N°. 321. Donderdag 14 Maart. A0. 1861. Het Nieuwe ministerie. Zoo heeft de Koning dan na «enige dagen beraad weder een nieuw Ministerie benoemd, dat in rereeniging met de ver tegenwoordiger» der Natie zal overwegenberamen en voor- loopig vaststellen in het belang de» land», wat door Hem vervolgen» wordt bekrachtigd, en dat onder de ministeriële verantwoordelijkheid met de uitvoering dier wetten is belast. Is er hope op meerder duurzaamheid van dat opgetreden bewind, nadat de laatste acht jaren zich door herhaalde af wisseling hebben gekenmerkt? Voor ons i» er grond tot een blijde verwachting, omdat de laatste zamenstelling van een Kabinet beter dan de vroegeren het gemeen overleg met de Staten-Generaal zal bevorderen; maar vooral, omdat met die zamenstelling een krachtige steun ontvallen is aan een partij die maar al te zeer een noodlottigen invloed op de benoe ming van Miniiters uitoefende. De partijdie de April-be- weging van 1853 heeft voorbereid en doen ontstaan, is ge slagen, nu meer dan een lid van het Ministerie, dat destijds vrijwillig aftradomdat een heerscüzuchtige coterie zich tus- «chen den Koning en zijn Ministers had ingedrongen met het vertrouwen des Konings op nieuw is vereerd. De Minis ters van Buitenlandsche Zaken en van Justitiedie bovenal gesleept werden door het slijk eener fanatieke factie, die zich vrijwillig tot slavin maakte van een anti-Thorbecki- aansche coterie, - zij zijn op nieuw opgetreden en door hunne optreding heeft de Koning zich losgemaakt van een invloed waaraan de Nederlandsche natie te danken heeft al die twis ten en verdeeldheden, die in de laatste jaren den Staat brag- ten op een hellend vlak, dat noodwendig tot een diepen val deed neigen. De schatkist ondervoud door de aanzienlijke vermeerdering der uitgaven voor pensioenen van afgetreden Ministers een belangrijk nadeel; behalve de opdrijving van andere gewone uitgaven - het onvermijdelijk gevolg van een zich gedurig afwisselend beheer. Wij hebben een vrijzinnig Ministerie gekregen, dat op het voetspoor van dat, 't welk in April 1853 aftrad, de begin selen der grondwetsherziening van 1848 zal huldigen. En zoo denkt er ook een orgaan voor het afgetreden Ministerie over, terwijl het aldus redeneert: Het gerucht, dat gepoogd werd een Thorbeckiaansch Ka binet opterigten, zonder den heer Thorbecke zei ven daariu te begrijpenheeft zich bevestigdde heer van Heemstrade oude bondgenoot van den heer Thorbecke, cn die, als zoo danig, naast den heer van Hall gezeten, de verschrikte gemoederen der vrijzinnigen tot geruststelling moest ver strekken; de heer van Tet» van Goudriaan, de voorma lige alter ego van den meesterdoor wien het Kabinet Rochussen een oogenblik meende zich de welwillende on dersteuning van den grooten man te verzekerennaast deze beide vooral de heer van Zuijlen van Nyevelt, de in 1853 met den heer Thorbecke gevallen Minister van Buitenland sche Zaken; en eindelijk de heer Strens, die onder den heer Thorbecke aan het hoofd stond van het Departement van Justitie, en nu met de portefeuille van R. K. Eeredienst belast wordt, karakteriseren het nieuwe Kabinet. De Minister van Oorlog en de Minister van Marine, wiens politieke ge voelens ons overigen» niet bekend zijnkunnen dit karakter niet veranderenook de politieke kleur van den heer Gode- froi is voorzeker niet in staat om eenigzins merkbaar den gloed te temperen door de vier eerstgenoemde mannen aan den staatkundigen dageraad van het nieuwe Bewind gegeven. Indien het gerucht gegrond is, dat de heer Loudon dooi de openhartige blootlegging zijner liberale beginselen op ko loniaal gebied, na de aftreding de» heeren Rochussen, zelfs hem afschrikte, die niet schroomde aan den heer Cornets de Groot de leiding der koloniale belangen toetevertrouwen dan voorzeker geeft ook het plaats nemen van dezen jeugdi gen ambtenaar in het nieuwe Kabinet geen waarborg aan heu, die vooral, met het oog op de koloniale politiek, meer be houdende beginselen zijn toegedaan. De nieuwe Minister van Hervormde Eeredienst eindelijjc,-dö^ heer Jolles, mag, voor zoo verre men zijn staatkundige ge-, voelens uit zijn openbare loopbaan kan beoordeelen veiüglijk geacht worden in dit Kabinet met den heer van &uylen ho- mogeen te zullen zijn. LEIDSGH DAGBLAD Deze Courant verschijnt eiken dag, be halve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden 1.95, en franco per post ƒ2.80 in de drie maanden. De prijs der Advertentiën is voor eiken regel Zes Cents, behalve 35 Cents zegel recht, voor elke plaatsing. Afzonderlijke Nommers Vijf Cents. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 5 m.; 12 u. 58 m.; 6 u. 3 m.; 9 u. 13 m. Naar Haarlem en Amsterdam te 8 u. 47 m.; 1 u. 3 m.; 4 u. 47 m.; 7 u. 57 m. Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 4 u., de overige werkdagen 5 u.; van Amsterdam (Beerebijt) naar Leiden 's middags 2 u. Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 's morgens te7 u. 55 m., 'smiddags te 12 u., 'snamiddags te 3 u. 45 in., '.avonds te 8 u. 10 in. Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triest, 6 en 22; over Marseille9 en 25 van elke maand. Rijhf-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 uur. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van 8—9£ uur. Zittingen van bet Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uur.- Commissie van Fabricage, Dingsdag te 12 uur. - Burgemeester, dagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie ia open dagelijks vau 10i uur. - Thesaurie, dagelijks van 102 uur. - Be Gemeente-Architect is te spreken ta zijnen huize op den Ouden Singel, 'smorgens van 9—10 uur. Kantoor der Plaatselijk* Accijnsen, dagelijks van 8—1 uur en van 36 uur; der In- «n Uitgaande Rechten en Acoijnsen dagelijks van 9i uur en van 36 uur; van Rijks Hirsute Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 9-2 uur; van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 uur. I. V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1861 | | pagina 1