m N°. 547 Donderdag 5 December. A°. 1861 Binnenlandsch Nieuws. LEID Deze Courant verichijnt eiken dag, be halve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden 1.95 en franco per post 2.80 in de drie maanden. Afzonderlijks Nom- mers Vijf Cents. Prijs der Advertentiën1-6 regels 0.75. Iedere regel meer 12{. ets. Geboorte-, hu welijks- en doodberigten van 1-4 regels 0.90. Iedere regel meer 15 Cts. Bekendmakingen van genootschappen 5 Cts. Zegelrecht 35 Cts. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 6 m.; 12 u. 58 m.; 6 u. 9 m.; 9 u. 9 m. Naar Haar lem en Amsterdam te 8 u. 51 m.; 1 u. 3 m.; 4 u. 53 m.; 9 u. 14 m. s Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 4 u., de overige werkdagen 5 a.; van Amsterdam (Beerebijt) aaar Leiden dagelijks middags 2 u. uitgezonderd de Zondagen. Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek cn op de Nieuwstraat: 'smorgens te 8 u., 'smiddags te 12 a., 'snamiddags te 3 u.45 m., 'stvonds te 8 u. 10 m.Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triest, 7 en 23over Marseille9 en 25 van elke maand. Rijks-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 uur. Spoorvreg-Telegraaf dagelijks van sra. 8 u.9 u. 30 m. av. Zittingen van bet Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uur. Commissi* van FabricageDingsdag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 uur. - Thesauri», dageljjks van 102 uur. Be Gemeente- Architect is te spreken te zijnen huizeop den Ouden Singel, 's morgens van 910 uur. Kantoor dar Plaatselijke Accijnsen, degelijks van 8 1 uur en van S6 uur; der In- «n Uitgaande Rechten en Accijnsen dageljjks van 1 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 uar. van Zegel, Registratie degeljjks ven 84, van de Hypotheken en het Kudaster van 94 nur. In de Zitting der Tweede Kamer van Dingsdag heeft nog het woord gevoerd den heer Wintgens. Hij treedt in eenige algemeene beschouwingen over twee voorname onderdeden der begrooting. Hij wa» rapporteur en heeft getrouwelijk terugge geven wat in de sectien gesproken was. Daaronder behoort o. a. de tegenwoordige toestand van de rijkspolitie, welke tot levendige beantwoording door de regering geleid heeft, en de Eegering is met ernst opgekomen tegen beschuldigingen, die allen even ongegrond zouden zijn geweest. Het komt Spr. niet ongepast voor de opname van die opmerkingen in het Verslag te regtvaardigen. Daarom zal hij zijn gedachte over den tegenwoordigen toestand der rijkspolitie, zoomede over 't gevangeniswezen te kennen geven. - De heer Hoy nek van Pa- pendrecht komt terug op een paar punten: 1°. de werking der zoo genaamde zondagswet is volgens het voorloopig verslag, zoowel in strijd met de heerschende begrippen van vrijheid van godsdienst, als met onze geschreven Staatswet. Spr. deelt die zienswijze grootendeels. Hij wil nu echter niet aantoonen den strijd van deze wet met latere staatsregelingenomdat vooral de toepassing de grond van zijn beklag is. Er is 1°. ongelijk matigheid van toepassing en 2°. onbillijkheid. Nog een punt dat Spr. aanhaalt is-de aanstelling en beëediging van trans- lateurs. Vroeger was aan die personen een officieel karakter toegekend. In de laatste jaren is men daarvan afgeweken. Hij wijst op de nadeelen die daaruit kunnen voortvloeijen voor het gebruik maken van stukken in het buitenland, en geeft den Minister alsnog in overweging wettelijke bepalingen voor te dragen, waarbij aan de rechterlijke autoriteiten de bevoegd heid wierd gegeven beëedigde translateurs aantestellen. De heer van Asch van Wijk betuigt mede zijn verwonde ring over het antwoord der regering nopens de transla.teurs. Hij betwist het dat dit niet zoude zijn in het publiek belang. Ten andere dringt hij aan op de herziening van het wetboek van strafrecht in verband met het gevangenisstelsel. Hij wijst er op even als het voorloopig verslagdat gedurende een reek» van jaren daarop is aangedrongenook in het belang der justitie. Liever dan het algeheele wetboek zou Spr., in verband met het gevangenisstelsel, vooreerst maar het eerste boek wenschen aangeboden te zien. Het is dringend noodza kelijk dat men uit den tweeslachtigen toestand ten aanzien van het strafstelsel gerake. Hij behoeft dien voor den Minis ter niet te schetsen. Alles daaromtrent is uitmuntend uiteen gezet in een belangrijk vlugschrift van een zijner ambtgenoo- tenden heer Cool. De Minister wil alles laten wachten op de inrigting der rechterlijke organisatie, maar Spr. zou het betreuren als daarom dringende onderwerpen achterwege ble ven. Hij geeft dit punt den Minister in nadere overwegingin de hoop dat deze moge terugkomen op zijn eerste beschouwing, om voor alles het wetboek van strafrecht onderhanden te nemen. De Minister van Justitie zal zich onthouden van alle be schouwingen betrekkelijk het gevangenisstelsel, om die later bij de afzonderlijke afdeeling te behandelen. Hij beantwoordt hoofdzakelijk den heer Wintgens over de rijkspolitie. De Min. wil een wet, om de verhouding der rijkspolitie te regelen tegenover de gemeentepolitie. Er is niets gedaan om eenige verandering in den bestaanden toestand te brengen. Het aan stellen van acht veldwachters en het ontheffen der gemeente van de kosten van huisvesting der marechaussees maken daarop geen inbreuk. En wat nu aangaat de opheffing der betrekking van hoofdinspecteur en van iuspecteur der rijkspolitie, als dat is een organisatie, dan noodig ik den spreker uit bij amende ment die posten weder op de begrooling te brengen. Wat de quaestie zelve der opheffing van bovengenoemde betrekkingen betreft, zegt de Minister dat hij altijd gemeend heeft dat de organisetie der rijkspolitie zeer goed kan marcherenzonder de inspectie over die politie optedragen aan afzonderlijke amb tenaren, verbonden aan het Departement van Justitie. Ware hij vroeger in de gelegenheid geweest het ontwerp nopens de rijkspolitie in te dienen, dan had hij reeds vroeger voorge steld die betrekkingen op te heffenmaar bij het besef dat die betrekkingen niet noodig zijn beeft hij gemeend niet te moeten wachten tot de vaststelling der wet. Maandag avond is rondgedeeld de Memorie van Beant woording over het wetsontwerp tot onteigening van perceelen ten behoeve van den aanleg van den spoorweg van Leiden naar Woerden. De regering verdedigt daarin de onteigening als een hoogst wenschelijke en nuttige zaak. Welligt waren de stellingen niet gezocht, dat concessie en onteigening twee onderscheiden za ken zijn, maar de regering wil die onderscheiding^«i5t ma" en verdedigt op al de gronden het gedane voowtel. BetMin^ zegt voorts

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1861 | | pagina 1