PAASCHRAADSEL Reizen in Rijnland WASHINGTON f00°00| SQUARE 80000006 ffiafofiet&en ZATERDAG 5 APRIL 1947 DE LEIDSCHE COURANT PAGINA 5 GEEN „ZACHT-EITJE" Voor de liefhebsters en liefhebbers van een puzzle ditmaal een kruiswoordraad sel in den vorm van een Paaschei. Het eenige, wat wij er van zeggen is, dat het geen „zacht eitje" zal zijn. De omschrij vingen luiden: HORIZONTAAL: Nederlandsch dichter. Afkorting uit de Wiskunde. Plaats aan de Donau. Vergadering. Spil. Den lezqj- heil, Landstreek in Klein Azië bij Rhodos. Tegenovergestelde van chronisch. Doode taal. Slaapje. Paardje. Verhoogde toon. t, Kenteeken voor auto's van diplo maten. Legeroefening. Rivier in Italië. Eenstemmig zangstuk, i. Engelsche gewichtsmaat. Plaats in de Betuwe. Muzieknoot. Paard. Hetzelfde. Persoonlijk voornaamwoord Idee. t. Fransche havenplaats, i. Zintuig. Visschershaven aan het Kanaal, r. In orde. Motorschip (afk.). Schiereiland bij de Gele Zee. Volgend op. I. Water in Friesland. I. Russische plaats bij de Oeral. Vóór korten tijd, t. Oevergewas bij meren en slooten. i. Bladader. 5. Cafébediende. r. Persoonlijk voornaamwoord. I. Titel van een bisschop (afk.). Etcetera. Goud (Fransch). L Lettergreepraadsel. L Vergrijp. Straatbedekking. L. Academische titel (afk.). I. In het jaar onzes Heeren. J. Genoegdoening. 1. Plaats in Egypte. VERTICAAL: Verbetering. Russische rivier. Zie Hor. 79. Onderaardsche gang. Zangstem. Pak. Dienstplicht. Ongeveer (afk.) Muzieknoot. Bevestiging. Voorzetsel. Zie Hor. 28. Een der U.S.A. Engelsche oppervlaktemaat. VeVstard water. Roode kleur. Brandstof. Een tuin bearbeiden. Plaats in Zuid Holland. Product van een kip. Oude lengtemaat. Muzieknoot. Overste van een nonnenklooster. Japansche munt.. Plaats in Gelderland. Zeehaven in Oost Friesland. Soortelijk gewicht (afk.). Onderricht. Telwoord. Boorzure soda. Plaats aan de Amblève. Sierplant. Vleeschsooi t. Hoofddeksel. Engelsche adelijke titel. Datumboekje. Plaats in Marokko. Bewoner van Eire, 1200 (Romeinsch. Dwarsmast. En andere (afk.). Telwoord. Zie Vert. 17. Bindmateriaal voor bloemt' n. Oude muzieknoot. Perzië. Eerlijk (Engelsch). In dit geval (afk.). N.V. (Fransch). Slede. Compagnon (afk.). Voor de goede oplossingen stellen wij beschikbaar drie prijzen, elk een boek werk, dat de winnaar zelf kan uitkiezen, van ongeveer 10 gld. Oplossingen moeten zijn ingezonden vo or 15 April. Rijnsburgsche ontgoochelingen door Voor mij, als ik te Rijnsburg kom Dan wil ik vragen naar de plek En, wierp de tijd het klooster om Toch zoeken of ik niets ontdek, En zij 't een scherf maar of een steen, Ik zend er toch een handkus heen. Die brave Tollens heeft wel nooit zoo gek gedaan als gedicht. Wat moesten dt abdis sen ervan denken. Maar ook wijmorrelden toch in weemoedige stemming de deur open van de toren de grauwe toren, welke kloek de last van acht eeuwen droeg en, evenals zijn patroonheilige St, Laurens, ge blakerd werd in de vlammen der neerstor tende abdij-gebouwen In de toren-kamer lagen eenige brokken steen o.a. een enorm kapiteel met uitgebei telde ananas-vruchten, een relikwie nog van de verwoeste-grootheid'. De poort van de toren is in 1618 gemaakt en vertoont in een driehoekig-fronton het wapen van Rijnsburg, een roode burcht (wat ook het wapen van Boskoop is. omdat Boskoop aan den abdij hoorde). De bestijging zou geen moeilijkheden hebben opgeleverd, als Engeline geen last van duizelingen had gekregen. Op ae twee de verdieping werden we aangestaard door een verzameling borden „Verboden Toe gang", daar gereed gehouden door de Rijn- burgsche gemeentewerken. Aangezien de kans, dat we een van de trans afdalende po- litie-agent zouden ontmoeten, gering was, klommen we onverdroten verder. Maar op de 3e verdieping had Eduard de stommiteit Engeline te roepen, even naar omlaag te kijken door hei gat, waarin de leege darmen van de brandslangen neerhingen. Engeline kreeg meteen onweerstaanbare neiging om a la Jan van Schaffelaar zich naar beneden te storten en op het voren genoemde kapiteel met ananassen te plet ter te slaan. ,,Tot hier" ze ze, naar adem snakkend, maar zeer beslist „en niet verder". Het voordeel van een vergezicht over een totaal verwoeste abdij woog bij jns niet op tegen het nadeel een in gruzelementen ge vallen vrouwspersoon te moeten bij elkaar rapen. Er waren al abdissen genoeg gesneu veld Langs de Vliet een aardig grachtje r- bekeken we nog de Wilhelmina-boom, die zijnerzijds overschaduwt, doch anderzijds belicht wordt door een koddig in groen en oranje geverfde feest-lantaarn. De boom, geplant bij de troonbestijging van H. M., staat gevangen in een groen hekwerk met oranje-medaillons van de koningin op 18- jarigen leeftijd. Toen naar het Spinoza-huisje. ,,'t Spinazie-huissie" vertolkte een half- was-ui, die we naar den nogal ingewikkel- den weg vroegen. Baruch Spinoza was een Joodsch wijs geer, die wegens onrechtzinnigheid uit Amsterdam werd gebannen en de jaren 16611663 in Rijnsburg doorbracht, waar hij in zijn levensonderhoud voorzag met glazen slijpen en nieuwe onrechtzinnighe den uit te denken. Hij was vol-op pantheïst. Zijn naam zou bij de Rijnsburgers en bij menigeen daarbuiten in vergetelheid zijn geraakt, als de Societas Domus Spinozanae niet op het te prijzen idee was gekomen in 1899 het huisje, dat de wijsgeer bewoond had, tot een museum in miniatuur in te richten. In de voorgevel ervan staat met een klei ne variant het tamelijk onnoozele versje van Kamphuizen in steen gegrift: Och waren allé>menschen wijs En wilden daarbij wel Dan was dees aard een paradijs Nu is ze maar een hel. Het is een interessant huisje, en ieder die Rijnsburg komt, raden we een bezoek aan. De naam Spinoza zegt ons, die geen Spino zist zijn, niet veel meer. Maar zijn geest is blijven hangen in deze vertrekken, die met meubels uit dien tijd zijn voorzien; waar Spinoza's boeken staan en ook de houten draaibank, waarop hij lenzen fabriceerde. De echtgenoote van den concierge G. van Egmond, een innemend oud dametje met een gebloemde boezelaar voor, verzorgt er op moederlijke wijze de geest van Baruch, zonder nochtans diens wijsgeerige inzichten te deelert. „Ik ben Christelijk-Gereformeerd" ant- woorde zij, toen wij inquisitie hielden. Door deze verklaring zou zelfs de Inquisitie zon der meer gerust gesteld zijn. Spinoza was van Joodschen huize en de woning, waar drie eeuwen geleden een Humoristische Avonturen-roman. door: LEROY SCOTT. 13) „Jij th/uis, Jack?" riep de rechter in de hoogste verbazing. „Maar, mijn jongen, wat heb je ons een schrik aangejaagd!" En toen met een medelijdenden blik op de verbon den handen: „Toch. niets ernstigs, hoop dik?" „Niets van beteekenis", en hij keek zijn moeder aan. Op haar beurt keek zij haar zoon aan, ging toen naar de brandkast een veel zwaarder exemplaar dan die van bo ven, haalde er een document uit en ging weer bij de heeren zitten. Zij had nu heel" veel van een vorstin uit een of ander treur spel, uit wier houding en gebaren men kan opmaken, dat de cntknooping van het stuk nadert. „Rechter Harvey, begon zij plechtig, „ik houd er niet van om uitvoerige ver klaringen te geven. Maar ik zou graag als getuige willen hebben bij wat ik van plan ben te doen; ook zou ik u iets willen ver zoeken". „Geheel tot je dienst Caroline". „Vooreerst dan", zeide ze, en men kon hooren, dat zij zich inspande om kalm te Jood woonde, vermocht zelfs de Woede van die Joden-haters bij uitnemendheid, de Duitschers, nog gaande te maken. Het huis moest verkocht worden (hetgeen onders hands geschieden aan een „goede"), de boe ken werden naar Stuttgart ontvoerd, de Joodsche vertrekken verzegeld! „Het ging ons echt aan ons hart" ver haalde mej. Van Egmond. Het gesnauw van de Duitschers had het echtpaar echter niet weerhouden in dit Joodsche huis twee Joodsche dames schuil plaats te verleenen, tot aan de bevrijding. In het gasten-boek hebben de beide onder- du iksters een hartelijk dankwoord geschre ven. Het is een heldhaftige mop: de Duitschers zochten overal, behalve in dit verzegelde Joodsche huis. ..Je moet wat wagen!" zei het zonnige Spinoza-moedertje „Naar den mensch gesproken, hebben we twee vrouwen het leven gered." 'We neusden nog wat rond in Spinoza's have, bewonderden de eiken-omkleede schouw, de vuurplaat, de teruggekeerde boeken, en luisterden naar mej. Van Eg mond, die wist te vertellen, dat er dit jaar achter de groene taxushagen van het voor tuintje, waar al een zonnewijzer staat, ook een bronzen beeld van Spinoza zal worden opgesteld. Het voetstuk is er al voor den Israeliti- schen wijsgeer, die zooals een ingelijst son net van Sully Prudhomnie tameiijk spot tend vermeldt: .tout en polissant des verres de lunettes MitTessence divine en- formules trés nettes Si nettes que le monde en fut épouvanté. Wij drieën voelden ons heeleipaal niet ge- ëpoevanteerd. De wereld is midderwijl ver rijkt met zooveel andere wijsgeeren die de essence divine volkomen uitschakelden, dat Spinoza's onrechtzinnigheid in vergelijking daarmee gematigd rechtzinnig is. „Dit is nu Rijnsburg" merkte Engeline op. nadat wij als souvenir aan ons bezoek een paar met de hand beschilderde houten uien hadden gekocht „maar waar is nu de Rijn?" Als een buitenlander de naam Rijnsburg leest, droomt hij zich een romantische burcht met tinnen en transen, welke on- derst-boven weerspiegeld wordt in de bree- de stroom. Hij snelt derwaarts en vindt slechts knollen en bollen. De Rijn zal vroeger toen er waarschijn lijk een Romeinsch vesting lag wel langs die burcht gevloeid hebben. Tegenwoordig laat hij Rijnsburg te rechter zijde links liggen. Beestachtigheden van landwachters Voor het Bijzonder Gerechtshof te Utrecht is behandeld de zaak tegen land- wachters, die te Maassen beestachtig zijn opgetreden tegen vijf jonge Nederlanders, die actief aan het verzet deelnamen. De proc. fiscaal mr, Drabbe eischte twee maal de doodstraf, twee maal 20 paar en één maal 12 jaar, resp. tegen G. J. H., V. M„ F, de O. en G. A. de R. en wees den vijfden verdachte wegens gebrek aan bewijs terug naar het Tribunaal. Ter rechtzitting kwam vast te staan, dat zij in Maarssen vijf jonge illegale werkers in handen kregen, dat zij deze verhoorden, dat wil zeggen hun in het gezicht stompten, dwongen in de sloot te springen, in het been schoten en met een touw om den hals of de enkels 30 tot 40 meter met samengebon den handen achter een auto aan over den grond sleurden. De proc. fiscaal wees op het feit, dat men dit geval sympthomatisch mag noemen voor de geheele landwacht, omdat uit ver klaringen van verdachten zelf is komen vast te staan, dat een dergelijke optreden op het bureau aan de Maliebaan door allen hartelijk werd toegejuicht. HAAGSCHE RECHTBANK. Wegens diefstal door middel van inbraak heeft zich voor de rechtbank te verant woorden gehad W. G. A. Z., die zich toe gang had verschaft tot een fabriek van ta baksartikelen te Leiden. De eisch luidde vier jaar gevangenisstraf. De rechtbank heeft veroordeeld tot twee jaar en zes maanden gevangenisstraf. A. D. te Leiden heeft zich voor de rechtbank te verantwoorden gehad terza ke van heling, waarvoor de officier tien maanden gevangenisstraf eischte. De recht bank heeft uitspraak gedaan, en volstaan met opleggen eener geldboete van j 500 of 50 dagen hechtenis. alle maten met en zonder bak. Uit voorraad leverbaar Merk „DE LOCOMOTIEF". Laadvermogen 500 a 600 kg. Speciale hoofdasconstructie, uiterst licht loopend. Zonder vergunning. „CARRIERHUIS" Levendaal 76, Leiden, Telef. 22962 v Paaschvaria In Oost-Nederland, speciaal in Twente, houdt men onze folklore nog in eere. Tal van overleveringen blijven hier bewaard en vele oude gebruiken zijn er nog in zwang. Daar is de inzameling van het Paaschhout, waarvan het Paaschvuur gestookt wordt. D. J. van der Ven, die veel oude gebruiken opteekende. vertelt er over in zijn boek: „Ons eigen volk in het feestelijk jaar". Ook aan dit Paaschvuur ligt de louteringsge dachte, de geest van vernieuwing rondom ons, ten grondslag. Immers in het Paasch vuur wordt al het oude, het versletene en het ongedierte verbrand! Het beantwoordt aan een algemeen verlangen naar oprui ming van den ouden viezen rommel, het zelfde gevoel, dat iedere Hollandsche huis vrouw in het voorjaar bekruipt, en waar van zij zich door de „groote schoonmaak" bevrijdt. Reeds op de eerste avonden in den Vas tentijd trekken de kinderen in Oost-Over- ijsel er met hun handkarren op uit om al les wat brandbaar is in te zamelen. En dat gaat zoo tot Paschen door: stroo en hout. twijgen, takken, vaak zelfs heele boomstam men worden op wankele wagentjes wegge sleept. De kinderen gooien dit alles op een hoop, die allengs aangroeit tot de groote Paaschbult; wanneer daarin dan op Paschen 's avond de brand gestoken wordt is het laaiende vuur uren in den omtrek te zien. Er bestaat zelfs groote naijver tusschen de bewoners van verschillende dorpen wie het hoogste Paaschvuur heeft. In de laatste week voor het feest wordt daarom een wacht uitgezet bij de Paaschbult, want an ders kon het wel gebeuren, dat jaloersche dorpelingen voortijdig het hout in brand steken! Het gold en geldt als een groote schande, wanneer de Paaschbult te vroeg in vlammen opgaat. De kern der Achterhoeksche en Drent- sche Paaschvuren vormt de teerton, die op een paal óf „boaken" op een oud wagen rad rust. Dit alles spreekt een symbolische taal en houdt verband met het zonnerad en den Meiboom. Meestal wordt deze teer ton bekroond door een Judasfiguur, een „Janus-met-de-twee-koppen" gestalte, wat vermoedelijk het symbool is van het oude en het nieuwe jaar. Er zijn ook levende Judassen bij de Paaschceremonie betrokken. Judas en zijn helper, twee jongens uit het dorp, hebben de functie de Palmstaak bij opbod te ver- koopen en het aansteken van de teerton meteen af te mijnen. Maar de dorpsgenoo- ten maken het dit tweetal al spoedig over duidelijk, dat men van hen niets meer we ten wil. Zij worden van de ladder gewor pen en verjaagd; volgens de floklore be treft dit het „Judas uitdrijven" (de Duivel verbannen) en het „Winterverbannen". Men vatte dit alLs vooral niet te tragisch op! Het is een feest, een ontspanning vol luim en kwinkslagen, waaraan heel de streekbevolking deel heeft en waarnaar veel belangstellenden uit andere deelen van ons land graag komen kijken. EIEREN KLEUREN. ..Om eieren te kleuren kan men op ver schillende wijzen te werk gaan. Eerst ze tien minuten koken en daarna kleuren in de aangemaakte poeder, die in den handel is en van het jaar eindelijk van beter kwa liteit kan zijn; hierdoor krijgt men effen eieren: rood, blauw, oranje, groen en geel, Doch men kan oook zelf kleuren maken, b.v. door eieren in spinazie water te koken: groen, of in roodekoolwater: paars, in kof fie: bruin. Gele eieren krijgt men, als men saffraan of uienschillen aan het kookwater toevoegt. Wil men eieren met een patroontje, dan moet men ze voor dit koken met een stuk je gaas, kant, neteldoek of tulle omwinden of er kleine reepjes of figuurtjes band op plakken en ze daarna maar kort in de kleurstof leggen; anders weekt het band los. Met een houtje gedrenkt in azijn kun nen kinderen teekeningen maken op ge kleurde eiereen; op witte brengen ze die ontwerpen met gekleurd potlood aan. Wil men de eieren mooi laten glimmen, dan moet men ze boenen met een stukje. spek ofwat olie. Wie lacht daar? In alle geval is het eieren kleuren een echt familiefestijn, waaraan alle leden van het gezin tot de benjamin toe kunnen deel nemen. Maar, je zult toch ook niet willen, dat Jack zoo'n clubfauteuil ridder wordt, zoo iemand die hieel den dag zoek brengt met door de ramen van een der clubs van de Fifth Ave nue naar buiten te staren en wiens voor naamste bezigheid het is, een whiskey- and-soda naar de lippen te brengen". „In geen geval ga ik ooit in op de dwaas: heden, d4e hij mij voorstelde", gaf zij bits ten antwoord. „En gij kunt ervan over tuigd zijn, de ernst, waarmee ik ben opge treden, was noodig. Geloof mij, niets zal een jongeman zoo spoedig op den rechten weg terugbrengen als het feit. dat de ge wone bronnen voor zijn verbetering voor hem gesloten zijn". Zjj had weer haa^ oude bedaardheid, het vaste vertrouwen in zich zelf, terug gevonden. Hij zal er gaiuw genoeg van krijgen, in een paar weken zal hij wel van gedachten veranderd zijn. Wat ik deed, was bepaald noodig om mijzelf te redden en voor hem is het ook het beste". „Ik zal het dan ook maar hopen. Maar je begrijpt dat het mij natuurlijk spijt ter- wilde van den jongen, want je weet zelf en hij sprak nu wat zachter en keek haar tersluiks aan, „Jack is mij bijna zooveel als een zoon". Zij gaf hierop geen antwoord, en in de stilte, die nu volgde, werd de rechter hoe langer hoe onrustiger. Eindelijk vatte hij moed en waagde het te spreken. „Caroline", zei hij, „er is iets, dat ik je moet zeggen, iets., dat je misschien niet verwachten zult", „Ik hoop, rechter Harvey, dat u niet weer met een huwelijksvoorstel aan komt". „Dat is mijn plan niet'". Hij verschoot van kleur maar was even later weer zich zelf. „Misschien doe ik het den' een of an deren dag, en ik zou het zelfs nu doen, als ik wist, wat ik eenige kans van slagen had". „Die kans is niet groot". „Dat weet ik zelf te goed. Ik pas niet bij je tegenwoordige levensopvatting". Bitter heid en minachting spraken nu uit zijn woorden. „Ik weet te goed dat ik niet iemand van veel beteekenis ben, tenminste niet volgens jou. Het zou een heele vermindering voor je zijn van mevrouw De Peyster mevrouw Harvey te worden. Niet dat ik zoo nederig 'ben, dat ik mij zelfs niet voor beter houd dan de meeste van de heeren, met wie je wel zoudt willen trouwen". Haastig rees hij overeind en riep driftig uit: „In 's hemelsnaam, Caroline, waarom gooi je al die dwaasheid toch niet over boord, waarom span je je altijd in voor iets, dat eigenlijk niets beteekent? Waarom ben je niet liever,...". „Ga voort", viel zij hem scherp in de re de, toen hij een oogenblik scheen fe aarze len. (Wordt vervolgd). Eén Telefoontje in de krant Helpt U met alles uit den brand zijn, „verzoek ik mijn zoon, alles wat hem toebehoort, binnen een uur hier vandaan te laten halen". „Het zal gebeuren, moeder", zei Jack, volstrekt niet boos. „En u, rechter Harvey, zou ik willen vra gen de uitbetaling van het jaargeld aan mijn zoon te staken". „Natuurlijk Caroline, je hebt maar te spreken", gaf de verbaasde rechter ten antwoord. „Maar als je soms nog eens. „Dit papier 'bevat mijn uitersten wil", viel mevrouw De Peyster hem in de rede en zij toonde hem het /document, dat zy uit de brandkast had genomen. „Als degene, die al mijn zaken behandelt, zijt gij natuur lijk met den inhoud 'bekend?" „Volkomen, Caroline." „Het bevat, de bepaling, dat mijn ge heele -vermogen aan mijn zoon komt". „Juist", 'beaamde de rechter, die heele- rnaal niet meer wist wat hij er van den ken moest. „Zijn aandeel bedraagt ongeveer twee millioen". „Ja". Onder een doodelijke stilte liep mevrouw De Peyster naar de haard en sprak op plechtigen toon: „Ik beschouw mijn zoon niet laanger als zoodanig, tenzij' hij verklaart dat zijn levenswijze voortaan meer overeen komstig onzen stand zal zijn". En zij wierp het testament in het vuur. Een oogenblik van spannende stilte volgde. „Ik heb verder niets meer te zeggen, Jack, je kunt gaan". Diep in gedachten staarde Jack naar de brandende papieren tot zij tot een- hoopje asch waren vergaan. Met zijn eene verbon den hand streek hij door zijn blonde haren. „Ik heb wel eens gehoord dat sommige mensch en in een minimum van tijd ont zaggelijke sommen kunnen doorbrengen en ik had daar zelf ook wel slag van, maar nooit had ik kunnen droomen, dat twee millioen er zoo gauw konden ge weest zijn! Ach moeder", zei hij zuchtend en schudde meewarig het hoofd, „ik had r.ooit gedacht, dat zooveel geld zoo'n armzalig einde zou vinden; dan had ik er een heel wat grooter vreugdevuur van kunnen stoken"'. IV. EEN KINK IN DEN KABEL. Nog, lang nadat Jack was heengegaan bleef het stil in de bibliotheek. Mevrouw De Peyster stond nog steeds zwijgend bij den haard. „Het beste zal zijn, dat wij het heele ge val zoo spoedig mogelijk zien te vergeten, rechter Harvey". Verbrak zij eindelijk de stilte. „Maar neemt u plaats". De rechter ging zitten. Hij was een man voor wien velen diep ontzag hadden niet alleen, maar hij werd ook algemeen be schouwd als een goed mensch. „Maar Caroline", begon hij eenigszins aarzelend, „ben je misschien naet een beetje te streng voor Jack geweest". „Ik heb toch al gezegd, rechter Harvey, dat ik mij niet verder over de zaak wensch uit tc laten". „Toch heb ik zoo een en ander begrepen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1947 | | pagina 7