N°. 943. Zaturdag 21 Maart. A0 Wat Is Waarheid? LEIDSCH DAGBLAD. Deze Courant verschijnt eiken dag, be halve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden ƒ1.95, en franco per post 2.80 in de drie maanden. Afzonderlijke Nora- mers Vijf Cents. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 5 m.; 12 u. 58 m.; 6 u. 9 m. en 9 u. 19 m.; naar Haarlem en Arasterdam te 8 u. 51 m.; 1 u. 3 m.; 4 u. 53 m. en 9 n. 14 m. Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 'smorgens te 8 u.; 'smiddags te 12 u., 'snamiddags te 3 u. 45 m. 'savonds te 8 u. 15 m. Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triest, 7 en 23; over Marseille, 9, 16 en 25 van elke maand. Rijks-Telegraaf. Dagelijks geopend van 8 uur 's m. tot 9 uur 's av. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van 8 uur 's m. tot 9 u. 30 m. av. Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad, op onbepaalde tijden. - Burgemeester eit Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uur. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12 uur. - Burgemeester, dagelijks te 10 uur. - President der Commissie van Fabricage des Zaturdags van 111 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 uur. - Thesauriedagelijks van 102 uur. - De Gemeente- Architect is te spreken op het Raadhuis, eiken werkdag van 's morgens 121 uur. Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 uur en van 36 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Acoijnsen dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Oireote Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 9—-2 nur. van Zegel, Registratie dagelijks van 84; van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 uur. Prijs der Advertentiën1-6 regels ƒ0.76. Iedere regel meer 12J Cts. Geboorte-, hu welijks- en doodberigten van 1-4 regels ƒ0.90. Iedere regel meer 15 Cts. Bekendmakingen van genootschappen 5 Cts. Zegelrecht 35 Cts. III. Wat is er geschied? Wij nemen eens aan dat de Kerkeraad ge gronde aanleiding had, om een herziening te verlangen van het reglement op het beheer der kerkelijke fondsen van de ge meente want hij vindt in die begeerte vele medestanders en brengt hulde aan de vrijzinnige beginselen van onzen tijd ten aanzien der scheiding van Kerk en Staat. Gelijk reeds is aangetoondis men reeds werkzaam aan het Ministerie voor de zaken der Hervormde Eeredienst, om dat beginsel in het leven te roepen. Wij gelooven ook niet, dat een onderzoek en beslissing door middel van arbitrage, waarvan het regle ment van 1809 spreekt, noodig, nuttig en doeltreffend zou zijn bevonden. In 185S of 1854 toch moest de kerkelijke wet even als de burgerlijke wetten zich daartegen verzetten. En nu komen wij op een gebied, waar wij ons te huis gevoelenzon der dat wij ons aanmatigen de waarheid alleen te bezitten. Het algemeen beginsel der provinciale reglementen vastge steld bij Koninklijk besluit van 12 November 1819 is, om het bestuur der kerkelijke fondsen in elke gemeente optedra- gen aan kerkvoogden. De Koning stelde die reglementen vast, evenals bij besluit van 7 Januarij 1816 het bestuur der Neder- landsche Hervormde kerk door Hem werd georganiseerd. Bij art. 73 behield de Koning zich voor van dit reglement, bij voortduring of voor meer dan één jaar, dispensatie te verleenen aan ker keraden en gemeente-commissienom de thans bij dezelve plaats hebbende wijze van beheer te behouden. Dat geschiedde voor Leiden bij het Koninklijk besluit van 1820. De toen be stendigde wijze van beheer was vervat in het reglement van 1809 en tot nog toe is geen enkele aannemelijke grond bijgebracht tot bewijs, dat het Koninklijk besluit van 1820 de wijze van beheer, in 1809 vastgesteld, zou hebben buiten verband be schouwd met de bij dat besluit verleende dispensatie. Een Ko ninklijke beslissing van 27 Julij 1861 bevestigt ook het ge voelen ndat bij Koninklijk besluit de toenmalige wijze en inrigting van het beheer der kerkelijke fondsen in de Neder- duitsche Hervormde gemeente te Leiden is behouden." Die Koninklijke beslissing kan en mag ook geen andere strekking hebben en vreemd schijnt het ons toe, dat zooveel waarde wordt toegekend aan een verklaring van den Minister van Eere dienst van 8 October 1861waarbij de vrijheid onzer gemeente, om haar reglement te veranderenonbewimpeld wordt erkend. Die (verklaring heeft geen de minste waarde, zoo in als buiten rechtenwant zij is in lijnrechten strijd met een Koninklijk besluit en met de kerkelijke reglementen. Het individueel ge voelen van den heer Jolles beeft in deze zaak geen het min ste gezag. Het Koninklijk besluit van 23 Maart 1852 N°. 3 ontzegt aan de Synode de bevoegdheid, om bepalingen omtrent de administratie der kerk-, pastorij-, kosterij- en andere gemeente fondsen en goederen vasttestellen. Bij herhaling is in de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangedrongen op het intrekken van dat besluit, maar tot heden is daaraan geen gevolg gegeven. Zou het dan een minister vrijstaan om aan ééne enkele ge meente een privilegie te schenkenterwijl nog bezwaar wordt gemaakt aan de overige gemeenten des Rijks te verleenen de vrijheid tot zelfstandige regeling? De onlangs plaats gehad hebbende benoemingen van leden der provinciale commissien van toezigt bewijzen veeleer, dat de tegenwoordige Minister van Eeredienst, de heer Olivier, nog steeds, gelijk het betaamt, de pro vinciale reglementen van kracht beschouwd engelijk wij heb ben aangetoond, is daaronder begrepen het Koninklijk besluit van 1820 waarbij voorwaardelijk dispensatie van dit reglement wordt verleend. Maar al neemt men het beginsel aan, dat reeds aanvan kelijk op een nieuwe zamenstelling en regeling van het Is raëlitisch Kerkgenootschap wordt toegepast- al erkent de Minister, - al neemt de rechter die in deze zaak moet be slissen aanwat wij ten hoogste zouden betwijfelendat in 1861 de Hervormde Kerk het beheer der Kerkelijke fondsen zonder inmenging van het Staatsgezag mag regelendan nog ontzegt art. 65 van het Algemeen Reglement voor de Her-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1863 | | pagina 1