Tïlt^nfuVuWó
wiyterfjufp
li/i*fterêceè
WOENSDAG 24 DECEMBER 1941
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
RECHTZAKEN
HAAGSCHE RECHTBANK.
Zes maanden gevangenisstraf
geëischt voor het vinden van
een portemonnaie.
De loopknecht J. M. te Noord wijk
had op 3 September, voor den winkel van
den slager v. d. Berg te Noordwyk een
portemonnaie, inhoudende ƒ2.70. gevon
den en deze portemonnaie in zijn zak laten
glijden.
Verdachte ontkende zulks ten stelligste,
maar twee getuigen hadden het oprapen
gezien en daardoor achtte de Officier, trots
verdachte's ontkentenis, het feit bewezen
en eischte deswege zes maanden gevange
nisstraf.
Uitspraak 28 December.
De los-arbëiders F. Dilleman en A. A.
van Zalm beiden uit Leidschendam
en thans gedetineerd hadden op 30 Sep
tember te Leidschendam, uit een weide
een schaap gestolen, het beest de hersens
ingeslagen en den hals afgesneden.
Gezien de ernst van het feit, had de Of
ficier tegen elk der verdachten een jaar
en zes maanden gevangenisstraf ge-
eischt.
De Rechtbank uitspraak doende veroor
deelde elk der verdachten tot een gevan
genisstraf voor den tijd van één jaar met
aftrek van het voorarrest.
De doove uitkijk.
De loswerkman A. B. te L e i d e n, thans
gedetineerd had op 14 October, trots zyn
doofheid, als uitkijk gefungeerd toen een
vriend inbrak in een woning aan de Clara-
steeg te Leiden en daar distributiekaar
ten en een fietsband stal.
De Officier had tegen verdachte acht
maanden gevangenisstraf met aftrek van
het voorarrest geëischt.
Het vonnis van de Rechtbank werd een
gevangenisstraf van zes maanden met af
trek van het voorarrest.
De bedrijfschef F. H. te Leiden, had
van vorigen verdachte de boterkaarten
gekocht, voor welk feit de Officier zes
weken gevangenisstraf had geëischt.
De uitspraak werd hier vrijspraak.
Rijwieldiefstal.
De 29-jarige grondwerker A. L. L. van
L. en de 19-jarige loodgieter H. C. v. H.,
beiden uit Wassenaar, en thans gede
tineerd, hadden tezamen te Wassenaar, in
de maanden September en October, vier
rijwielen gestolen, voor welke feiten de Of
ficier tegen elk der verdachten een jaar
gevangenisstraf had geëischt met aftrek
van het voorarrest.
De Rechtbank verwees de zaak terug
naar den rechtercommissaris.
J. G. te Leiden, thans ged., had zich
te verantwoorden wegens het stelen van
drie rijwielen te Leiden, welk feit hij be
kende, waarna de Officier een jaar gevan
genisstraf eischte. Uitspraak 30 Dec.
Heling van rijwielonderdeelen.
De tuinman H. G. J. uit V a 1 k e n b u r g
had op 12 September, van iemand uit Was
senaar fietswielen gekocht, die van diefstal
afkomstig waren. Verdachte had zulks ge
weten, want degene, van wie hij deze rij
wielonderdeelen kocht, had hem gezégd,
dat ze van diefstal afkomstig waren.
Daarom had de Officier vier maanden
gevangenisstraf geëischt.
De uitspraak werd hier terugwijzing naar
den rechtercommissiaris.
Heling van zeep.
De gebroeders W. F. N. en J. F. N. uit
Leiden hadden zeep gekocht, die V. uit
Leiden, van zijn patroon had gestolen.
Wegens heling had de Officier tegen
elk van hen vier maanden gevangenisstraf
geëischt.
De rechtbank veroordeelde W. F. N. tot
twee maanden gevangenisstraf en sprak
J. F. N. vrij.
HU wist vet te koop.
F. R. was bij H. B. te W a s s e n a a r ge
komen met het verhaal, dat hij, bij een
slager te Leiden 30 pond vet te koop wist
voor 180. Aangezien hij niet over 180
beschikte, had hij dib bedrag van B. mee
gekregen, die noch verdachte, noch het
vet, noch zijn geld terug had gezien.
De eisch was voor dit feit geweest zes
maanden gevangenisstraf en de uitspraak
werd conform dezen eisch.
Even zijn meisje gedag gaan
zeggen.
C. S. B. uit Amsterdam was zijn meisje
gedag gaan zeggen te Noordwijk. Aan
gezien het afscheid nemen nogal lang ge
duurd had, kon hij de trein niet meer ha
len en daarom had hij voor den terugweg
maar een fiets gestolen.
Acht maanden gevangenisstraf had de
Officier tegen hem geëischt en het vonnis
werd zes maanden gevangenisstraf.
.Vijf jaar zijn belastingbiljet te
laag ingevuld.
J. V. uit B e n t h u i z e n, heeft zich voor
de Haagsche rechtbank te verantwoorden
gehad, omdat hij gedurende de jaren van
1936 tot 1940 zijn belastingbiljetten opzet
telijk te laag had ingevuld, waardoor hij
al die jaren veel te weinig belasting had
betaald. Zoo gaf hij het eerste jaar op
2800.terwijl dit moest zyn 19.000.
Verdachte was nog gewaarschuwd door
een inspecteur van de belastingen, die hem
nadrukkelijk gevraagd had of het biljet
wel goed was ingevuld.
„Het is zoo in orde", had verdachte ge
antwoord.
De pres. was het niet met verdachte eens,
die aanvoerde, dat hij bang was, dat de
menschen zouden merken, dat hij zooveel
geld had en hem dan voor gierig zouden
verslijten.
De president wees hem er op, dat dit een
excuus was, dat niet opging, want nie
mand zou het te weten zijn gekomen. Nu
wel, want nu komt het in de krant en heb
je je zelf van de wal in de sloot geholpen,
klonk de terechtwijzing. De Officier, was
niet erg over verdachte te spreken. Vijf
jaar lang heeft hij zijn belastingbiljetten
gedrukt en maar tusschen de 10 en 20 pro
cent van zijn vermogen opgegeven. Door
zijn eigen hardnekkigheid heeft hij de
kans niet aangegrepen om alles in orde te
maken.
De eisch werd twee maanden gevangenis
straf. Uitspraak 30 December.
Inbraak in een café te Katwijk.
D. J. W. en M. V. H. W. hebben zich te
verantwoorden gehad, omdat zij te Kat
wijk a an Zee hebben ingebroken in een
café en daar bier en limonade hadden ge
stolen, albmede jenever- en bierglazen,
theelepeltjes enz.
De Officier vertelde, dat de verdachten
niet gunstig bekend staan en eischten tegen
elk tien maanden gevangenisstraf.
Uitspraak 30 December.
POLITIERECHTER.
Diefstal van een coupon stof.
Mej. M. M. de G., afkomstig uit V o o r-
3choten, had bij V. en D. in Den Haag
getracht een coupon stof weg te nemen. Zij
had deze stof tusschen andere pakjes ge
stopt, maar voor zij den winkel uit was,
had men haar al te pakken. Wel had zij
nog geprobeerd'de coupon stof vlug op een
andere toonbank te gooien, maar ook dit
had men gezien.
Verdachte bleef stug en stijf ontkennen,
maar na getuigenverhoor achtte de Officier
het ten laste gelegde bewezen en eischte
daarvoor tien dagen gevangenisstraf.
Gezien de houding van verdachte en het
leit, dat zij al eerder voor een dergelijk
feit veroordeeld is geworden, veroordeelde
de Politierechter haar tot een gevangenis
straf voor den tijd van twee maanden.
Leuke visite.
De chauffeur R. was in den nacht van
31 Augustus op 1 September bij een juf
frouw een bezoek af gaan leggen onder
Leidschendam. De juffrouw voelde
niet veel voor dit nachtelijk bezoek temeer
niet, daar haar bezoeker flink in de olie
was. Hij had eerst netjes gebeld, maar
toen er niet werd opengedaan, had hij maar
eenige trappen tegen het deurpaneel gege
ven. waardoor dit houtwerk het begaf. De
juffrouw liet hem ttoen maar binnen om
hem vervolgens te vragen of hij het huis
maar weer wilde verlaten. Dit had R. niet
gedaan, waarna er herrie was ontstaan bij
welke gelegenheid R. de juffrouw in haar
arm had gebeten.
Terzake vernieling, huisvredebreuk en
mishandeling eischte de Officier een geld
boete van 50 subs. 50 dagen. De Politie
rechter veroordeelde verdachte tot een
geldboete van 30 subs. 30 dagen.
I
EEN KERSTGESCHENK.
Roger Barnewall stond op van de tafel,
waar hy gedineerd had, stapte naar den
haard en onderdrukte een geluid: half
geeuw, half zucht, terwijl zijn blik dwaalde
van de wijzers der pendule op den schoor
steenmantel naar de helder opvlammende
houtblokken, en er starende op bleef rus
ten.
Het was Kerstavond en hy had die hout
blokken al vroeger aangestaard met een
vaag gevoel jegens zijn huishoudster, die
altyd zoozeer voor hem bezorgd was en
*t zich tot plicht stelde, dat er in het ge
heel niets zou ontbreken tot gepaste viering
van een zoo feestelijken tijd van het jaar.
Om schilderijen en kroonluchter hingen
hulsttaken met schitterende roode bessen;
de tafel was versierd met bloemen; late
chrysanthemen en" vroege narcissen. De
kamer, zoowel als het geheele groote huis,
sprak van weelde, behagelijkheid, gezellig
heid en goeden smaak.
Roger Barnewall had gedineerd, maar
met mate; zijne spijsvertering was niet van
de beste en de eenzaamheid was niet ge
schikt, om een maal, hoe goed ook toebe
reid, erg smakelijk te smaken.
Hij was advocaat met een drukke prak
tijk en bezat alles, wat het leven aange
naam kan maken. En toch terwyl hij
daar in het vuur staarde, dat allengs tot
asch overging, vroeg hij zichzelf af, wat
hy eigenlijk wel had aan zijn overvloed en
weelde, eentonig en eenzaam als zijn leven
voorbijging.
Het was niet, omdat hij behoorde tot die
zelfzuchtigen, die zich van de overige men
schen terugtrekken uit berekening, o neen!
Roger Barnewall had een gevoelig hart en
toonde dat in zijn omgang met zijn mede-
menschen en zelfs tegenover redelooze
schepselen.
Zijne goedhartigheid bepaalde zich niet
tot zijne huisgenooten alleen. Een hoop
brieven lag gereed om naar de post te wor
den gebracht. Eén er van bevatte een
chèque van twintig pond, een Kerstge
schenk aan een ouden klerk, die door rheu-
matiek thuis werd gehouden. Een ander
hield een niet minder belangrijke gift in
voor een bejaarden knecht, die bij zijne
moeder gediend had en alle brachten een
boodschap van vertroosting en deelneming
aan den een of anderen armen drommel,
die het noodig had. Het lot echter was hem
tajj zeerste ongunstig geweest; het had
hem geheel alleen gelaten op de wereld.
Zijn vader en moeder waren al lang dood.
Een broer had hij nooit gehad en een
eenige zuster, van wie hij innig veel had ge
houden, was onherroepelijk van hem ver
vreemd, omdat zij tegen zijn wil huwde
met een nietswaardigen leeglooper en ver
kwister. Ze was met haar echtgenoot naar
Canada vertrokken en daar gestorven, een
jaar of twee na haar huwelijk, en haar
broer, hoewel hij meer dan gewone gene
genheid voor haar koesterde, had elke be-
trekkirg tot haar afgebroken en droeg nog
slechts een gevoel van weerzin, van haat
bijna in zich om tegen den man, die hem
an hare liefde had beroofd. Maar op dezen
b'Tstavond, gelijk op menigen vorigen,
r-rm. er een gewaarwording in hem op,
n smart en wroeging over de behande
ling, welke hij zyne overleden zuster had
aangedaan. Hy had haar van eenige hulp
kunnen zijn, naar haar toe kunnen gaan.
of haar tenminste geschreven hebben en
nu.was het te laat.
Daar was ook nog Alice geweest twin
tig lange jaren geleden want Roger Bar
newall, hoewel nog een knap man, met vol
zwart haar, liep naar de vijftig Alice,
aan wie hij geheel zijn hart had geschon
ken. Hy was toen arm en zonder praktijk
en de vader van het meisje weigerde hem
haar hand. En als een gehoorzame doch
ter had ze zich niet verzet tegen zijn wil,
doch een jaar later begon ze te kwijnen en
noch de behandeling der beste geneeshee-
ren, noch alles, wat haar vaders rijkdom
haar had kunnen verschaffen, mochten ba
ten om haar in het leven te houden. En zoo
werden de wanhopige oude man en de
wanhopige minnaar veroordeeld om het
overige hunner dagen in treurige eenzaam
heid door te brengen. En toch een wei
nig te laat was de fortuin Roger begin
nen toe te lachen. Naar een andere vrouw
zag hy echter niet om. Al zijn genegenheid
had hij weggeschonken aan die eenige
dierbare, aan Alice.
„Zal ik uw brieven nu nog op de post
doen. mijnheer?" vroeg Davis, zijn huis
knecht, aldus den loop zijner gepeinzen af
brekende.
„Ja", antwoordde Roger. „Doch wacht
ik ga nog een kleine wandeling doen en
kan ze dus wel meenemen".
Zijn bediende bracht hem hoed en over
jas en even daarna bevond hij zich op
straat in de vinnige koude.
Er was een dun laagje sneeuw gevallen,
zoodat het gaan tamelijk moeilijk yras.
Voerlieden leidden hunne paarden voor
zichtig over den heuvel naar de stad. Ro
ger Barnewall woonde buiten en had een
goed eindje te wandelen, eer hij het post
kantoor bereikt had. De sterren fonkelden
helder in de lucht en alles scheen een
strengen winter te voorspellen.
„De hemel helpe de armen en de klei
ne vogeltjes", dacht hij, terwijl hij de kraag
.van zijn jas hoog optrok.
Een man, half dronken en zwaaiende liep
voor hem uit, langzaam. In zijn armen
droeg hij tot Roger's schrik en veront
waardiging een kind, een klein, lief
blondharig meisje,van drie of vier jaar,
blootshoofds en onvoldoende gekleed voor
zulk een weder. De man sprak liefkozende
woordjes, onbewust van het gevaar praat
te ze terug met naief, kinderlijk vertrou
wen, wat een zonderling gevoel van af
glanst, gemengd met medelijden en toorn,
in Roger's hart deed opkomen. Wanneer de
man van tijd tot tyd plotseling een zwaai
maakte van links naar rechts, had Roger
moeite een uitroep van schrik te weerhou
den. Hij had het kind in zyn armen willen
nemen, om het te behoeden, voor hetgeen
te verwachten was, doch hij zag er tegen
op, zich in een anders zaken te mengen.
Toen, terwijl de persoon voor hem een
lichte helling opging naar de brug, gebeur
de plotseling, wat Roger gevreesd had. De
man struikelde, trachtte zich op de been te
houden, gleed uit en kwam met een har
den slag neer, nog steeds het meisje in de
armen klemmende.
Zacht een paar driftige woorden mom
pelende, trok Roger den gevallene ter
Eerste Leidsche
Begrafenisonderneming
voor Roomsck Katholieken
GEVfSTIQb 1982. 2735
G. H. KLEINHAKS
PIETEF. DE LA COURTSTRAAT 22
TRANSPORT TELEFOON 21455
Tarief en uitvoering In overleg met U
zijde, en beurde het arme kleine ding op,
dat nu erbarmelijk schreide.
„Hoe durf je het leven van een kind
op zoo'n manier in gevaar te brengen, jy
schoelje!" riep Roger uit. Doch hij hield op,
ziende, dat het bloed langs het hoofd van
den ongelukkige stroomde. Hij ademde
zwaar en zeer moeilijk. Het was te zien,
dat hij ernstig letsel had bekomen. Twee
of drie menschen bleven staan én een met
een fiets bood aan, een politieagent te ha
len. Middelerwijl drong het meisje, nog
meer verschrikt door haars vaders elendi-
.gen toestand, zich dicht tegen Roger aan
en weende, alsof haar hartje breken zou.
„Stil maar, arme kleine", zei Roger fluis
terende. „Ik zal voor je zorgen".
Hare magere, bloote armpjes waren ijs
koud, hare voetjes staken in een paar ver
sleten pantoffeltjes en een afgedragen
kleedje en een dun rokje was alles, wat
haar tegen de koude moest beschermen.
„De hemel helpe de armen", zei Roger
weer, terwijl hij half medelijdend, half boos
neerkeek op den bewusteloozen man aan
zijn voeten. Hij was klaarblijkelijk een
vreemde in de streek. Een donkere baard
omlijstte zijn gelaat dat nog sporen van
vroegere knapheid vertoonde.
„Een arme zwakkeling, die aan lager wal
is geraakt", dacht Roger, nu wat meer toe
gevend, daar hij zich 's mans liefkozende
woordjes herinnerde, tot het lieve kind ge
sproken.
Er kwamen twee politieagenten aan met
een berrie.
,,'t Is erg genoeg met hem gesteld, een
geluk, als hij er boven op komt", zei een
hunner, terwijl zij den vreemdeling op
lichtten en hem op de draagbaar legden.
„Wat moet er met de kleire gedaan wor
den?" vervolgde hij tot Roger, die het ge
zichtje van het kind afwendde van het
droevig tooneel. Een klein, koud handje,
lag in de ziine. Hij had bijna zonder te
weten wat hij deed zyn overjas opge
slagen en het bibberende verkleumde li-
chaamoje onder den warmen pels verbor
gen. Een der agenten doorzocht haastig de
zakken van den ongelukkige en haalde
drie koperstukjes, een gebroken pennemes
en een stomoie potlood te voorschijn. Dat
was alles; niets, hetwelk aanduidde, waar
de man vandaar kwam of wie hij was.
„We moesten haar niaar meenemen naar
het bureau, tot we weten, waar ze thuis
behoort'V hernam de agent. „Hoe is je
naam, kleine? zoo wendde hij zich tot het
meisje".
„Pamela", lispelde zij.
„Klinkt erg naar den vreemde, mompel
de bij, Pamela, en verder?"
„Pamela, niets meer. Paatje noemt me
altüd Pam, bij verkorting".
„Ik woon bij miin paatje". En verder was
er niets uit te krijgen.
Het was of een nieuw, nog sterker ge
voel van teederheid het hart van Roger
vervulde. Pamela, dat was immers de raam
van zijn overleden zuster!
„Ik.ikdenk dat ik me maar met
haar zal belasten, voor dezen nacht ten
minste", stamelde hij, er naar verlangend,
het bloedie te kunnen meenemen naar de
koesterende warmte van zijn vertrek en
het te verzadigen met melk en koekjes, en
alles, wat het hart van een kindje begeert;
den gcrr1^n -""'->n en d-« kTeine
KANTONGERECHT
TE ALPHEN AAN DEN RIJN.
M. en R. wet en Reglement: G. v. S. 2.
subs. 1 week tuchtschool; G. F. E., Lopik,
ƒ2.— subs. 1 dag; J. M., Boskoop, ƒ2.50
subs. 2 dagen; C. H„ Delft, idem; W. D„
Raamsdonkveer, 1.50 subs. 1 dag; C. F.
M., Boskoop, 1.subs. 1 dag.
Verd. Verord.: J. v. S., Bodegraven, ƒ1.50
subs 1 weektuchtschool; J. K. B. 2.50
subsi 2 dagen, A. V. idem, J. L. idem, B. v.
d. M., Hazerswoude, idem; S. C. E., Hazers-
woude, 2.subs. 1 dag; J. v. V., Koude
kerk, 5.subs. 2 dagen; H. J. van E. f 2.
subs. 2 dg en 1.50 subs. 1 dag; E. P. J.
B. idem; A. R., Bodegraven, idem; J. L. de
G., Reeuwijk,- idem; M. C. M. J. v. d. P.,
Nieuwveen, idem.
Vaarwegen Regl. Z.-H.: H. T., dom. Hoo-
geveen, 2.50 subs. 2 dagen.
Visscherijwet: G. de B., Nieuwkoop, 3 x
3.subs. 2 dg. en verb, verkl. van het
inbeslaggenomene; A. de J., Rotterdam,
5.subs. 3 dagen; A. H., Rotterdam,
ƒ4.subs. 2 dagen; J. J.. 's-Gravenhage,
ƒ5.subs. 2 dagen; H. M. J. B., idem,
2.50 subs. 2 dagen.
A. P. V. van Alphen: P. J. M. L. ƒ4.—
subs. 2 dagen
Verord. op de sluiting van café's: A. van
R„ 's-Gravenhoge, ƒ2.50 subs. 2 dagen.
Identificatieplicht: Th. G. v. d. V. 11.
subs. 1 dag; B. v. d. M., Hazerswoude,
ƒ1.— subs. 1 dag.
Leerplichtwet: G. v. d. L. ƒ2.subs. 1
dag; J. N., Boskoop, ƒ1.subs. 1 dag; A.
A. B., Ter Aar; ƒ1.subs. 1 dag; W. J. v.
T., Ter Aar. 1.— subs. 1 dag.
Vcrkeersverord. Alphen: C. B. ƒ2.
subs. 1 dag.
IJkwet: P. C. v. V.. Bodegraven, 6 x
ƒ1 subs. 1 dag teruggave gewichten; B.
HWoubrugge. 2.subs. 1 dag terug
gave 1 gewicht; M. S., Woubrugge. ƒ1.
subs. 1 dag verb verkl. gewicht; H. W. 3 x
ƒ1.50 subs 1 dag teruggave gewichten.
Verord. No 73/1940 max. snelheden: L.
S. S., Zevenhoven 7.subs. 4 dagen.
Art. 453 Strafrecht: Th. van L.. z. bek.
woonpl. 2 weken princ. hechtenis met op
zending naar een Rijkswerkinrichting
voor 1 jaar.
KERKNIEUWS
ZenuwdruppeBs
I tll\ KRUIDEN BEREID
tegen mo&ieid, Slapeloosheid, zenuwpijnen,
gebrek aan eetinst, enz. per flacon 70 cent
en 1.20. Alleen verkrijgbaar:
Drogisterij J. VRIJ EN HO EK
Haarlemmerstraat 119.
Speciaal Kruiden-adres.
vondeling en zijn eigen, eenzaam hart ten
minste voor dezen eenen Kerstavond zoo
gelukkig mogelijk te maken. Davis zou
vréémd opkijken en het was niet zeker, of
zijn oude huishoudster wel erg blij zou zijn
hiet de kleine bezoekster.
Doch Mary, de goedhartige Iersche werk
ster, .zou zich het lot van de kleine dade
lijk aantrekken, dacht hij.
„Goed mijnheer, heel braaf van u, had
de agent gezegd, eerbiedig aan zijn helm
slaande, terwyl hij en zijn makker zich
met hun last verwijderden Eenige mihuten
later had Roger zijne kleine bescherme
linge op het haardkleed in zyn kamer neer
gezet, waar zij, haar Verdriet vergetende
lachte en babbelde, terwijl zij de handjes
uitstrekte naar de weldadige warmte.
„Och, dat kleine lievertje, ze schijnt hee-
lemaal niet eenkennis te zijn", riep juffrouw
Walters op hartelijken toon, zeer tot ge
ruststelling, van haar meester, terwijl ze
kwam kijken naar het kleine logeergastje.
„Je hebt het koud en zult zeker honger heb
ben ook, arm klein ding", ging ze voort
met moederlijke bezorgdheid. „Ik zal zor
gen, dat je watt te eten krijgt, hoor! Maar
uw gezichtje moet eerst gewasschen wor
den en je handjes ook. Ik zal Mary roe
pen, mijnheer", zoo besloot ze, en verwij
derde zich.
Mary had weinig moeite, het meisje met
zich mee te tronen, en toen ze er mee te
rug kwam, zag het gezichtje er heel anders
uit. Doch Roger's oogen beantwoordden
een vragenden blik van de meid, terwyl
ze met iets als afkeer bleven staren op de
ai-moedige plunje van het kind. „Hoe te
drommel moeten wij haar aankleeden?"
vroeg hij. In zijn vrij gezellen woning was
natuurlijk niets, dat daartoe dienen kon.
„Ik kan nog wel even uitgaan", waagde
de meid te zeggen, ,,'t Is Kerstavond en
de winkels zullen dus laat openblijven".
„Goed zoo", zei hij met een zucht van
verlichtirg. „En.... e...." hier gaf hy de
meid eenig geld, „denk er aan, wat speel
goed mede te brengen en een pop, de
grootste en schoonste die ge krijgen kunt".
„Waar woont je moeder, lieve?" VToeg
hy het kind, dat op zijn knie zat, nadat de
meid vertrokken was.
„In den hemel", fluisterde zij. „Lieve
Heer heeft haar meegenomen en mij en
vader alleen achtergelaten. En toen werd
het vadertje te eenzaam in Amerika en
zijn geld ging allemaal op en dat maakte
hem soms knorrig en boos. Maar hy is een
goede, lieve, beste papa".
Dit laatste werd gezegd op bijna uitda
gen den toon en met iets als tartends in de
heldere, blauwe oogjes.
„Dat geloof ik gaarne",, antwoordde Ro
ger goedig. „Hoe laat ga je slapen, Pa
mela?"
Zij had zich te goed gedaan aart melk
en brood en toen nog een groot stuk
Kerstkoek gegten. Haar oogjes pinkten
reeds in de warmte van den haard.
„Ik ga naar bed als paatje gaat, maar
soms val ik w.el eens in slaap op zyn
schoot".
Lang voor Mary terug kwam met een
heelen voorraad kleedjes, hemdjes, rokjes,
nachtponnetjes, en zoo verder, benevens
een groote pop met beweegbare armen en
oo^en, lag Pamela in zoete rust verzonken
PROF. DR. CH. RAA1JMAKERS
Heden 70 jaar
Prof. dr. Ch. Raaymakers, hoogleeraar
in de maatschappijleer en de staathuishoud
kunde aan de R.K. Universiteit van Nij
gen, vierde deze week zijn 70sten verjaar
dag.
Geboren te Roosendaal in 1871, bezocht
hy het St. Willebrorduscollege te Katwijk,
en studeerde vervolgens te Amsterdam in
de rechts- en staatswetenschappen, waar
hij in 1895 promoveerde op een proefschrift
over „Verzekering tegen werkloosheid".
Hij had voorts in Manchester nog philoso
phic en te Maastricht theologie gestudeerd.
In 1895 trad hij in de orde der Jezuieten,
waarna hij in 1902 tot priester gewijd
werd. Achtereenvolgens werd hij nu be
noemd tot leeraar aan het Canisius College
te Nijmegen, en rector van het St. Igna
tius College te Amsterdam, waarna hH
vervolgens provinciaal overste van de Je
zuïetenorde werd.
In 1923 zag hy zich benoemd tot hoog
leeraar aan de R.K. Universiteit te Nijme
gen in de staatshuishoudkunde en maat
schappijleer.
Prof. Raaymakers, die zich zeer veel
heeft bewogen op het gebied van de so
ciale kwesties, schreef verschillende boe
ken op dit terrein.
enuwtabietten koke
gtabletten
75 cent
koker 75 cent
Hoof^pijptabletten koker 60 cent
Lexeertabletten doos 60 cent
Alteen echt met den neem Mljnhardt.
met Ih
zonder
Q5H3)
met hare zachte wangen tegen Rogers
borst gedrukt. En terwijl hy' neerzag op
het zachte, lieve gezichtje, werd hij als
overstelpt door zulk een vroeger nooit ge
kend gevoel van teederheid en geluk, dat
tranen hem in de oogen drongen.
Een luid kloppen op de voordeur stoor
de hem in zyn gepeins.
„Daar is een politie-agent, die u wenscht
te spreken", zei de knecht. „Zal ik hem
binnenlaten?"
Roger was opgestaan, half beschaamd,
dat hy het kind in zyn armen had.
„Breng haar naar bed", zei hy tot de
meid, haar voorzichtig zijn last overge
vende. En zorg goed voor haar.
De agent trad binnen.
„Ik verzoek u om verschooning, dat ik u
nog zoo laat kom storen, mijnheer Barne
wall", zeide hij. ,,'t Is over den man, die
vanavond zoo verschrikkelijk is gevallen.
Hij ligt in het hospitaal en het is niet ze
ker, dat hy nog tot morgen zal leven. Voor
een paar oogenblikken is hij tot bezinning
gekomen en hij vertelt, dat hij u kende en
op weg was naar uw huis. Zijn naam is
Bertrand Perry als ik mij goed herinner,
dat hij dien genoemd heeft".
Roger schrikte op.
„Bertrand Perry! Heeft hij dat gezegd?
En is dat kind het zijne?"
„Dat schijnt zoo, mijnheer".
„Zyn kind, groote hemel! Het kind mij
ner zuster", riep Roger uit, zonder moeite
te doen om zijne ontroering te verbergen.
„Ik heb nooit gehoord, nooit kunnen den
ken, dat er een kind van haar bestond".
Hij scheen geheel terneergeslagen. Hoe
bitter verweet hij zich thans vroeger in
zijn trots en naijverig gevoel dien man
van zich te hebben gestooten, dien echtge
noot zijner zuster, die hij misschien op het
rechte pad had kunnen terugvoeren. Hij
had hem niet herkend, want de baard,
welke hij weleer niet had gedragen, had
zyn gezichf" geheel veranderd.
„Ge hebt zeker geen boodschap, mijn
heer", vroeg de agent.
„Ja wacht even. Ik ga met u".
En toen een half uur later Bertram Perry
zijn oogen voor de laatste maal opensloeg,
zagen zij den medelijdenden blik van Ro
ger Barnewall op zich rusten.
„Wees gerust, Bertram, ik ben bij je, en
beloof je voor de kleine te zullen zorgen".
En de ander na een langen blik. den
langen, langen blik van een stervende
sloot langzaam de oogen, doch met een
zucht van tevredenheid, die oprees uit zijn
borst.
Toen alles was gedaan en Roger do noo-
dige maatregelen had genomen voor de be
grafenis van zijn zwager, keerde hij naar
huis terug, knielde neer bij het bedje van
het wichtje, en bad, als hij in jarenlang
niet gedaan had.
Zijn hart was vervuld door een, weleer
nooit gekend gevoel van geluk, hoewel ver
mengd met iets bitters, wanneer de ge
dachten aan zyn tekortkomingen er zich
in mengden.
Dankbaar en onderworpen smeekte hij
in dit plechtige uur dat de Kerstklokken
verkondigden door de tintelend blauwe
lucht, om genade en gezondheid en sterkt'
ten einde naar behooren de heerlijke en hei
lige taak te kunnen vervnlW. "'e1'-- hem
was toevertrouwd