Be Gemeenteraden van Rotterdam en van 's Herto
genbosch hebben zich bezig gehouden met de overweging
van voorschriften betreffende het opleggen en bergen van
petroleum. Ook in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is
de zaak van het petroleum ter sprake gebragt. In bedoelde
gemeenten schijnt het plan te bestaan om buiten de kom der
gemeente bergplaatsen te makenomdat de gevolgen van
een onverhoopten brand niet te berekenen zijn, de gewone
brandbluschmiddelen niet in staat zijn de petroleumvlam te
blu3schen en het zand daarvoor het doelmatigst is. Het ge
raffineerde petroleum is zoo gevaarlijk niet, maar het ruwe
is zeer gevaarlijk en de koopman heeft geen waarborg, dat
onder de honderden vaten goed gezuiverde petroleum er zich
niet een ander vat met ongezuiverde petroleum bevindt.
Het slot der beraadslagingen over het verplaatsen der
kermis in de zitting van den Gemeenteraad van Groningen
luidt aldus
De heer Alberda doet nogmaals uitkomen dat hij zeer is
gestemd voor het bezorgen van uitspanning aan den arbei
denden stand, juist omdat de andere standen zooveel hebben
wat die stand moet missen. Dat joelen en zingen, voor zoo
verre het slechts joelen en zingen blijft, hij ziet het niet
ongaarne; hij ziet daarin ook volstrekt geen ondeugd; maar
hij is er tegen dat die gelegenheid alleen zal bestaan voor
hen die dan vrij zijn. Daarin ziet hij ook een groote incon
sequentie bij hendie spreken van het verschaffen van uit
spanning aan den dienstbaren stand. Die gelegenheid, wil
men haar daaromdan zou ze moeten dienen voor allen.
Spr. heeft overigens het woord opdisschen minder genoe-
gelijk gevonden. Hij heeft niets opgedischt; hij heeft eenvou
dig medegedeeld wat hij vond in een hier uitgebragt rap
port van 4 Februarij 1854, dat hij niet heeft opgezocht,
maar indertijd bij de stukken die betrekkelijk deze zaak ter
visie lagen heeft gevondenen daar las hijdat dan (in de
vrije week ten tijde der kermis) de dienstboden pas in het
bezit zijn van het verdiende loon en dus de beste gelegen
heid hebben het uittegeven.
Spr. herhaalt, dat hij niet is tegen de kermis, als zoo
danig. Ook kan men uitspattingen niet beletten maar wel
kan men het kwaad beteugelen terwijl nogtans het voordeel
blijft. In den tijd, thans voor de kermis bestemd, valt de
Haagsche ennaar hij meentook die van Maastricht. In dien
tijd, bedoeld bij zijn amendement, is alleen Deventer van
eenig belang; en in dien tijd kan ook de landbouwende stand
eerder beter dan minder goed van huis, dan veertien dagen
vroeger.
De heer van Houten zegt, dat de heer Alberda met zijn
voorstel meer op het oog heeft het zedelijke dan het stoffe
lijke. Spr. gelooft nogtans niet, dat de kermis een prikkel
is, om zich los te maken in de vrije week. Hij heeft van
den dienstbaren stand een beter gedachte. In elk geval is
de verplaatsing een proefneming, waarvan de uitslag niet
zeker isen reeds daarom is Spr. er tegendat die proef
zal worden genomen.
De heer Swaagman ziet in het amendement geen kwaad
maar ook geen goed. Hij merkt op, dat de Mei-kermis, on
danks dat zij zamensmelt met de Haagsche, toch nog al goed
wordt bezocht. Ook duurt zij 14 dagen en hebben dus beide,
heeren en dienstboden, vrij of niet, ruim den tijd, er ge
bruik van te maken; en de landbouwende stand kan in Mei
beter dan in 't begin van Julijwaarvan aanvankelijk sprake
was. Doch ook tegenover het amendement acht Spr. het beter
alles te laten zooals het is.
De heer Oudeman erkent, dat het amendement veel aan
lokkelijks heeft, doch, daar B. en W., na een opzettelijk on
derzoek, geen ander tijdstip hebben kunnen vinden, dan het
door hen voorgestelde en de commissie dat afkeurt, dient men
zich daarbij nederteleggen.
De heer Quintus is tegen het amendement, omdat men
daarmede twee kwaden zou krijgen in plaats van eende
kermis en de vrije week. Afschaffing der vrije week acht hij
onmogelijk. Die is zamengegroeid met de gewoonten. Men
pot en spaart om in die week te kunnen verteren, om al
thans eens in het jaar pret te hebben. Maar dit zijn niet alleen
de dienstbaren, die dan vrij zijn, maar inzonderheid zij die
tot dien stand niet behooren. In dat zijn genoegen nemen
van h°t bespaarde ligt ook geen kwaad, zelfs goed, omdat
toch ook nief a"es wordt verdaan, maar ook veel wordt uit
gegeven op meer wenschelijke wijze, dewijl zonder de gele een
heid daartoe, openlijk aangeboden, misschien veel meer zou
worden uitgegeven op minder wenschelijke wijze en op plaat
sen waar men jongelieden het minst wenscht te hebben. De
vrije week is een vrijwillige overeenkomst tussohen den heer
en den dienstbare. Men heeft gesproken dat ze een premie zou
zijn op het dikwijls veranderen van dienst, terwijl dat daar
enboven door het ontvangen van geld bij het aangaan van
nieuwe dienst wordt bevorderd. Het ligt in de hand van den
heer dit tegen te gaanmen geve de zoogenoemde hand
penningen zelfs dubbel hij continuatie van dienst, liever dan
enkel bij verwisseling, en men zal het kwaad grootelijks
verhelpen. Verplaatst men nu de kermis, dan zullen alligt
ook zij, die niet vrij zijn verlof vragen om uittegaan en het
gevolg er van zou kunnen zijndat zijbloot gesteld aaa
verleiding, te laat of in een laakbaren toestand te huis kwa
men daardoor zich den rechtmatigen toorn des heers op den
hals haalden, uit den dienst werden gezet. Wat verwarring
zou dit kunnen geven in de huishoudingen welke bedroe
vende gevolgen voor de dienstbaren. Beter is het te houden
wat men heeft.
De heer Cremers geeft nog kortelijk eenige inlichtingen
aan den heer Alberda, over de door Spr. gebezigde woorden.
De heer Alberda heeft bestreden hetgeen niemand hier bij
deze gelegenheid had ter tafel gebragt, in zoover had de heer
Alberda het opgedischt.
De discussie wordt gesloten.
In stemming gebragt wordt het voorstel van den heer Al
berda met 17 tegen 4 stemmen verworpen.
Vóór waren de heeren Alberda, van IttersumSlot en
van Swinderen.
Artikel 1 wordt daarna mede in omvraag gebragt en aan
genomen met 20 tegen 1 stem, die van den heer Slot.
En is hiermede beslist, dat de kermistijd blijft bepaald
op den ouden voet gedurende de Pinksterdagen.
De Commissaris des Konings in de provincie Gelder
land heeft zich, dadelijk na het ontvangen berigt van de
doorbraken te Elburgin den nacht van 4 dezer daarheen
begeven en den volgenden dag per schuit de plaatsen der
doorbraken bezigtigd.
Op het strand tusschen Scheveningen en Katwijk is in
den nacht van der. llden op den 12den dezer aangespoeld
een zwartgeverwd scheepsnaambord van den achterspiegel
waarop met gele letters de naam van Herald.
Tusschen den 12den en 13den dezer, des nachts, zijn
benoorden Egmond aan Zee aangedreven twee zwart geschil
derde naamborden, waarop met vergulde letters Vriendschap,
alsmede ongeveer zeven palen benoorden genoemde plaats,
twee booten met zeemanskisten een massa wrakhout en veel
haver en garst, vermoedelijk afkomstig van een schoenerkof,
welke op 12 dezer tegen den avond om de Noord liggende
is gepasseerd, oogenschijnlijk in goeden staat zeilende. Men
vreesde toen reeds dat wanneer het weder niet gunstiger
werd, genoemde kof zou moeten stranden. Vermits de wind
dien nacht nog in hevigheid toenam is het hoogst waarschijn
lijk dat die stranding heeft plaats gehad. Verdere bijzonder
heden ontbreken.
Bij Dr. van Kaathoven is van goeder hand heden
Dingsdag bet volgende telegram ontvangen: «Anna Sophia
heeft den lOden dezer den loods op het eiland Wight afge
zetde reis voortgezet, alles wel aan boord."
Het verbouwen der localen ten dienste van het Bo
tanisch onderwijs in de Nonnesteeg alhier is aangenomen
door den timmerman S. van der Kamp voor de som van
ƒ1615 en dezer dagen aan hem gegund.
Woensdag zullen de leden der commissiedie zich
reeds lang belast hebben met de moeijelijkemaar toch uok
loffelijke taak, om te zorgen voor de ongelukkige hulpbe
hoevende betrekkingen van verongelukte visschers te Katwijk
te huis behoorende, langs de huizen van Leiden's ingeze
tenen een inzameling doen ten behoeve van de bij den laat-
sten storm door het verlies hunner mannen en vaders broo
deloos geworden weduwen en weezen. De commissie had bij
tijds reeds vroeger zich beijverd om door vaste jaarlïjksche
bijdragen een fonds bijeentebrengenwaaruit zij bij voorko
mende rampen hulp in nood zou kunnen verschaften. Wat
nu van haar gevorderd wordt gaat de kracht van het fonds
de middelen waarover de commissie kan beschikkenzoover