Tïlt^nfuVuWó wiyterfjufp li/i*fterêceè WOENSDAG 24 DECEMBER 1941 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 RECHTZAKEN HAAGSCHE RECHTBANK. Zes maanden gevangenisstraf geëischt voor het vinden van een portemonnaie. De loopknecht J. M. te Noord wijk had op 3 September, voor den winkel van den slager v. d. Berg te Noordwyk een portemonnaie, inhoudende ƒ2.70. gevon den en deze portemonnaie in zijn zak laten glijden. Verdachte ontkende zulks ten stelligste, maar twee getuigen hadden het oprapen gezien en daardoor achtte de Officier, trots verdachte's ontkentenis, het feit bewezen en eischte deswege zes maanden gevange nisstraf. Uitspraak 28 December. De los-arbëiders F. Dilleman en A. A. van Zalm beiden uit Leidschendam en thans gedetineerd hadden op 30 Sep tember te Leidschendam, uit een weide een schaap gestolen, het beest de hersens ingeslagen en den hals afgesneden. Gezien de ernst van het feit, had de Of ficier tegen elk der verdachten een jaar en zes maanden gevangenisstraf ge- eischt. De Rechtbank uitspraak doende veroor deelde elk der verdachten tot een gevan genisstraf voor den tijd van één jaar met aftrek van het voorarrest. De doove uitkijk. De loswerkman A. B. te L e i d e n, thans gedetineerd had op 14 October, trots zyn doofheid, als uitkijk gefungeerd toen een vriend inbrak in een woning aan de Clara- steeg te Leiden en daar distributiekaar ten en een fietsband stal. De Officier had tegen verdachte acht maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest geëischt. Het vonnis van de Rechtbank werd een gevangenisstraf van zes maanden met af trek van het voorarrest. De bedrijfschef F. H. te Leiden, had van vorigen verdachte de boterkaarten gekocht, voor welk feit de Officier zes weken gevangenisstraf had geëischt. De uitspraak werd hier vrijspraak. Rijwieldiefstal. De 29-jarige grondwerker A. L. L. van L. en de 19-jarige loodgieter H. C. v. H., beiden uit Wassenaar, en thans gede tineerd, hadden tezamen te Wassenaar, in de maanden September en October, vier rijwielen gestolen, voor welke feiten de Of ficier tegen elk der verdachten een jaar gevangenisstraf had geëischt met aftrek van het voorarrest. De Rechtbank verwees de zaak terug naar den rechtercommissaris. J. G. te Leiden, thans ged., had zich te verantwoorden wegens het stelen van drie rijwielen te Leiden, welk feit hij be kende, waarna de Officier een jaar gevan genisstraf eischte. Uitspraak 30 Dec. Heling van rijwielonderdeelen. De tuinman H. G. J. uit V a 1 k e n b u r g had op 12 September, van iemand uit Was senaar fietswielen gekocht, die van diefstal afkomstig waren. Verdachte had zulks ge weten, want degene, van wie hij deze rij wielonderdeelen kocht, had hem gezégd, dat ze van diefstal afkomstig waren. Daarom had de Officier vier maanden gevangenisstraf geëischt. De uitspraak werd hier terugwijzing naar den rechtercommissiaris. Heling van zeep. De gebroeders W. F. N. en J. F. N. uit Leiden hadden zeep gekocht, die V. uit Leiden, van zijn patroon had gestolen. Wegens heling had de Officier tegen elk van hen vier maanden gevangenisstraf geëischt. De rechtbank veroordeelde W. F. N. tot twee maanden gevangenisstraf en sprak J. F. N. vrij. HU wist vet te koop. F. R. was bij H. B. te W a s s e n a a r ge komen met het verhaal, dat hij, bij een slager te Leiden 30 pond vet te koop wist voor 180. Aangezien hij niet over 180 beschikte, had hij dib bedrag van B. mee gekregen, die noch verdachte, noch het vet, noch zijn geld terug had gezien. De eisch was voor dit feit geweest zes maanden gevangenisstraf en de uitspraak werd conform dezen eisch. Even zijn meisje gedag gaan zeggen. C. S. B. uit Amsterdam was zijn meisje gedag gaan zeggen te Noordwijk. Aan gezien het afscheid nemen nogal lang ge duurd had, kon hij de trein niet meer ha len en daarom had hij voor den terugweg maar een fiets gestolen. Acht maanden gevangenisstraf had de Officier tegen hem geëischt en het vonnis werd zes maanden gevangenisstraf. .Vijf jaar zijn belastingbiljet te laag ingevuld. J. V. uit B e n t h u i z e n, heeft zich voor de Haagsche rechtbank te verantwoorden gehad, omdat hij gedurende de jaren van 1936 tot 1940 zijn belastingbiljetten opzet telijk te laag had ingevuld, waardoor hij al die jaren veel te weinig belasting had betaald. Zoo gaf hij het eerste jaar op 2800.terwijl dit moest zyn 19.000. Verdachte was nog gewaarschuwd door een inspecteur van de belastingen, die hem nadrukkelijk gevraagd had of het biljet wel goed was ingevuld. „Het is zoo in orde", had verdachte ge antwoord. De pres. was het niet met verdachte eens, die aanvoerde, dat hij bang was, dat de menschen zouden merken, dat hij zooveel geld had en hem dan voor gierig zouden verslijten. De president wees hem er op, dat dit een excuus was, dat niet opging, want nie mand zou het te weten zijn gekomen. Nu wel, want nu komt het in de krant en heb je je zelf van de wal in de sloot geholpen, klonk de terechtwijzing. De Officier, was niet erg over verdachte te spreken. Vijf jaar lang heeft hij zijn belastingbiljetten gedrukt en maar tusschen de 10 en 20 pro cent van zijn vermogen opgegeven. Door zijn eigen hardnekkigheid heeft hij de kans niet aangegrepen om alles in orde te maken. De eisch werd twee maanden gevangenis straf. Uitspraak 30 December. Inbraak in een café te Katwijk. D. J. W. en M. V. H. W. hebben zich te verantwoorden gehad, omdat zij te Kat wijk a an Zee hebben ingebroken in een café en daar bier en limonade hadden ge stolen, albmede jenever- en bierglazen, theelepeltjes enz. De Officier vertelde, dat de verdachten niet gunstig bekend staan en eischten tegen elk tien maanden gevangenisstraf. Uitspraak 30 December. POLITIERECHTER. Diefstal van een coupon stof. Mej. M. M. de G., afkomstig uit V o o r- 3choten, had bij V. en D. in Den Haag getracht een coupon stof weg te nemen. Zij had deze stof tusschen andere pakjes ge stopt, maar voor zij den winkel uit was, had men haar al te pakken. Wel had zij nog geprobeerd'de coupon stof vlug op een andere toonbank te gooien, maar ook dit had men gezien. Verdachte bleef stug en stijf ontkennen, maar na getuigenverhoor achtte de Officier het ten laste gelegde bewezen en eischte daarvoor tien dagen gevangenisstraf. Gezien de houding van verdachte en het leit, dat zij al eerder voor een dergelijk feit veroordeeld is geworden, veroordeelde de Politierechter haar tot een gevangenis straf voor den tijd van twee maanden. Leuke visite. De chauffeur R. was in den nacht van 31 Augustus op 1 September bij een juf frouw een bezoek af gaan leggen onder Leidschendam. De juffrouw voelde niet veel voor dit nachtelijk bezoek temeer niet, daar haar bezoeker flink in de olie was. Hij had eerst netjes gebeld, maar toen er niet werd opengedaan, had hij maar eenige trappen tegen het deurpaneel gege ven. waardoor dit houtwerk het begaf. De juffrouw liet hem ttoen maar binnen om hem vervolgens te vragen of hij het huis maar weer wilde verlaten. Dit had R. niet gedaan, waarna er herrie was ontstaan bij welke gelegenheid R. de juffrouw in haar arm had gebeten. Terzake vernieling, huisvredebreuk en mishandeling eischte de Officier een geld boete van 50 subs. 50 dagen. De Politie rechter veroordeelde verdachte tot een geldboete van 30 subs. 30 dagen. I EEN KERSTGESCHENK. Roger Barnewall stond op van de tafel, waar hy gedineerd had, stapte naar den haard en onderdrukte een geluid: half geeuw, half zucht, terwijl zijn blik dwaalde van de wijzers der pendule op den schoor steenmantel naar de helder opvlammende houtblokken, en er starende op bleef rus ten. Het was Kerstavond en hy had die hout blokken al vroeger aangestaard met een vaag gevoel jegens zijn huishoudster, die altyd zoozeer voor hem bezorgd was en *t zich tot plicht stelde, dat er in het ge heel niets zou ontbreken tot gepaste viering van een zoo feestelijken tijd van het jaar. Om schilderijen en kroonluchter hingen hulsttaken met schitterende roode bessen; de tafel was versierd met bloemen; late chrysanthemen en" vroege narcissen. De kamer, zoowel als het geheele groote huis, sprak van weelde, behagelijkheid, gezellig heid en goeden smaak. Roger Barnewall had gedineerd, maar met mate; zijne spijsvertering was niet van de beste en de eenzaamheid was niet ge schikt, om een maal, hoe goed ook toebe reid, erg smakelijk te smaken. Hij was advocaat met een drukke prak tijk en bezat alles, wat het leven aange naam kan maken. En toch terwyl hij daar in het vuur staarde, dat allengs tot asch overging, vroeg hij zichzelf af, wat hy eigenlijk wel had aan zijn overvloed en weelde, eentonig en eenzaam als zijn leven voorbijging. Het was niet, omdat hij behoorde tot die zelfzuchtigen, die zich van de overige men schen terugtrekken uit berekening, o neen! Roger Barnewall had een gevoelig hart en toonde dat in zijn omgang met zijn mede- menschen en zelfs tegenover redelooze schepselen. Zijne goedhartigheid bepaalde zich niet tot zijne huisgenooten alleen. Een hoop brieven lag gereed om naar de post te wor den gebracht. Eén er van bevatte een chèque van twintig pond, een Kerstge schenk aan een ouden klerk, die door rheu- matiek thuis werd gehouden. Een ander hield een niet minder belangrijke gift in voor een bejaarden knecht, die bij zijne moeder gediend had en alle brachten een boodschap van vertroosting en deelneming aan den een of anderen armen drommel, die het noodig had. Het lot echter was hem tajj zeerste ongunstig geweest; het had hem geheel alleen gelaten op de wereld. Zijn vader en moeder waren al lang dood. Een broer had hij nooit gehad en een eenige zuster, van wie hij innig veel had ge houden, was onherroepelijk van hem ver vreemd, omdat zij tegen zijn wil huwde met een nietswaardigen leeglooper en ver kwister. Ze was met haar echtgenoot naar Canada vertrokken en daar gestorven, een jaar of twee na haar huwelijk, en haar broer, hoewel hij meer dan gewone gene genheid voor haar koesterde, had elke be- trekkirg tot haar afgebroken en droeg nog slechts een gevoel van weerzin, van haat bijna in zich om tegen den man, die hem an hare liefde had beroofd. Maar op dezen b'Tstavond, gelijk op menigen vorigen, r-rm. er een gewaarwording in hem op, n smart en wroeging over de behande ling, welke hij zyne overleden zuster had aangedaan. Hy had haar van eenige hulp kunnen zijn, naar haar toe kunnen gaan. of haar tenminste geschreven hebben en nu.was het te laat. Daar was ook nog Alice geweest twin tig lange jaren geleden want Roger Bar newall, hoewel nog een knap man, met vol zwart haar, liep naar de vijftig Alice, aan wie hij geheel zijn hart had geschon ken. Hy was toen arm en zonder praktijk en de vader van het meisje weigerde hem haar hand. En als een gehoorzame doch ter had ze zich niet verzet tegen zijn wil, doch een jaar later begon ze te kwijnen en noch de behandeling der beste geneeshee- ren, noch alles, wat haar vaders rijkdom haar had kunnen verschaffen, mochten ba ten om haar in het leven te houden. En zoo werden de wanhopige oude man en de wanhopige minnaar veroordeeld om het overige hunner dagen in treurige eenzaam heid door te brengen. En toch een wei nig te laat was de fortuin Roger begin nen toe te lachen. Naar een andere vrouw zag hy echter niet om. Al zijn genegenheid had hij weggeschonken aan die eenige dierbare, aan Alice. „Zal ik uw brieven nu nog op de post doen. mijnheer?" vroeg Davis, zijn huis knecht, aldus den loop zijner gepeinzen af brekende. „Ja", antwoordde Roger. „Doch wacht ik ga nog een kleine wandeling doen en kan ze dus wel meenemen". Zijn bediende bracht hem hoed en over jas en even daarna bevond hij zich op straat in de vinnige koude. Er was een dun laagje sneeuw gevallen, zoodat het gaan tamelijk moeilijk yras. Voerlieden leidden hunne paarden voor zichtig over den heuvel naar de stad. Ro ger Barnewall woonde buiten en had een goed eindje te wandelen, eer hij het post kantoor bereikt had. De sterren fonkelden helder in de lucht en alles scheen een strengen winter te voorspellen. „De hemel helpe de armen en de klei ne vogeltjes", dacht hij, terwijl hij de kraag .van zijn jas hoog optrok. Een man, half dronken en zwaaiende liep voor hem uit, langzaam. In zijn armen droeg hij tot Roger's schrik en veront waardiging een kind, een klein, lief blondharig meisje,van drie of vier jaar, blootshoofds en onvoldoende gekleed voor zulk een weder. De man sprak liefkozende woordjes, onbewust van het gevaar praat te ze terug met naief, kinderlijk vertrou wen, wat een zonderling gevoel van af glanst, gemengd met medelijden en toorn, in Roger's hart deed opkomen. Wanneer de man van tijd tot tyd plotseling een zwaai maakte van links naar rechts, had Roger moeite een uitroep van schrik te weerhou den. Hij had het kind in zyn armen willen nemen, om het te behoeden, voor hetgeen te verwachten was, doch hij zag er tegen op, zich in een anders zaken te mengen. Toen, terwijl de persoon voor hem een lichte helling opging naar de brug, gebeur de plotseling, wat Roger gevreesd had. De man struikelde, trachtte zich op de been te houden, gleed uit en kwam met een har den slag neer, nog steeds het meisje in de armen klemmende. Zacht een paar driftige woorden mom pelende, trok Roger den gevallene ter Eerste Leidsche Begrafenisonderneming voor Roomsck Katholieken GEVfSTIQb 1982. 2735 G. H. KLEINHAKS PIETEF. DE LA COURTSTRAAT 22 TRANSPORT TELEFOON 21455 Tarief en uitvoering In overleg met U zijde, en beurde het arme kleine ding op, dat nu erbarmelijk schreide. „Hoe durf je het leven van een kind op zoo'n manier in gevaar te brengen, jy schoelje!" riep Roger uit. Doch hij hield op, ziende, dat het bloed langs het hoofd van den ongelukkige stroomde. Hij ademde zwaar en zeer moeilijk. Het was te zien, dat hij ernstig letsel had bekomen. Twee of drie menschen bleven staan én een met een fiets bood aan, een politieagent te ha len. Middelerwijl drong het meisje, nog meer verschrikt door haars vaders elendi- .gen toestand, zich dicht tegen Roger aan en weende, alsof haar hartje breken zou. „Stil maar, arme kleine", zei Roger fluis terende. „Ik zal voor je zorgen". Hare magere, bloote armpjes waren ijs koud, hare voetjes staken in een paar ver sleten pantoffeltjes en een afgedragen kleedje en een dun rokje was alles, wat haar tegen de koude moest beschermen. „De hemel helpe de armen", zei Roger weer, terwijl hij half medelijdend, half boos neerkeek op den bewusteloozen man aan zijn voeten. Hij was klaarblijkelijk een vreemde in de streek. Een donkere baard omlijstte zijn gelaat dat nog sporen van vroegere knapheid vertoonde. „Een arme zwakkeling, die aan lager wal is geraakt", dacht Roger, nu wat meer toe gevend, daar hij zich 's mans liefkozende woordjes herinnerde, tot het lieve kind ge sproken. Er kwamen twee politieagenten aan met een berrie. ,,'t Is erg genoeg met hem gesteld, een geluk, als hij er boven op komt", zei een hunner, terwijl zij den vreemdeling op lichtten en hem op de draagbaar legden. „Wat moet er met de kleire gedaan wor den?" vervolgde hij tot Roger, die het ge zichtje van het kind afwendde van het droevig tooneel. Een klein, koud handje, lag in de ziine. Hij had bijna zonder te weten wat hij deed zyn overjas opge slagen en het bibberende verkleumde li- chaamoje onder den warmen pels verbor gen. Een der agenten doorzocht haastig de zakken van den ongelukkige en haalde drie koperstukjes, een gebroken pennemes en een stomoie potlood te voorschijn. Dat was alles; niets, hetwelk aanduidde, waar de man vandaar kwam of wie hij was. „We moesten haar niaar meenemen naar het bureau, tot we weten, waar ze thuis behoort'V hernam de agent. „Hoe is je naam, kleine? zoo wendde hij zich tot het meisje". „Pamela", lispelde zij. „Klinkt erg naar den vreemde, mompel de bij, Pamela, en verder?" „Pamela, niets meer. Paatje noemt me altüd Pam, bij verkorting". „Ik woon bij miin paatje". En verder was er niets uit te krijgen. Het was of een nieuw, nog sterker ge voel van teederheid het hart van Roger vervulde. Pamela, dat was immers de raam van zijn overleden zuster! „Ik.ikdenk dat ik me maar met haar zal belasten, voor dezen nacht ten minste", stamelde hij, er naar verlangend, het bloedie te kunnen meenemen naar de koesterende warmte van zijn vertrek en het te verzadigen met melk en koekjes, en alles, wat het hart van een kindje begeert; den gcrr1^n -""'->n en d-« kTeine KANTONGERECHT TE ALPHEN AAN DEN RIJN. M. en R. wet en Reglement: G. v. S. 2. subs. 1 week tuchtschool; G. F. E., Lopik, ƒ2.— subs. 1 dag; J. M., Boskoop, ƒ2.50 subs. 2 dagen; C. H„ Delft, idem; W. D„ Raamsdonkveer, 1.50 subs. 1 dag; C. F. M., Boskoop, 1.subs. 1 dag. Verd. Verord.: J. v. S., Bodegraven, ƒ1.50 subs 1 weektuchtschool; J. K. B. 2.50 subsi 2 dagen, A. V. idem, J. L. idem, B. v. d. M., Hazerswoude, idem; S. C. E., Hazers- woude, 2.subs. 1 dag; J. v. V., Koude kerk, 5.subs. 2 dagen; H. J. van E. f 2. subs. 2 dg en 1.50 subs. 1 dag; E. P. J. B. idem; A. R., Bodegraven, idem; J. L. de G., Reeuwijk,- idem; M. C. M. J. v. d. P., Nieuwveen, idem. Vaarwegen Regl. Z.-H.: H. T., dom. Hoo- geveen, 2.50 subs. 2 dagen. Visscherijwet: G. de B., Nieuwkoop, 3 x 3.subs. 2 dg. en verb, verkl. van het inbeslaggenomene; A. de J., Rotterdam, 5.subs. 3 dagen; A. H., Rotterdam, ƒ4.subs. 2 dagen; J. J.. 's-Gravenhage, ƒ5.subs. 2 dagen; H. M. J. B., idem, 2.50 subs. 2 dagen. A. P. V. van Alphen: P. J. M. L. ƒ4.— subs. 2 dagen Verord. op de sluiting van café's: A. van R„ 's-Gravenhoge, ƒ2.50 subs. 2 dagen. Identificatieplicht: Th. G. v. d. V. 11. subs. 1 dag; B. v. d. M., Hazerswoude, ƒ1.— subs. 1 dag. Leerplichtwet: G. v. d. L. ƒ2.subs. 1 dag; J. N., Boskoop, ƒ1.subs. 1 dag; A. A. B., Ter Aar; ƒ1.subs. 1 dag; W. J. v. T., Ter Aar. 1.— subs. 1 dag. Vcrkeersverord. Alphen: C. B. ƒ2. subs. 1 dag. IJkwet: P. C. v. V.. Bodegraven, 6 x ƒ1 subs. 1 dag teruggave gewichten; B. HWoubrugge. 2.subs. 1 dag terug gave 1 gewicht; M. S., Woubrugge. ƒ1. subs. 1 dag verb verkl. gewicht; H. W. 3 x ƒ1.50 subs 1 dag teruggave gewichten. Verord. No 73/1940 max. snelheden: L. S. S., Zevenhoven 7.subs. 4 dagen. Art. 453 Strafrecht: Th. van L.. z. bek. woonpl. 2 weken princ. hechtenis met op zending naar een Rijkswerkinrichting voor 1 jaar. KERKNIEUWS ZenuwdruppeBs I tll\ KRUIDEN BEREID tegen mo&ieid, Slapeloosheid, zenuwpijnen, gebrek aan eetinst, enz. per flacon 70 cent en 1.20. Alleen verkrijgbaar: Drogisterij J. VRIJ EN HO EK Haarlemmerstraat 119. Speciaal Kruiden-adres. vondeling en zijn eigen, eenzaam hart ten minste voor dezen eenen Kerstavond zoo gelukkig mogelijk te maken. Davis zou vréémd opkijken en het was niet zeker, of zijn oude huishoudster wel erg blij zou zijn hiet de kleine bezoekster. Doch Mary, de goedhartige Iersche werk ster, .zou zich het lot van de kleine dade lijk aantrekken, dacht hij. „Goed mijnheer, heel braaf van u, had de agent gezegd, eerbiedig aan zijn helm slaande, terwyl hij en zijn makker zich met hun last verwijderden Eenige mihuten later had Roger zijne kleine bescherme linge op het haardkleed in zyn kamer neer gezet, waar zij, haar Verdriet vergetende lachte en babbelde, terwijl zij de handjes uitstrekte naar de weldadige warmte. „Och, dat kleine lievertje, ze schijnt hee- lemaal niet eenkennis te zijn", riep juffrouw Walters op hartelijken toon, zeer tot ge ruststelling, van haar meester, terwijl ze kwam kijken naar het kleine logeergastje. „Je hebt het koud en zult zeker honger heb ben ook, arm klein ding", ging ze voort met moederlijke bezorgdheid. „Ik zal zor gen, dat je watt te eten krijgt, hoor! Maar uw gezichtje moet eerst gewasschen wor den en je handjes ook. Ik zal Mary roe pen, mijnheer", zoo besloot ze, en verwij derde zich. Mary had weinig moeite, het meisje met zich mee te tronen, en toen ze er mee te rug kwam, zag het gezichtje er heel anders uit. Doch Roger's oogen beantwoordden een vragenden blik van de meid, terwyl ze met iets als afkeer bleven staren op de ai-moedige plunje van het kind. „Hoe te drommel moeten wij haar aankleeden?" vroeg hij. In zijn vrij gezellen woning was natuurlijk niets, dat daartoe dienen kon. „Ik kan nog wel even uitgaan", waagde de meid te zeggen, ,,'t Is Kerstavond en de winkels zullen dus laat openblijven". „Goed zoo", zei hij met een zucht van verlichtirg. „En.... e...." hier gaf hy de meid eenig geld, „denk er aan, wat speel goed mede te brengen en een pop, de grootste en schoonste die ge krijgen kunt". „Waar woont je moeder, lieve?" VToeg hy het kind, dat op zijn knie zat, nadat de meid vertrokken was. „In den hemel", fluisterde zij. „Lieve Heer heeft haar meegenomen en mij en vader alleen achtergelaten. En toen werd het vadertje te eenzaam in Amerika en zijn geld ging allemaal op en dat maakte hem soms knorrig en boos. Maar hy is een goede, lieve, beste papa". Dit laatste werd gezegd op bijna uitda gen den toon en met iets als tartends in de heldere, blauwe oogjes. „Dat geloof ik gaarne",, antwoordde Ro ger goedig. „Hoe laat ga je slapen, Pa mela?" Zij had zich te goed gedaan aart melk en brood en toen nog een groot stuk Kerstkoek gegten. Haar oogjes pinkten reeds in de warmte van den haard. „Ik ga naar bed als paatje gaat, maar soms val ik w.el eens in slaap op zyn schoot". Lang voor Mary terug kwam met een heelen voorraad kleedjes, hemdjes, rokjes, nachtponnetjes, en zoo verder, benevens een groote pop met beweegbare armen en oo^en, lag Pamela in zoete rust verzonken PROF. DR. CH. RAA1JMAKERS Heden 70 jaar Prof. dr. Ch. Raaymakers, hoogleeraar in de maatschappijleer en de staathuishoud kunde aan de R.K. Universiteit van Nij gen, vierde deze week zijn 70sten verjaar dag. Geboren te Roosendaal in 1871, bezocht hy het St. Willebrorduscollege te Katwijk, en studeerde vervolgens te Amsterdam in de rechts- en staatswetenschappen, waar hij in 1895 promoveerde op een proefschrift over „Verzekering tegen werkloosheid". Hij had voorts in Manchester nog philoso phic en te Maastricht theologie gestudeerd. In 1895 trad hij in de orde der Jezuieten, waarna hij in 1902 tot priester gewijd werd. Achtereenvolgens werd hij nu be noemd tot leeraar aan het Canisius College te Nijmegen, en rector van het St. Igna tius College te Amsterdam, waarna hH vervolgens provinciaal overste van de Je zuïetenorde werd. In 1923 zag hy zich benoemd tot hoog leeraar aan de R.K. Universiteit te Nijme gen in de staatshuishoudkunde en maat schappijleer. Prof. Raaymakers, die zich zeer veel heeft bewogen op het gebied van de so ciale kwesties, schreef verschillende boe ken op dit terrein. enuwtabietten koke gtabletten 75 cent koker 75 cent Hoof^pijptabletten koker 60 cent Lexeertabletten doos 60 cent Alteen echt met den neem Mljnhardt. met Ih zonder Q5H3) met hare zachte wangen tegen Rogers borst gedrukt. En terwijl hy' neerzag op het zachte, lieve gezichtje, werd hij als overstelpt door zulk een vroeger nooit ge kend gevoel van teederheid en geluk, dat tranen hem in de oogen drongen. Een luid kloppen op de voordeur stoor de hem in zyn gepeins. „Daar is een politie-agent, die u wenscht te spreken", zei de knecht. „Zal ik hem binnenlaten?" Roger was opgestaan, half beschaamd, dat hy het kind in zyn armen had. „Breng haar naar bed", zei hy tot de meid, haar voorzichtig zijn last overge vende. En zorg goed voor haar. De agent trad binnen. „Ik verzoek u om verschooning, dat ik u nog zoo laat kom storen, mijnheer Barne wall", zeide hij. ,,'t Is over den man, die vanavond zoo verschrikkelijk is gevallen. Hij ligt in het hospitaal en het is niet ze ker, dat hy nog tot morgen zal leven. Voor een paar oogenblikken is hij tot bezinning gekomen en hij vertelt, dat hij u kende en op weg was naar uw huis. Zijn naam is Bertrand Perry als ik mij goed herinner, dat hij dien genoemd heeft". Roger schrikte op. „Bertrand Perry! Heeft hij dat gezegd? En is dat kind het zijne?" „Dat schijnt zoo, mijnheer". „Zyn kind, groote hemel! Het kind mij ner zuster", riep Roger uit, zonder moeite te doen om zijne ontroering te verbergen. „Ik heb nooit gehoord, nooit kunnen den ken, dat er een kind van haar bestond". Hij scheen geheel terneergeslagen. Hoe bitter verweet hij zich thans vroeger in zijn trots en naijverig gevoel dien man van zich te hebben gestooten, dien echtge noot zijner zuster, die hij misschien op het rechte pad had kunnen terugvoeren. Hij had hem niet herkend, want de baard, welke hij weleer niet had gedragen, had zyn gezichf" geheel veranderd. „Ge hebt zeker geen boodschap, mijn heer", vroeg de agent. „Ja wacht even. Ik ga met u". En toen een half uur later Bertram Perry zijn oogen voor de laatste maal opensloeg, zagen zij den medelijdenden blik van Ro ger Barnewall op zich rusten. „Wees gerust, Bertram, ik ben bij je, en beloof je voor de kleine te zullen zorgen". En de ander na een langen blik. den langen, langen blik van een stervende sloot langzaam de oogen, doch met een zucht van tevredenheid, die oprees uit zijn borst. Toen alles was gedaan en Roger do noo- dige maatregelen had genomen voor de be grafenis van zijn zwager, keerde hij naar huis terug, knielde neer bij het bedje van het wichtje, en bad, als hij in jarenlang niet gedaan had. Zijn hart was vervuld door een, weleer nooit gekend gevoel van geluk, hoewel ver mengd met iets bitters, wanneer de ge dachten aan zyn tekortkomingen er zich in mengden. Dankbaar en onderworpen smeekte hij in dit plechtige uur dat de Kerstklokken verkondigden door de tintelend blauwe lucht, om genade en gezondheid en sterkt' ten einde naar behooren de heerlijke en hei lige taak te kunnen vervnlW. "'e1'-- hem was toevertrouwd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9