Buitenlandsch Nieuws. lieden middag, terwijl een omveder zich over de stad ontlastte, viel een der paarden van een vierspan van de equipages des Koningsdie van het Loo kwamen, op de Breedestraat dood neer, juist op het oogenblik dat men de Hoogewoerdsbrug was afgereden. Uit Leiden werd het volgende adres gezonden aan de Algemeene Synode der Nederlandscbe Hervormde kerk //Met zulke gevoelens als een lid der gemeente ten aanzien van het hoogste kerkbestuur betaamt, wend ik mij tot Uwe eerwaarde vergadering op nieuw met het verzoekdat niet langer worde verwijld met uitvoering te geven aan art. 23 van het algemeen reglement voor de Nederlandsche Hervormde Kerk.' Het regt tot benoeming van ouderlingen en diakenen be rustte reeds bij de gemeente, vóór dat dit bij het algemeene reglement erkend werd; want het karakter eener Christe lijke gemeente, veel meer nog dat van een protestantsche, eischt, dat zij zelve haar bestuur en] vertegenwoordigers kiest. Men vraagt niet meer naar bewijs; sedert de laatste tien jaren is die stelling een axioma geworden. Het bezwaar zocht men in een uitvoering, die mogelijk en raadzaam is geworden. Zulk een uitvoering, die elk misbruik voorkomt, is in volstrekten zin onmogelijk, omdat zelfs het meest onberispelijke, het edelste, het heilige voor misbruik niet kan worden behoed. Mogelijk is die uitvoering. De Nederlandsche natie zal zich binnen eenige dagenden derden Dingsdag der ingetreden maand, zelfs in de kleinste gemeenten, ook in de hoofdstad, waar de aanzienlijkste bevolking gevonden wordt, naar de stem bus begeven ter verkiezing van leden voor den Gemeenteraad zou het dan voor een deel der natie, voor een deel der in gezetenen van iedere burgerlijke gemeente onmogelijk kunnen worden geacht, om op gelijke wijze te kiezen leden voor den kerkeraad. 't Zou dwaasheid heeten zulks te beweren en wat meer zegt, 't zou schande zijn voor de protestanten, indien zijzoodra er sprake was van hartstogtelijkheidwaartoe regt- streeksche verkiezingen aanleiding konden gevenen van strijd van partijen, die er door wordt uitgelokt, niet het voorbeeld konden geven van een ernstiggemoedelijkkalm gebruik dat de Christen maakt van het regtdat hem toekomt. En die zou meenen dat de gemeente nog niet genoeg ontwik keld is, om van haar regt een verstandig gebruik te maken, die beproeve zich zelf, of niet op den bodem van zijn hart de zelfzucht en de hoogmoedzoowel als de eigenwaan en de heerschzucht dat oordeel hebben doen ontkiemen. Maar alle twijfel aan de mogelijkheid wordt opgelost door een sterk - sprekend feitdat een welsprekend lid Uwer vergadering gewis in het ware en heldere licht zal kunnen plaatsen: //de Leid- sche kerkeraad heeft een reglement goedgekeurd, waarbij het kiesrecht van de leden der gemeente zoo eenvoudig en doel treffend geregeld isdat even als de verkiezing van notabe len tot het medebeheer der kerkelijke fondsenook die van kerkeraadsleden mogelijk is." jRaadzaam is het dat art. 23 niet langer blijve een tijde lijke illustratie van het algemeen reglement en het laatste lid »tot dat daarin zal zijn voorzien, blijven de bestaande bepa lingen van kracht en toepassing," na verloop van tien jaren niet langer beteekenis hebbe. Nooit mag het den schijn heb ben alsof het hoogste kerkbestuur door herhaald uitstel het onvervreemdbaar recht der gemeente zou willen verkorten. Op onuitvoerlijkheid mag men zich niet meer beroepen*>dat was met de luyden ghegekt." 't Zou der gemeente gevoeligheid ten hoogste opwekkenindien men hare emancipatie tegenstond om haar nog te houden in een staat van onmondigheid. De eer en het belang der Nederl. Hervormde Kerk staat daarmede in het allernaauwst verband. Men zie toe, dat geen aanleiding tot reactie wordt gegeven en naar een wet, die dieper grond heeft dan een kerkelijk reglement, regten worden gehand haafd die willekeurig worden onthouden. Raadzaam ook uit het oogpunt der betrekking, die er nog altijd bestaat tusschen de kerk en den staat. De betrekking tochwaarin de Hervormde kerk in Nederland tot den staat moet worden beschouwd is niet zonder betee kenis en het is genoeg te wijzen op art. 168 der grondwet, op het Koninklijk besluit van 33 Maart 1852 No, 23 en op de Wet regelende het toezigt op de Kerkgenootschappen. Een opzettelijk betoog zal niet noodig zijn om te bewijzen, dat op den duur geen wettigheid kan worden toegekend aan hande lingen van beroep, bestuur of beheer, waarbij het regt der gemeente tot verkiezing van hare vertegenwoordigers wordt miskend. Geene verandering in de bekrachtigde reglementen zijn zonder uitdrukkelijke goedkeuring des Konings geldig- uitstel van de nakoming van een bepaald voorschrift tot later staat gelijk met een uitdrukkelijke intrekking waar het de toe kenning van een recht betreft, zulk voorbeeld van onregt- vaardigheid is van bedenkelijke gevolgen. Op die gronden- dat uitvoering van art. 23 van het al gemeen Reglement mogelijk en raadzaam is - veroorloof ik mij met alle bescheidenheid daarop aantedringen. 't Welk doende, enz. De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Zaturdag namiddag te 5 uur 76°, des avonds te 8 uur 72°, te 10 uur 68°. Zondag morgen te 6 uur 64°, te 8 uur 66°, te 12 uur 76°, 's namiddags te 2 uur 74°, te 4 uur 72°, 's avonds te 8 uur 71°, te 10 uur 70°. Heden Maandag morgen te 6 uur 68°, te 8 uur 70°, te 12 uur 72°, 's namiddags te 2 uur 70°, en te 4 uur 69°. Te Parijs heeft Woensdag 11. een inhechtenisneming plaats gehaddie niet weinig opspraak maakt en wel van den baron V., een lid der hoogste aristocratie officier van het legioen van eer, onder Lodewijk Philips, attaché bij de Fran- sche legatie en later eerste secretaris bij het gezantschap in Zweden. Uit Londen wordt daaromtrent het volgende be- rigt: Dezer dagen heeft zich alhier het navolgend verschrik kelijk feit voorgedaan. De Fransche baron Alfred Louis Pons de Videl, sedert ongeveer 30 jaren in Engeland gevestigd, had, na den dood zijner echtgenoote Susannah Jackson, van Hertfordshireeen losbandig leven geleid. Hij had een eenigen zoon, die, thans op 23jarigen leeftijd door het collegie van Cambridge gegradueerd, besloot zijn erfdeel, hetwelk hem, van zijns moeders zijde toekwam, opteeischen. De baron noodigde zijn zoon uit tot een uitstapje naar Claremont, om bij de familie Orleans een bezoek afteleggen. Zij begaven zich daar toe te zamen naar het Twickenhom-stationvan waar zij de reis verder te paard voortzetten. Op Claremont door den her tog van Orleans zeer minzaam ontvangen zijnde, reden zij weder naar huis, toen de zoon onderweg bemerkte dat er in zijn vader iets bijzonders omging en dat deze het er op toe legde om achter hem te blijven. Te Hampton gekomenwilde de baron aldaar een diner bestellenwaarvoor de jongeling die door de houding zijns vaders 'zeer ongerust was geworden, bedankte. Zij reden daarop verder huiswaarts, waarbij de va der een zeer eenzamen weg insloeg. De jongeling gaf te ken nen dat hem dit zeer vreemd voorkwamdoch de vader stelde hem daaromtrent gerust, met de verzekeringdat hy langs een korteren weg nog in het voorbijgaan een bezoek wilde afleg gen bij den hertog van Aumale, die zich aldaar in de nabij heid op Orleans-House bevond. Een boerindie dit hoorde waarschuwde hen dat zij daartoe een verkeerden weg volgden waarop de baron een ander pad insloegen zij eindelijk ach ter een der stallen van het genoemde huis omredenwaarna zij nog een zeer krommenafgelegen weg moesten passeren. Daar gekomen zijndebragt de baron zijn zoon tweemaal ach tereen zulk een hevigen slag op het hoofd toe, dat het bloed hem uit den schedel stroomde. Op dat oogenblik ver- scheuen bij de kromming van den weg een boer en een boerinwier bescherming de zoon inriepterwijl nog een ander man te gelijk kwam aanloopen. Ten diens huize werd de ongelukkige opgenomen en liefderijk verpleegdwaarbij de baron - die het liet voorkomen alsof het paard van zijn zoon schichtig geworden en op hol gegaan was en den jongeling bij den stijgbeugel medegesleept had - behulpzaam was. Er werd een chirurgijn ontboden, en deze bemerkte terstond dat er iets anders gaande was dan de vader verteldewaarbij nog kwam dat men, bij nader toezien, op den zadel bloed ontdekte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1861 | | pagina 2