Interpellatie A. v. Dijk over het gemeentelijk huisvestingsbureau Brandweercommandant F. Flameling neemt afscheid Gemeente-ontvanger H. Filippo verlaat den dienst met pensioen Qicd Ataiu&cif Gemeenteraad van Leiden behandelde: DJE RAADSVERGADERING van gisteren middag, vrijwel uitsluitend belegd ter be spreking van de interpellatie-A. v. Dijk inzake het beleid van het Gem. Huisves tingsbureau, vertoonde alle kenmerken van een belangrijke zitting: een bijna voltal lige en geanimeerde opkomst van de leden van den raad zelf, een volle publieke tribune en... urenlange debatten. Commissie van advies ingesteld De benoeming van vier stadsgeneeshee- ren in den aanvang van de zitting den raad in een gewijzigd voorstel voorgelegd, ge schiedde thans zonder verder commentaar. Benoemd worden de artsen P. J. M. Nie- mer, A. J. B. Poortman, Dr. J. H. F. Lahr en mej. dr. C. Hovens Greve. Het woord was verder nog aan mr. Woudstra (A.R.), die de in de vorige raads zitting wethouder v. Schaik toegevoegde sneer: „U fantaseert" na reeds gemaakt excuus thans openlijk wenschte terug te ne men. Hierna was dan de heer A. v. Dijk (K. V. P.) aan het woord. De interpellatie. De heer van Dijk wees er. na herhaling van de reeds in de vorige raadsvergadering gestelde vragen, op, dat de practijk thans heeft bewezen, dat de in Juni van dit jaar vastgestelde regeling, dringend verandering behoeft. Immers, begin Juni heeft de raad de huisvestingskwestie geheel in handen ge laten van het college van B. en W., i.e. het Huisvestingsbureau. Het door dit bureau ge voerde beleid en dat van enkele personen in het bijzonder, kon de goedkeuring van in- terpellant geenszins wegdragen. De heer v. Dijk ging vervolgens over tot behandeling van een lange reeks gevallen, aan het slot waarvan spr. zich o.a. afvroeg, waarom ver schillende kantoorgebouwen niet tot woon ruimten worden omgebouwd, waar voor deze kantoren zeker andere mogelijkheden te vinden zijn. Om de gesignaleerde gebre ken van het Huisvestingsbureau vroeg spr. zoo spoedig mogelijk instelling van een com- missei van bijstand uit de burgerij. De Wethouder antwoordt. Op de vraag, of het B. en W. bekend was, dat 'zeer urgente gevallen van huisvesting na meer dan een half jaar nog steeds niet waren opgelost, antwoordde wethouder Jongeleen: „Ja, dat is bekend". - Vervolgens ontkende de wethouder, dat op het Gem. Huisvestingsbureau bij de toe wijzing van woningen geen vaste lijn zou worden gevolgd. Dat er nog teveel wonin gen geruimen tijd onbewoond blijven, ont kende de wethouder eveneens, terwijl spr. in tegenstelling tot de beschuldiging van den heer v. Dijk beweerde, dat wel dege lijk met verschillende instanties overleg wordt gepleegd. De wethouder bestreed der halve, dat het Gem. Husivestingsbureau in zijn werkwijze ernstige gebreken vertoont, en was niet bereid aan den Raad een voor stel te doen tot het instellen van een Com missie van advies. Spr. nam de door den heer v. Dijk gewraakte voorvallen een voor een onder de loupe, waarbij de heer Jonge leen in het vuur van zijn betoog de grenzen der beleefdheid even overschreed. Heftige verontwaardiging van de zijde van zijn te genstander en een vermanend woord van den burgervader bracht de voor zijn amb tenaar strijdende wethouder dadelijk weer in het rechte spoor. De wethouder legde bij de afzonderlijke behandeling van iedere zaak den nadruk op de moeilijkheden, die het Huisvestings bureau heeft te overwinnen. Gevallen uit 1944, en ook deze zijn onder de gewraak te, moeten gezien worden in het licht van de oorlogsmoeilijkheden. Verder moet ieder geval persoonlijk behandeld worden: men kan niet éénen lijn trekken. Na infor matie in andere gemeenten is spr. geble ken, dat aldaar nauw contact bestaat tu$- sqhen het bureau en het kantongerecht. Spr. had dan ook niets tegen opbouwende cri tiek, maar protesteerde zeer dringend tegen een hetze-campagne tegen een bepaalden ambtenaar. Tenslotte beschuldigde de wethouder de burgerij zelf van sabotage van den plicht tot huisvesting. 595 huwelijken in 1945 be- teekenen zeker 500 gevallen van urgente woningnood in 1946; immers de jonge pa ren, ingetrokken bij ouders en familieleden, bevinden zich bij gezinsvermeerdering te eng behuisd en vragen ruimere woningen. De burgerij echter draait zich in allerlei bochten om aan den plicht tot het verstrek ken van woonruimte te ontkomen en blijkt daarin uiterst vindingrijk. Den betrokken ambtenaar verwijten doen is gemakkelijk, ofschoon ook deze fouten kan maken. Maar het blijkt, ook uit statistieken betreffende het reeds bereikte, dat dit bureau dat 60 a 70 menschen per dag moet ontvangen en velen helpt, zeker niet van opzettelijk wan beleid mag worden beschuldigd. Terwijl in 1946 in Leiden.... één huis is gebouwd, heeft het Bureau 564 geheele woningen toegewezen en 459 gedeeltelijke. Raadsleden geven hun oordeel. Vervolgens kwamen verschillende raads leden met op- en aanmerkingen. De heer Frohwein (P. v. d. Vr.) schaarde zich in groote trekken achter het door den heer v. Dijk naar voren gebrachte en laak te het z.i. veelal brute optreden van het hoofd van het betrokken bureau. Bovendien zag spr. niet in, waarom teruggekeerde N.S. B.-ers moesten worden voorgetrokken. De heer Lombert (K.V.P.) viel het beleid van den wethouder aan in zake alleenwonen- den en noemde de wijze, waarop den Gem. Geneeskundigen Dienst adviezen verstrekt, zeer willekeurig. Bovendien schijnt de eene ambtenaar op het Bureau niet te weten, wat de andere doet. De heer v, Iterson (C.- H.) noemde den chef van het Huisvestings bureau een man zonder tact en bepleitte meer overleg met den verhuurder. Een commissie van deskundigen, bestaande uit niet-raadsleden, zou daarom zeer aan te be velen zijn. Ook de heer Kortmann (K.V.P.), erkennend de zware taak van het Bureau zag gaarne een meer tactvol optreden. Ver der verdedigde deze spr. de wyze van ad vies geven van den Gem. Gen. Dienst. De heer D. v. Dijk (P. v. d. A.) noemde het wel zeer moeilijk voor het betrokken bureau tactisch op te treden tegen een burgerij, die een volkomen gebrek toont aan sociaal be sef. Meegaan met het voorstel A. v. Dijk zou een motie van wantrouwen beteekenen, waartoe spr. zich na het antwoord van den wethouder niet gerechtigd achtte. De heer v. Weizen (C.P.N.) bestreed de verdacht making als zou de heer Ensingh niet geheel vrijuit gaan inzake de zuivering. De heer E., aldus spr., is niet meer en niet minder te kort geschoten dan vele ambtenaren in den bezettingstijd. De atmosfeer rond dit geval moet van onzuiverheden worden ontdaan. Dan zal ook blijken, dat de veelbesproken tacteloosheid van den heer E. in de huidi ge moeilijke omstandigheden te veront schuldigen is. Waarna de heer v. W. een krachtig pleidooi hield voor een doeltref fende woningpolitiek. De heer Schüller (P. v. d. A.) wilde zich scharen achter de in stelling van een commissie van advies, maar wilde dit uitdrukkelijk niet beschouwd zien als een .bewijs van wantrouwen tegen het Bureau. Op deze spreker volgden de heeren Goslings (P. v. d. A.) en Ouwer- kerk (P. v. d. A.), van wie de eerste con tact bepleitte met de maatschappij voor Ge neeskunde in zake adviezen, en de tweede fulmineerde tegen het onverantwoordelijk spelen met den goeden naam van een amb tenaar door een niet gemaklte'ijk te voldoen publiek. De heer Hendriks (C.-H.) sprak zich, als in Juni, uit, voor instelling van een commissie van advies, maar niet uit wantrouwen en vooral ook geen te uitge breide commissie. Den heer Ensingh noem de hij een eerlijk en onkreukbaar amb tenaar, maar hij is niet soepel en vaak stug. De heer Woudstra (A.-R.) gaf in overweging in de in te stellen commissie een rechtskundig adviseur te plaatsen. Waarna tenslotte het woord weer was aan den interpellant. Geen wantrouwen; een Commissie. De heer v. Dijk, die de bovenmenschelijk zware taak van het bureau toegaf, wenschte toch tot het instellen van een commissie van advies over te gaan. In deze commissie zouden dan zitting hebben een vertegen woordiger van den Verhuurdersbond, een vertegenwoordiger van de woningbouwver- eenigingen, de wethouder van Fabricage als voorzitter en een rechtskundige als se cretaris. De Burgemeester uitte zijn blijdschap over de door den heer v. Weizen gesproken woorden betreffende de zuivering van ambtenaren. Wanneer een ambtenaar een maal gezuiverd is, dient daarover verder gezwegen te worden. De wethouder beant woordde vervolgens de sprekers en legde er den nadruk op, dat de instelling van een commissie belemmerend zal werken op de beslissingen van het bureau. De heer v. Dijk (P. v. d. A.) stelde een motie voor, waarin de Raad uitspreekt, dat hij het beleid van het Huisvestingsbureau niet wantrouwt, waarop de heer Wilmer (K.V.P.) op merkt, dat er is gecritiseerd, maar geen wantrouwen is uitgesproken, en adviseert de motie, hoewel overbodig, aan te neemn. De motie wordt z. h. s. aangeno men. Zoowel de heer Schüller (P. v. d. A.) als de heer v. Dijk (K.V.P.) hadden een motie ingediend tot instelling van een com missie van advies. De eerste werd met al- gemeene stemmen aangenomen, waardoor de tweede verviel. De vergadering, die van twee tot zes uur had geduurd, werd hierop door den voor zitter ontbonden met een Oudejaarswensch. Een tweevoudig afscheid viel den heer Flameling, die per 1 Jan. Leiden met Til burg verwisselt, gistermiddag ten deel. Het eerste was in den boezem van het corps; te 2 uur stonden de manschappen in de brandweerkazerne opgesteld toen de heer Flameling met zijn familie arriveerde. Brandmeester Fiseier was de eerste spre ker en hij herinnerde eraan, hoe hij met den heer Flameling gedurende tal van ja ren lief en leed heeft gedeeld, in het bij zonder gedurende de oorlogsjaren. Veel hebben zij samen gesproken om den dienst zoo goed mogelijk in te richten en groote moeilijkheden moesten daarbij worden overwonnen, welke de heer Flameling ten slotte dank zij energiek doorzetten heeft weten te overbruggen. Spr. dankte hem vervolgens voor zijn toewijding voor het personeel, bood hem namens allen een keu rige boekenkast aan, door een der leden vervaardigd, zijn echtgenoote een vaas met bloemen en wenschte hem verder alle goeds in zijn nieuwe loopbaan. Als voorzitter van de ontspanningsver- eeniging „De Vlam" herinnerde daarna de heer Chr. v. d. Holst aan de oprichtting der vereeniging, waartoe de stoot door den heer Flameling werd gegeven. Spr. wees voorts op de merkwaardige coïncidentie inzake het kiezen van den naam. Toen bij meerderheid van stemmen „De Vlam" was gekozen bleek, dat dit de schuilnaam van den com mandant te zijn geweest in de illegaliteit. Spr. dankte den heer Flameling voor wat hij als eerevoorzitter voor de ver. had ge- De heer H. Filippo, die de gemeente drie-en-twintig jaar als gemeente-ontvan ger heeft mogen dienen, heeft gister middag in verband met het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd als zoo danig afscheid genomen. Nadat de heer Filippo, die van zijn echt genoote en dochter vergezeld was, In zijn werkkamer op het stadhuis was binnen geleid, heeft de wnd. gemeente-ontvanger, de heer F. Verstegen, in tegenwoordigheid van het personeel van het ontvangers kantoor en de afd. Financiën, het woord gevoerd. Spr., die er van overtuigd was, dat de heer Filippo dezen dag met zeer gemengde gevoelens was tegemoet getre den, herinnerde allereerst aan de drie-en- twintig-jarige ambtsperiode van den scheidenden gemeente-ontvanger. Gedu rende dezen langen tijd hebt gij uw werk, aldus spr., op buitengewoon voorbeeldige wijze verricht en zeer veel in het belang van de gemeente mogen verrichten. Ver volgens memoreerde spr. de prettige ver houding, welke er steeds tusschen den heer Filippo en zijn personeel had be staan. Allen waren steeds bereid U hun medewerking te verleenen. Nadat de heer Verstegen voorts nog herinnerd had aan den tijd toen de heer Filippo als gijzelaar werd opgepakt, stelde hij in het licht, dat het voor den heer Filippo een groot voor recht is, dat hij bij het verlaten van den dienst zich nog in zulk een goede gezond heid mag verheugen. Spr. sprak den wensch uit, dat de heer Filippo nog tal van jaren van zijn pensioen mag genieten. Alhoewel men tot op het laatste moment nog niet wist wat of men den heer Filip po als aandenken moest geven, bood spr. hem namens het geheele personeel een enveloppe met inhoud aan, met het ver zoek hiervoor een passend geschenk te willen koopen. Ook werd nog een album met handteekeningen van hen, die aan dit cadeau hadden bijgedragen, overhan digd, Tenslotte richtte spr. zich nog in eenige waardeerende woorden tot me vrouw Filippo, haar dankend voor de wijze waarop zij altijd in de belangen van het personeel belang had gesteld. Een en ander ging gepaard met de aanbieding van een bouquet bloemen. Hierna voerde de heer W. H. den Har- tigh, chef van de afd. Financiën, het woord, die herinnerde aan de aangename wijze, waarop het ontvangerskantoor met de afd. Financiën heeft samengewerkt, een samenwerking, welke vooral te danken is aan het tactisch beleid van den heer Fi lippo, Als een bewijs hoe zeer men dezen omgang op prijs heeft gesteld, bood spr. hem namens de afd. Financiën een oor konde aan, met de mededeeling, dat aan den heer Filippo eerlang nog het standaardwerk van ds. Touw over „Het verzet der Kerk" zal worden aangeboden. De heer P. Fuchs, die vervolgens als één der oudste ambtenaren nog 't woord voerde, wees op de vele voortreffelijke eigenschappen van den heer Filippo, die in den loop der jaren een reorganisatie in de administratie heeft weten door te voeren, waarvan de accountants thans nog zeggen, dat zij deze bijna nergens aan treffen. Voorts herinnerde spr. nog aan den omvangrijken arbeid, welke de heer Filippo gehad heeft bij de wederinrichting van de administratie na den stadhuis brand in 1929 toen uit enkele sobere ge gevens weer een geheel nieuw admini- OPBOUWENDE CRITIEK! P. v. d.A. „pleegt" partijpolitiek j Bijna vier uren heeft de gemeenteraad gisteren gediscussieerd naar aanleiding van de interpellatie van den heer A. van Dijk i (K.V.P.) over het beleid van het Gemeen- j telijk Huisvea ingsbureau! Vier uren. Het had zeker veel korter kunnen zijn, als niet mserdere raadsleden het in het ge- meentebelang noodzakelijk hadden geoor- aeeld, nog eens te herhalen, wat een vo- j ï'ige spreker al reeds gezegd had en dat op een vaak zeer breedsprakerige wijze. V/ij hebben een groot deel van de discus sie gevolgd en moeten, objectief, consta- teeren, dat de drie sprekers van de K.V.P. ieder wat de zeggen hadden, wat nog niet gezegd was, doch verder waren er heel j wat herhalingen en herhaalde herhalin gen! De interpellant had zich een moeilijke taak op de schouders gelegd. Van den eenén kant was het niet te vermijden, dat j hij zijn critiek baseerde op concrete ge- I vallen, terwijl van den anderen kant een 1 debat over zulke gevallen bijna altijd tot onvruchtbaarheid is gedoemd. Ons is opgevallen, dat de wethouder, de heer Jon geleen die een zakelijk, eerlijk verweer hield meerdere door den interpellant becritiseerde gevallen onbesproken liet, daarbij den Raad er op wijzend, dat hij daarop desgewensdht! later zal rea- geeren. Zoo liet de wethouder onbeant woord, als wij ons niet vergissen, fei)!en van lang-leegstaande woningen. In het geheel genomen, was het een langs en door elkaar heenpraten! En tóch heeft naar onze mee ning deze interpellatie een zeer goede zijde: er is openlijk critiek uitgesproken, daarop is openlijk gereageerd, enopbouwen de critiek kan niet anders dan de zaak van het Gemeentelijk Huisvestingsbureau ten goede komen, verhelderend werken. De in fer pellant is van het begin tot het einde gebleven in den goeden toon, zonder eeni ge persoonlijke aanval en zonder een schijn zelfs van insinueeren, waartoe de materie zich gemakkelijk zou kunnen lee- nen. En daarom deed het ons zoo vreemd aan, toen de naamgenoot van den inter pellant, de heer v. Dijk van de Partij v. d. Arbeid, kv/am met een motie, waarin de Raad zou verklaren, dat hij niet wantrou wend1 staat tegenover he! Gemeentelijk Huisvestingsbureau. Er was critiek gele- ve,rd, open en vrij. maar van wantrouwen (in den zin, waarin ieder, die de Neder- landsche taal kent, dat woord verstaat) was met geen woord gerept, noch rechtstreeks noch zijdelings. Deze motie liet de Raad dan ook terecht langs zich heen gaan zon der hoofdelijke stemming te vragen. Maar nog vreemder was de vertooning, die de heer Schüller, eveneens van de Par ty v. d. Arbeid, te aanschouwen gaf; een vertooning, die ons deed terugdenken aan een periode van heel kleine partij-politiek Uit den heel ouden tijd. Hij stelde n.l. zonder af te wachten of te informeeren, wat de interpellanit zou doen een mo tie voor, die klopte o^ de laatste vraag van clen interpellant, waarin werd gevraagd de instelling van een commissie van advies inzake evacuatie-aangelegenheden. De heer A v. Dijk had reeds een motie van dezelf de strekking gereed, doch de heer Schül ler was.... fijn voor geweest! De motie werd met algemeene stemmen aangenomen. Slot! Niet alleen van de zijde van B. en W„ maar ook door meerdere Raadsleden is het Gemeentelijk Huisvestingsbureau en diens leider waardeering gebracht voor het moei zame werk, door dat Bureau verricht. En de critiek, in zoover opbouwend, heeft zooals wij reeds opmerkten, een goed, ver helderend effect gehad. Dat de interpel latie is gehouden, betreuren wij geenszins! Het 36ste. daan en bood hem thans het beschermheer schap aan. De heer Flameling zeide in zijn dank woord letterlijk en figuurlijk voor heete vuren te hebben gestaan, maar nu viel hem dit afscheid toch niet mee. De brandweer kan dikwijls voor moeilijke dingen komen te staan. Spr. herinnerde dan aan zijn komst hier ter stede onder commissaris Meyer, die enkele weken later als gijzelaar werd weg gevoerd. Toen heeft hij moeilijke dagen doorgemaakt, doch door zijn mannen en zijn corps slaagde hij erin er weer bovenuit te komen. Spr. haalde vervolgens herinne ringen op uit A'dam en wees er dan op wat men door energie en wilskracht kan berei ken. Spr. gaf daarna de verzekering, dat hij zal blijven strijden voor het behoud van de beroepsbrandweer in Leiden. De heer Flameling dankte vervolgens den heer Kok voor zijn aanwezigheid namens de voormalige Ned. Ver. van Luchtbescher ming en hij zegde hem dank voor hetgeen hij voor het corps in het algemeen en voor de leden individueel heeft gedaan. Hij kon werkelijk als een „van de onzen" be schouwd worden en hij heeft de brandweer in een van haar moeilijkste perioden met raad en daad bijgestaan. Een bijzonder woord van dank richtte spr. vervolgens tot „De Vlam", waarvan hij het aangeboden beschermheerschap vol gaarne aanvaardde. Hij dankte verder de administratie, wek te het kader op tot samenwerking en dank te den heer v. d. Meygaarden, die namens gemeentewerken en den heer Kühiler, die als sportleeraar door hun aanwezigheid blijk van belangstelling gaven. Vervolgens richtte hij zich tot den heer J. Nossent, van de rijksinspectie van het brandweerwezen te Den Haag, die de functie van brandweercommandant zal ver vullen totdat in de functie zal zijn voorzien. Spr. wekte allen op tot medewerking met den nieuwen functionaris. Tenslotte dankte hij den ondercommandant, den heer W. A. Kosten en den Geneeskundigen Dienst, die thans bij de brandweer is ondergebracht. De heer Nossent voerde tenslotte nog het woord en zeide te weten wat het voor den heer Flameling beteekent om afscheid te nemen van het corps Leiden. Spr. wenschte den heer Flameling toe, dat hij in Tilburg een even mooie brandweercarrière moge beleven als hij hier gehad heeft. De heer Kosten sloot zich hierbij aan en wees erop, dat de heer Flameling hier de basis voor een goede brandweerorganisatie heeft gelegd. Hiermede was de interne plechtigheid ten einde en begaf de heer Flameling zich met zijn echtgenoote naar „Het Gulden Vlies", waar hy afscheidsreceptie hield voor be langstellenden uit de burgerij. En hier bleek eerst recht hoevele vrienden de ver trekkende commandant in zijn korts'.ondig verblijf hier ter stede heeft verworven. Ge durende anderhalf uur was het een komen en gaan van menschen, niet in het minst uit de illegaliteit, die bijzondere banden gelegd schijnt te hebben. stratief apparaat moest worden opge bouwd. De heer Fuchs eindigde met cr op te wijzen, dat de heer Filippo zijn ambtenaren steeds met groot vertrouwen is tegemoet getreden, waardoor hij heeft weten te bereiken, dat de ambtenaren altijd een groote mate van verantwoorde lijkheid aan den dag zijn gaan leggen. Nadat de heer Filippo met een enkel woord voor een en ander had dank ge zegd, volgde een zeer druk bezochte re ceptie, welke gelegenheid door zeer velen werd aangegrepen om den scheidenden functionaris de hand te drukken. Behalve alle hoofden van dienst verschenen op deze receptie o.m. de heeren B. H. Stum- pel en A. A. van Haaften namens de Leidsche notarissen, mr. N. Rowaan, ge meente-secretaris van Zutnhen, afgevaar digden van enkele woningbouwvereeni- eineen en voorts tal van particulieren. Tijdens deze receptie is ook nog 't woord gevoerd door den heer J. W. J. Diebeis, chef van de afd. Bevolking, die herinner de aan de prettige samenwerking met den heer Filippo en diens afdeeling. Aan het einde van den middag ziin de naaste medewerkers van den heer Filippo nog een oogenblik bijeen gebleven om afscheid te nemen van hun scheidertden chef. Dienst der apotheken. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der aootheken te Leiden wordt van Dinsdag 31 Dec. 18 uur tot Zaterdag 4 Jan. 8 uur waargenomen door: de apotheek Kok. Rapenburg 9, tel. 24807, de aootheek „Tot Huln der Mensch- heid", Hooigracht 48, fel. 21060.- Te Oegstgeest door: de Oegstoeester Apotheek. Wilhelminapark 8, tel. 26274. De hoofd-agent van politie H. Boting zal den politiedienst met ingang van 1 Ja nuari met pensioen verlaten. WAAR BLEEF door J. S. FLETSCHER. 12) „Hij kan gevolgd zijn, toen hij dat geld op de bank bij zich stak", zei Atherton. „Zulke dingen kunnen gebeuren, je weet nooit wie er alzoo in zoo'n bankgebouw rondhangen. Een of andere misdadiger kan hem dat geld in ontvangst hebben zien nemen, hem gevolgd zijn in den trein, hem hier gevolgd hebben en naar de eenzame streek tusschen hier en Malvery Hold. Je kunt nooit wetenWat is er?" vroeg hij, zichzelf in de rede vallend toen een be ambte het bureauvertrek binnenkwam. „Abinett, de kruier van Malvery, vraagt u te spreken, mijnheer", zei de beambte. ,,Het gaat over die belooning". „Laat hem binnen", zei Atherton. ,,'t Werkt al vlug", vervolgde hij, glimlachend naar Blake. „Maar laat ons niet te vroeg juichen. Deze man, Greggy Abinett, is zoo'n type. Al sedert jaren is hij kruier tusschen hier en Malvery en hij heeft een tong zoo lang als z'n staat van dienst." Blake keerde zich om, nieuwsgierig den man te zien die juist binnen trad. Het was een knokig en verweerd oud kereltje, wiens gebogen figuur werd- omhuld door 'n dikke voermanspelerine van sterk, blauiw laken. Om zijn hals droeg hy een damessjaal en zijn flambard was op zijn hoofd gebonden met een felkleurigen zak doek. Van zijn gezicht was weinig meer te zien dan een paar pientere, blauwe oogen, verweerde wangen en een humoris- tischen mond. Hij droeg een zweep van ha- zelnotenhout, in zijn hand en bracht die naar den rand van zyn hoed toen hij naar de schrijftafel liep. ..Wel Abinett", zei de commissaris goed gehumeurd, „wat weet je van die zaak?" „Morrege meneer", antwoordde de kruier. Hij nam plaats op den rand van een stoel dien Atherton hem aanwees en keek Blake strak aan. „Wie is die jonge gast hier?" vroeg hij. „Ik ga m'n verhaal niet afsteken waar lui bij zijn, die ik niet weet wie het zijn." „Dat is in orde. Abinett", zei de com missaris geruststellend. „Dit is miinheer Blake, een vriend van mijnheer Richard Malvery. Deze. mijnheer Blake is het, die die honderd Pond beloon ing uitlooft en hij zal erg blij zijn ze te kunnen uitbetalen aan iemand, die hem wat vertelt waar hij wat aan heeft." De oude kruier salueerde voor Blake met z'n zweep. „Uw dienaar, meneer", zei hij. „Ik weet nie, of waddik kan vertelen zoo is, dajje der wat an heb. Mar 'k weet wel wat en dat is in me harses opgekomme toen ik da stuk papier sting te lezen dat hier en daar is angeplakt en ik denk zoo, kijk denk ik, zoo'n honderd Pond is toch wat voor een doodgewoon mannetje, dat is 't en ik zal wel gek zijn, assik nie daliik naar den commissaris gag, da doe 'k! Da's waddik doch toen ik da pepier sting te leze". ,En wat was dat dan waar je aan dacht, toen je dat papier las?" vroeg Atherton. ,,'t Was 't pepier zelf nie dat me deed denke an dawwik docsh. mar 't was wat er gedrukt sting over die Fibberewari-avend. Ik begon met me ouwe harses te denken en 't lukte werachtig! Fibberewari-avend.... Verleje Fibbewari-avend, zag ik, 't was toch Fibberewari toen ik op een avend met die vreemde vent praatte, ja, dat was 't. Mar as 't een vreemde vent was, zei ik, dan kon 't meneer Dick nie geweest weze, want die kende ik al van de tijd daddie nog in de wieg lag, zeg ik. Nou, doch ik zoo, dan kannie toch wel ver momd geweest weze. Naar de politie! denk ik- En daar ben ik nou". „Je zag op een Februari-avond van dit jaar een man, dien je voor een vreemde ling hield?" zei Atherton. „Ja. An 't uiteinde van Februari, 't ken ook begin Maart geweest weze", ant woordde Abinett. En om zoowat tien mi nuten na zesse. En zoowat 'n zestig meter bezuije de stationsoverweg. Ik was net met m'n wagen op weg naar Mallevrie". „Reed iemand dien avond met je mee?" vroeg Atherton. „Wonderlijk genoeg die avond niet", ant woordde Abinett. „Dat gebeurt me nou niet eens in de twaalf maanden, maar die keer was 't nou net zoo-as ik zei. En net op de plek waar ik 't daar net over had, dat was bij de herreberreg „Three Bells" daar kwam die vent, zoo'n lange taaie ke rel met 'n zwarte baard en 'n grooten slappen hoed op, daar kwam-ie dan de straat op en stekt-ie z'n hand op. „Die kant op?" zeit-ie terwijl-die naar 't Zuije wees in 'n taaltje da-je zou zegge dat-ie uit 'n vreemd land kwam. Ja,, zeg ik. Nou, dan rij ik 'n stukkie met je mee zegt-ie of zooiets ten minste. ,,Ik zal wel op de ach terklep van den wagen springen, zeit-ie, „blijf jij maar waar je bent. Dan kan ik er afspringen waar ik wezen mot." En toen klom-ie die op en ik ry weg. Ik zat voorin en hij achterin, zoodat we niet met mekaar hebbe gepraat. En we hobbelen in 't donker verder, tot dat we tot 't kruispunt van Marswyke korrnme. Daar roept-ie „Tabé", springt d[r af, komt effe naar me toe en zegt: daar is 'n shilling voor jou. En toen liep-ie recht uit in de richting van den molen van Marshwyke. En as dat meneer Dick niet was as ik der zoo is over nadenk, nou, dan magge ze me hange als-ie 't eigenlijk niet geweest moest zijn as-ie toch die avond in Brychester was. Is 't niet, meneer de commissaris?" „Heb je niet precies kunnen uitmaken, waar hij naar toe moest?" vroeg Ather ton. „Ik zag alleenig maar dattie de weg van Marshwyke op ging", antwoordde Abinett ,,'t Wassoo harstikke donker, die avend. Ik docht: 't is zoo'n sortment zeeman die een slokkie gaat pakken in „Anchors Weighed" op weg naar Shilhampton. En verders hebbik d'r niet mer an gedacht, nou ja, tot nou ik dat papier zag dat u hebe late anolakke. En hoe staat 't nou met die honderd Pond beloon ing meneer de commissaris?" „In orde, Abinett", zei Atherton. „Je bent heel aardig op weg om ze in bezit te krijgen. Ik mag wel zeggen, dat die man mijnheer Richard Malvery was. Nou. ga nou maar weer en mondje dicht. Laat geen mensch er een woord over hooren, zelfs je vrouw niet. Laat geen extra glas je aan 't praten krijgen. Als je die honderd Pond wil hebbenSssst!" De kruier slapte op en Atherton wend de zich tot Blake. „Ik geloof, dat die man Richard Mal very was", zei hij. „Nu gaat het er om na te speuren waar die man heen ging. Kom na de lunch bij me, dan gaan we samen in mijn wagen naar Marshwyke." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1946 | | pagina 3