De opbouw eener kerk eD pastorie te Enschedé is aan
genomen voor f 70,000 door van den Heuvel en Daniels te
Tilburg.
De adressendie ter teekening liggen bij den Boekhan
delaar A. A. Rensink, om aan Z. M. den Koning en aan de
Synode der Nederlandsch Hervormde kerk te worden ingediend,
zijn van den volgenden inhoud:
Aan den Koning!
Met eerbied en vertrouwen wenden de ondergeteekenden
Uwe onderdanen en leden der Nederl. Hervormde kerk, zich
tot Uwe Majesteit, in een aangelegenheid die met het welzijn
hunner Vaderlandsche Kerk - die ook Uwer Majesteits en
Uwer Doorluchtige Vaderen kerk is - op het naauwst zamen-
hangt.
De bloei dier kerk die eeuwen lang met het Doorluchtige
Huis van Oranje één lot en ééne geschiedenis hadin die
mate zelfs, dat de antagonisten van het Huis van Oranje steeds
de antagonisten waren van onze kerk en hare geloofsbelijdenis
de bloei dier kerk, wij hebben er nooit aan getwijfeld, hij
gaat ook Uwe Majesteit innig ter harte.
Eenmaal was die kerk in ons Vaderland de heerschende of
Staatskerk. Dat zij dit niet meer isbetreuren de ondergetee
kenden niet; hoezeer zij erkennen, dat die voormalige ver
houding van de kerk tot den Staat zoowel hare goede als hare
kwade zijde had.
Zij betreuren echter diep - en hier ontspruit hunne voor
name beweegreden om tot Uwe Majesteit te naderen - zij
betreuren diep, dat, in weerwil van de bij de Grondwet ge
proclameerde en gewaarborgde scheiding van kerk en Staat,
ten gevolge waarvan de Regering aan andere kerkgenootschap
pen in ons land met zoo vele woorden verklaarde: nu kunt
gij uwe kerk vrij en zelfstandig organiseren- de voormalige
heerschende kerk in een balfslachtigen toestand gehouden wordt
die noch den naam van met den Staat vereenigd, noch dien
van gescheiden van den Staat mag dragenmaar ontegen
zeggelijk een toestand, die voor hare teedere en ware belangen
hoogst verderfelijk is.
Reeds van het oogenblikdat onze kerk ophield een zuivere
Staatskerk te zijnzonder gelijktijdig in een zuiver vrije en
zelfstandige kerk over te gaan kwam zij in een onnatuurlijken
toestand. Van het jaar 1816 tot op heden heeft onze kerk
door dien toestand in hare ware belangen geleden. Hoe wijs
en voorzigtig ook de bedoeling van ieder Koninklijk besluit
moge geweest zijn, dat van dien tijd, bij hare organisatie,
haar moest te hulp komentoch altijd bleef haar toestand
onnatuurlijk en daarom ab-normaal, en het is niet moge
lijk dat eenige kerk, onder zulke omstandighedenin waarheid
bloeije.
De ervaring komt dat trouwens op een treurige wijze be
vestigen. Hoe langmoedig ook onze landaard isen hoe noode
zij komt tot groote kerkelijke bewegingen, zoo ontstond tot
groote droefenis der Hervormdenvoor ongeveer 25 jaren
in den boezem hunner kerk eene afscheiding, die zich tot
óver het geheele Vaderland, tot op het geringste dorp, uit
strekte; een afscheiding, die, daar zij vrij was van alle staat
kundige of andere vreemde inmengselen tot éénig motief had
vrijheid en zelfstandigheid om zich als kerk te kunnen orga
niseren, volgens zuiver kerkelijke ingeving.
Dat deze afscheiding niet is geweest het product van een
zieke prikkelbaarheid, maar in waarheid uit den onnatuurlijken
toestand onzer kerk, sedert 1816 natuurlijk voortvloeit, komt
de ervaring van den laatsten tijd bevestigen in de grenzenlooze
verwarring, die allerwege ondervonden wordt in de Hervormde
kerk. Van waar die verwarring, ook nadat de afscheiding heeft
plaats gehadnadat zij heen gegaan zijndie door hunne
vijanden heethoofden genaamd werden? Zij is de veeljarigeen
krachtige vrucht van den meer genoemden onnatuurlijken toe
stand, waarin onze kerk na 1816, en ook thans nog, verkeert.
Die verwarring laat zich allerwege opmerken, doch wel het
allerminste daar, waar kerkelijke Collegien en Predikanten in
den geest der gemeente werkendoch wederom het allereerste
daar, waar dit in een omgekeerden zin plaats vindt; daar ge
voelen Collegien en Predikanten zich door Koninklijke en
ministeriële besluiten vrij en onafhankelijk van de gemeente,
waardoor de cer-'e voorwaarde van eenigheid en zamenwerking
ontbreektnamelijk de wederzijdscbe behoefte aan elkanders
hulp en ondersteuning.
Die verwarring, dat natuurlijk gevolg van den onnatuurlijken
toestand onzer kerk, strekt zich reeds zoover uit, dat de ge
meente ook zelfs niet tot haar regt kan komen daar, waar het
Algemeen Kerkelijk Reglement haar dat regt gewaarborgd
heeft. Immers art. 23 van dat Reglement zegt: *Het regt tot
benoeming van Ouderlingen en Diakenenen tot beroeping
van Predikantenberust bij de gemeente." Voorzeker een wijs
voorschrift, waarbij de eenigheid des geestesgegrond op we
derzijdscbe behoefte en wederzijdsche afhankelijkheidhet hoofd
doel is geweest; maar ook dat laatste bolwerk voor de vrijheid
en onafhankelijkheid, - der zelfstandigheid van de gemeente
is- na veelvuldige bemoeijingen der zamenwerking van hoo-
gere en lagere kerkbesturenalleen georganiseerd niet met over
leg en goedvinden der gemeenten, maar naar Koninklijke of
Regerings besluiten - zeer onlangs voor goed krachteloos ge
maakt bij Synodale beschikkingen.
Die verwarring gaat steeds voort om al verder en verder
verdeeldheid te kweeken en de geloovigen zelfs tot in het hei
ligdom te vervolgen. Op aanschouwelijke wijze wordt dat dezer
dagen in Leiden bevestigd: Twee Kerkelijke Collegien voeren
strijd, de Gemeente-Commissie, erkend en bevestigd bij Ko
ninklijk besluit, wordt aangevallen door den Kerkeraad, een
Collegie, wier leden elkander kiezen, onafhankelijk van de
gemeente, - en deze twee voeren strijd, over te zijn of niet te
zijn, in het aangezigt van de gemeente, die, geheel on magtig,
van dien strijd een droevige getuige is; ja, door een stoute
greep van den Kerkeraad om de Gemeente-Commissie in de
uitoefening harer functiën midden onder de godsdienstoefening
te keer te gaanwordt de gemeente tot midden in hare aan
dacht, bij iedere godsdienstoefening door de teekenen van dien
strijd hinderlijk gestoord. Zoo ver strekt zich reeds de ver
warring, geboren uit den meergenoemden halfslachtigen en on
natuurlijken toestand onzer Kerkuit.
De requestranten hebben zich veroorloofdde aandacht Uwer
Majesteit eenigzins wijdloopig bezig te houdenten einde in
het licht te stellen, hoe wenschelijk, ja, hoe noodzakelijk het
is geworden, dat de Nederl. Herv. Kerk, daar zij opgehouden
heeft eene Staatskerk te zijn, nu ook tot haar regt kome, dat
is, dat zij los gemaakt worde van die Staatsbemoeijingendie,
sedert de scheiding van Kerk en Staat door de Grondwet is
gewaarborgd, nu slechts kluisters zijn geworden, - onder de
benaming van reglementen en Kerkelijke Collegiendie buiten
de gemeente door het Staatsgezag zijn daargestelden op wier
regeling of benoeming zij geen den minsten invloed kan uit
oefening, - kluisters, die haar binden om niet, als een levende
gemeente van Christus, zich in hare kracht, tot stichting en
opbouwiDg, te openbaren.
Dat zal zij echter doenzoodra hare hoogleerarenhare
predikanten, hare opzieners en arm verzorgers, al hare kerke
lijke personenin naauwer betrekking tot haar zullen gebragt
zijnzoodra zij hun mandaat niet op eene van de gemeente
onafhankelijke wijze zullen verkregen hebben, zoodra zij, bij
iedere werkzaamheid ten behoeve der gemeente, door hunne
teedere verhouding tot die gemeente zullen geïnspireerd wor
den; dan zal de verwarring in onze Vaderlandsche Kerk, met
al hare noodlottige gevolgeneen eind nemen en plaats ma
ken voor een toestand die wedergeboren zal mogen heeten en
zich zal openbaren in eene gewenschte eenigheid des geestes
door den band des vredes, eerbied inboezemende aan degenen
die buiten zijn en krachtig werkende op degenen die binnen
zijn, tot geloof en godzaligheid.
Dat geve God! daartoe werke Uwe Majesteit, wiens huis
zoo innig verbonden is aan de Kerk, goedgunstiglijk mede.
Dat vragen wij vrijmoedig, omdat de Grondwet met art. 23
van het Algemeen Kerkelijk Reglement daar zijn om de re
questranten hoop en uitzigt te geven dat de wensch kan
verhoord worden.
Van Uwer Majesteits gehoorzame en getrouwe onderdanen.
(Het tweede adres volgt.)
Dr. Kogelpredikant bij de Duitsche gemeente te 's Hage,
is benoemd tot Hofprediker te Berlijn Zijn Weleerw. zal zich
in Augustus derwaarts begeven.
Het zoontje van den gazfitter Cornet viel Maandag voor-