LEIDSCHDAfiBlAD.
N°. 55. Woensdag 2 Mei. A°. 1860.
Het Dagblad kost in de 3 maanden 1.95. Afzonderlijke Nommers 3 Cents.
Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 9 u. 42 m.; 12 u. 7 m.; 3 u. 4 m.;
6 u. 9 m.; 9 u. 24 m. Naar Haarlem en Amsterdam te S u. 26 m.; 10 u. 58 m.; 12 u. 59 m.; 4 u. 5S m.; 9 u. 28 m.
Postbusligtingen aan de Lakenhal, aan de Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 'smorgens te 7 ure 30 min.,
'smiddags te 12 ure, 'snamiddags te 3 ure 45 min., 'savonds te 8 ure 30 min.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. Burgemeester en Wethouders
Maandag en Donderdag 11 ure. Commissie van FabricageDingsdag 12 ure. Burgemeesterdagelijks te
10 ure. Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 ure. Zon- en Feestdagen uitgezon-
derd. Thesaurie, dagelijks van 102 ure. De Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den
'Ouden Singel, Wijk V, N°. 328, 'smorgens van 910 ure.
Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 ure en van 3 6 ure.
Kantoor van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 ure.
Kantoor van Zegel, Registratie dagelijks van S4, van het Kadaster en de Hypothekenvan 94 ure.
Openbaar lager onderwijs.
III.
v. De behoefte aan scholen voor openbaar lager
'onderwijs, wie kan haar bepalen en wat is
'de maatstaf? Met bet oog op de geschiedenis
dc-r bewaarscholender havelooze scholenzou
■ten zeggen»sticht scholen en zij zullen spoe-
Bjg vol zijn." Maar als men dan weder let op
e sluiting van twee stadsscholen, die overbo-
ig werden gerekend, wat nut öf welke noodza-
elijkkeid zou er dan bestaanom nieuwe scho
ut te stichten? Evenwel die sluiting geschiedde
eels als maatregel van bezuiniging deels omdat
:n gevolge der oprigting van bijzondere scholen
t van de middelendie aangewend worden om
'die scholen zooveel mogelijk te bevolkenhet
ffintal leerlingendie de openbare scholen be
zochten, verminderde. Wij zullen zien dat die
maatregel, vóór de vaststelling der nieuwe wet
op het lager onderwijs genomen (2 April 1857),
as niet kan belemmeren in het onderzoek, wat
lans noodig is, opdat ook hier ter stede voor
tldoend lager onderwijs door het openbaar ge-
ig zij gezorgd. Met die maatregelen van be-
liniging loopen we trouwens nooit hard weg,
ant zij treffen zelden doel.
Binnen Leiden zijn aanwezig ten minste 2308
jongens en 2111 meisjes van 6 tot 12 jaren oud
Baarvan genieten lager onderwijs ten hoogste
genomenwant onder die cijfers zijn ook
kinderen boven dien leeftijd begrepenvol
gens het gemeenteverslag over 1858 niet meer
Jan 1993 jongens en 1764 meisjes, zoodat nog
ten minste duizend kinderen geene school be-
toeken. En nu leert ons de ofticieële statistiek,
ine geen twijfel of tegenspraak duldt, dat er
iperkelijk achteruitgang plaats heeft gegrepen
want in 1851 bedroeg het aantal leerlingen,
die lager onderwijs genoten op openbare en bij
zondere scholen 2752 jongens en 2307 meisjes,
zoodat er oorzaken moeten hebben bestaan, die het
trouwe schoolbezoek deden verminderen. Wij be
weren, dat de gebrekkige inrigting van het open
baar lager onderwijs daaronder moet worden
geteldomdat de overbevolking der stadsscho
len en het onvoldoend getal hulponderwijzers
gezwegen nog van de mate huuner bekwaam
heid en geschiktheidzulke gevolgen moesten
hebben, 't Is niet te ontkennen, dat ook an
dere oorzaken daartoe hebben bijgedragen. Dit
zijn feiten, dat, terwijl in 1851 op de openbare
scholen waren 2995 kinderen, waarvan het
meerendeel gratis onderwijs genoot, in 1858
de openbare school slechts 1175 leerlingen telde,
waarvan 844 gratis onderwijs ontvingen. Zal
men het ons nu ten kwade kunnen duiden,
dat we in het verleden en het heden geen den
minsten grondslag vinden om daarop eene goede
en voldoende regeling van het openbaar lager
onderwijs te volgen? We durven integendeel aan
dien het aangaat wel den raad gevenom met
alle gezag van tradition te breken en een eigen
weg te kiezendie alleen de bevordering van
het waarachtig plaatselijk belang op het oog
heeft.
Naar eene naauwgezette berekening mag men
aannemendat het gewone lager onderwijs ten
minste voor van de kinderen van 6 tot 12
jaren moet zijn gratis of voor een matig school
geld. Die berekening steunt op de cijfers der
bevolking van de verschillende wijkenwaarvan
de vier laatsten over het algemeen de behoefti-
gen en minvermogenden uitmaken. Zoo noodig
geven we ook aan die berekening openbaarheid.
Op dien grond steunt ons beweren, dat voor 1600
jongens en 1000 meisjes openbare scholen moe
ten bestaan en daarmede stemt ook overeen het
verschil in het getal leerlingen der bijzondere