„Het is thans een kruistocht van Europa'9 Het vaderland kan genoeg zijn soldaten nooit danken HET KEERPUNT DONDERDAG 1 OCTOBER 1942 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 De oorlog smeedt een waar achtige volksgemeenschap (Vervolg van pagina 1). In het vervolg van zijn rede zeide de Führer: Er zijn daar veel gebieden, waar de ge heele bevolking reeds ten getale van mil- lioenen met ons meewerkt en er zijn andere gebieden, waar zij reeds in onze gelederen en aan onze zijde strijdt. De resultaten van deze reusachtige bedrijvigheid zijn ontzag lijk. Terwijl wij in het Noorden van Europa, in het Westen en aan alle andere fronten ons in het defensief 'bevinden, vervullen wij daardoor een der geweldigste voorwaar den voor de organisatie van Europa ten oorlog en voor dezen oorlog. Daarbij komt nu voorts aan onzen kant nog de verdere uitbreiding van onze bond genootschappen, hier aan de spits de sa menwerking met onzen oudsten bondge noot, Italië. Niet slechts aan één front strij den wij gemeenschappelijk, maar heden ten dage reeds aan een geheele reeks fronten. Hieruit blijkt, dat alle verwachtingen van onze tegenstanders, die meenen dat zij dit bondgenootschap kunnen losmaken, idiotie zijn. Wij weten heel precies, wat het lot van het Duitsche en Italiaansohe volk zou zijn, maar bovendien weten wij ook nog, wat het lot van Europa zou zijn, als de andere wereld ooit een overwinning zou kunnen bevechten. Als zij thans zeggen: Ja, natuurlijk, dan nemen wij de bescherming van Europa te gen het bolsjewisme op ons dan kan ik slechts ten antwoord geven: Engeland mag wel oppassen, dat het in staat is zichzelf tegen het bolsjewisme te beschermen. Als in een land aartsbisschoppen heilige Missen lezen en op hun altaarkleed aan den eenen kant het bolsjewistische embleem en aan de andere zijde hun nationale embleem hebben, zie ik het donker voor een derge lijk land in. Duitschland en Italië, evenals Spanje en een geheele reeks andere Europeesche vol ken, Roemenië, enz. hebben met het bolsje wistische embleem afgerekend. Of de ove rige wereld daarmee eveneens zal afreke nen, zal eerst uit dezen oorlog blijken. Maar dat deze overige wereld het niet met ons klaarspeelt, daarvan kan zij overtuigd - zijn. Als wij al onze bondgenooten en de genen, die aan onze zijde strijden, Ro'eme- nen en Hongaren, Kroaten en Slowaken en vooral in het Noorden de Finnen en voorts de Spanjaarden enz., als wij hen allen bij een nemen, kunnen, wij werkelijk zeggen: het is thans reeds een kruistocht van Europa. Daarbij komen de Germaansche vrijwil ligers van onze Waffen-SS en eigen le gioenen van afzonderlijke Europeesche sta ten. Het werkelijk Europa, dat zich hier heeft vereenigd, evenals eens in oude tij den tegenover de Hunnen of de aanstormen de. Mongolen. En nu is, nadat ik de laatste maal tot u sprak, Japan eveneens tot dezen oorlog toegetreden. Het is thans een wereldomvat tend bondgenootschap, niet alleen van de haveloozen, maar van alle volken, die strij den voor eer en fatsoen en die besloten zijn de laaghartigste coalities, die de wereld ooit heeft gezien, uit den weg te ruimen. DE DUITSCHE GEEST RUST NIET. De Führer behandelde nogmaals de bewe ringen van den tegenstander over de Duti- sche duikbootsuccessen. Onze tegenstanders, zoo zei hij, verklaren: Wij hebben ontzag lijke afweermiddelen, wij hebben nieuwe methoden, waarmee wij het gevaar aan banden zullen leggen. Ik kan maar één ding zeggen: de Duitsche geest rust ook niet. Wij hebben om te beginnen met onze duikbooten alle prestaties van den tegen stander verre overtroffen. Dat zal ook niet anders worden. Ook bij ons worden onaf gebroken niet alleen wapens vervaardigd, maar vooral nieuwe wapens gefabriceerd. Tot dusver zijn wij thans elk jaar met een nieuw wapen voor den dag gekomen, waar tegen de vijand niet was opgewassen. Dat zal ook in de toekomst zoo "blijven. Nu heeft men overigens behalve het twee de front nog een ander middel: de man, die den bomoorlog tegen de onschuldige bur gerbevolking heeft uitgevonden, heeft ver klaard, dat deze bommenoorlog binnen kort nog uitermate veel krachtiger tegen Duitschland enz. zal worden gevoerd. Ik zou slechts één ding willen zeggen: In Mei 1940 heeft de heer Churchill de eerste bommenwerpers op de Duitsche burgerbe volking afgestuurd. Ik heb hem destijds gewaarschuwd. Bijna vier maanden lang tevergeefs overigens. Toen hebben wij toe geslagen en wel zoo grondig, dat hij plot seling verklaarde dat dit een barbaarsch- heid was en Engeland daarvoor wraak zou nemen. De man, die dit alles op zijn geweten heeft, als ik afzie van den oorlogshitser- generaal van dezen ooi-log, Roosevelt, de schuldige van alles, heeft het dus gewaagd zich als een onschuldige voor te stellen. Zij voeren thans weer dezen oorlog. Het uur zal ook ditmaal slaan, dat wij zullen ant woorden. Dan moeten de beide voornaam ste misdadigers van dezen oorlog en de Jo den, die achter hen staan, niet beginnen te jammeren en te grienen, als het einde voor Engeland vreeselijker zal zijn dan het begin. Ik heb destijds op 1 September 1939 tij dens de zitting van den Rijksdag twee din gen gezegd: 1) dat wapengeweld en ook de tijd ons er nimmer onder zullen krijgen, r.u men ons eenmaal dezen oorlog opgedrongen had en 2) dat voor het geval, dat het Joden dom een internationalen wereldoorlog tot uitroeing van de Arische volken van Euro pa om maar iets te noemen, aansticht, niet de Arische volken zullen worden uitgeroeid, maar het Jodendom. Degenen, die bij dien geesteszieke in het Witte Huis aan de touwtjes trekken, heb ben het inderdaad klaar gespeeld het eene volk na het andere bij dezen oorlog te be trekken. Maar in dezelfde mate speelde een anti-Joodsche golf over het eene volk r.a het andere. Zij zal zich voortzetten. De eene staat vt den anderen, die tpt dezen oorlog is toegetreden, zal op zekeren dag als anti-serr-'tische staat te voorschijn ko men. De Joden hebben eens ook in Duitschland om mijn prophetieën gelachen. Ik weet niet, of zij thans nog lachen, dan wel of hun het lachen is vergaan. Maar ik kan slechts ver zekeren, dat hun het lachen overal zal ver gaan. Ik zal ook met deze prophetieën ge lijk krijgen. Hitier herdacht nu degenen, aan wie de successen van wereldhistorische beteekenis gedurende de laatste maanden te danken zijn. Hij bracht in herinnering hoeveel men- schelijk heldendom, maar ook menschelijke smart en leed achter de laconieke, korte mededeelingen der weermachtberichten is verborgen. Als zich men de prestaties voor den geest stelt, die achter de korte mededee lingen omtrent ridderkruisen e.d. staan, moet men erkennen, dat bij alles wat het vaderland moge doen, dit zijn soldaten nooit genoeg kan danken. Dat geldt niet alleen voor onze solda ten, maar ook voor die der met ons ver bonden volken. Daarbij valt te vermelden, dat de Duitsche weermacht bij haar op treden niet handelt als bijvoorbeeld de En- gelschen, dat wij niet anderen steeds stu ren naar de plaatsen waar het bijzonder gevaarlijk is, maar dat wij het onzen van- zelfsprekenden plicht, dat wij het onze eer achten, onzen bloedigen last behoorlijk ruim gemeten zelf te dragen. Wij strijden met onze geallieerden als volstrekt trouwe bondgenooten van eer. Wij achten dit evenwel noodzakelijk, want slechts uit dezen misschien moeilijksten strijd uit onze geschiedenis zal tenslotte datgene ontstaan, wat ons, nationool-socia- listen uit den eersten wereldoorlog, steeds voor oogen stond, namelijk het groote Rijk van een in leed en vreugd nauw verbonden volksgemeenschap. Want één lichtzij heeft deze oorlog eerst recht, n.l. de groote kameraadschap. Alle Duitsche stammen dragen hun deel. De stichting van het Groot-Duitsche Rijk zou anders slechts een staatsrechterlijke daad zijn geweest. Nu is het een met het bloed van allen onderteekende eeuwige oorkon de, maar vooral ook een oorkonde, die aan dezen staat niet slechts een uiterlijken machtsvorm, maar ook de innerlijke ste vigheid geeft. Er bestaat bij ons nog slechts een enkele waardeering en wel voor den dapperen, trouwen man, voor den bekwamen man, voor den vastberaden, den 6toutmoedigen man, die in staat is leider van zijn volk te zijn. Er is werkelijk een oude wereld tot instorting gebracht. Uit dezen oorlog ont staat. door bloed bezegeld, de volksgemeen schap, veel sterker nog dan wij, nationaal- socia'Listen, na den oorlog eenvoudig door onze geloofsbelijdenis aan de natie konden verschaffen. Dit is volkomen zeker: dezen oorlog overleeft geen burgerlijke staat. Hier moet ieder vroeg of laat kleur beken nen. Slechts wie zijn volk niet alleen politiek, maar ook maatschappelijk tot een eenheid vermag aaneen te smeden, zal uit dezen oorlog als overwinnaar te voorschijn komen. Gelooft u, dat de een of andere Duit- scher den soldaten, die thans uit dezen oor log zegevierend terugkeeren, 'een ander Duitschland zou kunen aanbieden dan het nationaal-socialistische ih den zin van een werkelijke vervulling van onze denkbeel den omtrent een ware volksgemeenschap? Dat is onmogelijk. En dat zal in de toe komst zeker misschien de gezegendste baat van dezen oorlog zijn. Ik zou hier evenwel niet willen verzui men tegenover het front ook op het vader land te wijzen. Ik moet onder de aandacht brengen, dat de Duitsche werkman ontzag lijk veel presteert en dat hij den huidigen staat, zijn leiding en vooral den soldaten trouw is. Ik moet er op wijzen, dat ook het land-volk juist zoo zijn plicht vervult, dat vooral milloenen Duitscche vrouwen zich in dit arbeidsproces hebben ingevoegd. En ten slotte moet ik nog de aandacht vesti gen op het feit, dat ook onze beroepen, die geestelijken arbeid verrichten, zich volko men opofferen in hun afzonderlijke beoefe naars, dat millioenen en millioenen ook hier alles schenken in den geest, in hun denken, in het uitvinden en in het werk om het volk te bewapenen en om het front nooit meer het voorbeeld van 1918 te ge ven. Als ik derhalve thans tot het vaderland kan zeggen, dat het volkomen gerust kan zijn, want dat zoowel in het Oosten als in het Westen, in het Norden en in het Zuiden het front van onze Duitsche solda ten onwrikbaar stand houdt, dan kan ik evenzoo tot het front zeggen: Duitsche sol daat, ge kunt gerust zijn, achter u staat een vaderland, dat u nooit in den steek zal laten. Week in, week uit, maand in, maand uit worden de goeden van ons volks uit alle lagen steeds meer aaneengesmeed tot een onverbreekbare gemeenschap. En deze ge meenschap zal ook weer in het bijzonder in het licht treden bij de groote hulpactie, die wij dezen winter hebben te volbrengen. Ik moet echter het front ook nog iets anders verzekeren, n.l. hoe grenzeloos dapper dit Duitsche vaderland den oorlog zelfs daar, waar het er met de ergste hard heid door wordt getroffen, aanvaardt en duldt. Ook hier worden tallooze helden daden verricht, niet alleen door mannen maar ook door vrouwen. En niet alleen door vrouwen, maar ook door jongens. Zü offeren zich met hun geheele leven op in het besef, dat wij in dezen oorlog een en kele eedgemeenschap vormen, die nauw keurig weet, dat wij ofwel dezen oorlog allen zegevierend doorstaan of gemeen schappelijk tot uitroeiing zijn bestemd. De Fuehrer besloot: Onze tegenstanders mogen dezen oorlog voeren zoolang zij in staat zijn. Wat wij kunnen doen om hen te verslaan, zullen wij doen. Dat zij ons ooit verslaan is onmogelijk en uitgesloten. Het nat.-socialistische Duitschland en de daar mee verbonden staten zullen als jonge na ties, als werkelijke volken en volksstaten met een roemrijke overwinning uit dezen oorlog te voorschijn komen. Rede van Goebbels DE MINISTER BRENGT RAPPORT UIT VAN WINTERHULPSWERK. Vóór de rede van den Fuehrer bij de groote betooging der N.S.D.A.P. heeft de minister van propaganda, dr. Goebbels, gis teren een grootsch opgezet rapport uitge bracht over het resultaat der Winterhulp in het oorlogsjaar 1941/42. Toen de minister in gezelschap van ge- neraal-veldmaarschalk Rommel de zaal be trad, weerklonk donderend gejubel, dat eerst na minuten luwde. Goebbels verklaarde ter inleiding, dat hij het beneden zijn waardigheid achtte op de onzinnige leugens en verdachtmakingen van de Engelsche radio en van de En- gelsch-Amerikaansche propagandabureaux in tegaan, die slechts aanslagen vormen op het gezonde verstand. Voor een ieder, die zijn verstand ge bruikt, aldus de minister, kan er geen twij fel bestaan, dat de onafgebroken keten van historische successen der mogendheden van het pact van Drie tenslotte ook tot de groo te eindoverwinning zal leiden. Het poten tieel der Duitsche bewapening heeft een omvang gekregen, waarvan de vijanden zich slechts een vage voorstelling kunnen ma ken, te oordeelen naar hun propagandastel- Üngen. Bij het begin van het vierde oorlogs jaar is het Duitsche leger met zijn bondge nooten zoowel ten aanzien van grondstof fen- als van voedselvoorziening, zoowel po litiek als militair volkomen intact en on geschokt. Onze sociale prestaties van 1933/39 wa ren in zekeren zin slechts een voorspel van datgene, wat wij voornemens waren. Maar dat was reeds voldoende om onze pluto cratische vijanden ten tooneele te roepen, die nu het besluit namen in ons het jonge Europa tot den strijd uit te dagen. Nota bene het plutocratische Engeland waagt het bij ons voor den dag#te komen met zijn sociale vernieuwingsdenkbeelden. Wij verkeeren in de gelukkige omstandig heid, feiten tekunnen plaatsen tegenover hun hol gepraat. Deze Winterhulp heeft een resultaat bereikt, dat men zich in het geheel niet verrassender en verheugender kan denken. Voor de Winterhulp in het derde oorlogsjaar is door het Duitsche volk 1.208.000.000 Mark geschonken, bijna 300 millioen Mark meer dan het vorige jaar. (Stormachtige bijval). De minister verstrekte vervolgens cijfers over het totale resultaat van alle Winter hulpacties der oorlogsjajren. Dit totaal be droeg 2.805.000.000 Mark, derhalve b.v. FEUILLETON Oorspronkelijke roman door MIES VAN VELSEN. 31) Loek nam de telefoon van de haak: „Met mevrouw Warsage met wie spreek ik?" „Gaby" herhaalde ze verwonderd, „of je komen kunt? Natuurlijk, je weet, dat je ten allen tijde welkom bent. Waar sta je op 't oogenblik? Nog eens kind, ik versta je niet goed. O, bij Hilversum in de spreek cel?" Ze trachtte iets van de situatie te begrijpen, wat slechts ten deele gelukte. Op haar lippen brandde de vraag: waar is Mark, maar bijtijds bedacht ze zich. Er moest iets niet in orde zijn. Rustig zei ze: „Loop links van den weg, Gaby ik kom je met den wagen tegemoet. Mocht je tot het station komen, wacht dan in de hal. Tot straks!" Ze hing de haak op het toestel en stond even verslagen, maar onmiddellijk dwong ze zich tot nadenken. Han zou pas laat thuis komen. Haastig schreef ze een briefje voor het geval hij eerder thuis mocht zijn, dan zij, en bracht het bij het dienstmeisje. „Zorg ook, Liesbeth, dat de kleine logeerkamer in orde is." Zoo vlug had Loek nog nooit gereden. Bij het station Hilversum stopte ze even, stapte uit en keek rond in de hal. Gaby was er niet. Stapvoets reed ze nu verder en sloeg nauwkeurig de weinige voetgan gers gade. Eindelijk daar op een bank, een vrouw met een kindje op den arm. Kon dat Gaby zijn? Een brok schoot haar in de keel. Nooit zou ze de uitdrukking van schrik vergeten op het gelaat van de jonge vrouw, toen de auto stopte en ze een be weging maakte, als wilde ze vluchten. Bij 't zien van Loek ontspande zich haar trek ken. Mevrouw Warsage opende het por tier. „Stap in Gaby, ja-geef mij Marjan- neke maar. Zit je zoo goed? Trek de plaid over je beenen. Hier is je kleine schat weer. Gaby gehoorzaamde werktuigelijk, zon der een woord te spreken. Het portier klapte dicht, 't Gaf haar een schok. Zoo was een uur geleden de huis deur achter haar dicht geslagen. XIV In de veel te ruime peignoir van me vrouw Warsage zat Gaby op den rand van het bed. Geen woord was nog over haar lippen gekomen. Stil had ze Loek la ten begaan, toen deze haar mee naar bo ven nam en bij het uitkleeden hielp. Veel was mevrouw Warsage duidelijk ge worden, toen het helle licht haar meedoo- geloos het mishandelde gelaat toonde en de blauwe plekken op de rechter arm. Geen verwondering had ze getoond, niets ge vraagd. Ze boog zich over Marjanneke, die rustig sliep, ,,'k Zal haar maar meene men, dan kim je ongestoord slapen." Gaby knikte onverschillig. Voorzichtig nam Loek het slapende kind je op en legde 't in de aangrenzende ka mer in haar eigen bed. Dan ging ze terug naar Gaby, die nog onveranderd in dezelf de houding zat. „Ga nu rusten, kindlief". Dadelijk breng ik je een kop warme bouillon." Plotseling zag Gaby haar aan. „U zult Marjanneke niet meegeven, onder geen voorwaarde aan niemand; wilt u me dat belooven?" „Natuurlijk je bent m'n logée." Ze voelde hoe de jonge vrouw vermeed meer dan de waarde van in- en uitvoer van bijna alle Zuid-Amerikaansche landen. Het offer in dezen oorlog bereikt in totaal een bedrag van 4.076.000.000 Mark, hetgeen twee annuiteiten van het plan Young zou hebben uitgemaakt. Hierdoor heeft het totale resultaat van alle Winterhulpacties na 1933 de vijf mil liard ver overschreden. (Stormachtig ap plaus). Van de bedragen die gedurende den derden oorlogswinter zijn ingekomen, is twee derde ten goede gekomen aan de ,,Nat. Sozialistische Volkswohlfart", waar van alleen 701.000.000 Mark aan de hulp actie „Moeder en kind". Bijzonder opmerkelijk is de deelneming van het front aan de Winterhulpactie. Een regiment aan het Oostelijke front heeft bij een enkele collecte een bedrag van meer dan 50.000 Mark opgebracht. Dit voorbeeld spreekt voor heel het front. Onder stormachtig gejuich deelde Goeb bels mede, dat Hitier weer uit zijn hoofd kwartier naar Berlijn is gegaan, om. op de Berlijnsche collecte-stee in het Sportpalast, die zoo rijk is aan tradities, te spreken tot heel het Duitsche volk, dat besloten is, met hem trouw en onvervaard door alle nooden van den tijd naar de overwinning op te trekken. De betooging in het Sportpalast werd on der meer bijgewoond door de te Berlijn vertoevende ministers, talrijke Rijks- en gouwleiders, vele vertegenwoordigers van Generaliteit en Admiraliteit en vooraan staande personen van partij en onderaf dee lingen. Ook ditmaal hadden de gewonde soldaten een eereplaats gekregen. De rede van den Fuehrer werd telkens weer onder broken door geestdriftige bijvalsbetuigin gen. GEMENGDE BERICHTEN Carbidlamp uit elkaar gesprongen. Dinsdagavond was de 16-jarige J. G. Post mus te Marum een carbidlamp aan het sol- deeren, toen de lamp plotseling uit elkaar sprong. De jongen was op slag dood. Molenaars maalden clandestien graan Te Rucphen hebben controleurs der C.C.C. D. een inval gedaan bij een tweetal mole naars, die ervan verdacht werden regelma tig groote voorraden clandestiene rogge en tarwe te vermalen. Groote partijen, in to taal vele duizenden kilo's werden in beslag genomen. Het bleek, dat de molenaars in-" derdaad voor talrijke inwoners van Ruc phen de clandestien verkregen voorraden maalden en daar op vele zakken de namen dezer zondaars voorkwamen, kon onmid dellijk een groot aantal betrokkenen nader aan den tand worden gevoeld, zoodat het voor de hand ligt, dat nog voor vele ande ren deze zaak minder prettige gevolgen zal hebben. Een zeehond in het net Te Lith heb ben de gebroeders van der Zanden met het trekken van den zegen een zeehond op het droge gehaald, hetgeen hier een wel zeer zeldzame vangst genoemd mag worden. RECHTZAKEN ECONOMISCH GERECHTSHOF. Kaas zonder bon. S. J. Westra te H i 1- 1 e g o m was door den Economischen rech ter veroordeeld tot twee maanden gevange nisstraf wegens het verhandelen van kaas zonder bonnen. In hooger beroep had de P. G. bevestiging van dit vonnis gevraagd. Het Hof veroordeelde verdachte tot drie weken gevangenisstraf met bevel tot op heffing van het bevel tot onmiddellijke ge vangenneming. Benzineboimen. C. A. G. v. d. Voorn te Sassenheim had als distributieamb tenaar eenige benzinebonnen weggenomen, voor welk feit hij in eerste instantie ver oordeeld was tot drie maanden gevangenis straf, van welk vonnis de P. G. in hooger beroep bevestiging had gevraagd. De uit spraak werd heden een maand gevange nisstraf. HAAGSCH GERECHTSHOF. Schaap gestolen, A. Jansen te Zoe- termeer had zich schuldig gemaakt aan diefstal van een schaap, terwijl hij zich bovendien nog bezig had gehouden met beling van een fiets. C. Th. H. Vonk uit Zcetermeer had J. geholpen bij het stelen van het schaap. J. was daarvoor ver oordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en V. tot zes maanden gevangenisstraf. Het Hof heeft deze vonnissen bevestigd. Familie bestolen. W. J. L. te L e i d e n was onder een smoesje bij een familielid binnengekomen en had uit het nachtkastje in den slaapkamer een bedrag van onge veer 900.- weggenomen. Zes maanden gevangenisstraf had hij van de rechtbank daarvoor gekregen. De P. G. had deze straf te laag geacht en tien maanden geëischt. Het Hof legde eveneens zes maanden ge vangenisstraf op. Vrijgesproken. Mej. A. de J. S. te Leiden had veertien dagen gevangenis- si raf gekregen wegens heling van een ko- Mark's naam te noemen. Met moeite over reedde ze haar een paar teugjes te drin ken en dekte haar dan met moederlijke bezorgdheid toe. Han vond Loek, niet als naar gewoonte in de huiskamer. „Is mevrouw al naar bed", vroeg hij het meisje, dat de koffie binnenbracht. „Neen mijnheer, mevrouw is boven, er zijn onverwacht logée's gekomen." Hij dronk zijn koffie, terwijl hij zich af vroeg, wie het konden zijn. Eindelijk verscheen Loek en helderde hem het geval zoo goed mogelijk op. Warsage keek ernstig. „En wat denk je nu te doen?" vroeg hij toen ze geëindigd had, ,,'t lijkt me een heel onaangename geschiedenis." „Zoolang we niets definitief weten, valt er nog weinig te zeggen, wel wilde ik Gaby voorstellen een poos bij ons te blij ven, ze leek me totaal uitgeput." ,,'t Was te voorzien", zei Warsage wat ontstemd, „ik raad je aan je handen niet in een wespennest te steken. Wie weet waartoe die Sanders in staat is." Midden in den nacht ontwaakte Gaby uit ien zwaren slaap met een bonzende pijn in het hoofd. Verward tastte ze om zich r.ijn, welk konijn door haar neefje gesto len was bij „Zomerzorg". Het Hof achtte het ten laste gelegde niet bewezen en sprak verdachte vrij. Haar hond onverzorgd achtergelaten. Mej. J. C. S. te K a t w ij k a. Zee was gedurende vijf dagen op reis gegaan en had haar hond zonder eten achtergelaten. Daarom was zij veroordeeld tot vijf dagen gevangenisstraf. In hooger beroep had zij aangevoerd, dat zij, toen ze vertrok 10 kg. aardappelen bij den hond had gezet. De P. G. merkte daarover op, dat het beest natuurlijk niet geweten had, dat het er vijf dagen mee moest doen en alles dus maar ineens had opgegeten. De P. G. had be vestiging van het vonnis gevraagd, maar h-t Hof veroordeelde haar tot een geldboete v;,n 30 subs. 20 dagen. z Winkeldiefstal. Mej. C. de J. te Was sen a a r had bij de Hema te Leiden sok ken, kousen, handdoeken en ondergoed ge stolen, voor welk feit zij een maand gevan genisstraf had gekregen. Het Hof legde drie weken gevangenisstraf op. VOOR DEN POLITIERECHTER. Geen heling maar toch hoogst onvoor zichtig.Het was een ingewikkelde zaak, die de Politierechter te behandelen kreeg. Vier verdachten waren er in deze zaak nl. H. A. en de drie gebroeders J., KL, en H. v. D. allen te N o o r d w ij k. Zij zouden zich schuldig gemaakt hebben aan heling van rijwielen. A. had fietsen gekocht van J. van D. J. van D. kocht ze van N. v. d. B. uit Amsterdam. K. van D. kocht ook fietsen van v. d. B. en H. van D. kocht op zijn beurt weer rijwielen van K. van D. Maar ten slotte kwamen toch al deze rij wielen van v. d. B. die ze bij tientallen in Amsterdam had gestolen. Verdachten zei den te hebben gedacht, dat alles eerlijk was en ze hadden dit dikwijls genoeg aan v. d. B. gevraagd. Deze had alles „as de bank", gekenschetst en had zelfs zijn per soonsbewijs laten zien waarop stond, dat hij rijwielhandelaar was. Er waren nog vier getuigen a décharge, die ook zeiden, dat v. d. B. een zeer goeden indruk maak te. De Officier vond, dat de verdachten hadden moeten begrijpen, dat het niet eer- liik was. Toen er overal in den lande ge brek was aan rijwielen, dus ook te Am sterdam, moesten deze fietsen toch bij tien tallen juist te Noordwijk verkocht worden. Spr. eischte dan ook tegen allen twee we ken gevangenisstraf. Na de pleidooien achtte de Politierechter, dat de verdachten zeer onvoorzichtig hadden gehandeld, maar he ling achtte hij niet aanwezig. Derhalve werden alle verdachten vrijgesproken. INBREKERS OPEREEREN VANUIT DE CEL. Hen drietal zware jongens uit de Twent- sche onderwereld, nl. W. L. uit Haaksber gen, K. B. uit Enschede en A. G. B. uit Almelo, zaten in afwachting van de be rechting van hun misdaden naar men meende veilig „opgeborgen" in het Huis van Bewaring te Almelo. Deze meening bleek niet juist te zijn, want het drietal slaagde er in, om via een luchtkoker op het dak en vandaar in de vrije wereld te komen. Minder met intelligentie begaafde misdadigers zouden verheugd zijn, dat zij een weg tot ontsnapping gevónden had den en eenmaal 'buiten de gevangenis muren, geprobeerd hebben daar te blijven; niet echter het drietal in kwestie. Beladen met een meestal geringen buit, hoofdzake lijk bestaande uit rookartikelen en etens waren, betrokken zij tegen den morgen v/eer hun knusse cel. Hoewel de Almelo- sche politie aanvankelijk voor een raad sel stond, gelukte het toch na ijverig speu ren het drietal gedetineerden als de daders te ontmaskeren. Twee hunner bekenden terstond, doch de Almeloër ontkende hard nekkig. Dinsdagmorgen werd dit zeldzame geval voor de Almelosche rechtbank behandeld. De Almeloër wijzigde zijn houding en be kende mede-dader te zijn geweest. Op een desbetreffende vraag van den president, mr. A. C. Leendertz, gaven verdachten unaniem te kennen, dat zij hoofdzakelijk door den honger gedreven tot hun escapa des waren gekomen. De portie eten zou in de gevangenis zeer gering en van infe rieure kwaliteit zijn geweest. De rechtbank stond evenwel zeer scep tisch tegenover deze motiveering en de pre sident wees er op, dat sigaretten toch moei lijk als voedsel konden worden beschouwd. De officier van justitie, mr. Brantjes, eischte tegen ieder der verdachten tien maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal 6 October vonnis wijzen. „Tijd". £ilwiqie.. VRIJDAG 2 Oct. Feestdag v. d. H.H. En gelbewaarders. Mis: Benedicite. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Bavo; 3e voor den vrede. Credo. Gewone Prefatie. Kleur: Wit. N.B Wegens den eersten Vrijdag is ge oorloofd een gezongen votiefmis v. h. H. Hart van Jesus. Mis: Cogitationes. Gloria. 2e gebed voor den vrede. Credo. Prefatie v. h. H. Hart. Kleur: Wit. In kerken van de E.E.P.P. Franciscanen: VRIJDAG. 2e gebed voor den vrede. heen en trachtte zich te bezinnen, waar ze was. Haar hand vond de schakelaar en toen het licht aanknipte, drong langzaam het gebeurde van den vorigen dag tot haar door. De pijn belette haar regelmatig te denken. Ze voelde alleen een vreugdelooze geruststelling, dat ze een veilige schuil plaats had. Opnieuw viel ze in een diepen slaap. Ze merkte er den volgenden morgen niets van, dat mevrouw Warsage, zacht de deur opende en even stil weer verdween. Rust zou haar goed doen, dacht Loek. Ze moest nu vlug voor Marjanneke gaan zorgen. In de badkamer maakte ze alles gereed en kwam juist bijtijds terug, want het kleintje was wakker geworden en had haar onder zoekingstocht tot de andere helft van het litsjumeaux uitgestrekt. Haar groote don kere oogen keken met verwondering naar de slapende Han en toen Loek glimlachend de armen naar haar uitstak begonnen de lipjes verraderlijk te trillen: „niet pappie", zei ze op Han wijzend. Liefkoozend nam Loek haar op de arm en kuste de opko mende tranen weg. „Niet mammie", stel de Marjanneke vast en woelde met de kleine vingers door Loek's donkere haar. „Neen, dat is tante Loek en die zal je nu eens vlug opknappen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1942 | | pagina 5