„Het is thans een kruistocht van Europa'9
Het vaderland kan
genoeg
zijn soldaten nooit
danken
HET KEERPUNT
DONDERDAG 1 OCTOBER 1942
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
De oorlog smeedt een waar
achtige volksgemeenschap
(Vervolg van pagina 1).
In het vervolg van zijn rede zeide de
Führer:
Er zijn daar veel gebieden, waar de ge
heele bevolking reeds ten getale van mil-
lioenen met ons meewerkt en er zijn andere
gebieden, waar zij reeds in onze gelederen
en aan onze zijde strijdt. De resultaten van
deze reusachtige bedrijvigheid zijn ontzag
lijk.
Terwijl wij in het Noorden van Europa,
in het Westen en aan alle andere fronten
ons in het defensief 'bevinden, vervullen
wij daardoor een der geweldigste voorwaar
den voor de organisatie van Europa ten
oorlog en voor dezen oorlog.
Daarbij komt nu voorts aan onzen kant
nog de verdere uitbreiding van onze bond
genootschappen, hier aan de spits de sa
menwerking met onzen oudsten bondge
noot, Italië. Niet slechts aan één front strij
den wij gemeenschappelijk, maar heden ten
dage reeds aan een geheele reeks fronten.
Hieruit blijkt, dat alle verwachtingen
van onze tegenstanders, die meenen dat zij
dit bondgenootschap kunnen losmaken,
idiotie zijn. Wij weten heel precies, wat het
lot van het Duitsche en Italiaansohe volk
zou zijn, maar bovendien weten wij ook
nog, wat het lot van Europa zou zijn, als
de andere wereld ooit een overwinning zou
kunnen bevechten.
Als zij thans zeggen: Ja, natuurlijk, dan
nemen wij de bescherming van Europa te
gen het bolsjewisme op ons dan kan ik
slechts ten antwoord geven: Engeland mag
wel oppassen, dat het in staat is zichzelf
tegen het bolsjewisme te beschermen. Als
in een land aartsbisschoppen heilige Missen
lezen en op hun altaarkleed aan den eenen
kant het bolsjewistische embleem en aan
de andere zijde hun nationale embleem
hebben, zie ik het donker voor een derge
lijk land in.
Duitschland en Italië, evenals Spanje en
een geheele reeks andere Europeesche vol
ken, Roemenië, enz. hebben met het bolsje
wistische embleem afgerekend. Of de ove
rige wereld daarmee eveneens zal afreke
nen, zal eerst uit dezen oorlog blijken.
Maar dat deze overige wereld het niet met
ons klaarspeelt, daarvan kan zij overtuigd -
zijn. Als wij al onze bondgenooten en de
genen, die aan onze zijde strijden, Ro'eme-
nen en Hongaren, Kroaten en Slowaken en
vooral in het Noorden de Finnen en voorts
de Spanjaarden enz., als wij hen allen bij
een nemen, kunnen, wij werkelijk zeggen:
het is thans reeds een kruistocht van
Europa.
Daarbij komen de Germaansche vrijwil
ligers van onze Waffen-SS en eigen le
gioenen van afzonderlijke Europeesche sta
ten. Het werkelijk Europa, dat zich hier
heeft vereenigd, evenals eens in oude tij
den tegenover de Hunnen of de aanstormen
de. Mongolen.
En nu is, nadat ik de laatste maal tot u
sprak, Japan eveneens tot dezen oorlog
toegetreden. Het is thans een wereldomvat
tend bondgenootschap, niet alleen van de
haveloozen, maar van alle volken, die strij
den voor eer en fatsoen en die besloten zijn
de laaghartigste coalities, die de wereld ooit
heeft gezien, uit den weg te ruimen.
DE DUITSCHE GEEST RUST NIET.
De Führer behandelde nogmaals de bewe
ringen van den tegenstander over de Duti-
sche duikbootsuccessen. Onze tegenstanders,
zoo zei hij, verklaren: Wij hebben ontzag
lijke afweermiddelen, wij hebben nieuwe
methoden, waarmee wij het gevaar aan
banden zullen leggen. Ik kan maar één
ding zeggen: de Duitsche geest rust ook
niet.
Wij hebben om te beginnen met onze
duikbooten alle prestaties van den tegen
stander verre overtroffen. Dat zal ook niet
anders worden. Ook bij ons worden onaf
gebroken niet alleen wapens vervaardigd,
maar vooral nieuwe wapens gefabriceerd.
Tot dusver zijn wij thans elk jaar met een
nieuw wapen voor den dag gekomen, waar
tegen de vijand niet was opgewassen. Dat
zal ook in de toekomst zoo "blijven.
Nu heeft men overigens behalve het twee
de front nog een ander middel: de man, die
den bomoorlog tegen de onschuldige bur
gerbevolking heeft uitgevonden, heeft ver
klaard, dat deze bommenoorlog binnen
kort nog uitermate veel krachtiger tegen
Duitschland enz. zal worden gevoerd.
Ik zou slechts één ding willen zeggen: In
Mei 1940 heeft de heer Churchill de eerste
bommenwerpers op de Duitsche burgerbe
volking afgestuurd. Ik heb hem destijds
gewaarschuwd. Bijna vier maanden lang
tevergeefs overigens. Toen hebben wij toe
geslagen en wel zoo grondig, dat hij plot
seling verklaarde dat dit een barbaarsch-
heid was en Engeland daarvoor wraak zou
nemen.
De man, die dit alles op zijn geweten
heeft, als ik afzie van den oorlogshitser-
generaal van dezen ooi-log, Roosevelt, de
schuldige van alles, heeft het dus gewaagd
zich als een onschuldige voor te stellen. Zij
voeren thans weer dezen oorlog. Het uur
zal ook ditmaal slaan, dat wij zullen ant
woorden. Dan moeten de beide voornaam
ste misdadigers van dezen oorlog en de Jo
den, die achter hen staan, niet beginnen te
jammeren en te grienen, als het einde voor
Engeland vreeselijker zal zijn dan het begin.
Ik heb destijds op 1 September 1939 tij
dens de zitting van den Rijksdag twee din
gen gezegd: 1) dat wapengeweld en ook de
tijd ons er nimmer onder zullen krijgen, r.u
men ons eenmaal dezen oorlog opgedrongen
had en 2) dat voor het geval, dat het Joden
dom een internationalen wereldoorlog tot
uitroeing van de Arische volken van Euro
pa om maar iets te noemen, aansticht, niet
de Arische volken zullen worden uitgeroeid,
maar het Jodendom.
Degenen, die bij dien geesteszieke in het
Witte Huis aan de touwtjes trekken, heb
ben het inderdaad klaar gespeeld het eene
volk na het andere bij dezen oorlog te be
trekken. Maar in dezelfde mate speelde een
anti-Joodsche golf over het eene volk r.a
het andere. Zij zal zich voortzetten. De
eene staat vt den anderen, die tpt dezen
oorlog is toegetreden, zal op zekeren dag
als anti-serr-'tische staat te voorschijn ko
men.
De Joden hebben eens ook in Duitschland
om mijn prophetieën gelachen. Ik weet niet,
of zij thans nog lachen, dan wel of hun het
lachen is vergaan. Maar ik kan slechts ver
zekeren, dat hun het lachen overal zal ver
gaan. Ik zal ook met deze prophetieën ge
lijk krijgen.
Hitier herdacht nu degenen, aan wie de
successen van wereldhistorische beteekenis
gedurende de laatste maanden te danken
zijn. Hij bracht in herinnering hoeveel men-
schelijk heldendom, maar ook menschelijke
smart en leed achter de laconieke, korte
mededeelingen der weermachtberichten is
verborgen. Als zich men de prestaties voor
den geest stelt, die achter de korte mededee
lingen omtrent ridderkruisen e.d. staan,
moet men erkennen, dat bij alles wat het
vaderland moge doen, dit zijn soldaten
nooit genoeg kan danken.
Dat geldt niet alleen voor onze solda
ten, maar ook voor die der met ons ver
bonden volken. Daarbij valt te vermelden,
dat de Duitsche weermacht bij haar op
treden niet handelt als bijvoorbeeld de En-
gelschen, dat wij niet anderen steeds stu
ren naar de plaatsen waar het bijzonder
gevaarlijk is, maar dat wij het onzen van-
zelfsprekenden plicht, dat wij het onze eer
achten, onzen bloedigen last behoorlijk ruim
gemeten zelf te dragen.
Wij strijden met onze geallieerden als
volstrekt trouwe bondgenooten van eer.
Wij achten dit evenwel noodzakelijk, want
slechts uit dezen misschien moeilijksten
strijd uit onze geschiedenis zal tenslotte
datgene ontstaan, wat ons, nationool-socia-
listen uit den eersten wereldoorlog, steeds
voor oogen stond, namelijk het groote Rijk
van een in leed en vreugd nauw verbonden
volksgemeenschap.
Want één lichtzij heeft deze oorlog eerst
recht, n.l. de groote kameraadschap. Alle
Duitsche stammen dragen hun deel. De
stichting van het Groot-Duitsche Rijk zou
anders slechts een staatsrechterlijke daad
zijn geweest. Nu is het een met het bloed
van allen onderteekende eeuwige oorkon
de, maar vooral ook een oorkonde, die aan
dezen staat niet slechts een uiterlijken
machtsvorm, maar ook de innerlijke ste
vigheid geeft.
Er bestaat bij ons nog slechts een enkele
waardeering en wel voor den dapperen,
trouwen man, voor den bekwamen man,
voor den vastberaden, den 6toutmoedigen
man, die in staat is leider van zijn volk te
zijn. Er is werkelijk een oude wereld tot
instorting gebracht. Uit dezen oorlog ont
staat. door bloed bezegeld, de volksgemeen
schap, veel sterker nog dan wij, nationaal-
socia'Listen, na den oorlog eenvoudig door
onze geloofsbelijdenis aan de natie konden
verschaffen.
Dit is volkomen zeker: dezen oorlog
overleeft geen burgerlijke staat. Hier
moet ieder vroeg of laat kleur beken
nen. Slechts wie zijn volk niet alleen
politiek, maar ook maatschappelijk tot
een eenheid vermag aaneen te smeden,
zal uit dezen oorlog als overwinnaar te
voorschijn komen.
Gelooft u, dat de een of andere Duit-
scher den soldaten, die thans uit dezen oor
log zegevierend terugkeeren, 'een ander
Duitschland zou kunen aanbieden dan het
nationaal-socialistische ih den zin van een
werkelijke vervulling van onze denkbeel
den omtrent een ware volksgemeenschap?
Dat is onmogelijk. En dat zal in de toe
komst zeker misschien de gezegendste baat
van dezen oorlog zijn.
Ik zou hier evenwel niet willen verzui
men tegenover het front ook op het vader
land te wijzen. Ik moet onder de aandacht
brengen, dat de Duitsche werkman ontzag
lijk veel presteert en dat hij den huidigen
staat, zijn leiding en vooral den soldaten
trouw is. Ik moet er op wijzen, dat ook
het land-volk juist zoo zijn plicht vervult,
dat vooral milloenen Duitscche vrouwen zich
in dit arbeidsproces hebben ingevoegd. En
ten slotte moet ik nog de aandacht vesti
gen op het feit, dat ook onze beroepen, die
geestelijken arbeid verrichten, zich volko
men opofferen in hun afzonderlijke beoefe
naars, dat millioenen en millioenen ook
hier alles schenken in den geest, in hun
denken, in het uitvinden en in het werk
om het volk te bewapenen en om het front
nooit meer het voorbeeld van 1918 te ge
ven.
Als ik derhalve thans tot het vaderland
kan zeggen, dat het volkomen gerust kan
zijn, want dat zoowel in het Oosten als
in het Westen, in het Norden en in het
Zuiden het front van onze Duitsche solda
ten onwrikbaar stand houdt, dan kan ik
evenzoo tot het front zeggen: Duitsche sol
daat, ge kunt gerust zijn, achter u staat
een vaderland, dat u nooit in den steek zal
laten.
Week in, week uit, maand in, maand uit
worden de goeden van ons volks uit alle
lagen steeds meer aaneengesmeed tot een
onverbreekbare gemeenschap. En deze ge
meenschap zal ook weer in het bijzonder in
het licht treden bij de groote hulpactie, die
wij dezen winter hebben te volbrengen.
Ik moet echter het front ook nog iets
anders verzekeren, n.l. hoe grenzeloos
dapper dit Duitsche vaderland den oorlog
zelfs daar, waar het er met de ergste hard
heid door wordt getroffen, aanvaardt en
duldt. Ook hier worden tallooze helden
daden verricht, niet alleen door mannen
maar ook door vrouwen. En niet alleen
door vrouwen, maar ook door jongens. Zü
offeren zich met hun geheele leven op in
het besef, dat wij in dezen oorlog een en
kele eedgemeenschap vormen, die nauw
keurig weet, dat wij ofwel dezen oorlog
allen zegevierend doorstaan of gemeen
schappelijk tot uitroeiing zijn bestemd.
De Fuehrer besloot: Onze tegenstanders
mogen dezen oorlog voeren zoolang zij in
staat zijn. Wat wij kunnen doen om hen te
verslaan, zullen wij doen. Dat zij ons ooit
verslaan is onmogelijk en uitgesloten. Het
nat.-socialistische Duitschland en de daar
mee verbonden staten zullen als jonge na
ties, als werkelijke volken en volksstaten
met een roemrijke overwinning uit dezen
oorlog te voorschijn komen.
Rede van Goebbels
DE MINISTER BRENGT RAPPORT UIT
VAN WINTERHULPSWERK.
Vóór de rede van den Fuehrer bij de
groote betooging der N.S.D.A.P. heeft de
minister van propaganda, dr. Goebbels, gis
teren een grootsch opgezet rapport uitge
bracht over het resultaat der Winterhulp
in het oorlogsjaar 1941/42.
Toen de minister in gezelschap van ge-
neraal-veldmaarschalk Rommel de zaal be
trad, weerklonk donderend gejubel, dat
eerst na minuten luwde.
Goebbels verklaarde ter inleiding, dat
hij het beneden zijn waardigheid achtte op
de onzinnige leugens en verdachtmakingen
van de Engelsche radio en van de En-
gelsch-Amerikaansche propagandabureaux
in tegaan, die slechts aanslagen vormen op
het gezonde verstand.
Voor een ieder, die zijn verstand ge
bruikt, aldus de minister, kan er geen twij
fel bestaan, dat de onafgebroken keten van
historische successen der mogendheden van
het pact van Drie tenslotte ook tot de groo
te eindoverwinning zal leiden. Het poten
tieel der Duitsche bewapening heeft een
omvang gekregen, waarvan de vijanden zich
slechts een vage voorstelling kunnen ma
ken, te oordeelen naar hun propagandastel-
Üngen. Bij het begin van het vierde oorlogs
jaar is het Duitsche leger met zijn bondge
nooten zoowel ten aanzien van grondstof
fen- als van voedselvoorziening, zoowel po
litiek als militair volkomen intact en on
geschokt.
Onze sociale prestaties van 1933/39 wa
ren in zekeren zin slechts een voorspel van
datgene, wat wij voornemens waren. Maar
dat was reeds voldoende om onze pluto
cratische vijanden ten tooneele te roepen,
die nu het besluit namen in ons het jonge
Europa tot den strijd uit te dagen.
Nota bene het plutocratische Engeland
waagt het bij ons voor den dag#te komen
met zijn sociale vernieuwingsdenkbeelden.
Wij verkeeren in de gelukkige omstandig
heid, feiten tekunnen plaatsen tegenover
hun hol gepraat. Deze Winterhulp heeft
een resultaat bereikt, dat men zich in het
geheel niet verrassender en verheugender
kan denken. Voor de Winterhulp in het
derde oorlogsjaar is door het Duitsche volk
1.208.000.000 Mark geschonken, bijna 300
millioen Mark meer dan het vorige jaar.
(Stormachtige bijval).
De minister verstrekte vervolgens cijfers
over het totale resultaat van alle Winter
hulpacties der oorlogsjajren. Dit totaal be
droeg 2.805.000.000 Mark, derhalve b.v.
FEUILLETON
Oorspronkelijke roman
door
MIES VAN VELSEN.
31)
Loek nam de telefoon van de haak: „Met
mevrouw Warsage met wie spreek ik?"
„Gaby" herhaalde ze verwonderd, „of
je komen kunt? Natuurlijk, je weet, dat je
ten allen tijde welkom bent. Waar sta je
op 't oogenblik? Nog eens kind, ik versta
je niet goed. O, bij Hilversum in de spreek
cel?" Ze trachtte iets van de situatie te
begrijpen, wat slechts ten deele gelukte.
Op haar lippen brandde de vraag: waar is
Mark, maar bijtijds bedacht ze zich. Er
moest iets niet in orde zijn.
Rustig zei ze: „Loop links van den weg,
Gaby ik kom je met den wagen tegemoet.
Mocht je tot het station komen, wacht dan
in de hal. Tot straks!" Ze hing de haak op
het toestel en stond even verslagen, maar
onmiddellijk dwong ze zich tot nadenken.
Han zou pas laat thuis komen.
Haastig schreef ze een briefje voor het
geval hij eerder thuis mocht zijn, dan zij,
en bracht het bij het dienstmeisje. „Zorg
ook, Liesbeth, dat de kleine logeerkamer
in orde is."
Zoo vlug had Loek nog nooit gereden.
Bij het station Hilversum stopte ze even,
stapte uit en keek rond in de hal. Gaby
was er niet. Stapvoets reed ze nu verder
en sloeg nauwkeurig de weinige voetgan
gers gade.
Eindelijk daar op een bank, een vrouw
met een kindje op den arm. Kon dat Gaby
zijn? Een brok schoot haar in de keel.
Nooit zou ze de uitdrukking van schrik
vergeten op het gelaat van de jonge
vrouw, toen de auto stopte en ze een be
weging maakte, als wilde ze vluchten. Bij
't zien van Loek ontspande zich haar trek
ken. Mevrouw Warsage opende het por
tier. „Stap in Gaby, ja-geef mij Marjan-
neke maar. Zit je zoo goed? Trek de plaid
over je beenen. Hier is je kleine schat
weer.
Gaby gehoorzaamde werktuigelijk, zon
der een woord te spreken.
Het portier klapte dicht, 't Gaf haar een
schok. Zoo was een uur geleden de huis
deur achter haar dicht geslagen.
XIV
In de veel te ruime peignoir van me
vrouw Warsage zat Gaby op den rand
van het bed. Geen woord was nog over
haar lippen gekomen. Stil had ze Loek la
ten begaan, toen deze haar mee naar bo
ven nam en bij het uitkleeden hielp.
Veel was mevrouw Warsage duidelijk ge
worden, toen het helle licht haar meedoo-
geloos het mishandelde gelaat toonde en de
blauwe plekken op de rechter arm. Geen
verwondering had ze getoond, niets ge
vraagd. Ze boog zich over Marjanneke, die
rustig sliep, ,,'k Zal haar maar meene
men, dan kim je ongestoord slapen."
Gaby knikte onverschillig.
Voorzichtig nam Loek het slapende kind
je op en legde 't in de aangrenzende ka
mer in haar eigen bed. Dan ging ze terug
naar Gaby, die nog onveranderd in dezelf
de houding zat.
„Ga nu rusten, kindlief". Dadelijk breng
ik je een kop warme bouillon."
Plotseling zag Gaby haar aan. „U zult
Marjanneke niet meegeven, onder geen
voorwaarde aan niemand; wilt u me dat
belooven?"
„Natuurlijk je bent m'n logée."
Ze voelde hoe de jonge vrouw vermeed
meer dan de waarde van in- en uitvoer van
bijna alle Zuid-Amerikaansche landen. Het
offer in dezen oorlog bereikt in totaal een
bedrag van 4.076.000.000 Mark, hetgeen
twee annuiteiten van het plan Young zou
hebben uitgemaakt.
Hierdoor heeft het totale resultaat van
alle Winterhulpacties na 1933 de vijf mil
liard ver overschreden. (Stormachtig ap
plaus). Van de bedragen die gedurende den
derden oorlogswinter zijn ingekomen, is
twee derde ten goede gekomen aan de
,,Nat. Sozialistische Volkswohlfart", waar
van alleen 701.000.000 Mark aan de hulp
actie „Moeder en kind".
Bijzonder opmerkelijk is de deelneming
van het front aan de Winterhulpactie. Een
regiment aan het Oostelijke front heeft bij
een enkele collecte een bedrag van meer
dan 50.000 Mark opgebracht. Dit voorbeeld
spreekt voor heel het front.
Onder stormachtig gejuich deelde Goeb
bels mede, dat Hitier weer uit zijn hoofd
kwartier naar Berlijn is gegaan, om. op de
Berlijnsche collecte-stee in het Sportpalast,
die zoo rijk is aan tradities, te spreken tot
heel het Duitsche volk, dat besloten is, met
hem trouw en onvervaard door alle nooden
van den tijd naar de overwinning op te
trekken.
De betooging in het Sportpalast werd on
der meer bijgewoond door de te Berlijn
vertoevende ministers, talrijke Rijks- en
gouwleiders, vele vertegenwoordigers van
Generaliteit en Admiraliteit en vooraan
staande personen van partij en onderaf dee
lingen. Ook ditmaal hadden de gewonde
soldaten een eereplaats gekregen. De rede
van den Fuehrer werd telkens weer onder
broken door geestdriftige bijvalsbetuigin
gen.
GEMENGDE BERICHTEN
Carbidlamp uit elkaar gesprongen.
Dinsdagavond was de 16-jarige J. G. Post
mus te Marum een carbidlamp aan het sol-
deeren, toen de lamp plotseling uit elkaar
sprong. De jongen was op slag dood.
Molenaars maalden clandestien graan
Te Rucphen hebben controleurs der C.C.C.
D. een inval gedaan bij een tweetal mole
naars, die ervan verdacht werden regelma
tig groote voorraden clandestiene rogge en
tarwe te vermalen. Groote partijen, in to
taal vele duizenden kilo's werden in beslag
genomen. Het bleek, dat de molenaars in-"
derdaad voor talrijke inwoners van Ruc
phen de clandestien verkregen voorraden
maalden en daar op vele zakken de namen
dezer zondaars voorkwamen, kon onmid
dellijk een groot aantal betrokkenen nader
aan den tand worden gevoeld, zoodat het
voor de hand ligt, dat nog voor vele ande
ren deze zaak minder prettige gevolgen zal
hebben.
Een zeehond in het net Te Lith heb
ben de gebroeders van der Zanden met het
trekken van den zegen een zeehond op het
droge gehaald, hetgeen hier een wel zeer
zeldzame vangst genoemd mag worden.
RECHTZAKEN
ECONOMISCH GERECHTSHOF.
Kaas zonder bon. S. J. Westra te H i 1-
1 e g o m was door den Economischen rech
ter veroordeeld tot twee maanden gevange
nisstraf wegens het verhandelen van kaas
zonder bonnen. In hooger beroep had de
P. G. bevestiging van dit vonnis gevraagd.
Het Hof veroordeelde verdachte tot drie
weken gevangenisstraf met bevel tot op
heffing van het bevel tot onmiddellijke ge
vangenneming.
Benzineboimen. C. A. G. v. d. Voorn
te Sassenheim had als distributieamb
tenaar eenige benzinebonnen weggenomen,
voor welk feit hij in eerste instantie ver
oordeeld was tot drie maanden gevangenis
straf, van welk vonnis de P. G. in hooger
beroep bevestiging had gevraagd. De uit
spraak werd heden een maand gevange
nisstraf.
HAAGSCH GERECHTSHOF.
Schaap gestolen, A. Jansen te Zoe-
termeer had zich schuldig gemaakt aan
diefstal van een schaap, terwijl hij zich
bovendien nog bezig had gehouden met
beling van een fiets. C. Th. H. Vonk uit
Zcetermeer had J. geholpen bij het
stelen van het schaap. J. was daarvoor ver
oordeeld tot acht maanden gevangenisstraf
en V. tot zes maanden gevangenisstraf. Het
Hof heeft deze vonnissen bevestigd.
Familie bestolen. W. J. L. te L e i d e n
was onder een smoesje bij een familielid
binnengekomen en had uit het nachtkastje
in den slaapkamer een bedrag van onge
veer 900.- weggenomen. Zes maanden
gevangenisstraf had hij van de rechtbank
daarvoor gekregen. De P. G. had deze straf
te laag geacht en tien maanden geëischt.
Het Hof legde eveneens zes maanden ge
vangenisstraf op.
Vrijgesproken. Mej. A. de J. S. te
Leiden had veertien dagen gevangenis-
si raf gekregen wegens heling van een ko-
Mark's naam te noemen. Met moeite over
reedde ze haar een paar teugjes te drin
ken en dekte haar dan met moederlijke
bezorgdheid toe.
Han vond Loek, niet als naar gewoonte
in de huiskamer.
„Is mevrouw al naar bed", vroeg hij het
meisje, dat de koffie binnenbracht.
„Neen mijnheer, mevrouw is boven, er
zijn onverwacht logée's gekomen."
Hij dronk zijn koffie, terwijl hij zich af
vroeg, wie het konden zijn.
Eindelijk verscheen Loek en helderde
hem het geval zoo goed mogelijk op.
Warsage keek ernstig. „En wat denk je
nu te doen?" vroeg hij toen ze geëindigd
had, ,,'t lijkt me een heel onaangename
geschiedenis."
„Zoolang we niets definitief weten, valt
er nog weinig te zeggen, wel wilde ik
Gaby voorstellen een poos bij ons te blij
ven, ze leek me totaal uitgeput."
,,'t Was te voorzien", zei Warsage wat
ontstemd, „ik raad je aan je handen niet
in een wespennest te steken. Wie weet
waartoe die Sanders in staat is."
Midden in den nacht ontwaakte Gaby uit
ien zwaren slaap met een bonzende pijn
in het hoofd. Verward tastte ze om zich
r.ijn, welk konijn door haar neefje gesto
len was bij „Zomerzorg". Het Hof achtte
het ten laste gelegde niet bewezen en
sprak verdachte vrij.
Haar hond onverzorgd achtergelaten.
Mej. J. C. S. te K a t w ij k a. Zee was
gedurende vijf dagen op reis gegaan en
had haar hond zonder eten achtergelaten.
Daarom was zij veroordeeld tot vijf dagen
gevangenisstraf. In hooger beroep had zij
aangevoerd, dat zij, toen ze vertrok 10 kg.
aardappelen bij den hond had gezet. De
P. G. merkte daarover op, dat het beest
natuurlijk niet geweten had, dat het er vijf
dagen mee moest doen en alles dus maar
ineens had opgegeten. De P. G. had be
vestiging van het vonnis gevraagd, maar
h-t Hof veroordeelde haar tot een geldboete
v;,n 30 subs. 20 dagen. z
Winkeldiefstal. Mej. C. de J. te Was
sen a a r had bij de Hema te Leiden sok
ken, kousen, handdoeken en ondergoed ge
stolen, voor welk feit zij een maand gevan
genisstraf had gekregen. Het Hof legde
drie weken gevangenisstraf op.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Geen heling maar toch hoogst onvoor
zichtig.Het was een ingewikkelde zaak,
die de Politierechter te behandelen kreeg.
Vier verdachten waren er in deze zaak nl.
H. A. en de drie gebroeders J., KL, en H.
v. D. allen te N o o r d w ij k. Zij zouden
zich schuldig gemaakt hebben aan heling
van rijwielen. A. had fietsen gekocht van
J. van D. J. van D. kocht ze van N. v. d.
B. uit Amsterdam. K. van D. kocht ook
fietsen van v. d. B. en H. van D. kocht op
zijn beurt weer rijwielen van K. van D.
Maar ten slotte kwamen toch al deze rij
wielen van v. d. B. die ze bij tientallen in
Amsterdam had gestolen. Verdachten zei
den te hebben gedacht, dat alles eerlijk was
en ze hadden dit dikwijls genoeg aan v.
d. B. gevraagd. Deze had alles „as de
bank", gekenschetst en had zelfs zijn per
soonsbewijs laten zien waarop stond, dat
hij rijwielhandelaar was. Er waren nog
vier getuigen a décharge, die ook zeiden,
dat v. d. B. een zeer goeden indruk maak
te. De Officier vond, dat de verdachten
hadden moeten begrijpen, dat het niet eer-
liik was. Toen er overal in den lande ge
brek was aan rijwielen, dus ook te Am
sterdam, moesten deze fietsen toch bij tien
tallen juist te Noordwijk verkocht worden.
Spr. eischte dan ook tegen allen twee we
ken gevangenisstraf. Na de pleidooien achtte
de Politierechter, dat de verdachten zeer
onvoorzichtig hadden gehandeld, maar he
ling achtte hij niet aanwezig. Derhalve
werden alle verdachten vrijgesproken.
INBREKERS OPEREEREN VANUIT DE
CEL.
Hen drietal zware jongens uit de Twent-
sche onderwereld, nl. W. L. uit Haaksber
gen, K. B. uit Enschede en A. G. B. uit
Almelo, zaten in afwachting van de be
rechting van hun misdaden naar men
meende veilig „opgeborgen" in het Huis
van Bewaring te Almelo. Deze meening
bleek niet juist te zijn, want het drietal
slaagde er in, om via een luchtkoker op
het dak en vandaar in de vrije wereld te
komen. Minder met intelligentie begaafde
misdadigers zouden verheugd zijn, dat
zij een weg tot ontsnapping gevónden had
den en eenmaal 'buiten de gevangenis
muren, geprobeerd hebben daar te blijven;
niet echter het drietal in kwestie. Beladen
met een meestal geringen buit, hoofdzake
lijk bestaande uit rookartikelen en etens
waren, betrokken zij tegen den morgen
v/eer hun knusse cel. Hoewel de Almelo-
sche politie aanvankelijk voor een raad
sel stond, gelukte het toch na ijverig speu
ren het drietal gedetineerden als de daders
te ontmaskeren. Twee hunner bekenden
terstond, doch de Almeloër ontkende hard
nekkig.
Dinsdagmorgen werd dit zeldzame geval
voor de Almelosche rechtbank behandeld.
De Almeloër wijzigde zijn houding en be
kende mede-dader te zijn geweest. Op een
desbetreffende vraag van den president,
mr. A. C. Leendertz, gaven verdachten
unaniem te kennen, dat zij hoofdzakelijk
door den honger gedreven tot hun escapa
des waren gekomen. De portie eten zou in
de gevangenis zeer gering en van infe
rieure kwaliteit zijn geweest.
De rechtbank stond evenwel zeer scep
tisch tegenover deze motiveering en de pre
sident wees er op, dat sigaretten toch moei
lijk als voedsel konden worden beschouwd.
De officier van justitie, mr. Brantjes,
eischte tegen ieder der verdachten tien
maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal
6 October vonnis wijzen. „Tijd".
£ilwiqie..
VRIJDAG 2 Oct. Feestdag v. d. H.H. En
gelbewaarders. Mis: Benedicite. 2e gebed
v. h. octaaf v. d. H. Bavo; 3e voor den
vrede. Credo. Gewone Prefatie. Kleur: Wit.
N.B Wegens den eersten Vrijdag is ge
oorloofd een gezongen votiefmis v. h. H.
Hart van Jesus. Mis: Cogitationes. Gloria.
2e gebed voor den vrede. Credo. Prefatie
v. h. H. Hart. Kleur: Wit.
In kerken van de E.E.P.P. Franciscanen:
VRIJDAG. 2e gebed voor den vrede.
heen en trachtte zich te bezinnen, waar
ze was. Haar hand vond de schakelaar en
toen het licht aanknipte, drong langzaam
het gebeurde van den vorigen dag tot haar
door. De pijn belette haar regelmatig te
denken. Ze voelde alleen een vreugdelooze
geruststelling, dat ze een veilige schuil
plaats had.
Opnieuw viel ze in een diepen slaap. Ze
merkte er den volgenden morgen niets
van, dat mevrouw Warsage, zacht de deur
opende en even stil weer verdween. Rust
zou haar goed doen, dacht Loek. Ze moest
nu vlug voor Marjanneke gaan zorgen. In
de badkamer maakte ze alles gereed en
kwam juist bijtijds terug, want het kleintje
was wakker geworden en had haar onder
zoekingstocht tot de andere helft van het
litsjumeaux uitgestrekt. Haar groote don
kere oogen keken met verwondering naar
de slapende Han en toen Loek glimlachend
de armen naar haar uitstak begonnen de
lipjes verraderlijk te trillen: „niet pappie",
zei ze op Han wijzend. Liefkoozend nam
Loek haar op de arm en kuste de opko
mende tranen weg. „Niet mammie", stel
de Marjanneke vast en woelde met de
kleine vingers door Loek's donkere haar.
„Neen, dat is tante Loek en die zal je nu
eens vlug opknappen. (Wordt vervolgd).