BINNENLAND OPBOUW IN KAMERAADSCHAP DE. F. E. POSTHUMA. Dr. F. E. Posthuma, wiens over lijden dezer dagen gemeld is, werd geboren te Leeuwarden 20 Mei 1874. Hij bezocht daar de H.B.S. en vervolgens te Wagenin- gen de landbouwschool, waar aan hij in 1893 het diploma van landbouwkundige behaalde. Later ging hij weder eenigen tijd naar Wageningen om zich voor de middelbare akte voor school- en huisonderwijs te bekwamen. De ze akte behaalde hij in 1896. Daarna studeerde hij nog eenige jaren aan de Landbouwhooge- school te Halle. In 1919 promo veerde hij tot doctor honoris cau sa aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen. Intusschen had hij reeds onderscheidene functies op landbouwgebied vervuld, zoo als die van secretaris van den bond van Coöperatieve Zuivelfa brieken in Friesland, zuivelcon- sulent van het Genootschap ter Bevordering van den Landbouw in Drente, adviseur voor het coö peratief verwerken van aardap pelen, voor het gemeenschappe lijk aankoopen van kunstmest en veevoeder en voor het bevorde ren van de pluimveeteelt. Tijdens zijn consulentschap werd de heer Posthuma aange wezen als secretaris van den Alg. Ned. Zuivelbond. Dit' was in 1905 in welk jaar hij naar Den Haag verhuisde. In 1907 werden pogingen in het werk gesteld om een Nederland- schc Landbouwvereeniging op te richten, die zich o.a. speciaal met het tentoonstellingswezen op landbouwgebied zou bemoeien. Hij werd toen aangezocht om van deze vereeniging secretaris te worden, doch tegelijkertijd ontwikkelde zich een beweging om de Land- en Tuinbouw Onge vallenverzekering langs particu lieren weg te regelen. Hieruit ontstond de coöperatieve vereeni ging „Centraal Beheer" te Am sterdam. In 1909 werd de heer Posthuma hiervan directeur. Als zoodanig was hij o.a. tevens belast met de leiding van de Centrale Werkgevers Risico Bank. Op 27 October 1914 werd de heer Posthuma benoemd tot mi nister van Landbouw, Nijverheid en Handel. Dat was toen het cri sis-departement, dat hij beheer de tot September 1918. Eenige maanden later aanvaardde hij een benoeming tot president-direc teur van „Centraal Beheer". Van dat oogenblik af nam hij een steeds grooter aandeel in het landbouwvereenigingsleven. Van 1919 tot 1927 was dr. Posthuma voorzitter van de Ne- derlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel en tenge volge van deze functie werd hij in 1921 door den toenmaligen mi nister van Landbouw, Nijverheid /en Handel in gemeenschappelijk overleg met den Nijverheidsraad aangezocht om als voorzitter van den raad op te treden. Eveneens in 1921 werd hij ge kozen tot voorzitter van den Al- gemeenen Nederlandschen Zui velbond. Hetzelfde jaar 1921 bracht hem het voorzitterschap van de Genetische vereeniging, waarvoor hij in 1928 bedankte. Via den Nijverheisdraad werd hij lid van de commissie tot be vordering van de herziening van de handelsverdragen en via de maatschappij van nijverheid was hij eenige jaren lid van den Hoo- gen Raad van Arbeid. Via den F.P.Z. werd hij bij zijn oprichting voorzitter van het Cri sis Zuivelbureau. Behalve de reeds hier genoem de functies heeft dr. Posthuma nog onderscheidene andere be kleed. Ter ondersteuning van de maatregelen voor de regeling van de landbouwproductie werd bij besluit van den Rijkscommissaris van 19 Maart 1941 onder voorzit terschap van dr. Posthuma de commissie ingesteld, die sinds dien als „Commissie-Posthuma" algemeene bekendheid verwierf, vooral wegens haar activiteit voor den productieslag. Bij de instelling van den Ne derlandschen Landstand, in het najaar van 1941, toen de Com missie-Posthuma haar taak had volbracht, werd dr. Posthuma als generaal-adviseur aan den Land stand verbonden en in het voor- BIJEENKOMST VAN N.S.D.A.P. EN N.S.B. TE GRONINGEN. In de Zondagmiddag te Gro ningen gehouden vormingsbij eenkomst van de N.S.D.A.P. en N.S.B., werd allereerst het woord gevoerd door den pl.v. Leider, den heer Van Geelker ken, Spr, wees op de bestaande kameraadschap, welke uit deze bijeenkomsten blijkt en zeide, dat deze bijeenkomsten tevens van belang zijn voor onderlin- gen steun bij de moeilijkheden van eiken dag, terwijl men zich van de verantwoordelijkheid, welke men draagt, meer bewust wordt. Zoo nu en dan, aldus spreker, vragen wij ons af: „Waar moet het naar toe?" Er werken allerlei invloeden, die strijdlust en strijdwil vermin deren. Bovendien zien we ver schillende fouten maken, maar dan mogen we niet vergeten, dat ook wij, nationaal-socialisten, menschen zijn. Te vaak klinkt onder ons het geluid: „Er zijn te veel Nederlanders tegen het na- tionaal-socialisme". Kameraden, overdrijft dat niet, er zijn niet zooveel anti's. Meestal is het de enkeling en niet de massa, welke er tegen is. Juist den laatsten tijd heeft de N.S.B. last van een toestrooming van nieuwe leden. Of zouden dit allemaal radio- N.S.B.'ers zijn? Kameraden, houdt deze menschen vast. Neemt ze op in uw gemeenschap. En verlangt van hen, dat zij zich actief inzetten. Die menschen, die eenmaal kleur bekend heb ben, moeten wij bekeeren en vasthouden, om ze te vormen tot goede nationaal-socialisten. Samen met onze Duitsche kame raden hebben wij te strijden voor het behoud van een nieuw Europa. Ons volk heeft in de af- geloopen drie jaar heel wat moe ten leeren. De emigrantenkliek heeft dat niet gekund en heeft ook geen idee van den toestand, zooals die hier is. Erg is dat niet, want zij komen toch niet terug. Daarom moeten wij de rest van ons volk niet uitsluiten en ons afzijdig houden. Wij moeten die rest niet zien als uitsluitend an ti's, omdat wij immers allen te zamen het volk vormen (ap plaus). Spr. wees vervolgens op de groote verantwoordelijkheid, die ontstond, toen de Fuehrer Mussert benoemde tot leider van het Nederlandsche Volk. Velen onder ons meenden toen, dat wij er waren en we een rusti- gen tijd tegemoet gingen. Dat was echter niet zoo. Nu pas kwamen de moeilijkheden, om dat wij voorop gesteld werden en omdat wij het volk duidelijk moesten maken, dat al de thans genomen maatregelen noodig waren. Uitvoerig ging spreker vervolgens in op de kwestie der krijgsgevangenen, der studenten en der radio's. Nu komen de menschen bij de N.S.B. om een vrijstelling. Vraag ze dan: „Wat hebt gij gedaan voor de nieuwe orde van Europa?" Maakt het ze niet gemakkelijk!Wint Duitsch land niet, dan is er geen Europa meer, dat kunnen wij veilig aan nemen. Als Duitsehland zijn laat sten man in het vuur zendt, dan erkennen wij volmondig, dat Nederlandsche arbeiders hun plaatsen moeten innemen. Hier spreekt men dan van schending van Volkenrecht, alsof er straks over recht gesproken zal worden als die ophitsers met ons konden afrekenen. Wij vechten voor de zie] van ons volk. Toen men ons na den oorlog vroeg, willen jul lie meedoen, hebben wij bevesti gend geantwoord. Nu zijn er ook bij ons, die zeggen: „Dit alles gaat te ver, straks blijft er niets meer over, terwijl wij toch stre ven naar een nationaal onafhan kelijk Nederland". Als Eden en Sumner Welles gelijk krijgen, dan komen na de Engelschen en na de Koningin een horde Joden, die al evenmin van Nederland iets zullen laten bestaan. Wat brengt ons de toekomst? Uit de jeugdorganisaties blijkt de op rechte wensch met die jeugd voor een nieuwe toekomst te strijden, die voor elk land een plaats in het nieuwe Europa zoekt. Als men nu al praat over een toekomst, waarin Hitier ge- jaar 1943 werd hij gemachtigde van den Leider voor Land- en Tuinbouwaangelegenhedem heel Europa zal nomen, blijkt daaruit, dat men in zijn over winning gelooft Hitier doet, wat hij belooft, maar hij moet daartoe ook in staat gesteld worden. Wij zullen een en ander zoo maar niet krijgen, maar wij zullen daaraan moeten meewer ken en onze beste krachten ge ven. Zoo is er in de partij ook wel eens een meeningsverstihil, vindt de eene organisatie zich belangrijker dan de andere enz. Houdt echter boven alles vast aan het ééne, aan Mussert, die tot zijn dood zal staan als nationaal- socialist en als Leider (applaus). Spreker herdacht vervolgens den op 3 Juni vermoorden ka meraad Posthuma, die veel voor ons volk gedaan heeft en waar op wij allen met recht trotsch zijn. Zoo lang als.gij staat, draagt uw lot en üw plicht. De nieuwe tijd en het nieuwe Europa komt De wereldgeschiedenis zal ons weten te eeren als wij hebben medegewerkt. Er komt voor ons zeker nog een harde tijd, dan zal moeten blijken, dat ook wij ons inzetten tot den laatsten man en de laatste vrouw. Maar als dan Mussert weer bij den Fueh rer is moet hij kunnen zeggen, dat de Fuehrer kan vertrouwen op hem en zijn volgelingen tot het uiterste. Hierna sprak General-Kom- missar Schmidt: Hij herinnerde er aan, dat toen het Duitsche volk in 1918 door eigen onrust en door eigen schuld de wapens neerlegde, het over vallen werd, geëxploiteerd dat toen nog in Duitsehland mulioe- nen van monger gestorven zijn. Desondanks riep ons toen de Fu-dmer als eenvoudig frontsol daat, die nooit het geloof m Duitsehland had opgegeven. La: ten wij het niet vergeten, dat rnj toen ock reeds in German j e, in Europa geicofd heeft. Steeds weer heeft hij toen reeds den vocrmaligen viianden zijn nand toegestoken. Hij heeft reeds m zijn strijd zijn wereldbeschou wing, zooals hij de. wereld zag, neergelegd Reeds in de eerste vergaderingen heeft h.ij steeds weer verklaard in zijn vork m ge'ooven. Wif gelooven m ons volk en daarenboven ook m Europa en wij weten, dat thans de tijd gekomen is, waarop het nieuw gevormd moet worden. Wanneer het geloof aanwezig is en achter het geloof altijd de wil staat, dan kan de volgende vraag alleen maar zijn „zijn de menschen geschikt om deze groo te taak te volbrengen en deze groote proef van het lot te door staan?" Kameraden. Hier ben ik van meening, dat de Europee- sche volken en hierbij staat het Duitsche volk aan den spits der Europeesche volken be reid zijn alles in den strijd te werpen en alles op te offeren. Want de laatste tijd heeft juist van de Duitsche volksgenooten in het vaderland, voor alles m het Westen van het Duitsche Rijk ontzaggelijk veel geeischt, niet alleen den geheelen inzet van den man, doch ook van de vrouwen, grijsaard en kinderen. Wanneer wij nu vragen: „Heb ben deze menschen den tijd door staan?" kan kunnen wij kalm antwoorden: „Niet alleen door staan, doch zij zijn nog harder geworden". Zooveel grootheid en dapperheid heeft men nog nooit in het Westen gezien als in den laatsten tijd, toen vele bommenwerpers geheele steden probeerden te vernietigen en daarenboven het water van den stuwdam door het Roergebied stroomde. Dit alles werd be dwongen door menschen, die be reid zijn al hun kraohten in te spannen, omdat zij door Adolf Hitler geroepen zijn. Wij behoe ven derhalve niet ie vragen, of wij dezen strijd doorstaan, doch onze eed moet luiden zoó te staan als deze menschen in het Roergebied gestaan hebben. Zoo moeten wij overal als Germanen en -Europeanen staan. Dan zal Europa nieuw ge vormd worden en niemand zal dezen nieuwen vorm kunnen te genhouden. Wij zullen dezen strijd door staan, omdat wij de hardheden van dezen strijd kenden en om dat wij nooit er aan geloofd heb ben, dat de gangsters uit Ameri ka ons misschien als menschen zouden kunnen behandelen en omdat wij ook nooit geloofd heb ben, dat de bolsjewieken ons als menschen tegemoet zouden tre den. Wij kenden deze bolsjewie ken als beestmenschen reeds in de jaren van den opstand 1918 1923, die toentertijd reeds bij ons moordden en brandstichtten. Wij waren er van overtuigd, dat de terroristen uit Amerika precies hetzelfde zouden doen als de vliegers van Churchill reeds in 1940 zijn beginnen te doen. En wanneer men zegt, wij zijn het eerst begonnen, wij hebben Warschau en Rotterdam gebom bardeerd, dan vragen wij natio naal-socialisten: Stonden toen voor deze steden Duitsche solda ten of niet? De vraag of de Duit sche soldaten al strijdende tot deze plaatsen waren opgerukt, zal men met ja moeten beant woorden. Een snellere overgave zou beide keeren het bombar deeren voorkomen hebben. De Engelschen echter bombardeer den reeds in 1940 Duitsche ste den zonder dat het ooit een En- gelschman gelukt was voet te zet ten op Duitsch grondgebied. Nooit zijn wij naar Engeland ge vlogen om burgers te bombardee ren. Wij willen den strijd tegen de burgers niet. Toen op 1 Sep tember en steeds weer opnieuw heeft de Fuehrer Ljgeroepen: „Ik wijs dezen bommenoorlog van de hand". Eerst na een be paalde en voorafgegeven waar schuwing heeft de Fuehrer ge antwoord en de heeren in Enge land kunnen zich er op verlaten, dat de tijd, waarop wij met de zelfde middelen zullen antwoor den, weer komen zal. De vraag, die ik gesteld heb, „Hebben wij voldoende krachten om dezen strijd te doorstaan?", kunnen wij met een hardgrondig „ja" beantwoorden. Het gebied is groot genoeg om allen te voeden. Ik weet, wij moeten het goed in- deelen en wij hebben bij God niet te veel, doch het gebied is groot genoeg om het leven te waarborgen. Arbeiders zijn in een toereikend aantal aanwezig om de machines te construeeren en de kanonnen, stukken geschut en munitie te vervaardigen. Juist gisteren heeft Rijksminister pg. Speer, voor het Duitsche volk en Europa rekenschap afgelegd over de prestaties van de Duit sche oorlogsindustrie en wij zien hoe de cijfers gestegen zijn. Wij behoeven niet te vragen „wan neer beginnen wij met een nieu wen aanval, met een nieuw of fensief", doch wij vragen, zooals slechts de sterke kan vragen: dat zal de Fuehrer bepalen. Wanneer de tegenstanders ge looven door Europa een wande ling te kunnen maken, dan zul len zij beleven, wat Duitsche sol daten presteeren. Daarom moet onze gemeenschappelijke wil zijn, hecht aaneengesloten te blijven staan. Van ons moet de kracht uitstralen, die noodig is om de zwakken mede naar voren te trekken. De weg van revoluties loopt nu eenmaal zoo, dat een tijd komt, waarop zij eerst belachelijk wordt gemaakt, dan doodgezwegen wordt en vervolgens treden de menschen met wapens in de hand tegen deze idee in het veld. Precies zoo is het ons sedert 1920 vergaan. Zoo moeizaam als de weg van 1920 tot 1941 geweest is, precies zoo zwaar zal de weg zijn van 1941 tot 1946, 1948 of 1950. Wij zijn bereid dezen weg te gaan en trouw aaneengesloten te blijven staan en wij weten, dat ook het overwinnen van onze vijanden zwaar zal zijn en misschien veel tijd zal vergen. Het hoogtepunt echter hebben wij al lang achter ons liggen. Twee jaar strijden wij met zeer goed succes tegen het bolsjewisme, tegen Engeland en Amerika. Wanneer derhalve aan de overzijde in Engeland van een overwinning gesproken wordt, dan kunnen wij slechts zeggen, voorloopig hebben wij op ons continent nog niets van deze kracht gezien. Wij verheugen ons als nationaal-socialisten op den strijd. Hij werd door ons steeds verlangd. Wanneer derhalve aan den westelijken kant zeer veel gesproken wordt over een inva sie, dan kunnen wij slechts zeg gen: komt, wij zijn bereid! Even als wij het bolsjewisme naar het oosten teruggedrongen hebben, zoo zullen wij met veel lichtere strijdkrachten deze plutocraten daar brengen, waar zij behooren. (Donderende toejuichingen). Vanzelfsprekend moeten v voor de maatregelen gen fj< worden en nu kameraad op Geelkerken zoojuist de ku» van de krijgsgevangenen r aangeroerd, kan ik daarove de nationaal-socialist slechts st, ding zeggen: „Wanneer Hi slechts de kleinste groeji ae landen, wat zouden de E ai schen dan het eerste dj ia- Deze Amerikaansche en E sche gangsters zouden onrni tv: lijk, wanneer zij voet op he derlandsoh grondgebied w; hebben, deze voormalige N a landsdhe soldaten weer ond jd wapens roepen. De maatrejp. die daarop van Duitsche i genomen zijn. zijn ons bë :ci die behoef ik hier niet verd bespreken. |Z£ Wanneer ik reeds vroege en besluit van den Wehrmacl as fehlshaber om de voorn og Nederlandsche officieren cb krijgsgevangenschap weg te iet ren, een wijs besluit gen jj, heb, dan zal deze maatrege den Wehrmachtsfoefehls er slechts in het 'belang blijk zijn van de krijgsgevangent q hun gezinnen. Zoo zullen i.. zekeren dag weer naar hun- zin kunnen terugkeeren. echter beter, dat zij op oogenblik dit gebied ver eJ- Hier blijven zullen slechts genen, die sedert drie jaren ons staan en die bereid M evenals wij tegen Engelan511 strijden. Het zijn Duitsche]n NSB'ers. In 1940 was er ee 'n dere toestand. Toen bestor ste nog geen Atlantikwal. Wij [re den ook niet in het Oosteip zen zwaren strijd. De groot ee digheid van den Fuehrer is kl begrepen. Thans moeten h er de consequenties getrokken n den. i r Wanneer echter een ar! plaats in Duitsehland leeg omdat de Duitsche soldaa1 der de wapens geroepen is w moet de Germaansehe bi oc zijn plaats innemen. Daar &c ven moeten alle Europeanen i 1 plaats innemen, want het ie om de nieuwe vormgevinj Europa. Deze nieuiwe JEur ng sche gemeenschap groeit en gemeenschappelijke taken z rc steeds sterker worden. Wij jt ten, dat het bolsjewisme mededoogen met ons zal ke E e schamelste hut hier inJ Groningsche land is voo bolsjewiek nog altijd een dijs. Vraagt u het eens aa soldaten, die in het Oostei nc streden hebben. Eenstemmij 't klaren zij, dat uit de Russ steppen alleen nog maar 1 menschen naar voren k<mi Met Europeanen hebben ;er horden niets gemeen. Da moeten wij de bolsjewist jy Sovjet Unie verslaan. ti Ook aan den overkan !'e Amerika schijnt men langz. hand de ooren te gaan sp Ook daar zal men eens denk log voelen. Wanneer de bt schen en Amerikanen boi rt vallen ondernemen op u' volksgenooten, dan werkt a den anderen kant de duilee oorlog precies even zeker, e schroef draait langzaam doe 'u te steviger en fijner. Het tie zal komen, waarop ook a: i overzijde het gevaar van h< dr dendom zal worden ingeziei0 laatste enquête, die de Jod New-York gehouden he ive heeft reeds op ondubhelzi isl wijze aan het licht geb: do wélk standpunt het volk iiee probleem inneemt. Daarom Di ten alle krachten tegen he;ei dendom, het bolsjewisme f pitalisme gemobiliseerd w D Den strijd nemen wij moed t, want wij willen een nieu re mooier Europa opbouwen, nieuwe gemeenschap zal de >u tionaal-socialistischen fundi uil teelen eisoh tot voorw v hebben. Het is niet belai o wie gij ..ijt, de hoofdzaak is at presteert gij voor deze gei t< schap. Derhalve moet de l w gemeenschap van den ad< nt den arbeid opgericht w t Omdat wij het gedurfd h n deze kwestie vrij en openl ra de werelddiscussie te werp 42 omdat ."ij den Joden het n t. van het gezicht gerukt h< ta: zijn al die vernietigingskw o tegen ons in het veld get ne Europa staat. Wanneer wij rd ook uit Afrika hebben m o terugtrekken, zoo werd t<X de laatste patroon gastrede die soldaten, die teruggeki zijn. hebben niet al te mo Amerikanen leeren kenn<

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1943 | | pagina 6