N°. 251. Donderdag 20 December. A". 1860. LEIDSCH DA6BLA». Deze Courant verschijnt eiken dag, be halve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden 1.95 en franco per post 2.80 in de drie maanden. De prijs der Advertentiën is voor eiken regel Zes Cents, behalve 35 Cents zegel recht, voor elke plaatsing. Afzonderlijke Nommers Vyf Cents. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 6 m.; 12 u. 58 m.; 6 u. 3 m.; 9 u. 13 in. Naar Haarlem en Amsterdam te 8 u. 47 m.; 1 u. 3 m.; 4 u. 47 m.; 7 u. 57 m. Stoomboot van Leidén (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 4 u., de overige werkdagen behalve des Zaturdags 5 u.; van Amsterdam (Beerebijt) naar Leiden 's middags 2 u. Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat:'s morgens te7 u. 55 m.,'smiddags te 12 u.,'s namiddags te 3 u. 45 m., 'savonds te 8 u. 10 m. Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triëst, 6 en 22; over Marseille9 en 25 van elke maand. Rijks-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 uur. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van 89i uur. Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uur. - Commissie van FabricageDingsdag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 10—4 uur. - Thesaurie, dagelijks van 10—2 uur. -De Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den Ouden Singel, '9 morgens van 9—10 uur. Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 uur en van 36 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Accijnsen dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 unr; van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 uur. Een Muziekaal geschil. II. Indien het bloot verblijf aan het Brusselsch Conservatoire tot bewijs van bekwaamheid moet verstrekkenom grondig veelzijdig en methodiek onderrigt in de Muziek te kunnen geven zou het niet dan eerst waarde krijgen wanneer voldoende proeven van bekwaamheid reeds gegeven zijn Uit de Wan klanken van Dr. C. L. blijktdat geen diploma's worden af gegeven - uit den brief van den heer Fétis mag men opmakendat er registers of stamboeken bestaanwaaruit eenigermate, ja welligt voldoende blijken kan, welken tijd het verblijf heeft geduurd en welke vruchten dat heeft gedragen. Ons is niet gebleken, dat de heer F. H. in handen van HH. Commissarissen der Leidsche Muziekschool eenig bewijs van zijn verblijf aan het Conservatoire heeft gesteld; - want Dr. C. L. zou het hebben verklaard en moeten opgenomen hebben tot zijn verdediging, indien werkelijk eenig bewijs van dien aard onder zijn oogen was geweest en onder die zy- ner mede-Commissarissen was gebragt. Juist hierdoor laat het zich verklaren dat Dr. C. L. naar Brussel toogtoen het verblijf van den heer F. H. op een overtuigende wijze werd tegen gesproken. Wat later door den heer Fétis is verklaardweet het publiek nu, nadat Dr. C. L. eindelijk heeft openbaar ge maakt een stuk, in de maand October 1860 afgegeven, dat alleen behelst een bevestiging, van hetgeen door den heer F. H. is opgegeven, maar niet zoo volledig als mogt worden verwacht, want men zoekt te vergeefs naar een opgave, hoe lang het verblijf aan het Conservatoire van den heer F. H. beeft geduurd. Waarlijkmen behoeft in geenen deele een ach terdochtig of zwartgallig karakter te bezitten, om uit die feiten het besluit te trekken, dat er in de maand Junij 1860 bij H.H. Commissarissen geen onomstootelijk bewijs voorhanden was, waarop zij konden verklaren, dat de heer F. H. aan het Brusselsch Conservatoire de bekwaamheid verkregen hadom grondig, veelzijdig en methodiek onderrigt te geven. Zeer op merkelijk is het dan ookdat Dr. C. L. een levensschets van den heer F, H. heeft moeten leverenom te bewijzen, wat hij door geen afdoende authentieke stukken kon, dat de heer F. H. bekwaamheid bezat, die wij ook niet wil len in twijfel trekken, als men maar zwijgt van 't Brus selsch Conservatoire. - Immers uit die levensschets blijkt alleen, dat de heer F. H. in den zomer van 1852 zich aldaar aan meldde in September van dat jaar als kweekeling werd inge schreven en na de vacantie in 1853 niet derwaarts is terug gekeerd. Het aanbod van den heer F. H., om zich bij de vervulling van de betrekking van directeur der Leidsche Mu ziekschool aan een vergelijkend examen te onderwerpen, ver dient allen lof, maar alleen dan wanneer dit had plaats gehad, zou er voor H.H. Commissarissen grond zijn geweest, om te verklaren aan de leden, wat zij in de circulaire van Junij 1860 hebben opgenomen. - Nu heeft die verklaring geen waarde, maar wordt terecht door velen gehouden voor een bluf Een bluf? ja, zoolang niet helderen duidelijk gebleken was, dat de benoeming van den heer F. H. rust op een schriftelijk bewysdat hij had overgelegd van zijn opleiding aan eenig Conservatoire, was het onnoodig, onvoegzaam en hoogst ge waagd de leden der Maatschappij te brengen in den waan dat een directeur was aangesteld, die de muziekschool een ongekenden luister moest bijzetten. Dit bewijs schijnt niet te bestaan, wij herhalen het; de muziekschool verloor daardoor niet in waarde; maar het vertrouwen op het bestuur moest er door lijden. Wat leert de geschiedenis der Muziekschool gedurende den tijd van haar bestaan Immersuit de vruchten wordt zij het best gekend en gewaardeerd en die zijn verkre gen, - ook tengevolge van een grondig, veelzijdig en metho disch onderwijszonder dat een der ouderwijzers aan het Brusselsch Conservatoire zijn opleiding genoten had. In on zen tijd - en dat beginsel wordt zelfs bij het hooger on derwijs langzamerhand gehuldigd, - vraagt men niet bo ven alles, waar de kundigheden verkregen zijn, maar men verlangt proeven van bekwaamheid, hoe ook verk eenvoudig Leidsch huisverwer, zonder eenige ^rondigw»op leiding te hebben genoten kon proeven gptefo-"\ya>p r - -mm** kwaamheid tot het geven van voldoend onderYy^*j^'.<fe •;tes-;'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 1