Binnenlandsch Nieuws.
voor België van belang zou wezenindien te eeniger tijd Ne
derland zich wel zou willen wagen aan de verdediging van
zijnen zuidelijken grensstaat.
Z. M. heeft benoemd: bij het vak der posterijen, tot
directeurs, te Dockum, C. G. Sombeek, comm. der 3e kl., en
te Sas van Gent, G. Kok, geagreëerd klerk te Gorinchem;
tot comm. 3e kl., F. H. H. Doffegnies en A. L. Nagelsur-
numerairen; tot sum., B. J. R. van Hasselt en N. F. L. Klip
ping, geagreëerde klerken te Hoorn en te Haarlem; tot ontv.
der reg. en dom. te Leiden, J. J. Hubrechtontv. der reg.
voor de gerechtelijke en administrative acten en der dom. te
Utrecht- tot Zr. Ms. adjud. in gewone dienst den kap.-luit.
ter zee Jhr. J. H. van Capellen. -
Z. M. heeft bevorderd den officier van gezondheid 3e kl.
G. A. M. van Ewijk tot officier van gezondheid 2® kl. bij de
Marine - en benoemd tot Notarissen te Leiden J. M. E. Derck-
sen en te Arnhem E. F. Nass - tot schoolopziener in het
8e district van Friesland Jhr. Mr. J. A. A. van Panhuys te
Raauwerd.
Z. M. de Koning zal zich Maandag aanstaande wederom
voor eenigen tijd naar het Loo begeven.
Z. D. H. Hertog Bernard van Saxen-Weimar is van
zijne buitenlandsche reis in de residentie teruggekeerd.
Z. K. H. Prins George van Pruisseu is van Amsterdam
teruggekeerd en heeft wederom in het hotel Paulez zijn intrek
genomen.
De Officieren van gezondheid Couvee, Pabst en van Viers-
sen zijn overgeplaatst naar Nijmegen, Arnhem en Vlissingen.
Tot Surnumerairèn bij den Waterstaat zijn door den
Minister van Binnenlandsche Zaken benoemd W. J. S. J. Blom,
H. E. de Bruijn en A. van Hooft.
Z. M. de Koning van Zweden heeft de gouden medaille
van verdiensten voor letteren en kunst geschonken aan den
heer C. E. Taurel te Amsterdam.
Het prov. Gerechtshof in Zuidholland heeft benoemd de
rechterscommissarissen voor de strafzaken bij de arr.-rechtb.
in die prov. voor den tijd van twee jareningaande 1°. Oc
tober 1860; in het arr. Leiden Mr. H. P. J. Tollens.
De verkiezing van een lid voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaalwelke in het hoofdkiesdistrict Tiel ten gevolge
van het door den heer de Kempenaer als zoodanig genomen
ontslag moet worden gehouden, zal op Dingsdag den 16en Oc
tober a. s. plaats hebbenen indien eene herstemming noodig
mogt zijn, zal deze op Dingsdag den 30®u October daaraan
volgende gehouden worden.
Bij het schijfschieten te Assen is een tirailleur op 950
passen afstand achter een schans gedood.
Uit het verslag omtrent den staat der hooge, middel
bare en lagere scholen over 1858/59 ontleenen wij het vol
gende
Het geheele getal studerenden heeft van het jaar 1831 tot
1844 een langzame vermindering ondergaanzoodat het in
dat tijdvak van 1624 tot 1250 is gedaald. Na de invoering
van het staatsexamen in 1845 is het nog aanzienlijker afgeno
menzoodat het in 1847 het minimum 1025 bereikte. Na de
invoering van het Koninklijk besluit van 1 Julij 1850, vooral
echter na dat van 4 Aug. 1852, is het weder vrij aanzienlijk
aangegroeid, zoodat het in 1855 tot 1441 klom. De jaren
1857 en 1858 waren minder gunstig. Het besluit van 4 Aug.
1853 schijnt geen merkbaren invloed op de bevolking der
hoogescholen te hebben uitgeoefend.
De Leidsche hoogeschool telde steeds het grootste aantal
studenten, uitgezonderd in het jaar 1852, toen zij in dit op-
zigt door de Utrechtsche werd overtroffen. De Groningsche
hoogeschool was steeds de minst bevolkte. In 1858 studeerden
er van de honderd studenten 48 te Leiden, 37 te Utrechten
15 te Groningen.
De bevolking der Leidsche hoogeschool is vrij aanzienlijk
toegenomen tot het jaar 1836. Na eenige jaren op dit gunstig
standpunt te zijn geblevenis het aantal studenten aldaar
afgenomen tot het jaar 1852; sedert is het weder toegeno
men en zelfs boven het gemiddelde gerezen.
Het getal der studenten te Utrecht onderging iri de jaren
18301838 weinig verandering; in de daarop volgende jaren
tot 1848 nam het vrij aanzienlijk af, doch heeft zich weldra
van kdien achteruitgang hersteld, daar het in 1852 zijn maxi
mum bereikte en zelfs dat der Leidsche hoogeschool overtrof.
Van dit jaar af tot 1856 bleef het (met uitzondering alleen
van het jaar 1853) op dit gunstig standpunt. De vermindering
van het geheele aantal studenten in 1857 heeft zich bijna uit
sluitend aan de Utrechtsche hoogeschool doen gevoelen.
De bevolking der Groningsche hoogeschool onderging wei
nig verandering tot het jaar 1838; daarna nam zij tot 1843
eenigzins toe en bleef tot 1847 op dit gunstig standpunt. Se
dert echter is het aantal studenten, vooral in de laatste jaren,
vrij aanzienlijk afgenomen.
Het getal studenten in de godgeleerdheid is van het jaar
1844 af tot 1856 bijna gestadig toegenomen, zoodat het in
1856 twee maal meer bedroeg dan in 1844. Alleen in de twee
laatste jaren 1857 en 1858, was hun getal geringer. De Theo
logische faculteit was steeds aan de Utrechtsche hoogeschool
het sterkst bezet. De vermeerdering aan de hoogescholen te
Leiden en te Utrecht was ongeveer gelijk; te Groningen
daarentegen was zij minder aanzienlijk; in vergelijking met de
beide andere hoogescholen was de bevolking der theologische
faculteit te Groningen aan het einde van het tijdvak 1844 tot
1858 veel ongunstiger dan bij het begin, daar van de 100
studenten in de Godgeleerdheid in 1844 26, doch in 1858
slechts 13 te Groningen ingeschreven waren.
Het getal der studenten in de rechtgeleerdheid heeft gedu
rende het tijdvak 18441858 nagenoeg gelijken tred gehou
den met het geheele aantal studenten. De juridische faculteit
was steeds te Leiden het sterkst, te Groningen het minst
bezet.
Het getal der studenten in de geneeskunde is gedurende het
tijdvak 18441858 vrij aanzienlijk afgenomen terwijl in 1844
van de 100 studenten 28 in de geneeskunde studeerden, be
droeg dit cijfer in 1858 slechts 18. In de jaren 18511855
is wel eenige vooruitgang waargenomenmaar deze is weder
door achteruitgang gevolgd. Van de 100 studenten in de ge
neeskunde telde Leiden er in 1858 59, Utrecht 26 en Gro
ningen 15; gemiddeld over het geheele tijdvak waren deze
getallen 5026 en 24.
Het getal der studenten in de wis- en natuurkunde heeft
over het algemeen nagenoeg gelijken tred gehouden met het
geheele getal ingeschrevenen. In de laatste jaren is echter
eenige vooruitgang waargenomen. Aan de Leidsche en Utrecht
sche hoogescholen telde de wis- en natuurkundige faculteit,
ook in verhouding tot het geheele getal ingeschrevenensteeds
veel meer studenten dan aan de Groningsche.
Het getal der studenten in de letteren is in de laatste jaren
gaandeweg afgenomenzoowel in verhouding tot het geheele
aantal ingeschrevenenals op zich zelf beschouwd. De vermin
dering heeft zich het minst doen gevoelen aan de hoogeschool
te Leiden, het meest aan die te Utrecht. De letterkundige fa
culteit was te Leiden het sterkst bezetzoodat het getal der
litteratoren te Leiden steeds meer bedroeg dan dat aan de
beide andere hoogescholen te zamen. In 1858 waren er te Lei
den 35tegen 8 te Utrecht en 6 te Groningen.
Donderdag avond had alhier eene voorstelling plaats door
Chineesche, Engelsche, Amerikaansche Negers en Fransche
Kunstenaars: De twee orgineele Chinezen uit Hongkong ge
naamd Arr Hee en Arr Samm, in hunne Nationale Kleeder-
dragt en excellerende Magie (Chineesche Tooverkunst.) - De vier
Amerikaansche gebroeders John en Thomas Bellinge en gebr.
Felix, de grootste Equilibristen in Europa. Uit de Londensche
Alhama Saloon. - De twee gebr. Pentland eerste Equilibristen
van H. M. Druly Lane Theater. - De twee Negers Duriah en
Wardmet hunne NegerdansenTambourijenRoffel en double
Violon en eindelijk de in Europa eenige Henri Chevalier, Le
Salamandre, bijgenaamd de Vuur honing-, volmaakten een geheel,
dat aller verwachting overtrof.
Men verzekert, dat de buitengewone ligchaamskracht en be
hendigheid de grootste verbazing wekken en niets, wat de ze
delijkheid en betamelijkheid kwetsen kan in deze voorstellingen
is te vinden, terwijl de groote belangstelling, die de eerste
voorstelling ondervond, bij de tweede en laatste wel zal blij
ken toegenomen te zijn.