Interpellatie A. v. Dijk over het
gemeentelijk huisvestingsbureau
Brandweercommandant F. Flameling
neemt afscheid
Gemeente-ontvanger H. Filippo verlaat
den dienst met pensioen
Qicd Ataiu&cif
Gemeenteraad van Leiden behandelde:
DJE RAADSVERGADERING van gisteren middag, vrijwel uitsluitend belegd ter be
spreking van de interpellatie-A. v. Dijk inzake het beleid van het Gem. Huisves
tingsbureau, vertoonde alle kenmerken van een belangrijke zitting: een bijna voltal
lige en geanimeerde opkomst van de leden van den raad zelf, een volle publieke
tribune en... urenlange debatten.
Commissie van advies
ingesteld
De benoeming van vier stadsgeneeshee-
ren in den aanvang van de zitting den raad
in een gewijzigd voorstel voorgelegd, ge
schiedde thans zonder verder commentaar.
Benoemd worden de artsen P. J. M. Nie-
mer, A. J. B. Poortman, Dr. J. H. F. Lahr
en mej. dr. C. Hovens Greve.
Het woord was verder nog aan mr.
Woudstra (A.R.), die de in de vorige raads
zitting wethouder v. Schaik toegevoegde
sneer: „U fantaseert" na reeds gemaakt
excuus thans openlijk wenschte terug te ne
men.
Hierna was dan de heer A. v. Dijk (K.
V. P.) aan het woord.
De interpellatie.
De heer van Dijk wees er. na herhaling
van de reeds in de vorige raadsvergadering
gestelde vragen, op, dat de practijk thans
heeft bewezen, dat de in Juni van dit jaar
vastgestelde regeling, dringend verandering
behoeft. Immers, begin Juni heeft de raad
de huisvestingskwestie geheel in handen ge
laten van het college van B. en W., i.e. het
Huisvestingsbureau. Het door dit bureau ge
voerde beleid en dat van enkele personen in
het bijzonder, kon de goedkeuring van in-
terpellant geenszins wegdragen. De heer v.
Dijk ging vervolgens over tot behandeling
van een lange reeks gevallen, aan het slot
waarvan spr. zich o.a. afvroeg, waarom ver
schillende kantoorgebouwen niet tot woon
ruimten worden omgebouwd, waar voor
deze kantoren zeker andere mogelijkheden
te vinden zijn. Om de gesignaleerde gebre
ken van het Huisvestingsbureau vroeg spr.
zoo spoedig mogelijk instelling van een com-
missei van bijstand uit de burgerij.
De Wethouder antwoordt.
Op de vraag, of het B. en W. bekend was,
dat 'zeer urgente gevallen van huisvesting
na meer dan een half jaar nog steeds niet
waren opgelost, antwoordde wethouder
Jongeleen: „Ja, dat is bekend". -
Vervolgens ontkende de wethouder, dat
op het Gem. Huisvestingsbureau bij de toe
wijzing van woningen geen vaste lijn zou
worden gevolgd. Dat er nog teveel wonin
gen geruimen tijd onbewoond blijven, ont
kende de wethouder eveneens, terwijl spr.
in tegenstelling tot de beschuldiging van
den heer v. Dijk beweerde, dat wel dege
lijk met verschillende instanties overleg
wordt gepleegd. De wethouder bestreed der
halve, dat het Gem. Husivestingsbureau in
zijn werkwijze ernstige gebreken vertoont,
en was niet bereid aan den Raad een voor
stel te doen tot het instellen van een Com
missie van advies. Spr. nam de door den
heer v. Dijk gewraakte voorvallen een voor
een onder de loupe, waarbij de heer Jonge
leen in het vuur van zijn betoog de grenzen
der beleefdheid even overschreed. Heftige
verontwaardiging van de zijde van zijn te
genstander en een vermanend woord van
den burgervader bracht de voor zijn amb
tenaar strijdende wethouder dadelijk weer
in het rechte spoor.
De wethouder legde bij de afzonderlijke
behandeling van iedere zaak den nadruk
op de moeilijkheden, die het Huisvestings
bureau heeft te overwinnen. Gevallen uit
1944, en ook deze zijn onder de gewraak
te, moeten gezien worden in het licht van
de oorlogsmoeilijkheden. Verder moet
ieder geval persoonlijk behandeld worden:
men kan niet éénen lijn trekken. Na infor
matie in andere gemeenten is spr. geble
ken, dat aldaar nauw contact bestaat tu$-
sqhen het bureau en het kantongerecht. Spr.
had dan ook niets tegen opbouwende cri
tiek, maar protesteerde zeer dringend tegen
een hetze-campagne tegen een bepaalden
ambtenaar.
Tenslotte beschuldigde de wethouder de
burgerij zelf van sabotage van den plicht
tot huisvesting. 595 huwelijken in 1945 be-
teekenen zeker 500 gevallen van urgente
woningnood in 1946; immers de jonge pa
ren, ingetrokken bij ouders en familieleden,
bevinden zich bij gezinsvermeerdering te
eng behuisd en vragen ruimere woningen.
De burgerij echter draait zich in allerlei
bochten om aan den plicht tot het verstrek
ken van woonruimte te ontkomen en blijkt
daarin uiterst vindingrijk. Den betrokken
ambtenaar verwijten doen is gemakkelijk,
ofschoon ook deze fouten kan maken. Maar
het blijkt, ook uit statistieken betreffende
het reeds bereikte, dat dit bureau dat 60
a 70 menschen per dag moet ontvangen en
velen helpt, zeker niet van opzettelijk wan
beleid mag worden beschuldigd. Terwijl in
1946 in Leiden.... één huis is gebouwd,
heeft het Bureau 564 geheele woningen
toegewezen en 459 gedeeltelijke.
Raadsleden geven hun oordeel.
Vervolgens kwamen verschillende raads
leden met op- en aanmerkingen.
De heer Frohwein (P. v. d. Vr.) schaarde
zich in groote trekken achter het door den
heer v. Dijk naar voren gebrachte en laak
te het z.i. veelal brute optreden van het
hoofd van het betrokken bureau. Bovendien
zag spr. niet in, waarom teruggekeerde N.S.
B.-ers moesten worden voorgetrokken. De
heer Lombert (K.V.P.) viel het beleid van
den wethouder aan in zake alleenwonen-
den en noemde de wijze, waarop den Gem.
Geneeskundigen Dienst adviezen verstrekt,
zeer willekeurig. Bovendien schijnt de eene
ambtenaar op het Bureau niet te weten,
wat de andere doet. De heer v, Iterson (C.-
H.) noemde den chef van het Huisvestings
bureau een man zonder tact en bepleitte
meer overleg met den verhuurder. Een
commissie van deskundigen, bestaande uit
niet-raadsleden, zou daarom zeer aan te be
velen zijn. Ook de heer Kortmann (K.V.P.),
erkennend de zware taak van het Bureau
zag gaarne een meer tactvol optreden. Ver
der verdedigde deze spr. de wyze van ad
vies geven van den Gem. Gen. Dienst. De
heer D. v. Dijk (P. v. d. A.) noemde het wel
zeer moeilijk voor het betrokken bureau
tactisch op te treden tegen een burgerij, die
een volkomen gebrek toont aan sociaal be
sef. Meegaan met het voorstel A. v. Dijk
zou een motie van wantrouwen beteekenen,
waartoe spr. zich na het antwoord van den
wethouder niet gerechtigd achtte. De heer
v. Weizen (C.P.N.) bestreed de verdacht
making als zou de heer Ensingh niet geheel
vrijuit gaan inzake de zuivering. De heer E.,
aldus spr., is niet meer en niet minder te
kort geschoten dan vele ambtenaren in den
bezettingstijd. De atmosfeer rond dit geval
moet van onzuiverheden worden ontdaan.
Dan zal ook blijken, dat de veelbesproken
tacteloosheid van den heer E. in de huidi
ge moeilijke omstandigheden te veront
schuldigen is. Waarna de heer v. W. een
krachtig pleidooi hield voor een doeltref
fende woningpolitiek. De heer Schüller (P.
v. d. A.) wilde zich scharen achter de in
stelling van een commissie van advies,
maar wilde dit uitdrukkelijk niet beschouwd
zien als een .bewijs van wantrouwen tegen
het Bureau. Op deze spreker volgden de
heeren Goslings (P. v. d. A.) en Ouwer-
kerk (P. v. d. A.), van wie de eerste con
tact bepleitte met de maatschappij voor Ge
neeskunde in zake adviezen, en de tweede
fulmineerde tegen het onverantwoordelijk
spelen met den goeden naam van een amb
tenaar door een niet gemaklte'ijk te voldoen
publiek. De heer Hendriks (C.-H.) sprak
zich, als in Juni, uit, voor instelling van
een commissie van advies, maar niet uit
wantrouwen en vooral ook geen te uitge
breide commissie. Den heer Ensingh noem
de hij een eerlijk en onkreukbaar amb
tenaar, maar hij is niet soepel en vaak
stug. De heer Woudstra (A.-R.) gaf in
overweging in de in te stellen commissie
een rechtskundig adviseur te plaatsen.
Waarna tenslotte het woord weer was aan
den interpellant.
Geen wantrouwen; een Commissie.
De heer v. Dijk, die de bovenmenschelijk
zware taak van het bureau toegaf, wenschte
toch tot het instellen van een commissie
van advies over te gaan. In deze commissie
zouden dan zitting hebben een vertegen
woordiger van den Verhuurdersbond, een
vertegenwoordiger van de woningbouwver-
eenigingen, de wethouder van Fabricage
als voorzitter en een rechtskundige als se
cretaris.
De Burgemeester uitte zijn blijdschap
over de door den heer v. Weizen gesproken
woorden betreffende de zuivering van
ambtenaren. Wanneer een ambtenaar een
maal gezuiverd is, dient daarover verder
gezwegen te worden. De wethouder beant
woordde vervolgens de sprekers en legde
er den nadruk op, dat de instelling van
een commissie belemmerend zal werken op
de beslissingen van het bureau.
De heer v. Dijk (P. v. d. A.) stelde een
motie voor, waarin de Raad uitspreekt, dat
hij het beleid van het Huisvestingsbureau
niet wantrouwt, waarop de heer Wilmer
(K.V.P.) op merkt, dat er is gecritiseerd,
maar geen wantrouwen is uitgesproken, en
adviseert de motie, hoewel overbodig, aan
te neemn. De motie wordt z. h. s. aangeno
men. Zoowel de heer Schüller (P. v. d. A.)
als de heer v. Dijk (K.V.P.) hadden een
motie ingediend tot instelling van een com
missie van advies. De eerste werd met al-
gemeene stemmen aangenomen, waardoor
de tweede verviel.
De vergadering, die van twee tot zes uur
had geduurd, werd hierop door den voor
zitter ontbonden met een Oudejaarswensch.
Een tweevoudig afscheid viel den heer
Flameling, die per 1 Jan. Leiden met Til
burg verwisselt, gistermiddag ten deel.
Het eerste was in den boezem van het corps;
te 2 uur stonden de manschappen in de
brandweerkazerne opgesteld toen de heer
Flameling met zijn familie arriveerde.
Brandmeester Fiseier was de eerste spre
ker en hij herinnerde eraan, hoe hij met
den heer Flameling gedurende tal van ja
ren lief en leed heeft gedeeld, in het bij
zonder gedurende de oorlogsjaren. Veel
hebben zij samen gesproken om den dienst
zoo goed mogelijk in te richten en groote
moeilijkheden moesten daarbij worden
overwonnen, welke de heer Flameling ten
slotte dank zij energiek doorzetten heeft
weten te overbruggen. Spr. dankte hem
vervolgens voor zijn toewijding voor het
personeel, bood hem namens allen een keu
rige boekenkast aan, door een der leden
vervaardigd, zijn echtgenoote een vaas met
bloemen en wenschte hem verder alle goeds
in zijn nieuwe loopbaan.
Als voorzitter van de ontspanningsver-
eeniging „De Vlam" herinnerde daarna de
heer Chr. v. d. Holst aan de oprichtting der
vereeniging, waartoe de stoot door den heer
Flameling werd gegeven. Spr. wees voorts
op de merkwaardige coïncidentie inzake het
kiezen van den naam. Toen bij meerderheid
van stemmen „De Vlam" was gekozen
bleek, dat dit de schuilnaam van den com
mandant te zijn geweest in de illegaliteit.
Spr. dankte den heer Flameling voor wat
hij als eerevoorzitter voor de ver. had ge-
De heer H. Filippo, die de gemeente
drie-en-twintig jaar als gemeente-ontvan
ger heeft mogen dienen, heeft gister
middag in verband met het bereiken van
den pensioengerechtigden leeftijd als zoo
danig afscheid genomen.
Nadat de heer Filippo, die van zijn echt
genoote en dochter vergezeld was, In zijn
werkkamer op het stadhuis was binnen
geleid, heeft de wnd. gemeente-ontvanger,
de heer F. Verstegen, in tegenwoordigheid
van het personeel van het ontvangers
kantoor en de afd. Financiën, het woord
gevoerd. Spr., die er van overtuigd was,
dat de heer Filippo dezen dag met zeer
gemengde gevoelens was tegemoet getre
den, herinnerde allereerst aan de drie-en-
twintig-jarige ambtsperiode van den
scheidenden gemeente-ontvanger. Gedu
rende dezen langen tijd hebt gij uw werk,
aldus spr., op buitengewoon voorbeeldige
wijze verricht en zeer veel in het belang
van de gemeente mogen verrichten. Ver
volgens memoreerde spr. de prettige ver
houding, welke er steeds tusschen den
heer Filippo en zijn personeel had be
staan. Allen waren steeds bereid U hun
medewerking te verleenen. Nadat de heer
Verstegen voorts nog herinnerd had aan
den tijd toen de heer Filippo als gijzelaar
werd opgepakt, stelde hij in het licht, dat
het voor den heer Filippo een groot voor
recht is, dat hij bij het verlaten van den
dienst zich nog in zulk een goede gezond
heid mag verheugen. Spr. sprak den
wensch uit, dat de heer Filippo nog tal
van jaren van zijn pensioen mag genieten.
Alhoewel men tot op het laatste moment
nog niet wist wat of men den heer Filip
po als aandenken moest geven, bood spr.
hem namens het geheele personeel een
enveloppe met inhoud aan, met het ver
zoek hiervoor een passend geschenk te
willen koopen. Ook werd nog een album
met handteekeningen van hen, die aan
dit cadeau hadden bijgedragen, overhan
digd, Tenslotte richtte spr. zich nog in
eenige waardeerende woorden tot me
vrouw Filippo, haar dankend voor de
wijze waarop zij altijd in de belangen van
het personeel belang had gesteld. Een en
ander ging gepaard met de aanbieding
van een bouquet bloemen.
Hierna voerde de heer W. H. den Har-
tigh, chef van de afd. Financiën, het
woord, die herinnerde aan de aangename
wijze, waarop het ontvangerskantoor met
de afd. Financiën heeft samengewerkt, een
samenwerking, welke vooral te danken is
aan het tactisch beleid van den heer Fi
lippo, Als een bewijs hoe zeer men dezen
omgang op prijs heeft gesteld, bood spr.
hem namens de afd. Financiën een oor
konde aan, met de mededeeling, dat aan
den heer Filippo eerlang nog het
standaardwerk van ds. Touw over „Het
verzet der Kerk" zal worden aangeboden.
De heer P. Fuchs, die vervolgens als
één der oudste ambtenaren nog 't woord
voerde, wees op de vele voortreffelijke
eigenschappen van den heer Filippo, die
in den loop der jaren een reorganisatie
in de administratie heeft weten door te
voeren, waarvan de accountants thans nog
zeggen, dat zij deze bijna nergens aan
treffen. Voorts herinnerde spr. nog aan
den omvangrijken arbeid, welke de heer
Filippo gehad heeft bij de wederinrichting
van de administratie na den stadhuis
brand in 1929 toen uit enkele sobere ge
gevens weer een geheel nieuw admini-
OPBOUWENDE CRITIEK!
P. v. d.A. „pleegt"
partijpolitiek
j Bijna vier uren heeft de gemeenteraad
gisteren gediscussieerd naar aanleiding van
de interpellatie van den heer A. van Dijk
i (K.V.P.) over het beleid van het Gemeen-
j telijk Huisvea ingsbureau! Vier uren.
Het had zeker veel korter kunnen zijn, als
niet mserdere raadsleden het in het ge-
meentebelang noodzakelijk hadden geoor-
aeeld, nog eens te herhalen, wat een vo-
j ï'ige spreker al reeds gezegd had en dat
op een vaak zeer breedsprakerige wijze.
V/ij hebben een groot deel van de discus
sie gevolgd en moeten, objectief, consta-
teeren, dat de drie sprekers van de K.V.P.
ieder wat de zeggen hadden, wat nog niet
gezegd was, doch verder waren er heel
j wat herhalingen en herhaalde herhalin
gen!
De interpellant had zich een moeilijke
taak op de schouders gelegd. Van den
eenén kant was het niet te vermijden, dat
j hij zijn critiek baseerde op concrete ge-
I vallen, terwijl van den anderen kant een
1 debat over zulke gevallen bijna altijd tot
onvruchtbaarheid is gedoemd. Ons is
opgevallen, dat de wethouder, de heer Jon
geleen die een zakelijk, eerlijk verweer
hield meerdere door den interpellant
becritiseerde gevallen onbesproken liet,
daarbij den Raad er op wijzend, dat hij
daarop desgewensdht! later zal rea-
geeren. Zoo liet de wethouder onbeant
woord, als wij ons niet vergissen, fei)!en van
lang-leegstaande woningen. In het geheel
genomen, was het een langs en door elkaar
heenpraten! En tóch heeft naar onze mee
ning deze interpellatie een zeer goede zijde:
er is openlijk critiek uitgesproken, daarop
is openlijk gereageerd, enopbouwen
de critiek kan niet anders dan de zaak van
het Gemeentelijk Huisvestingsbureau ten
goede komen, verhelderend werken. De in
fer pellant is van het begin tot het einde
gebleven in den goeden toon, zonder eeni
ge persoonlijke aanval en zonder een
schijn zelfs van insinueeren, waartoe de
materie zich gemakkelijk zou kunnen lee-
nen. En daarom deed het ons zoo vreemd
aan, toen de naamgenoot van den inter
pellant, de heer v. Dijk van de Partij v. d.
Arbeid, kv/am met een motie, waarin de
Raad zou verklaren, dat hij niet wantrou
wend1 staat tegenover he! Gemeentelijk
Huisvestingsbureau. Er was critiek gele-
ve,rd, open en vrij. maar van wantrouwen
(in den zin, waarin ieder, die de Neder-
landsche taal kent, dat woord verstaat) was
met geen woord gerept, noch rechtstreeks
noch zijdelings. Deze motie liet de Raad
dan ook terecht langs zich heen gaan zon
der hoofdelijke stemming te vragen.
Maar nog vreemder was de vertooning,
die de heer Schüller, eveneens van de Par
ty v. d. Arbeid, te aanschouwen gaf; een
vertooning, die ons deed terugdenken aan
een periode van heel kleine partij-politiek
Uit den heel ouden tijd. Hij stelde n.l.
zonder af te wachten of te informeeren,
wat de interpellanit zou doen een mo
tie voor, die klopte o^ de laatste vraag van
clen interpellant, waarin werd gevraagd de
instelling van een commissie van advies
inzake evacuatie-aangelegenheden. De heer
A v. Dijk had reeds een motie van dezelf
de strekking gereed, doch de heer Schül
ler was.... fijn voor geweest! De motie
werd met algemeene stemmen aangenomen.
Slot!
Niet alleen van de zijde van B. en W„
maar ook door meerdere Raadsleden is het
Gemeentelijk Huisvestingsbureau en diens
leider waardeering gebracht voor het moei
zame werk, door dat Bureau verricht. En
de critiek, in zoover opbouwend, heeft
zooals wij reeds opmerkten, een goed, ver
helderend effect gehad. Dat de interpel
latie is gehouden, betreuren wij geenszins!
Het 36ste.
daan en bood hem thans het beschermheer
schap aan.
De heer Flameling zeide in zijn dank
woord letterlijk en figuurlijk voor heete
vuren te hebben gestaan, maar nu viel hem
dit afscheid toch niet mee. De brandweer
kan dikwijls voor moeilijke dingen komen
te staan. Spr. herinnerde dan aan zijn komst
hier ter stede onder commissaris Meyer, die
enkele weken later als gijzelaar werd weg
gevoerd. Toen heeft hij moeilijke dagen
doorgemaakt, doch door zijn mannen en
zijn corps slaagde hij erin er weer bovenuit
te komen. Spr. haalde vervolgens herinne
ringen op uit A'dam en wees er dan op wat
men door energie en wilskracht kan berei
ken.
Spr. gaf daarna de verzekering, dat hij
zal blijven strijden voor het behoud van de
beroepsbrandweer in Leiden.
De heer Flameling dankte vervolgens den
heer Kok voor zijn aanwezigheid namens
de voormalige Ned. Ver. van Luchtbescher
ming en hij zegde hem dank voor hetgeen
hij voor het corps in het algemeen en voor
de leden individueel heeft gedaan. Hij kon
werkelijk als een „van de onzen" be
schouwd worden en hij heeft de brandweer
in een van haar moeilijkste perioden met
raad en daad bijgestaan.
Een bijzonder woord van dank richtte
spr. vervolgens tot „De Vlam", waarvan hij
het aangeboden beschermheerschap vol
gaarne aanvaardde.
Hij dankte verder de administratie, wek
te het kader op tot samenwerking en dank
te den heer v. d. Meygaarden, die namens
gemeentewerken en den heer Kühiler, die
als sportleeraar door hun aanwezigheid
blijk van belangstelling gaven.
Vervolgens richtte hij zich tot den heer
J. Nossent, van de rijksinspectie van het
brandweerwezen te Den Haag, die de
functie van brandweercommandant zal ver
vullen totdat in de functie zal zijn voorzien.
Spr. wekte allen op tot medewerking met
den nieuwen functionaris. Tenslotte dankte
hij den ondercommandant, den heer W. A.
Kosten en den Geneeskundigen Dienst, die
thans bij de brandweer is ondergebracht.
De heer Nossent voerde tenslotte nog het
woord en zeide te weten wat het voor den
heer Flameling beteekent om afscheid te
nemen van het corps Leiden. Spr. wenschte
den heer Flameling toe, dat hij in Tilburg
een even mooie brandweercarrière moge
beleven als hij hier gehad heeft.
De heer Kosten sloot zich hierbij aan en
wees erop, dat de heer Flameling hier de
basis voor een goede brandweerorganisatie
heeft gelegd.
Hiermede was de interne plechtigheid ten
einde en begaf de heer Flameling zich met
zijn echtgenoote naar „Het Gulden Vlies",
waar hy afscheidsreceptie hield voor be
langstellenden uit de burgerij. En hier
bleek eerst recht hoevele vrienden de ver
trekkende commandant in zijn korts'.ondig
verblijf hier ter stede heeft verworven. Ge
durende anderhalf uur was het een komen
en gaan van menschen, niet in het minst
uit de illegaliteit, die bijzondere banden
gelegd schijnt te hebben.
stratief apparaat moest worden opge
bouwd. De heer Fuchs eindigde met cr
op te wijzen, dat de heer Filippo zijn
ambtenaren steeds met groot vertrouwen
is tegemoet getreden, waardoor hij heeft
weten te bereiken, dat de ambtenaren
altijd een groote mate van verantwoorde
lijkheid aan den dag zijn gaan leggen.
Nadat de heer Filippo met een enkel
woord voor een en ander had dank ge
zegd, volgde een zeer druk bezochte re
ceptie, welke gelegenheid door zeer velen
werd aangegrepen om den scheidenden
functionaris de hand te drukken. Behalve
alle hoofden van dienst verschenen op
deze receptie o.m. de heeren B. H. Stum-
pel en A. A. van Haaften namens de
Leidsche notarissen, mr. N. Rowaan, ge
meente-secretaris van Zutnhen, afgevaar
digden van enkele woningbouwvereeni-
eineen en voorts tal van particulieren.
Tijdens deze receptie is ook nog 't woord
gevoerd door den heer J. W. J. Diebeis,
chef van de afd. Bevolking, die herinner
de aan de prettige samenwerking met den
heer Filippo en diens afdeeling.
Aan het einde van den middag ziin de
naaste medewerkers van den heer Filippo
nog een oogenblik bijeen gebleven om
afscheid te nemen van hun scheidertden
chef.
Dienst der apotheken. De avond-,
nacht- en Zondagsdienst der aootheken te
Leiden wordt van Dinsdag 31 Dec. 18 uur
tot Zaterdag 4 Jan. 8 uur waargenomen
door: de apotheek Kok. Rapenburg 9, tel.
24807, de aootheek „Tot Huln der Mensch-
heid", Hooigracht 48, fel. 21060.-
Te Oegstgeest door: de Oegstoeester
Apotheek. Wilhelminapark 8, tel. 26274.
De hoofd-agent van politie H. Boting
zal den politiedienst met ingang van 1 Ja
nuari met pensioen verlaten.
WAAR BLEEF
door
J. S. FLETSCHER.
12)
„Hij kan gevolgd zijn, toen hij dat geld
op de bank bij zich stak", zei Atherton.
„Zulke dingen kunnen gebeuren, je weet
nooit wie er alzoo in zoo'n bankgebouw
rondhangen. Een of andere misdadiger kan
hem dat geld in ontvangst hebben zien
nemen, hem gevolgd zijn in den trein, hem
hier gevolgd hebben en naar de eenzame
streek tusschen hier en Malvery Hold. Je
kunt nooit wetenWat is er?" vroeg hij,
zichzelf in de rede vallend toen een be
ambte het bureauvertrek binnenkwam.
„Abinett, de kruier van Malvery, vraagt
u te spreken, mijnheer", zei de beambte.
,,Het gaat over die belooning".
„Laat hem binnen", zei Atherton. ,,'t
Werkt al vlug", vervolgde hij, glimlachend
naar Blake. „Maar laat ons niet te vroeg
juichen. Deze man, Greggy Abinett, is zoo'n
type. Al sedert jaren is hij kruier tusschen
hier en Malvery en hij heeft een tong zoo
lang als z'n staat van dienst."
Blake keerde zich om, nieuwsgierig den
man te zien die juist binnen trad. Het was
een knokig en verweerd oud kereltje,
wiens gebogen figuur werd- omhuld door
'n dikke voermanspelerine van sterk,
blauiw laken. Om zijn hals droeg hy een
damessjaal en zijn flambard was op zijn
hoofd gebonden met een felkleurigen zak
doek. Van zijn gezicht was weinig meer
te zien dan een paar pientere, blauwe
oogen, verweerde wangen en een humoris-
tischen mond. Hij droeg een zweep van ha-
zelnotenhout, in zijn hand en bracht die
naar den rand van zyn hoed toen hij naar
de schrijftafel liep.
..Wel Abinett", zei de commissaris goed
gehumeurd, „wat weet je van die zaak?"
„Morrege meneer", antwoordde de kruier.
Hij nam plaats op den rand van een stoel
dien Atherton hem aanwees en keek Blake
strak aan.
„Wie is die jonge gast hier?" vroeg hij.
„Ik ga m'n verhaal niet afsteken waar lui
bij zijn, die ik niet weet wie het zijn."
„Dat is in orde. Abinett", zei de com
missaris geruststellend. „Dit is miinheer
Blake, een vriend van mijnheer Richard
Malvery. Deze. mijnheer Blake is het, die
die honderd Pond beloon ing uitlooft en hij
zal erg blij zijn ze te kunnen uitbetalen
aan iemand, die hem wat vertelt waar hij
wat aan heeft."
De oude kruier salueerde voor Blake met
z'n zweep.
„Uw dienaar, meneer", zei hij. „Ik weet
nie, of waddik kan vertelen zoo is, dajje
der wat an heb. Mar 'k weet wel wat en
dat is in me harses opgekomme toen ik
da stuk papier sting te lezen dat hier en
daar is angeplakt en ik denk zoo, kijk denk
ik, zoo'n honderd Pond is toch wat voor
een doodgewoon mannetje, dat is 't en ik
zal wel gek zijn, assik nie daliik naar den
commissaris gag, da doe 'k! Da's waddik
doch toen ik da pepier sting te leze".
,En wat was dat dan waar je aan dacht,
toen je dat papier las?" vroeg Atherton.
,,'t Was 't pepier zelf nie dat me deed
denke an dawwik docsh. mar 't was wat er
gedrukt sting over die Fibberewari-avend.
Ik begon met me ouwe harses te denken en
't lukte werachtig! Fibberewari-avend....
Verleje Fibbewari-avend, zag ik, 't was
toch Fibberewari toen ik op een avend
met die vreemde vent praatte, ja, dat was
't. Mar as 't een vreemde vent was, zei
ik, dan kon 't meneer Dick nie geweest
weze, want die kende ik al van de tijd
daddie nog in de wieg lag, zeg ik. Nou,
doch ik zoo, dan kannie toch wel ver
momd geweest weze. Naar de politie! denk
ik- En daar ben ik nou".
„Je zag op een Februari-avond van dit
jaar een man, dien je voor een vreemde
ling hield?" zei Atherton.
„Ja. An 't uiteinde van Februari, 't ken
ook begin Maart geweest weze", ant
woordde Abinett. En om zoowat tien mi
nuten na zesse. En zoowat 'n zestig meter
bezuije de stationsoverweg. Ik was net
met m'n wagen op weg naar Mallevrie".
„Reed iemand dien avond met je mee?"
vroeg Atherton.
„Wonderlijk genoeg die avond niet", ant
woordde Abinett. „Dat gebeurt me nou
niet eens in de twaalf maanden, maar die
keer was 't nou net zoo-as ik zei. En net
op de plek waar ik 't daar net over had,
dat was bij de herreberreg „Three Bells"
daar kwam die vent, zoo'n lange taaie ke
rel met 'n zwarte baard en 'n grooten
slappen hoed op, daar kwam-ie dan de
straat op en stekt-ie z'n hand op. „Die
kant op?" zeit-ie terwijl-die naar 't Zuije
wees in 'n taaltje da-je zou zegge dat-ie
uit 'n vreemd land kwam. Ja,, zeg ik. Nou,
dan rij ik 'n stukkie met je mee zegt-ie of
zooiets ten minste. ,,Ik zal wel op de ach
terklep van den wagen springen, zeit-ie,
„blijf jij maar waar je bent. Dan kan ik
er afspringen waar ik wezen mot."
En toen klom-ie die op en ik ry
weg. Ik zat voorin en hij achterin,
zoodat we niet met mekaar hebbe gepraat.
En we hobbelen in 't donker verder, tot
dat we tot 't kruispunt van Marswyke
korrnme. Daar roept-ie „Tabé", springt d[r
af, komt effe naar me toe en zegt: daar is
'n shilling voor jou. En toen liep-ie recht
uit in de richting van den molen van
Marshwyke. En as dat meneer Dick niet
was as ik der zoo is over nadenk, nou,
dan magge ze me hange als-ie 't eigenlijk
niet geweest moest zijn as-ie toch die avond
in Brychester was. Is 't niet, meneer de
commissaris?"
„Heb je niet precies kunnen uitmaken,
waar hij naar toe moest?" vroeg Ather
ton.
„Ik zag alleenig maar dattie de weg van
Marshwyke op ging", antwoordde Abinett
,,'t Wassoo harstikke donker, die avend.
Ik docht: 't is zoo'n sortment zeeman die
een slokkie gaat pakken in „Anchors
Weighed" op weg naar Shilhampton. En
verders hebbik d'r niet mer an gedacht,
nou ja, tot nou ik dat papier zag dat u
hebe late anolakke. En hoe staat 't nou
met die honderd Pond beloon ing meneer
de commissaris?"
„In orde, Abinett", zei Atherton. „Je
bent heel aardig op weg om ze in bezit
te krijgen. Ik mag wel zeggen, dat die man
mijnheer Richard Malvery was. Nou. ga nou
maar weer en mondje dicht. Laat geen
mensch er een woord over hooren, zelfs je
vrouw niet. Laat geen extra glas je aan 't
praten krijgen. Als je die honderd Pond
wil hebbenSssst!"
De kruier slapte op en Atherton wend
de zich tot Blake.
„Ik geloof, dat die man Richard Mal
very was", zei hij. „Nu gaat het er om na
te speuren waar die man heen ging. Kom
na de lunch bij me, dan gaan we samen
in mijn wagen naar Marshwyke."
(Wordt vervolgd).