verlieten hunne sawas, de koelies, die in de droogschuren op werktaak arbeiddenwerden alle opgeroepen om beerendienst te verrigten zoodat verscheidene ondernemers radeloos ble ven afwachten, tot dat der bevolking de gele genheid geopend werd om zich meer met loon- trekkenden arbeid bezig te houden. Als een bewijs hoezeer de Javaan met den vrijen arbeid ingenomen is, strekt de volgende authentieke anekdote. Op eenen vroegen mor gen, begaven zich de nagenoeg dertig a veertig koelies, die gewoon waren in eene droogschuur tegen een goed daggeld te arbeiden en nu dag in dag uit zonder de minste belooning heeren- dienst moesten verrigtennaar de woniug van den ondernemer en vroegen hem, hoe bij nu, bij gemis aan koeliesmet het oppakken van zijne tabak enz. klaar zou komen. De onderne mer gaf hun ten antwoord, dat hij het zelf niet wistwant dat hij natuurlijk de bevelen van den resident moest eerbiedigen. Daarop nam een zijner daglooner3 het woord op en zeide: - »Als mijnheer ons niet verklaptdan zullen wij hem een middel aan de hand geven om ons allen in de fabriek den gewonen arbeid te laten ver rigten." - De ondernemer beloofde al wat men begeerde en toen gaf de geslepen Javaan hem den raad, om al zijne arbeiders als buisbedien den op te geven, welke, zoo als men weetvan de heerendiensteuj uitgesloten zijn. Hij volgde dien raad op. De werkzaamheden in zijne in- rigting werden doorgezet en zijne arbeiders be vonden zich regt gelukkig in het verdienen van hun gewoon arbeidsloon. En dan durft men bewerendat de Javaan lui en vadzig is, dat hij geen aanleg tot vrij- willigen arbeid bezit en dat alleen dwang in staat is om hem tot werkzaamheid te bewegen. Dit durft men bewerenterwijl zoo menig spre kend voorbeeld* het tegendeel bewijst en er be paalde tegenwerking en zelfs bedreigingen ge bezigd worden om den landbouwer van den vrijenloontrekkenden arbeid af te schrikken (Overgenomen uit de Indiër). BINNENLANDSCH NIEUWS. De Chinesche dwergen worden voortdu rend door een groot publiek bezocht en geen wonder, daar het de kleinste menschen zijn, die ooit in Holland werden gezien. - De on dernemer heeft van HH. Burgemeester en Wet houders de vergunning verkregenom met de dwergjes nog twee dagen Maandag en Dingsdag 's avonds van 4- tot 10 uur te vertoeven en zul len gekleed zijn: de Prins als Pruissische Ge neraal en de Prinses in groot gala-costuum. De groote toeloop, die de voorstelling van deze beschaafde dwergen ondervondzoowel binnen- als buiten 's lands, strekt wel ten be wijze van de merkwaardigheid hunner personen en kan tot aanbeveling dienen voor hendie zich daarheen nog niet hebben begc.B de nog op Maandag en Dingsdag I gelegenheid gebruik te maken. Met genoegen hebben wij de Si,;» van de Heeren Boas en Judels. hl directie verdient lof door haar onvctj ven om zulk een personeel te engJ hun genre is dit gezelschap wel het I Holland te noemen. Judels is en blij! te overtreffen komiekde man die i zijn roem bestendigt, ja, kon het i grooter maakt. D. van Ollefen is nog lieveling van het publiekzijn spel i een der eerste artisten zijnwant zijr ting is in elke rol voorlretfclijk. Mo: jeune premier volkomen op zijne pta de nette man die in zijn veelvuldig meeste naauwgezetlieid in aanrnerkii,; die steeds vol waarheid en daardoor dt van het publiek waardig is. Vroomkr: als Matc-oumo uitmunteud, list en i: woestheid en gevoel. Strelitski immer plaats, tracht steeds de goedkeuring publiek te verwerven. Mevr. Sablairollet Roos, beide eerste actrices aan deze Salon, eiken toeschouwer door hun spel, beidei vooral in de Schipbreuk van LaPérouseges Mevr. Kamphuizen en Mevr. Stol zijn stelijke actrices, de eerste is een waardigi die in de hooge rollen steeds waardigh senteert en in de Mere noble, waarbei: levert tot in de kleinste bijzonderheid,i is in de komische partijen onovertrei wekt zeer de lachlust der toeschouwen Van allen spreken, kunnen wij niet zeggen wij, allen zijn op hunne plaats dienen het ruimste succes. De heer Jai gister avond een moment, zoo als P dien geven kan. (Inge:oü Z. M. heeft den len luitenant F. C. II bij het 3e regiment infanterie benoemd: der der orde van de Eikenkroon. De Minister van Staat en van fii heeft aan de provinciale directeurs der belastingen in - en uitgaande rechten en at gezonden de volgende missive: "Bij mijne resolutie van den 13 Julij| N°. 155, zijn met ontslag bedreigd de: narendie zich bij of ter gelegenheid t uitoefening hunner functien in eenen süi dronkenschap bevinden. Het is mij uit es gevallen geblekendat nog steeds ona ambtenaren van mindere rangen eenigfl vonden wordendie aan het overdag bruik van sterken drank verslaafd zijna dat op de zoodanigen de bedreigde raaalri worden toegepast. Eenige controleurs #1 de bedoelde ambtenaren in hun gedrag naauwlettend genoeg na te gaan, ofallba:! ongepaste verschooning te behandelen. M( innering aan de voormelde resolutie m» nader mijn ernstig verlangen aan UEd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 2