Geeft voorschot op wissels WOENSDAG 22 APRIL 1942 Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Leiden. Red. Buitenland: Mr. H. Geise. Leiden. Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Leiden. Red. Omgeving: L. Roozen, Leiden. Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden. WEERBERICHT ZONS OP- EN ONDERGANG. Zon onder 20.47 uur Woensdagavond. Zon op 6.27 uur Donderdagmorgen. Tusschen deze tijden moet worden ver- duisterd. MAANSTANDEN. 22 April: De maan komt Woensdagvoor middag om 11.09 op en gaat Donderdag nacht om 2.56 uur onder. (Eerste kwartier). 23 April: De maan komt Donderdagmid dag om 12.05 uur op en gaat Vrijdagnacht om 3.32 uur onder. 24 April: De maan komt Vrijdagmiddag om 1.06 uur op en gaat Zaterdagnacht om 4.05 uur onder. 25 April: De maan komt Zaterdagmiddag om 2.12 uur op en gaat Zondagnacht om 4.34 uur onder. 26 April: De maan komt Zondagmiddag om 3.22 uur op en gaat Maandagmorgen om 5.01 uur onder. BEKENDMAKING VAN DEN HOEHEREN SS- UND POLIZEI FUEHRER EN COM MISSARIS-GENERAAL VOOR HET VEILIGHEIDSWEZEN OMTRENT HET TREKKEN Op grond van par. 45 van de verordening nr. 138/1941 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffen de de bescherming van cte orde wordt be paald? Par. 1. Wandelmarschen en wandeltoch ten in gesloten groepen of uniforme klee ding zijn verboden. Van dit verbod zijn tochten van scholen en tochten, waartoe door den Commissaris- Generaal voor het veiligheidswezen specia le vergunning is verleend, uitgezonderd. Par. 2. Handelingen in strijd met deze re geling zy"n overtredingen en worden ge straft met hechtenis tot zes maanden en boete tot 1000 gulden of met een van deze beide straffen, voor zoover niet volgens andere bepalingen een zwaardere straf op gelegd word.t Par. 3. De regeling wordt met de publica tie van kracht. De publicatie geschiedt door bekendmaking in de pers. Nadat het tot talrijke incidenten, anti- Duitsche betoogingen en andere onbehou wenheden van den kant van groepen trek kers van allerlei aard was gekomen, werd in Juli 1941 door een beschikking van den Hoeheren SS- und Polizeifuehrer een ver bod uitgevaardigd voor tochten van dezen aard in gesloten groepen of uniforme klee ding. Het verbod kreeg een termijn tot 1 September 1941. Herhaalde, na afloop van dezen termijn gedane waarnemingen, hebben aangetoond, dat het verbod geen opvoedend effect heeft gehad en dat ook na dezen termijn een ordelijk en gedisciplineerd trekken niet was gewaarborgd. Bij beschikking van den Hoeheren SS- und Polizeifuehrer wordt derhalve het houden van wandelmarschen en -tochten wederom, en ditmaal zonder termijn, verboden. ORGANISATIE HOTEL- EN CAFéBEDBIJF ENZ. Instelling van bedrijfsgroep met vak groepen en ondervakgroepen De organisatie-commissie voor het be drijfsleven heeft ingesteld, als uitsluitend vertegenwoordigster uit vakoogpunt van haar tak van bedrijf, de tot de hoofdgroep „verkeer" behoorende bedrijfsgroep „Ho tel-, Café-, Restaurant-, Pension- en Aan verwante bedrijven". Zjj is onderverdeeld in de volgende onder vakgroepen: I. „Hotels en aanverwante bedrijven", welke is onderverdeeld in de volgende on dervakgroepen: „hotels", pensions", „ka merverhuurbedrijven", „restaurants", „ca fés", „amusementsbedrijven", „café- of restaurantbedrijf in verkeersinrichtingen", „bijzondere inrichtingen tot het verstrek ken van spijzen of dranken", en „besloten inrichtingen". II. „Logementen en aanverwante bedrij ven", onderverdeeld in de volgende onder vakgroepen: „logementen", restaurants", „cafés", „amusementsbedrijven", „bijzon dere inrichtingen", „besloten inrichtingen". UI. „Jeugdherbergen, herstellingsoorden en tehuizen op ideëelen of philanthropischen grondslag", onderverdeeld in de volgende ondervakgroepen: „jeugdherbergen" en „herstellingsoorden en tehuizen op ideëelen of philanthropischen grondslag". De desbetreffende bedrijven zijn ver plicht zich aan te melden. Voor nadere bij zonderheden, en voor de omschrijving van de ondernemingen, welke onder de vak groepen vallen, zie men de „Staats-crt.", in welke het besluit van de organisatie commissie is opgenomen. De secretaris-generaal van het departe ment van Handel, Nijverheid en Scheep vaart maakt bekend, dat dames zomervilt- hoeden in witte kleur of uitgesproken pas telkleuren, wederom verkocht mogen wor den tegen in ontvangstneming van de ver schuldigde punten der textielkaart. Bekendmaking Betreffende het keuren van 4e lich tingen 1908 en 1909, alsmede voor de lichting 1942 en diegenen van de lich tingen 19101923, die tot nu toe nog niet gekeurd zijn. Alle mannelijke Rij'ksduitscbers geboren in de jaren 1908 en 1909 moeten zich mel den ter keuring; alle mannelijke Rijks- duitschera^ geboren in het jaar 1942, als mede de nog niet voor den militairen dienst geregistreerden en gekeurden geboren in de jaren 1910 tot 1923 moeten zich hiertoe melden, en wel op de volgende plaatsen en tijden: a. in de provincie Noord-Holland: In Amsterdam, openbare school Iepen- weg 13. Op 23/4/12 voorm. 8.30 uur letters AJ. Op 24/4/42 voorn. 8.30 uur letters KQ. Op 25/4/42 voorn. 8.30 uur letters RZ. b. in de provincies Friesland, Gronin gen. Drenthe en Overijsel: Bijde Wehrmachtkommandantur Zwol le, Roijensingel 13. Op 27/4/42 voorm. 8.30 uur letters AO. Op 28/4/42 voorm. 8.30 uur letters PZ. c. in. de provincies Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant: Bij de Ortskommandantur 's-Hertoigen- bosch, Julian aplein 2. Op 30/4/42 voorm. 8.30 uur letters AH. Op 1/5/42 voorm. 8.30 uur letters IR. Op 2/5/42 voorm. 8.30 uur letters SZ. d. in de provincie Limburg: Bij de Wehrmachtkommandantur Maas tricht, Vrijthof 46. Op 4/5/42 voorm. 8.30 uur letters AE. Op 5/5/42 voorm. 8.30 uur letters FH. Op 6/5/42 voorm. 8.30 uur letters IL. Op 7/5/42 voorm. 8.30 uur letters MP. Op 8/5/42 voorm. 8.30 uur letters Q^-S. Op 9/5/42 voorm. 8.30 uur letters TZ. Zij die zich moeten melden, moeten iden titeitspapieren en twee pasfoto's groot 37X52 mm genomen in burgerkleedimg zonder hoofdbedekking, meebrengen. Zij die een bril dragen moeten het recept van 'hun bril meebrengen. Het reisgeld 3e klasse wordt bij toonen van het reisbiljet vergoed. Bovendien wordt bij een af\vezigheid uit de plaats van inwoning langer dan 8 uur een bedrag voor vertering uitgekeerd. De Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche Gebieden. De commissaris-generaal voor het V eiLLgheidswezen w.g. RAUTER SS Gruppenfuehrer en luitenant- generaal der politie. KERKNIEUWS PRELAAT H. A. STÖCKER. t Gistermorgen halfnegen is in de abdij Rerne te Hees wij'k overleden het Hoog waardig Heer H. A. Stöeker, abt dier abdij Prelaat Henrious Alphonsus Stöeker werd geboren te Amsterdam 30 Jan. 1883, studeerde Humaniora eerst te Roermond (O.L.Vr. in 't Zand), daarna te Heeswijk, ontving 8 Oct. 1904 in de Abdij van Berne het Witte Kleed, legde 8 Oct'. 1906 de een voudige en 8 Oct. 1909 de solemneele Kloostergeloften af en werd 15 Aug. 1910 priester gewijd. Oorspronkelijk aangewe zen voor universitaire studiën, legde hij zich toe op de Klassieken, totdat door het uitvallen van verschillende krachten zijm oversten zijn hulp noodig achtten aan het Gymnasium, waar hij eerst leeraar, kort daarna conrector en in 1917 rector .be noemd werd. Van 1911 tot 1917 was hij Novioenmeester in de Abdij, waarvan hij 3 Aug. 1919 tot Supprior werd benoemd. De verschillende functies en zijn groote administratieve bekwaamheid trokken als vanzelf de aandacht op hem. Op 5 October 1930 overleed prelaat E. v. d. Berg, die 22 jaren de abdij van Berne had bestuurd. Op 5 Nov. vond de abts keuze plaats en werd Hoogw. Heer Stöeker tot abt gekozen. Op 25 Nov. werd hij door Mlgr.' Diepen tot abt gewijd. „Huisgezin". £üuAxjie DONDERDAG 23 April. Mis v. d. H. Georgius, Martelaar: Protexisti. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Joseph; 3e voor den vrede. Prefatie v. d. H. Joseph. Kleur: Rood. In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen. DONDERDAG. Mis v. d. Z. Egldius van Assisic, Belijder: Justus. 2e gebed v. d. H. Georgius; 3e v. h. octaaf v. d. H. Joseph; 4e voor den vrede. Kleur: Wit. FEUILLETON tDtie made ói*ep£ti door GERT HARTENAU—THEEL. 56) Zeldzaam geheimzinnig dacht ik, maar innerlijk nieuwsgierig opende ik het pa pier en het volgende oogenblik hield ik een gladden, ivoren ring in myn hand. Ver schrikt sprong ik uit mijn stoel op. Tari- mo! ging het door het hoofd en haastig stak ik den ring in mijn zalf. „Laat hem maar hier komen", beval ik den soldaat. Deze salueerde en haastte zich do trap af. Een oogenblik later stond mijn bezoeker tegenover mij in de veranda. „Tarimo?" zei ik, hem verbaasd aan starend. „Jij hier?" „Saja, toean commandant, „ik meen het!" Hij liet zich op zijn knieën vallen en boog driemaal achtereen zoo diep, dat zijn voor hoofd op den grond raakte. „En jij waagt het my te komen opzoe- een?" „Ik moest komen, toe n commandant! Ik moest u myn dank betuigen. En ik deinsde er niet voor terug, omdat ik weet, dat u zich nu niet meer zult wreken". „Als je na onze laatste ontmoeting in het bosch, toen ik mij een oogenblik in je macht bevond, een ander leven bent gaan leiden, is er voor mij niet de minste reden om wraak te neme Integendeel, daar zou ik me dan oprecht over verheugen". „Saja, heer. Ik heb een heel jaar lang vlijtig gewerkt en ben in Java hoofdman doer op een koffieplantage geworden". Hij stond op en reikte mij een getypt vel pa pier. „Hier toean commandant, ik heb op mijn verzoek een getuigschrift gekregen. Ik wilde het u laten zien en u bewijzen, dat de gevreesde Tarimo nu een fatsoenlijk en eerlijk mensch is geworden." Ik nam het stuk en las het door. Daar in werd inderdaad bevestigd, wat de in lander mij vertelde en dat deed my wer kelijk bijzonder veel genoegen. ,,Wel, Tarimo, dan heb ik mij toch niet in je vergist! Al was onze eerste kennis- OE LEIDSCHE COURANT RECHTZAKEN OVERSTE MIJSBERG VER OORDEELD TOT TWAALF JAAR GEVANGENISSTRAF ALLEEN ZIJN LEEFTIJD DOET HEM DE HOOGSTE STRAF ONTGAAN. EERHERSTEL DER GEBROEDERS VAN DIJK. In die strafzaak tegen den luitenant-kolo nel H. Mijsberg, heeft het Vredesgerechts- hof uitspraak gedaan en den verdachte tot 12 jaar gevangenisstsaf veroordeeld, met aftrek van den tijd in voorloopige hechtenis doorgebracht. Aan dit arrest is het volgende ontleend: Het Hof onderscheidde de verklaringen, welke betrekking hebben op het bevel van verdachte tot neerschieten van de ge broeders Van Dijk, een die, welke hun aanhouding betreffen of daarmede zijde lings in verband staan. Het Hof stelt daar bij op den voorgrond, dat voor de bepa ling van de schuld van den verd. uitslui tend de eerstbedoelde verklaringen in aan merking komen, omdat verd. naar is ko men vast te staan geenerlei onderzoek hoe genaamd ook heeft ingesteld naar de gegrondheid van de redenen tot aanhou ding der gebroeders Van Dijk, doch heeft volstaan met de onverwijlde aanvaarding van de hem door eenige soldaten getui gen Mannessen en Sieverding gedane mededeeling, dat de gebroeders Van Dijk N.S.B.'ers waren en waren gehaald uit een huis, waaruit geschoten was. Een onder zoek naar de gegrondheid van de redenen tot aanhouding van de gebroeders Van Dijk aan de hand der daaromtrent afge legde getuigenverklaringen kan derhalve voor de beantwoording van de vraag of verdachte het hem ten laste gelegde mis drijf heeft gepleegd, buiten beschouv/ing blijven. Met betrekking tot deze vraag be hoort slechts overwogen te worden, of verd. de toenmaals gegeven oorlogsomstandighe den in aanmerking genomen, gerechtigd is geweest het bevel te geven de gebroeders Van Dijk neer te schieten. Verd. heeft zich ter rechtvaardiging van zyn daad beroepen op een hem medege deeld radiobericht, waarvan hij in zijn ver hoor voor de raden-commissarissen uit het Hoog Militair Gerechtshof op 2 Augustus 1940, den inhoud aldus weergeeft, dat het oppeibevel had gelast, dat ingeval er uit huizen igeschoten werd en men overtuigd was van schuld, de mannelijke personen, die in diat huis werden aangetroffen, oo>gen- blikkelijik moesten worden neergelegd. Bij zijn verhoor voor het Hof heeft verd. er kend. dat 'hij, alvorens het bevel tot neer schieten te geven, uiteraard van de schuld der betrokken personen overtuigd moest zijn geweest. Verd. heeft voorts verklaard, dat hij van de sdhuld der gebroeders Van Dijk overtuigd was op grond van de me- dedeelingen van twee soldaten getuigen Mannessen en Sieverding waarvan de eerste hem eigener 'beweging de mededee ling had gedaan, dat er twee burgers wa ren binnengebracht, die geschoten hadden, waarop verd. aan dezen Idaat alleen ge vraagd heeft, waar deze burgers waren, terwijl de andere, die bedoelde burgers op eenigen afstand bewaakte, op een vraag van verd. of dit de personen waren die ge schoten (hadden, bevestigend (geantwoord heeft. Van eenig verder onderzoek van de zijde van den verd. is aan. het Hof nodh uit de verklaringen van getuigen, noch uit de opgaven van verd. zelf gebleken. Het Hof is van oordeel, dat het zelfs onder de toenmalige oorlogsomstandigheden, wel'ke een nauwgezet onderzoek uiteraard uitsloten redelijkerwijs niet aanneme lijk is te achten, dat een hoofdofficier als verdachte uit mededeelingen door een tweetal soldaten op vorenbedoelde wyize en onder de genoemde omstandigheden ge daan, de waarachtige overtuiging kan heb ben 'bekomen, dat de betrokken burgers, zijnde de gebroeders Van Dijk, inderdaad schuldig waren, zooals deze soldaten ver klaarden. Het Hof neemt aan zonder zuliks ook maar eenigermate als verontschuldiging voor het gedrag van verdachte te aanvaar den dat verd. elk verder onderzoek naar de schuld der beide slachtoffers overbo dig achtte, toen hij van de beide vorenbe doelde soldaten vernomen had, dat de ge broeders Van Dijk tot de leden der N.S.B. 'behoorden, gelijk door deze soldaten voor het Hof is verklaard. Anders acht het Hof niet verklaarbaar, dat verd. zelfs geen aan leiding heeft gevondien gelijk uit ver schillende getuigenverklaringen is komen vast te staan zich rechtstreeks, van aan gezicht tot aangezicht tot de gebroeders Van Dijk te wenden met eenige vraag, ten einde zich van hun schuld te vergewissen, hoewel hij zich op ongeveer anderhal ven meter afstand van hen bevond. Verd. heeft toen de gebroeders Van Dijk nabij een muur stonden, met hun gezichten naar dien muur gekeerd, terwijl verd. hen slechts van ter zijde kon gadeslaan, alleen tot de soldaten, die hm bewaakten, de vraag ge steld of deze 'beide burgers de personen waren, die geschoten hadden, zonder tot hen, over wier leven beslist werd, ook maar eenige vraag te richten. Verd. heeft weliswaar verklaard, dat hij in de méening verkeerde, dat de gebroe ders Van Dijk zijn tot de hm bewakende soldaten gerichte vraag of dit de personen making dan niet van den prettigsten aard, het is me niet ontgaan, dat er meer in je zat dan menigeen toen vermoedde...." „Saja, heer! Altijd heb ik aan den toean gedacht, ik ben vlijtig geweest om den toean te toonen, dat ik niet slecht ben. En nu, nu ben ik gelukkig, zeer gelukkig. Maar dat alles heb ik aan den toean te danken. Alles en mijn leven bovendien! Daarom ben ik gekomen en daarom alleen, saja!" Getroffen stak ik hem mijn hand toe, die hij deemoedig naar zijn lippen bracht. „Daarmee Tarimo", zei ik, „heb je me een buitengewoon genoegen gedaan en ik wensch je ook voor de toekomst alle goeds. Blijf zoo, Tarimo en onthoudt dit: slechts, een eerlijk mensch zal overal en altijd ge acht en bemind worden. Ook jouw profeet zal je alleen dan in bescherming nemen." ,,Heer, de wilde Tarimo is niet meer, is voor goed van den aardbodem verdwenen. Ik ben een ander dan degeen, dien u ge vangen nam. U hebt mij een nieuw leven geschonken, maar u was ook de eenige, die een vriendelijk woord en een welgemeen- den raad voor mij over had. Ziet heer, waren, die geschoten hadden, moeten heb ben gehoord en dat hy uit de omstandig heid, dat zy zelf geen antwoord gaven, de overtuiging kreeg, dat zij schuldig wa ren. Daartegenover is het Hof van oordeel, dat van de gebroeders Van Dijk in de om standigheden, waarin zij zich bevonden, (geplaatst met het gezicht naar een muur, niet verwacht kon worden, dat zij ant woord zouden hebben gegeven op een niet tot hen gerichte vraag, waarbij het boven dien voor het Hof nog aan ernstigen twij fel onderhevig is of de niet rechtstreeks tot hen gerichte vraag van verd., die im mers niet voor hen stond, in den uitermate benarden toestand, waarin zij verkeerden, wel voldoende door de gebroeders Van Dijk is verstaan en begrepen. Het Hof is van oordeel, dat verd. zich op geenerlei wijze van de schuld der gebroe ders Van Dijk heeft vergewist, gelijk zijn verantwoordelijkheidsbesef als hoofdoffi cier had behooren mede te brengen, en dat hij, zelfs elk summier onderzoek nalatend waarmede ook naar de meening van het Hof onder de toenmalige omstandigheden zou hebben kunnen worden volstaan redelijker- en menschelijkerwijs niet van de schuld der gebroeders Van Dijk over tuigd is kunnen zijn geweest. Daardoor mist verd. het recht zich te beroepen gelijk hij doet op de meergenoemde or der van zijn militaire meerderen, wijl deze in elk geval medebracht, dat de overtui ging van schuld der betrokken personen moest zijn verkregen, alvorens tot hiun neersohieting te doen overgaan. Het Hof is derhalve van oordeel, dat de dood der gebroeders Van Dijk aan dien verd. ten volle moet worden aangerekend. Alvorens de aan den verd. terzake van zijn misdrijf op te leggen straf te overwe gen, wenscht het Hof de getuigenverkla ringen betreffende de redenen, die tot de aanhouding der gebroeders Van Dijk heb ben geleid, na te gaan opdat kome vast te staan, dat verd. niet alleen een onder zoek naar de schuld van deze ongelukki- gen achterwege heeft gelaten, maar dat van eenige schuld hoe ook genaamd hun nerzijds geen sprake kan zijn geweest. Het Hof acht zich daartoe verplicht te genover de nagedachtenis der beide slacht offers, waarvan de eene tot de leden der N.S.B., de andere tot haar tegenstanders •behoorde. Overweging van de laatstbedoelde getui genverklaringen heeft het Hof tot de vol gende vaststelling geleid. De aanleiding tot het van militaire zijde doen instellen van een onderzoek ten huize van de gebroeders Van Dijk, gepaard gaan de met hun aanhouding, is volgens verkla ring van den getuige Breen, die als luite nant het commando over de desbetreffen de militaire patrouille voerde, geweest, een mededeeling van twee onbekende bur gers, die tot dezen getuige hadden gezegd, dat uit de woning der gebroeders Van Dijk lidhtkogels waren afgeschoten. Eenig bericht omtrent het schieten met vuurwapenen was, naar de verklaring van getuige Breen, daarbij niet te zijner ken nis gebracht, zoodat, gelijk deze getuige voor het hof verklaard heeft, in een be weerdelijk schieten met vuurwapenen niet de aanleiding voor de aanhouding van de gebroeders Van Dijk gelegen heeft. Op deze mededeeling is getuige Breen met eenige militairen de woning der gebroe ders Van Dijk binnengegaan, waarna on verwijld de aanhouding en weggeleiding der beide slachtoffers is gevolgd, zonder eenig verhoor ter plaatse. Bij de latere fouilleering door getuige Van der Valk, die vervolgens de gebroeders Van Dijk naar verd. heeft doorgezonden, is niets, dat tot eenige verdenking aanleiding zou kunnen geven, gevonden, terwijl de huis zoeking in hun woning geen ander resul taat heeft opgeleverd gelijk verschillen de getuigen verklaren dan de vaststelling van de aanwezigheid van insignes en be scheiden (ledenlijsten enz.) der N.9.B., waarde!ooze Duitsche bankbiljetten uit den tijd der jaren 1918 en volgende, een portret van Adolf Hitler (als krantenuit knipsel), zoomede van een doosje „Luftku- geln", zijnde door middel van luchtdruk af te schieten kogeltjes van zeer klein ka liber. Het hof stelt derhalve vast, dat de ge broeders Van Dijk ten slotte alleen op grond van vorenbedoelde gegevens voor den verd. zijn geleid, die zijnerzijds in een in deze gegevens geenerlei steun vindende bewering van de begeleidende soldaten als zouden de gebroeders Van Dijk geschoten hebben immers van schieten met vuur wapenen is in de hier bedoelde verklarin gen, die met de reden tot aanhouding ver band houden, in het geheel geen sprake geweest aanleiding meende te kunnen vinden hen te doen neerschieten. Weliswaar hebben eenige andere getui gen, wier verklaringen overigens gelijk blijkens vorenbedoelde vaststelling duide lijk is niet van invloed zijn geweest op de aanhouding der gebroeders Van Dijk, omdat zij noch aan den getuige Breen, toen hij bevel tot aanhouding gaf, noch aan den getuige Van der Valk, toen hij de Van Dijks naar verd. doorzond, bekend waren, voor het hof medegedeeld, dat zij uit de buurt of uit de richting van het perceel der Van Dijks hebben hooren of zien schieten. Echter heeft, behalve uit andere hoofde ter zitting van het hof on der verdenking van meineed gevangen ge nomen getuige Mannessen die beweerd heeft uit een raam van het huis der ge broeders Van Dijk lichtflitsen van een vuurwapen te hebben gezien geen der getuigen ter terechtzitting van het hof ver klaard te hebben waargenomen, dat het steeds heb ik aan u gedacht en gespaard om u mijn dankbaarheid te kunnen be wijzen." Hij zette een zakje koffieboonen voor mij neer, dat hij tot dusver zoo goed mo gelijk achter zya rug verborgen had ge houden. „Deze parelkoffie heb ik voor u verzameld en eerlijk van mijn arbeidsloon betaald. Het is een zeldzame kostbaarheid, maar desondanks voor u nog te gering. Ik bid u, neem dit van mij aan. Veracht mijn bescheiden gave niet!" „Als het echte, kostbare paarlen waren Tarimo, zou ik me daar niet meer over verheugen, dan nu met deze parelkoffie, die je door je vlijt hebt verdiend. Ik dank je, Tarimo. Allah behoede je!" Ontroerd drukte ik hem nogmaals de hand. Daarop boog hij diep en deemoedig, wierp mij een gelukzaligen, dankbaren blik toe en verliet de veranda. Beneden in den tuin keerde hij zich nog eenmaal om, legde zijn hand op zijn hart en boog diep en onderdanig. Onmiddellijk daorop verscheen de klei ne Batta, frisch en welverzorgd en achter haar mijn adjudant, Sodikromo. 2 door hen vermeende schieten uit de wo ning der Van Dijks afkomstig is geweest. Eenigen grond voor verdenking ten op zichte van de gebroeders Van Dijk acht hel hof hier derhalve niet aanwezig, te minder, wanneer in aanmerking wordt ge nomen, dat hun woning aan beide zijden omringd was door dicht struikgewas, waartusschen zich licht afzonderlijk optre dende vijandelijke schutters, die, naar van algemeene bekendheid is, daar ter plaat se, gelijk elders, veelvuldig optraden, zich verborgen konden houden. Het hof wenscht in dit verband nog uit drukkelijk vast te stellen, dat bij de huis zoeking in de woning der Van Dijks niets van de aanwezigheid- van vuurwapenen of munitie is gebleken. Ook de bewering, dat de gebroeders Van Dijk zich schuldig zouden hebben gemaakt aan het afgeven van lichtsignalen (licht- kogels) is aan het hof in geenen deele houdbaar gebleken en moet als een laster lijk gerucht worden afgewezen. Het hof grijpt deze gelegenheid aan er zijn afkeu ring over uit te spreken, dat in enkele verslagen, welke in de pers van 's hofs terechtzitting zijn verschenen, op dit punt op onverantwoordelijke wijze niet de ver- eischte duidelijkheid en volledigheid is be tracht, waardoor een schijn van verden king tegen de gebroeders Van Dijk zou gewekt kunnen worden. De getuigen, die verklaard hebben licht- kogels in de lucht te hebben waargeno men, hebben niets aangevoerd, waaruit ook maar eenig vermoeden zou kunnen voortvloeien, dat deze lichtkogels van het perceel der Van Dijks uit zouden kunnen zijn afgeschoten. Het hof stelt vast, dat misverstand is gewekt door het ten huize van de Van Dijks inbeslaggenomen doosje „Luftkugeln", zijnde luchtdrukkogeltjes, welke het slachtofer Chr. van Dijk blijkens getuigenverklaringen vele jaren geleden placht te gebruiken voor een toenmaals zich in zijn bezit bevindende zoogenaamde windbuks, welke luchtdrukkogeltjes uiter aard niets hoegenaamd te maken hebben met lichtkogels, waarvan in geenen deele iets gebleken is. Het hof wijst dan ook met de meeste beslistheid af de bewering van den verd., voor het eerst tijdens zijn verhoor voor het hof geuit, dat hij later een pakje in handen zou hebben gekregen, waarin zich, behalve een aantal hiervoren genoemde ten huize van de van Dijks inbeslaggeno men voorwerpen, ook een doosje zou heb ben bevonden, dat naar de meening van den verd. vermoedelijk lichtkogeltjes be vatte. Het hof is van oordeel, dat deze aan tijging door den verd. ten opzichte van de nagedachtenis van zijn slachtoffers reeds daardoor wordt gelogenstraft, dat uit de verklaring van get. Van der Valk geble ken is, dat deze de door hem in beslagge nomen voorwerpen, waarover hiervoren gehandeld is, behalve het doosje „Luftku geln", naar verd. heeft doorgezonden, ter wijl hij bedoeld doosje „Luftkugeln" in een P.A.G.-trekker heeft doen opbergen, waardoor het in verband met de oorlogs omstandigheden volstrekt uitgesloten moet worden geacht, dat dit doosje later in het meergenoemde pakje, bevattende de in beslaggenomen voorwerpen, in handen van den verdachte kan zijn gekomen. Ten slotte is aan het hof nog gebleken, dat zich in de woning, bewoond door de gebroeders Van Dijk, een aan een hunner toebehoorend zoogenaamd stakkellicht heeft bevonden, dat door de weduwe van Chr. van Dijk uit angst voor laster later verborgen is gehouden, maar waarvan voor het hof uit de verklaring van den deskun dige Oorstgijs is komen vast te staan, dat- het een instrument was, dat slechts als fakkel kan worden gebezigd, bestemd voor in nood verkeerende schepen, waarmede op geenerlei wijze lichtkogels zouden kurnen worden afgeschoten, terwijl de aanwezig heid daarvan onder de bezittingen van ge- melden Van Dijk verklaard wordt uit de omstandigheid gelijk door getuigen is bevestigd dat zijn vader het beroep van scheepshersteller heeft uitgeoefend. Het hof stelt mitsdien vast, dat iedere verdenking van schuld der gebroeders Van Dijk gebleken is van eiken grond te zijn ontbloot. Wat de aan 'den verdachte op te leggen straf betreft overweegt het hof het vol gende: Verdachte heeft, zonder zich op eeniger- lei wijze van de schuld der Van Dijks te hebben vergewist en derhalve zonder re delijkerwijs de overtuiging van hun schuld te kunnen hebben gehad, bevel gegeven hen neer te schieten. Daarbij kunnen de oorlogsomstandigheden nauwelijks als ver zachtende omstandigheden in aanmerking worden genomen, vermits verdachte, naar hij zelf verklaard heeft, zonder eenige op winding of overhaasting, doch in kalm overleg heeft gehandeld. Dat verd. boven dien zich niet ontzien heeft ten zitting van het hof te trachten de nagedachtenis van zijn slachtoffers te bezoedelen door hoe wel zulks voor de aanleiding tot zijn bevel de gebroeders Van Dijk neer te schieten niet de minste rol heeft gespeeld, daar verd. deze overweging toenmaals niet ken de den indruk te willen wekken, dat de Van Dijks lichtkogels in hun bezit zouden hebben gehad en hun onschuld zelfs tijdens de behandeling voor het hof geenszins zou zijn gebleken, acht het hof in bijzondere mate ten nadeele van verd. pleiten. De eenige omstandigheid, welke het hof dan ook in aanmerking kan nemen om op den verd. niet de hooeste straf toe te passen, is zijn 58-jarige leeftijd. „Toean commandant",, riep ze opgewon den. „was dat niet de menschelijke tij ger „Ah, Tarimo!?" zeide de adjudant stom verbaasd. Ik schudde ontkennend het hoofd. „De Tarimo, dien jullie bedoelen, bestaat niet meer. Die daar, die daar juist van mij wegging, was een geheel andere!" „Saja, toean commandant", bevestigde Sodikromo, kennelijk onder den indruk, „die daar ja dat was een heel an dere!" De kleine Batta staarde een oogenblik peinzend in de verte, alsof ze door het dichte geboomte nog een glimp trachtte op te vangen van den man, wiens onverwach te komst ons allen zoo verrast had. Dan keerde zij zich om en terwijl tranen van blijdschap haar blik versluierden, herhaal de ze bijna fluisterend, wat ons hart ons in den mond had gelegd: „Saja, een heel, heel andere!" EINDE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1942 | | pagina 2