Slot volgt.) M. S. de Ranitz. Pleiter bestreed het beroep van den proc. gen. hoofdzakelijk op gronddatzoo al de plaatselijke be lastingverordeningen niet behooren te worden afgekondigd op de in de gemeentewet voor de plaatselijke strafverordeningen voorgeschrevene wijze, hieruit niet volgt, dat zij in het geheel niet behoeven te worden afgekondigdzooals de proc. gen. in zijn memorie had trachten te betoogendat integendeel het beginsel: nullum delictum sine lege, en geen wet of wettelijke verordening verbindt zonder afkondiging, in onze wetgeving is uitgesprokendoor den H. R. steeds gehuldigden ook geldt ten aanzien van plaatselijke belastingverordeningendat een wet of wettelijke verordening eerst kan werken den dag na dien der afkondiging, en derhalve het door den gereq. op 1 Jan. gepleegde verzuim niet heeft kunnen gestraft worden krachtens de op dien dag afgekondigde verordening. - Ver volgens adsumeerde pleiter de door den req. aangevoerde mid delen van cassatie. Hij betoogde in de eerste plaats, dat de belasting op den wijn en de sterke dranken die door al de ge meenten in de provincie Groningen behalve de gemeente Mee- den gemeenschappelijk geheven wordt, waarvan de opbrengst massaal blijft en onder de gemeenten verdeeld wordt, niet is een plaatselijke belasting in den zin der wetdat zij toch niet uitgesehreven is door één, doch door alle gemeentebestu ren te zamendat de gelden niet geheven worden ten behoeve van ééne gemeente, doch van al de betrokken gemeenten; dat het massaalfonds niet wordt beheerd door de gemeente, maar door de Gedep. Staten; dat de ontvanger der gemeente de gelden slechts ontvangt als ondergeschikte van den centra- len ontvanger der massaliteit en dat de belasting ook niet het werkelijk verbruik binnen de gemeente treft. Pleiter beweerde, dat de bevoegheid tot het op deze wijze in gemeenschap hef fen van een belasting niet aan de gemeentebesturen toekomt, dat in allen gevalle deze belasting is gemeenschappelijkniet plaatselijken dat dan ook de strafbepalingen van de gemeen tewet tegen de overtredingen ter zake van plaatselijke belas tingen hier ten onrechte zijn toegepast. - Het tweede middel van cassatiebestond hierindat de ambtenarendie de visi tatie hadden willen doen, daartoe niet behoorlijk gemagtigd waren geweest; dat toch art. 34, 5e lid van de bewuste ver ordening medebrengt een geschrevene magtiging op bepaald aangewezene ambtenaren ten opzigte van uitdrukkelijk genoemde personen, aan deze te vertoonenen dat, waar de ambtenaren slechts voorzien zijn geweest van een magtiging in blanco en ten huize van den req. diens naam en den hunnen hebben ingevuld, weigering van visitatie niet strafbaar heeft kunnen zijn. Conclusie bepaald op 30 dezer. Zaturdag avond zal in de Koninklijke Fransche Schouwburg te 's Hage worden opgevoerd Normagroote opera in vier be drijven muziek van Bellini en le Code des femmesvaudeville in één bedrijf; - de aanvang te half acht uur. Men zal zich herinnerendat na den storm van 28 en 29 Mei jl. door de heeren E. Spanier en M. M. Couvée te 's Hage ten behoeve van de vereeniging ter voortdurende ondersteuning van nagelaten betrekkingen van Scheveningsche visschers is uitgegeven een bundel platenbevattende tooneelen van de verwoesting door evengemelden storm in de residentie en in bet Haagsche Bosch aangerigt. Buitengewoon is de deelneming in deze liefdadige onder steuning geweest, zoodat de heeren Spanier en Couvée het ge noegen hebben gehad in handen van de Commissie der Ver eeniging te storten de aanzienlijke som van 583.90 als zui veren opbrengst van bovengemeld werkje. (Vervolg van het tweede rapport der commissie van de Ned. Maatsch. ter bevordering van Nijverheid). Bestond er een schoolpligt, waarbij de ouders genoopt wer den om hunne kinderen de scholen te doen bijwonener zou bij de vele pogingendie aangewend worden om de mindere klasse te verlichten en te beschavenveel goeds kunnen be vorderd worden, vooral bij het opkomend geslacht, maar nu stuiten die pogingen af vooral op de volgende misbruiken en verkeerde handelingen. De kinderen tochzoo vroeg van de school verwijderd en de eerste beginselen van het lezenschrijven en rekenen vergeten zijndeen welligt nog door een kwalijk ingerigt onderwijs wei nig gevorderd, komen, wanneer zij den leeftijd van 14 tot 16 jaren hebben bereikt, op een keerpunt van hun leven, maar zeker niet om een verbeterden weg te gaan. De goede vor deringen en het goed gedrag op de school werden beloond. Zij ontvingen een prijs. De ouders en geburenopgetogen door den behaalden triumf der kinderenroemen in hunne tegen woordigheid die vorderingen en de ouders zelve niet kunnende lezen of schrijven, beamen het dat de kinderen volleerd zijn; zij kunnen nu ook wel van de school af, om op een fabriek, bij een ambacht of in een dienst geld te verdienen. De ouders rekenen al uithoeveel zij zullen te huis brengenen niet zelden laten zij de handen reeds slapper hangenomdat er toch geld in huis zal komenal hebben zij dat zelve niet ver diend. - In het eene huisgezin, waar de man tot hiertoe vol doende won tot onderhoud van zijn gezinwordt het meerder verdiend loon door zijne kinderen doorgaans roekeloos en brood dronken verteerdin het andere huisgezinwaar de vrouw weduwe is, komt dat loon zeer te stade, maar het waretocli beterdat er in de behoefte van dat gezin op eene andere wijze werd voorzien. Uwe Commissie komt niet zoo zeer op tegen den arbeid op vroegen leeftijd der kinderen, maar wel tegen den langdu- rigente zwaren en onafgebroken arbeid. Er zijn er, die 12 tot 15 uren daags arbeiden met korte tusschenpoozingen; zelf, des nachts wordt van hen arbeid geëischt. Het kan niet anders of bij zulk eenen arbeid op zulk een jeugdigen leeftijd worden de intellectuëelemoreele en physieke krachten vernietigd. Uwe Commissie gevoelt het, dat er een strijd zal komen tusschen den arbeid van kinderen op de fa brieken of zijn beperking en het industriëel belang. Doch de belangen van ons volk vorderen hier dringend verbetering, Zijn vooral de armbesturen niet geroepen om voorziening tegen dat kwaad te bevorderen? Zij zijn het die het meest met den toestand bekend zijn. Zij nemenom het zoo uit te druk ken, de afgewerkte en verbruikte schepselen van de industrie over, die aanspraak hebben op hun medelijden, omdat zij men- schen zijnmaar die dikwerf naar ligchaam en geest zoo verdier lijkt zijndatwanneer hun levensdraad nog gerekt wordt, de re delijke mensch daaruit te naauwernood weder te voorschijn treedt, Maar wat vermag de philanthropiewat kunnen de armbe sturen uitrigten bij het gemis van wettelijke bepalingen op den arbeid der kinderen Men meent mogelijkdat men moet aan dringen bij de industriëelen om verbetering van dien toe stand. Dit zal evenwel weinig batenhoe ook het hart van den menschlievenden fabriekant met de beste bedoelingen is bezield. Hij hunkert zelf naar verbetering, maar hij kan in deze geen of weinig verandering te weeg brengenzijn mede dinger laat meerder loon verdienen omdat hij meer uren laat werken; en gelijk loon voor minder arbeid te betalen, kan bij niet; zulks verbiedt hem de concurrentie. En geven nu de ouders aan de kinderen voor het verdiende loon genoegzaam voedsel, berekend naar dien langen en zwa ren arbeid? Neen! was dat nog maar het geval, het ligchaam zou niet zoo spoedig verzwakken. Zoo worden de kinderen de slagtoffers van de onverschilligheid der ouders, geholpen door de gemakkelijke wijze, waarop zij hunne kinderen bij de fa briekanten om loon te verdienen kunnen zenden. De Commissie tot oprigting van een standbeeld voor Vondel is zamengesteld uit den Burgemeester van Amsterdam als EerevoorzitterMr. J. van Lennep, Voorzitter, P. A. de Génestet en G. D. Kölle, Secretarissen; Jacob de Vos Jacobsz,, Penningmeester; en J. A. Alberdingh Thijm, A. BeelooMr. P. J. Teding van Berkhout, A. Binger, J. Bunge, W.J. Hofdijk, E. J. Potgieter, Dr. P. Scheltema en Jhr. Mr. J. P. Six, leden. Aangenomen het beroep naar de Kaap de Goede Hoop door Ds. H. van Broekhuyzen te Otterloo. Volgens berigten van Java zal de uitgifte van het con tract Pangka op nieuw tot moeijelijkheden aanleiding geven, daar de koopers van de fabriek Pangka van het recht, hun bij art. 156 van het regerings-reglement toegekend, hebben gebruik gemaakt en door contracten met de bevolking te slui ten eenige honderden bouws suikerriet door vrijen arbeid doen aanplantenom te doen verwerken in de door hen van het Gouvernement gekochte fabriek. De heer Gallois zal dus een vergeefschen reis gemaakt hebben en welligt nu teruggave van gemaakte kosten en schadeloosstelling aan de Regering vrageii.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 2