N°. 171. Dingsdag 18 September. A0. 1860. Lelden en het Haarlemmermeer. II. Tot de droogmaking van bet Haarlemmermeer werd beslo ten en Leiden in de gelegenheid gesteld, om bare aanspraken op schadeloosstellingvoor het verlies door haar te lijdente doen gelden. Wat verloor zij? Alleen de opbrengst der vis- scherij? Men was en bleef lang in die meeningomdat zij die met de taak der voorlichting waren belast, niet in de gele genheid werden gesteld, om bekend te worden met de daartoe betrekkelijke merkwaardige en belangrijke bijzonderheden, in het Archief wel niet onder stof verborgenmaar toch te goed bezorgd, om gemakkelijk te worden ontdekt. Bij een onpar tijdig onderzoek zou welligt het een of ander van hetgeen aan de bepaling der schadevergoeding moest voorafgaaneen helder licht verspreiden over de grondslagen, die tot maatstaf der berekening in aanmerking zouden kunnen komen. - De 15000 vertegenwoordigt het twintigvoudig bedrag van de gemiddelde opbrengst der visscherij gedurende de laatste jaren na aftrek der kosten van toezigt en beheer, in overeenstemming met de artikels 799 en 800 van het burgerlijk Wetboek. Op zich zelf beschouwd is tegen die berekening weinig intebrengen en is niet in strijd met de billijkheid gehandeld, als eene ver goeding wordt aangeboden, voor hetgeen Leiden jaarlijks zal verliezen door de droogmaking, waarvan de rente gelijkstaat met het bedrag der inkomsten van de laatste jaren. Stond het vischrecht in het Haarlemmermeer op zich zelf en buiten ver band met andere voordeelendie Leiden daarenboven op het oog had, toen zij eigenares van dat recht werd, dan mogt er geen sprake zijn van eenige andere vergoeding dan die strekte om het voortdurend genot te verzekeren der vruchten van den eigendom, van welken aard en hoegrootheid die ook was. Van hoeveel belang het Haarlemmermeer voor Leiden is geweest, blijkt onomstootelijk uit verschillende resolutiën, door de groote Vroedschap in de zeventiende eeuw genomen. Immers den 6en October 1632 werd besloten dat er nimmer over de droog making van het Meer zou mogen worden gedelibereerd dan na convocatie van al de leden der groote Vroedschap endaartoe niet zou mogen worden geresolveerddan met eenparige stemmen van al de tegenwoordige leden, en dat, wanneer immer die droogmaking nuttig en oorbaar zou geoordeeld wordenhet octrooi alsdan door Leiden zou worden aangevraagd. - Zoo het bloot was een financieel belang, dat zich onder cijfers liet brengen en waar van de berekening geen de minste moeijelijkheid opleverde, - waar toe dan die buitengewone voorzorgen ten aanzien van dit belang, bij uitzondering en als bij uitsluiting van alle andere zaken van plaatselijk belang? Waarom den 14en November 1662, en dus der tig jaren later nog zooveel gewigt aan die Vroedschapsresolutie gehecht, dat de bepaling noodzakelijk werd geacht, om op 't aankomen van iederen Veertig in Rade vóór het doen van den eed die resolutie te doen voorlezen Stellen we geheel ter zijde het beweerde recht van eigendom op den grond van het Haarlemmermeer, we mogen er wel voor in de plaats stellen het belang, dat Leiden had bij dat Meer, niet als eigenares van het vischrecht alleen- omdat zij daarin gelijk stond met eiken eigenaar van een rentegevend goed, - maar omdat die uitgebreide waterplas voor Leiden's ingezetenen onmisbaar was en het behoud daarvan in een onafscheidelijk verband stond met den bloei van Leiden en hare bronnen van welvaart. Of zou geen de minste waarde moeten worden gehecht aan het oordeel van de Leidsche Vroedschap, als zij verklaart, *dat de voorsz. Meeren dese Stadt Leyden in eygendom toe- behoorenende dat de bedyckinge van dien extreme grote schaden en interestenjaa (dat Godt verhoede) den geheelen ondergang van de voorsz. Stadt soude kennen veroorsaakenof daarom niet goed en dienstig en ware in tijds vasttestellen dat enz." Men kan daartegen aanvoeren de resolutie door de groote Vroedschap den 13 July 1750 genomen, waaruit blijkt, dat de leden elkander van de belofte hebben ontslagenkrachtens de resolutie van 14 November 1662 afgelegd. Maar de aanleiding tot dit besluit lag in niets anders, dan in het gewijzigd oordeel over de schadedie de bedijking op zich zelf beschouwd voor den waterstand zou veroorzaken. Die wijziging stond in het naauwst ver- band met de plannen tot eene uitwatering te Katwijk emffifardoor was het hoofdbezwaar tegen de bedijking weggenom^/ - LEIDSCH DAGBLAD. Deze Courant verschijnt eiken dag, be- talve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden 1.95, en franco per post 2.80 in de drie maanden. De prijs der Advertentiën is voor eiken regel Zes Cents, behalve 35 Cents zegel recht, voor elke plaatsing. Afzonderlijke Nommers Vijf Cents. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 9 u. 42 m.; 12 u. 7 m.; 3 u. 4 ra.; 6 u. 9 m.; 9 u. 24 in. Naar Haarlem en Amsterdam te 8 u. 26 m.; 10 u. 58 m.; 12 u. 59 m.; 4 u. 58 m.; 9 u. 28 m. Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naak Amsterdam, Maandag ochtends 3 u., de overige werkdagen 4 u. 30 min.; van Amsterdam (Bee- rebijt) naar Leiden 's middags 2 u. Poftbusligtingen aan de Lakenhal, aan de Katoenfahriek en op de Nieuwstraat: 'smorgens te 7 ure 30 min., 'smiddags te 12 ure, 'snamid- dags te 3 ure 45 min., *s avonds te 8 ure 30 min. Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandagen Donderdag te 11 ure. - Commissie van Fabricage, Dingsdag te 12 ure. - Burgemeester, dagelijks te 10 ure. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 ure. - Thesaurie, dagelijks van 102 ure. -Be Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den Ouden Singel, 'smorgens van 910 ure. Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 8—1 ure en van 36 ure. Kantoor der In- en Uitgaande Rechten en Accijnsendagelijks van 91 ure en van 36 ure. Kantoor van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 ure. Kantoor van Zegel, Registratie dagelijks van 8—4, van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 ure. i.r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 1