N°. 392.
A0. 1861.
Mk of geen Ijk op de botervaten?
lf.iDsr.ii Dagblad.
Deze Courant verschijnt eiken dag, be
halve Zon- en Feestdagen, en kost voor
Leiden 1.95, en franco per post 2.80
in de drie maanden.
De prijs der Advertentiën is voor eiken
regel Zes Cents, behalve 35 Cents zegel
recht, voor elke plaatsing. Afzonderlijks
Nommers Vijf Cents.
Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 9 u. 42 m.; 12 u. 5 m.; 3 u. 9 m.; 6 u. 9 m.; 9 u. 9 m. Naar
Haarlem en Amsterdam te 8 u. 26 m.; 10 u. 58 m.; 1 u. 8 m.; 4 u. 58 m.; 9 u. 13 m.
Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 3 u., de overige werkdagen 5 u.; van Arasterdam (Beerebijt)
naar Leiden Maandag 's middag9 2£ u. Overige dagen 3 u,
Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nienwstraat'smorgens te 7 u. 30 m., 's middags te 12 u., 'snamiddag9 te 3 u. 45 m,,
'savonds te 8 u. 15 m. Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triëst, 6 en 22; over Marseille9 en 25 van elke maand,
Rijks-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 uur. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van sm. 7 u. 30 m.10 u. av.
Zittingen van bet Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandagen Donderdag te 11 uur,
Commissie van Fabricage, Ding9dag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie ia open dagelijks van 104
uur. - Thesaurie, dagelijks van 10—2 uur. - Be Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den Ouden Singel, 'smorgens van 9 10 uur,
Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 8 1 uur en van 36 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen
dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2
uur; van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 uur.
II.
In het laatst der zestiende eeuw gaven de hoofdlieden van
't kuipersgild aan Die van den Gerechte der stad Leiden te
kennendat dagelijks veel tonneboter ter markt werd ge-
bragt, gelegd in oude vaten, hebbende den brand of den ijk
van eenige jaren vroeger, en in het loopende jaar niet geijkt
zijnde- voorts dat er nieuwe botertonnen gevonden werden,
gemaakt in de omliggende plaatsen, verre te boven gaande
het oude gewone gewigt van 't half vat 22, 't vierendeel 11
't achtendeel 6 en 't zestiendedeel 3 ponden, - in voege,
dat de goede luiden boter koopende dikwijls grootelijks be
drogen worden en in plaats van boter hout verkrijgen; - ten
minste als gelijk in alle gevallen niet meer ter waag werd af
geslagen dan 't gewoon gewigt. Zij verzochten - aangezien
de tonnen ter Stadswaag alhier op 't uaauwst worden gewo
gen, de huisluiden gewoonlijk de zwaarste zoeken en de Leid-
sche kuipers mitsdien in haar nering grootelijks werden verkort-
dat daarin naar behooren zou worden voorzien. - Bij onderzoek
werd bevondendat botertonnen zoo oude als nieuwe wogen
als volgt: halve Vaten oude 27} en 25 pond, nieuwe 23}
en 22} pond,'- Vieren deelenoude 15}, 14} en 14 pond,
nieuwe 12} en 11} pond; - Achtendeelen oude 9}, 8} en 8
ponden, nieuwe 7} pond; - Zestiendedeelenoude 5 pond,
nieuwe 4} en 4 pond. Die van den Gerechte hebben daarop
den 25 Mei 1588 bevolen, dat voortaan alhier geen oude
botertonnen ter markt zullen worden gebragt om te verkoopen
tenzij ze op nieuw gejuist en gewogen worden en den brand
of ijk hebben van deze of van eenige andere Stadwijders
dat voortaan geen tonneboter binnen Leiden ter markt of ter
waag zal mogen worden gebragttenzij in tonnen hebbende
den ijk van deze of van eenige andere stad of plaats van het
jaar, waarin de boter is gelegdtelkens op een boete van 24
stuivers op elk vat, 't zij klein of groot, te verbeuren ten
behoeve van den Marktmeester of van den Waagmeester, de
bekeuring doende; - met dien verstande, dat aangaande de
oude tonnen die alreeds met boter zijn gevuld en den brand
des vnrigpn jaars hebben, 't zij van deze of eenige andere
Stad, niemand tot die bekeuring zal slaan vóór na St. Jacobs-
dag eerstkomende.
De grief,-nu 273 jaren geleden door hoofdlieden van het
Kuipersgild aan die van den Gerechte vertoond, over de bui
tengewone zwaarte der botertonnen en de noodzakelijkheid
van een ijk op het botervaatwerk- laat zich weder hooreu
dewijl die ijk is opgehevenmaar niet van de zijde der
kuipers, wel door den handel. De aanleiding is nochtans de
zelfde: - toen //de huysluyden zoucken gewoonlick de swaarste
'tonnen;" nu //de boeren gebruiken te zwaar of oud en ou»
zuiver vaatwerk." De gevolgen waren evenwel verschillend
want toen //werd het cuypersgild in haar neringe grotelick
vercort;" - thans 'kwijnt den boterhandel, die zich naar
elders verplaatst."
Over den grief der gilden in de zestiende eeuw spreken we
niet. Men weetdat destijds de gouden eeuw van het gilde-
wezen aanlichtte en het gebeurde met den graaf van Leycea-
ter der regering tot een genoegzaam pretext heeft gestrekt, oio
het stelsel van bescherming in al zijn kracht doortezetteu,
't Is nu de handel, die klaagt, waarom het van belang i«
daarop aandachtig te lettenomdat waarborg gevraagd wordt
tegen bedrog. Pieter de la Court zegt evenwel: //Gelijk een
//ijder, giklebroeders gebruikende, ofte ter markt gaande, da»
'gelijks ondervind, dat men om niet bedrogen te werden,
'alsoo wel bij Gildebroeders als bij anderen zelfs moet toesien
Van welken aard en omvang de Leidsche boterhandel is
kunnen we ons moeijelijk voorstellenomdat men het in den
laatsten tijd volstrekt niet over cijfers eens is kunnen worden -
en evenmin over de feiten die onder cijfers werden voorge
steld. Keeren we evenwel onzen blik achterwaarts, 4 jaren
terug, toen de provinciale ijk en herijk in al zijn kracht
bestond en werkte, dan treffen we opgaven aan uit de»
zelfde bron die thans ook vóór den ijk in het belang van
handelaars in boter zich openbaarde. In een rondgaanden
brief van April 1857 wordt, de meening niet gedeeld, dat
Leiden kon worden aangemerkt als de hoofdzetel van den bo
terhandel in Rijnland want dat de plaatselijke corns
op 750.000 pond 's jaars kon worden berekend ipóar da&ryan'-V