderdag morgen te 5 uur 29°, te 8 uur
35°, te 12 uur 46°, des namiddags te 4 uur 44°.
Uit Sleeswijk wordt gemeld dat de civiele commis
sarissen eerlang zullen overgaan tot het ontslaan van alle
//zwarte gendarmen", zoo als daar te lande worden genoemd
de ouderlingen, diakenen, onderwijzers en predikanten, om
dat zij het zijn geweest, die het meest hebben bijgedragen
om het Duitsch element met geweld te verdringen.
Tot heden zijn Dantzig en andere havens aan de Oost
zee niet begrepen onder de geblokkeerden men schrijft dit
toe aan de omstandigheid, dat de Deensche scheepsmagt
daartoe niet sterk genoeg is, want een gedeelte der stoom-
vaartuigen moet gereed gehouden worden om gebruikt te
worden tegen het Oostenrijksche eskader, dat den 8sten dezer
de haven van Brest heeft verlaten.
-De Deensche reserve, die voor eenigen tijd in dienst werd
gesteld, miste goede uniformen. Men kleedde hen in witte
kielen, gelijk in IJsland gedragen worden, en blaauwe over
jassen. Die uniform deed hun den naam geven van vergeet-
mij-nieijes. Thans klagen de Deensche dagbladen, dat die
reserve maar al te zeer aan haar naam beantwoordt wat de
vijandelijke kogels betreft. Ingedeeld bij de andere regemen-
tenmaakt hunne witte kleeding die soldaten tot het mik
punt der vijandelijke kogels, wat men vooral betreurt, om
dat deze reserve voor het meerendeel uit getrouwde mannen
bestaat. Men berekent, dat onder de 11 dooden of gekwet
sten 6 vergeet-mij-nietjes zijnniettegenstaande de regemen-
ten slechts voor één vijfde uit die manschappen der reserve
zijn zamengesteld.
In een brief uit Turin wordt gemeld, dat de hertog
van Chambord het hem toebehoorende paleis Pendramine te
Venetie, met al de kunstschatten en de prachtige verzame
ling van schilderijeu, aan een bankier heeft moeten verkoo-
pen om de schulden zijner moeder, de hertogin van Berry,
die 5 millioen francs bedroegen, te betalen.