Geeft voorschot
op wissels
WOENSDAG 22 APRIL 1942
Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Leiden.
Red. Buitenland: Mr. H. Geise. Leiden.
Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Leiden.
Red. Omgeving: L. Roozen, Leiden.
Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden.
WEERBERICHT
ZONS OP- EN ONDERGANG.
Zon onder 20.47 uur Woensdagavond.
Zon op 6.27 uur Donderdagmorgen.
Tusschen deze tijden moet worden ver-
duisterd.
MAANSTANDEN.
22 April: De maan komt Woensdagvoor
middag om 11.09 op en gaat Donderdag
nacht om 2.56 uur onder.
(Eerste kwartier).
23 April: De maan komt Donderdagmid
dag om 12.05 uur op en gaat Vrijdagnacht
om 3.32 uur onder.
24 April: De maan komt Vrijdagmiddag
om 1.06 uur op en gaat Zaterdagnacht om
4.05 uur onder.
25 April: De maan komt Zaterdagmiddag
om 2.12 uur op en gaat Zondagnacht om
4.34 uur onder.
26 April: De maan komt Zondagmiddag
om 3.22 uur op en gaat Maandagmorgen
om 5.01 uur onder.
BEKENDMAKING VAN DEN HOEHEREN
SS- UND POLIZEI FUEHRER EN COM
MISSARIS-GENERAAL VOOR HET
VEILIGHEIDSWEZEN OMTRENT
HET TREKKEN
Op grond van par. 45 van de verordening
nr. 138/1941 van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied betreffen
de de bescherming van cte orde wordt be
paald?
Par. 1. Wandelmarschen en wandeltoch
ten in gesloten groepen of uniforme klee
ding zijn verboden.
Van dit verbod zijn tochten van scholen
en tochten, waartoe door den Commissaris-
Generaal voor het veiligheidswezen specia
le vergunning is verleend, uitgezonderd.
Par. 2. Handelingen in strijd met deze re
geling zy"n overtredingen en worden ge
straft met hechtenis tot zes maanden en
boete tot 1000 gulden of met een van deze
beide straffen, voor zoover niet volgens
andere bepalingen een zwaardere straf op
gelegd word.t
Par. 3. De regeling wordt met de publica
tie van kracht. De publicatie geschiedt door
bekendmaking in de pers.
Nadat het tot talrijke incidenten, anti-
Duitsche betoogingen en andere onbehou
wenheden van den kant van groepen trek
kers van allerlei aard was gekomen, werd
in Juli 1941 door een beschikking van den
Hoeheren SS- und Polizeifuehrer een ver
bod uitgevaardigd voor tochten van dezen
aard in gesloten groepen of uniforme klee
ding. Het verbod kreeg een termijn tot 1
September 1941.
Herhaalde, na afloop van dezen termijn
gedane waarnemingen, hebben aangetoond,
dat het verbod geen opvoedend effect
heeft gehad en dat ook na dezen termijn
een ordelijk en gedisciplineerd trekken niet
was gewaarborgd. Bij beschikking van den
Hoeheren SS- und Polizeifuehrer wordt
derhalve het houden van wandelmarschen
en -tochten wederom, en ditmaal zonder
termijn, verboden.
ORGANISATIE HOTEL- EN
CAFéBEDBIJF ENZ.
Instelling van bedrijfsgroep met vak
groepen en ondervakgroepen
De organisatie-commissie voor het be
drijfsleven heeft ingesteld, als uitsluitend
vertegenwoordigster uit vakoogpunt van
haar tak van bedrijf, de tot de hoofdgroep
„verkeer" behoorende bedrijfsgroep „Ho
tel-, Café-, Restaurant-, Pension- en Aan
verwante bedrijven". Zjj is onderverdeeld
in de volgende onder vakgroepen:
I. „Hotels en aanverwante bedrijven",
welke is onderverdeeld in de volgende on
dervakgroepen: „hotels", pensions", „ka
merverhuurbedrijven", „restaurants", „ca
fés", „amusementsbedrijven", „café- of
restaurantbedrijf in verkeersinrichtingen",
„bijzondere inrichtingen tot het verstrek
ken van spijzen of dranken", en „besloten
inrichtingen".
II. „Logementen en aanverwante bedrij
ven", onderverdeeld in de volgende onder
vakgroepen: „logementen", restaurants",
„cafés", „amusementsbedrijven", „bijzon
dere inrichtingen", „besloten inrichtingen".
UI. „Jeugdherbergen, herstellingsoorden
en tehuizen op ideëelen of philanthropischen
grondslag", onderverdeeld in de volgende
ondervakgroepen: „jeugdherbergen" en
„herstellingsoorden en tehuizen op ideëelen
of philanthropischen grondslag".
De desbetreffende bedrijven zijn ver
plicht zich aan te melden. Voor nadere bij
zonderheden, en voor de omschrijving van
de ondernemingen, welke onder de vak
groepen vallen, zie men de „Staats-crt.",
in welke het besluit van de organisatie
commissie is opgenomen.
De secretaris-generaal van het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart maakt bekend, dat dames zomervilt-
hoeden in witte kleur of uitgesproken pas
telkleuren, wederom verkocht mogen wor
den tegen in ontvangstneming van de ver
schuldigde punten der textielkaart.
Bekendmaking
Betreffende het keuren van 4e lich
tingen 1908 en 1909, alsmede voor de
lichting 1942 en diegenen van de lich
tingen 19101923, die tot nu toe nog
niet gekeurd zijn.
Alle mannelijke Rij'ksduitscbers geboren
in de jaren 1908 en 1909 moeten zich mel
den ter keuring; alle mannelijke Rijks-
duitschera^ geboren in het jaar 1942, als
mede de nog niet voor den militairen dienst
geregistreerden en gekeurden geboren in
de jaren 1910 tot 1923 moeten zich hiertoe
melden, en wel op de volgende plaatsen
en tijden:
a. in de provincie Noord-Holland:
In Amsterdam, openbare school Iepen-
weg 13.
Op 23/4/12 voorm. 8.30 uur letters AJ.
Op 24/4/42 voorn. 8.30 uur letters KQ.
Op 25/4/42 voorn. 8.30 uur letters RZ.
b. in de provincies Friesland, Gronin
gen. Drenthe en Overijsel:
Bijde Wehrmachtkommandantur Zwol
le, Roijensingel 13.
Op 27/4/42 voorm. 8.30 uur letters AO.
Op 28/4/42 voorm. 8.30 uur letters PZ.
c. in. de provincies Gelderland, Utrecht
en Noord-Brabant:
Bij de Ortskommandantur 's-Hertoigen-
bosch, Julian aplein 2.
Op 30/4/42 voorm. 8.30 uur letters AH.
Op 1/5/42 voorm. 8.30 uur letters IR.
Op 2/5/42 voorm. 8.30 uur letters SZ.
d. in de provincie Limburg:
Bij de Wehrmachtkommandantur Maas
tricht, Vrijthof 46.
Op 4/5/42 voorm. 8.30 uur letters AE.
Op 5/5/42 voorm. 8.30 uur letters FH.
Op 6/5/42 voorm. 8.30 uur letters IL.
Op 7/5/42 voorm. 8.30 uur letters MP.
Op 8/5/42 voorm. 8.30 uur letters Q^-S.
Op 9/5/42 voorm. 8.30 uur letters TZ.
Zij die zich moeten melden, moeten iden
titeitspapieren en twee pasfoto's groot
37X52 mm genomen in burgerkleedimg
zonder hoofdbedekking, meebrengen. Zij
die een bril dragen moeten het recept van
'hun bril meebrengen.
Het reisgeld 3e klasse wordt bij toonen
van het reisbiljet vergoed. Bovendien
wordt bij een af\vezigheid uit de plaats van
inwoning langer dan 8 uur een bedrag voor
vertering uitgekeerd.
De Rijkscommissaris voor de bezette
Nederlandsche Gebieden.
De commissaris-generaal voor het
V eiLLgheidswezen
w.g. RAUTER
SS Gruppenfuehrer en luitenant-
generaal der politie.
KERKNIEUWS
PRELAAT H. A. STÖCKER. t
Gistermorgen halfnegen is in de abdij
Rerne te Hees wij'k overleden het Hoog
waardig Heer H. A. Stöeker, abt dier abdij
Prelaat Henrious Alphonsus Stöeker
werd geboren te Amsterdam 30 Jan. 1883,
studeerde Humaniora eerst te Roermond
(O.L.Vr. in 't Zand), daarna te Heeswijk,
ontving 8 Oct. 1904 in de Abdij van Berne
het Witte Kleed, legde 8 Oct'. 1906 de een
voudige en 8 Oct. 1909 de solemneele
Kloostergeloften af en werd 15 Aug. 1910
priester gewijd. Oorspronkelijk aangewe
zen voor universitaire studiën, legde hij
zich toe op de Klassieken, totdat door het
uitvallen van verschillende krachten zijm
oversten zijn hulp noodig achtten aan het
Gymnasium, waar hij eerst leeraar, kort
daarna conrector en in 1917 rector .be
noemd werd. Van 1911 tot 1917 was hij
Novioenmeester in de Abdij, waarvan hij
3 Aug. 1919 tot Supprior werd benoemd.
De verschillende functies en zijn groote
administratieve bekwaamheid trokken als
vanzelf de aandacht op hem.
Op 5 October 1930 overleed prelaat E.
v. d. Berg, die 22 jaren de abdij van Berne
had bestuurd. Op 5 Nov. vond de abts
keuze plaats en werd Hoogw. Heer Stöeker
tot abt gekozen. Op 25 Nov. werd hij door
Mlgr.' Diepen tot abt gewijd.
„Huisgezin".
£üuAxjie
DONDERDAG 23 April. Mis v. d. H.
Georgius, Martelaar: Protexisti. 2e gebed
v. h. octaaf v. d. H. Joseph; 3e voor den
vrede. Prefatie v. d. H. Joseph. Kleur:
Rood.
In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen.
DONDERDAG. Mis v. d. Z. Egldius van
Assisic, Belijder: Justus. 2e gebed v. d. H.
Georgius; 3e v. h. octaaf v. d. H. Joseph;
4e voor den vrede. Kleur: Wit.
FEUILLETON
tDtie made ói*ep£ti
door
GERT HARTENAU—THEEL.
56)
Zeldzaam geheimzinnig dacht ik, maar
innerlijk nieuwsgierig opende ik het pa
pier en het volgende oogenblik hield ik een
gladden, ivoren ring in myn hand. Ver
schrikt sprong ik uit mijn stoel op. Tari-
mo! ging het door het hoofd en haastig
stak ik den ring in mijn zalf.
„Laat hem maar hier komen", beval ik
den soldaat.
Deze salueerde en haastte zich do trap af.
Een oogenblik later stond mijn bezoeker
tegenover mij in de veranda.
„Tarimo?" zei ik, hem verbaasd aan
starend. „Jij hier?"
„Saja, toean commandant, „ik meen het!"
Hij liet zich op zijn knieën vallen en boog
driemaal achtereen zoo diep, dat zijn voor
hoofd op den grond raakte.
„En jij waagt het my te komen opzoe-
een?"
„Ik moest komen, toe n commandant!
Ik moest u myn dank betuigen. En ik
deinsde er niet voor terug, omdat ik weet,
dat u zich nu niet meer zult wreken".
„Als je na onze laatste ontmoeting in
het bosch, toen ik mij een oogenblik in je
macht bevond, een ander leven bent gaan
leiden, is er voor mij niet de minste reden
om wraak te neme Integendeel, daar zou
ik me dan oprecht over verheugen".
„Saja, heer. Ik heb een heel jaar lang
vlijtig gewerkt en ben in Java hoofdman
doer op een koffieplantage geworden". Hij
stond op en reikte mij een getypt vel pa
pier. „Hier toean commandant, ik heb
op mijn verzoek een getuigschrift gekregen.
Ik wilde het u laten zien en u bewijzen, dat
de gevreesde Tarimo nu een fatsoenlijk en
eerlijk mensch is geworden."
Ik nam het stuk en las het door. Daar
in werd inderdaad bevestigd, wat de in
lander mij vertelde en dat deed my wer
kelijk bijzonder veel genoegen.
,,Wel, Tarimo, dan heb ik mij toch niet
in je vergist! Al was onze eerste kennis-
OE LEIDSCHE COURANT
RECHTZAKEN
OVERSTE MIJSBERG VER
OORDEELD TOT TWAALF JAAR
GEVANGENISSTRAF
ALLEEN ZIJN LEEFTIJD DOET
HEM DE HOOGSTE STRAF
ONTGAAN.
EERHERSTEL DER GEBROEDERS
VAN DIJK.
In die strafzaak tegen den luitenant-kolo
nel H. Mijsberg, heeft het Vredesgerechts-
hof uitspraak gedaan en den verdachte tot
12 jaar gevangenisstsaf veroordeeld, met
aftrek van den tijd in voorloopige hechtenis
doorgebracht.
Aan dit arrest is het volgende ontleend:
Het Hof onderscheidde de verklaringen,
welke betrekking hebben op het bevel
van verdachte tot neerschieten van de ge
broeders Van Dijk, een die, welke hun
aanhouding betreffen of daarmede zijde
lings in verband staan. Het Hof stelt daar
bij op den voorgrond, dat voor de bepa
ling van de schuld van den verd. uitslui
tend de eerstbedoelde verklaringen in aan
merking komen, omdat verd. naar is ko
men vast te staan geenerlei onderzoek
hoe genaamd ook heeft ingesteld naar de
gegrondheid van de redenen tot aanhou
ding der gebroeders Van Dijk, doch heeft
volstaan met de onverwijlde aanvaarding
van de hem door eenige soldaten getui
gen Mannessen en Sieverding gedane
mededeeling, dat de gebroeders Van Dijk
N.S.B.'ers waren en waren gehaald uit een
huis, waaruit geschoten was. Een onder
zoek naar de gegrondheid van de redenen
tot aanhouding van de gebroeders Van
Dijk aan de hand der daaromtrent afge
legde getuigenverklaringen kan derhalve
voor de beantwoording van de vraag of
verdachte het hem ten laste gelegde mis
drijf heeft gepleegd, buiten beschouv/ing
blijven. Met betrekking tot deze vraag be
hoort slechts overwogen te worden, of verd.
de toenmaals gegeven oorlogsomstandighe
den in aanmerking genomen, gerechtigd is
geweest het bevel te geven de gebroeders
Van Dijk neer te schieten.
Verd. heeft zich ter rechtvaardiging van
zyn daad beroepen op een hem medege
deeld radiobericht, waarvan hij in zijn ver
hoor voor de raden-commissarissen uit het
Hoog Militair Gerechtshof op 2 Augustus
1940, den inhoud aldus weergeeft, dat het
oppeibevel had gelast, dat ingeval er uit
huizen igeschoten werd en men overtuigd
was van schuld, de mannelijke personen,
die in diat huis werden aangetroffen, oo>gen-
blikkelijik moesten worden neergelegd. Bij
zijn verhoor voor het Hof heeft verd. er
kend. dat 'hij, alvorens het bevel tot neer
schieten te geven, uiteraard van de schuld
der betrokken personen overtuigd moest
zijn geweest. Verd. heeft voorts verklaard,
dat hij van de sdhuld der gebroeders Van
Dijk overtuigd was op grond van de me-
dedeelingen van twee soldaten getuigen
Mannessen en Sieverding waarvan de
eerste hem eigener 'beweging de mededee
ling had gedaan, dat er twee burgers wa
ren binnengebracht, die geschoten hadden,
waarop verd. aan dezen Idaat alleen ge
vraagd heeft, waar deze burgers waren,
terwijl de andere, die bedoelde burgers
op eenigen afstand bewaakte, op een vraag
van verd. of dit de personen waren die ge
schoten (hadden, bevestigend (geantwoord
heeft.
Van eenig verder onderzoek van de zijde
van den verd. is aan. het Hof nodh uit
de verklaringen van getuigen, noch uit de
opgaven van verd. zelf gebleken. Het
Hof is van oordeel, dat het zelfs onder
de toenmalige oorlogsomstandigheden,
wel'ke een nauwgezet onderzoek uiteraard
uitsloten redelijkerwijs niet aanneme
lijk is te achten, dat een hoofdofficier als
verdachte uit mededeelingen door een
tweetal soldaten op vorenbedoelde wyize
en onder de genoemde omstandigheden ge
daan, de waarachtige overtuiging kan heb
ben 'bekomen, dat de betrokken burgers,
zijnde de gebroeders Van Dijk, inderdaad
schuldig waren, zooals deze soldaten ver
klaarden.
Het Hof neemt aan zonder zuliks ook
maar eenigermate als verontschuldiging
voor het gedrag van verdachte te aanvaar
den dat verd. elk verder onderzoek naar
de schuld der beide slachtoffers overbo
dig achtte, toen hij van de beide vorenbe
doelde soldaten vernomen had, dat de ge
broeders Van Dijk tot de leden der N.S.B.
'behoorden, gelijk door deze soldaten voor
het Hof is verklaard. Anders acht het Hof
niet verklaarbaar, dat verd. zelfs geen aan
leiding heeft gevondien gelijk uit ver
schillende getuigenverklaringen is komen
vast te staan zich rechtstreeks, van aan
gezicht tot aangezicht tot de gebroeders
Van Dijk te wenden met eenige vraag, ten
einde zich van hun schuld te vergewissen,
hoewel hij zich op ongeveer anderhal ven
meter afstand van hen bevond. Verd. heeft
toen de gebroeders Van Dijk nabij een
muur stonden, met hun gezichten naar dien
muur gekeerd, terwijl verd. hen slechts
van ter zijde kon gadeslaan, alleen tot de
soldaten, die hm bewaakten, de vraag ge
steld of deze 'beide burgers de personen
waren, die geschoten hadden, zonder tot
hen, over wier leven beslist werd, ook
maar eenige vraag te richten.
Verd. heeft weliswaar verklaard, dat hij
in de méening verkeerde, dat de gebroe
ders Van Dijk zijn tot de hm bewakende
soldaten gerichte vraag of dit de personen
making dan niet van den prettigsten aard,
het is me niet ontgaan, dat er meer in je
zat dan menigeen toen vermoedde...."
„Saja, heer! Altijd heb ik aan den toean
gedacht, ik ben vlijtig geweest om den
toean te toonen, dat ik niet slecht ben. En
nu, nu ben ik gelukkig, zeer gelukkig. Maar
dat alles heb ik aan den toean te danken.
Alles en mijn leven bovendien! Daarom
ben ik gekomen en daarom alleen, saja!"
Getroffen stak ik hem mijn hand toe,
die hij deemoedig naar zijn lippen bracht.
„Daarmee Tarimo", zei ik, „heb je me een
buitengewoon genoegen gedaan en ik
wensch je ook voor de toekomst alle goeds.
Blijf zoo, Tarimo en onthoudt dit: slechts,
een eerlijk mensch zal overal en altijd ge
acht en bemind worden. Ook jouw profeet
zal je alleen dan in bescherming nemen."
,,Heer, de wilde Tarimo is niet meer, is
voor goed van den aardbodem verdwenen.
Ik ben een ander dan degeen, dien u ge
vangen nam. U hebt mij een nieuw leven
geschonken, maar u was ook de eenige, die
een vriendelijk woord en een welgemeen-
den raad voor mij over had. Ziet heer,
waren, die geschoten hadden, moeten heb
ben gehoord en dat hy uit de omstandig
heid, dat zy zelf geen antwoord gaven,
de overtuiging kreeg, dat zij schuldig wa
ren. Daartegenover is het Hof van oordeel,
dat van de gebroeders Van Dijk in de om
standigheden, waarin zij zich bevonden,
(geplaatst met het gezicht naar een muur,
niet verwacht kon worden, dat zij ant
woord zouden hebben gegeven op een niet
tot hen gerichte vraag, waarbij het boven
dien voor het Hof nog aan ernstigen twij
fel onderhevig is of de niet rechtstreeks
tot hen gerichte vraag van verd., die im
mers niet voor hen stond, in den uitermate
benarden toestand, waarin zij verkeerden,
wel voldoende door de gebroeders Van
Dijk is verstaan en begrepen.
Het Hof is van oordeel, dat verd. zich op
geenerlei wijze van de schuld der gebroe
ders Van Dijk heeft vergewist, gelijk zijn
verantwoordelijkheidsbesef als hoofdoffi
cier had behooren mede te brengen, en dat
hij, zelfs elk summier onderzoek nalatend
waarmede ook naar de meening van het
Hof onder de toenmalige omstandigheden
zou hebben kunnen worden volstaan
redelijker- en menschelijkerwijs niet van
de schuld der gebroeders Van Dijk over
tuigd is kunnen zijn geweest. Daardoor
mist verd. het recht zich te beroepen
gelijk hij doet op de meergenoemde or
der van zijn militaire meerderen, wijl deze
in elk geval medebracht, dat de overtui
ging van schuld der betrokken personen
moest zijn verkregen, alvorens tot hiun
neersohieting te doen overgaan.
Het Hof is derhalve van oordeel, dat de
dood der gebroeders Van Dijk aan dien
verd. ten volle moet worden aangerekend.
Alvorens de aan den verd. terzake van
zijn misdrijf op te leggen straf te overwe
gen, wenscht het Hof de getuigenverkla
ringen betreffende de redenen, die tot de
aanhouding der gebroeders Van Dijk heb
ben geleid, na te gaan opdat kome vast
te staan, dat verd. niet alleen een onder
zoek naar de schuld van deze ongelukki-
gen achterwege heeft gelaten, maar dat
van eenige schuld hoe ook genaamd hun
nerzijds geen sprake kan zijn geweest.
Het Hof acht zich daartoe verplicht te
genover de nagedachtenis der beide slacht
offers, waarvan de eene tot de leden der
N.S.B., de andere tot haar tegenstanders
•behoorde.
Overweging van de laatstbedoelde getui
genverklaringen heeft het Hof tot de vol
gende vaststelling geleid.
De aanleiding tot het van militaire zijde
doen instellen van een onderzoek ten huize
van de gebroeders Van Dijk, gepaard gaan
de met hun aanhouding, is volgens verkla
ring van den getuige Breen, die als luite
nant het commando over de desbetreffen
de militaire patrouille voerde, geweest,
een mededeeling van twee onbekende bur
gers, die tot dezen getuige hadden gezegd,
dat uit de woning der gebroeders Van Dijk
lidhtkogels waren afgeschoten.
Eenig bericht omtrent het schieten met
vuurwapenen was, naar de verklaring van
getuige Breen, daarbij niet te zijner ken
nis gebracht, zoodat, gelijk deze getuige
voor het hof verklaard heeft, in een be
weerdelijk schieten met vuurwapenen niet
de aanleiding voor de aanhouding van de
gebroeders Van Dijk gelegen heeft. Op
deze mededeeling is getuige Breen met
eenige militairen de woning der gebroe
ders Van Dijk binnengegaan, waarna on
verwijld de aanhouding en weggeleiding
der beide slachtoffers is gevolgd, zonder
eenig verhoor ter plaatse. Bij de latere
fouilleering door getuige Van der Valk,
die vervolgens de gebroeders Van Dijk
naar verd. heeft doorgezonden, is niets,
dat tot eenige verdenking aanleiding zou
kunnen geven, gevonden, terwijl de huis
zoeking in hun woning geen ander resul
taat heeft opgeleverd gelijk verschillen
de getuigen verklaren dan de vaststelling
van de aanwezigheid van insignes en be
scheiden (ledenlijsten enz.) der N.9.B.,
waarde!ooze Duitsche bankbiljetten uit
den tijd der jaren 1918 en volgende, een
portret van Adolf Hitler (als krantenuit
knipsel), zoomede van een doosje „Luftku-
geln", zijnde door middel van luchtdruk
af te schieten kogeltjes van zeer klein ka
liber.
Het hof stelt derhalve vast, dat de ge
broeders Van Dijk ten slotte alleen op
grond van vorenbedoelde gegevens voor
den verd. zijn geleid, die zijnerzijds in een
in deze gegevens geenerlei steun vindende
bewering van de begeleidende soldaten als
zouden de gebroeders Van Dijk geschoten
hebben immers van schieten met vuur
wapenen is in de hier bedoelde verklarin
gen, die met de reden tot aanhouding ver
band houden, in het geheel geen sprake
geweest aanleiding meende te kunnen
vinden hen te doen neerschieten.
Weliswaar hebben eenige andere getui
gen, wier verklaringen overigens gelijk
blijkens vorenbedoelde vaststelling duide
lijk is niet van invloed zijn geweest op
de aanhouding der gebroeders Van Dijk,
omdat zij noch aan den getuige Breen,
toen hij bevel tot aanhouding gaf, noch
aan den getuige Van der Valk, toen hij
de Van Dijks naar verd. doorzond, bekend
waren, voor het hof medegedeeld, dat zij
uit de buurt of uit de richting van het
perceel der Van Dijks hebben hooren of
zien schieten. Echter heeft, behalve uit
andere hoofde ter zitting van het hof on
der verdenking van meineed gevangen ge
nomen getuige Mannessen die beweerd
heeft uit een raam van het huis der ge
broeders Van Dijk lichtflitsen van een
vuurwapen te hebben gezien geen der
getuigen ter terechtzitting van het hof ver
klaard te hebben waargenomen, dat het
steeds heb ik aan u gedacht en gespaard
om u mijn dankbaarheid te kunnen be
wijzen."
Hij zette een zakje koffieboonen voor
mij neer, dat hij tot dusver zoo goed mo
gelijk achter zya rug verborgen had ge
houden. „Deze parelkoffie heb ik voor u
verzameld en eerlijk van mijn arbeidsloon
betaald. Het is een zeldzame kostbaarheid,
maar desondanks voor u nog te gering. Ik
bid u, neem dit van mij aan. Veracht mijn
bescheiden gave niet!"
„Als het echte, kostbare paarlen waren
Tarimo, zou ik me daar niet meer over
verheugen, dan nu met deze parelkoffie,
die je door je vlijt hebt verdiend. Ik dank
je, Tarimo. Allah behoede je!" Ontroerd
drukte ik hem nogmaals de hand. Daarop
boog hij diep en deemoedig, wierp mij een
gelukzaligen, dankbaren blik toe en verliet
de veranda.
Beneden in den tuin keerde hij zich nog
eenmaal om, legde zijn hand op zijn hart
en boog diep en onderdanig.
Onmiddellijk daorop verscheen de klei
ne Batta, frisch en welverzorgd en achter
haar mijn adjudant, Sodikromo.
2
door hen vermeende schieten uit de wo
ning der Van Dijks afkomstig is geweest.
Eenigen grond voor verdenking ten op
zichte van de gebroeders Van Dijk acht
hel hof hier derhalve niet aanwezig, te
minder, wanneer in aanmerking wordt ge
nomen, dat hun woning aan beide zijden
omringd was door dicht struikgewas,
waartusschen zich licht afzonderlijk optre
dende vijandelijke schutters, die, naar van
algemeene bekendheid is, daar ter plaat
se, gelijk elders, veelvuldig optraden, zich
verborgen konden houden.
Het hof wenscht in dit verband nog uit
drukkelijk vast te stellen, dat bij de huis
zoeking in de woning der Van Dijks niets
van de aanwezigheid- van vuurwapenen of
munitie is gebleken.
Ook de bewering, dat de gebroeders Van
Dijk zich schuldig zouden hebben gemaakt
aan het afgeven van lichtsignalen (licht-
kogels) is aan het hof in geenen deele
houdbaar gebleken en moet als een laster
lijk gerucht worden afgewezen. Het hof
grijpt deze gelegenheid aan er zijn afkeu
ring over uit te spreken, dat in enkele
verslagen, welke in de pers van 's hofs
terechtzitting zijn verschenen, op dit punt
op onverantwoordelijke wijze niet de ver-
eischte duidelijkheid en volledigheid is be
tracht, waardoor een schijn van verden
king tegen de gebroeders Van Dijk zou
gewekt kunnen worden.
De getuigen, die verklaard hebben licht-
kogels in de lucht te hebben waargeno
men, hebben niets aangevoerd, waaruit
ook maar eenig vermoeden zou kunnen
voortvloeien, dat deze lichtkogels van het
perceel der Van Dijks uit zouden kunnen
zijn afgeschoten. Het hof stelt vast, dat
misverstand is gewekt door het ten huize
van de Van Dijks inbeslaggenomen doosje
„Luftkugeln", zijnde luchtdrukkogeltjes,
welke het slachtofer Chr. van Dijk blijkens
getuigenverklaringen vele jaren geleden
placht te gebruiken voor een toenmaals
zich in zijn bezit bevindende zoogenaamde
windbuks, welke luchtdrukkogeltjes uiter
aard niets hoegenaamd te maken hebben
met lichtkogels, waarvan in geenen deele
iets gebleken is.
Het hof wijst dan ook met de meeste
beslistheid af de bewering van den verd.,
voor het eerst tijdens zijn verhoor voor
het hof geuit, dat hij later een pakje in
handen zou hebben gekregen, waarin zich,
behalve een aantal hiervoren genoemde
ten huize van de van Dijks inbeslaggeno
men voorwerpen, ook een doosje zou heb
ben bevonden, dat naar de meening van
den verd. vermoedelijk lichtkogeltjes be
vatte. Het hof is van oordeel, dat deze aan
tijging door den verd. ten opzichte van de
nagedachtenis van zijn slachtoffers reeds
daardoor wordt gelogenstraft, dat uit de
verklaring van get. Van der Valk geble
ken is, dat deze de door hem in beslagge
nomen voorwerpen, waarover hiervoren
gehandeld is, behalve het doosje „Luftku
geln", naar verd. heeft doorgezonden, ter
wijl hij bedoeld doosje „Luftkugeln" in
een P.A.G.-trekker heeft doen opbergen,
waardoor het in verband met de oorlogs
omstandigheden volstrekt uitgesloten moet
worden geacht, dat dit doosje later in het
meergenoemde pakje, bevattende de in
beslaggenomen voorwerpen, in handen van
den verdachte kan zijn gekomen.
Ten slotte is aan het hof nog gebleken,
dat zich in de woning, bewoond door de
gebroeders Van Dijk, een aan een hunner
toebehoorend zoogenaamd stakkellicht
heeft bevonden, dat door de weduwe van
Chr. van Dijk uit angst voor laster later
verborgen is gehouden, maar waarvan voor
het hof uit de verklaring van den deskun
dige Oorstgijs is komen vast te staan, dat-
het een instrument was, dat slechts als
fakkel kan worden gebezigd, bestemd voor
in nood verkeerende schepen, waarmede op
geenerlei wijze lichtkogels zouden kurnen
worden afgeschoten, terwijl de aanwezig
heid daarvan onder de bezittingen van ge-
melden Van Dijk verklaard wordt uit de
omstandigheid gelijk door getuigen is
bevestigd dat zijn vader het beroep van
scheepshersteller heeft uitgeoefend.
Het hof stelt mitsdien vast, dat iedere
verdenking van schuld der gebroeders Van
Dijk gebleken is van eiken grond te zijn
ontbloot.
Wat de aan 'den verdachte op te leggen
straf betreft overweegt het hof het vol
gende:
Verdachte heeft, zonder zich op eeniger-
lei wijze van de schuld der Van Dijks te
hebben vergewist en derhalve zonder re
delijkerwijs de overtuiging van hun schuld
te kunnen hebben gehad, bevel gegeven
hen neer te schieten. Daarbij kunnen de
oorlogsomstandigheden nauwelijks als ver
zachtende omstandigheden in aanmerking
worden genomen, vermits verdachte, naar
hij zelf verklaard heeft, zonder eenige op
winding of overhaasting, doch in kalm
overleg heeft gehandeld. Dat verd. boven
dien zich niet ontzien heeft ten zitting van
het hof te trachten de nagedachtenis van
zijn slachtoffers te bezoedelen door hoe
wel zulks voor de aanleiding tot zijn bevel
de gebroeders Van Dijk neer te schieten
niet de minste rol heeft gespeeld, daar
verd. deze overweging toenmaals niet ken
de den indruk te willen wekken, dat de
Van Dijks lichtkogels in hun bezit zouden
hebben gehad en hun onschuld zelfs tijdens
de behandeling voor het hof geenszins zou
zijn gebleken, acht het hof in bijzondere
mate ten nadeele van verd. pleiten. De
eenige omstandigheid, welke het hof dan
ook in aanmerking kan nemen om op den
verd. niet de hooeste straf toe te passen, is
zijn 58-jarige leeftijd.
„Toean commandant",, riep ze opgewon
den. „was dat niet de menschelijke tij
ger
„Ah, Tarimo!?" zeide de adjudant stom
verbaasd.
Ik schudde ontkennend het hoofd. „De
Tarimo, dien jullie bedoelen, bestaat niet
meer. Die daar, die daar juist van mij
wegging, was een geheel andere!"
„Saja, toean commandant", bevestigde
Sodikromo, kennelijk onder den indruk,
„die daar ja dat was een heel an
dere!"
De kleine Batta staarde een oogenblik
peinzend in de verte, alsof ze door het
dichte geboomte nog een glimp trachtte op
te vangen van den man, wiens onverwach
te komst ons allen zoo verrast had. Dan
keerde zij zich om en terwijl tranen van
blijdschap haar blik versluierden, herhaal
de ze bijna fluisterend, wat ons hart ons
in den mond had gelegd:
„Saja, een heel, heel andere!"
EINDE.