RIJ M BLEI WOENSDAG 26 NOVEMBER 1941 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 Hoofdredacteur; Th. Wllmer, Lelden. Red. Buitenland: Mr. H. Geise, loeiden. Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Leiden. Red. Omgeving: L. Roozen, ^elden. Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden. WEERBERICHT ZONS OP-EN ONDERGANG Zon onder 5.35 uur Woensdagavond. Zon op 9.20 uur Donderdagochtend. (Volle maan) MAANSTANDEN 26 November: De maan komt Woensdag middag om 2.50 op en gaat Donderdagnacht om 2.15 uur pnder. 27 November: De maan komt Donderdag namiddag om 3.13 uur op en gaat Vrijdag nacht om 3.21 uur onder. 28 November: De maan komt Vrijdag namiddag om 3.36 uur op en gaat Zaterdag morgen om 4 26 uur op. 29 November: De maan komt- Zaterdag middag om 3.59 uur op en gaat Zondagmor gen om 5.29 uur onder. 30 November- De maan komt Zondagna middag om 4.23 uur op en gaat Maandag morgen om 6.32 uur onder. MAKEN VfM UW WONING OF MEUfflLfflR LEIDEN/ - TELEF. 21078 iemand, die niet lid is van de Nederland- sche Kultuurkamer, verplicht is tot een werkzaamheid, welke hij slechts als lid van de Nederlandsche Cultuurkamer mag uit oefenen, is slechts onder voorwaarde van kracht, dat de betreffende persoon als lid van de Nederlandsche Cultuurkamer wordt toegelaten, tenzij het bepaalde bij artikel 7 van toepassing is. Vereenigingen van personen en stichtin gen, welke lid van de Nederlandsche Cul tuurkamer zijn of moeten zijn, zijn ver plicht haar statuten met deze verordening en met de te nemen maatregelen in over eenstemming te brengen. Joden of Joodsch-vermaagdschapte per sonen kunnen niet lid zijn van de Neder landsche Cultuurkamer noch van een ver- eeniging van personen, welke lid der Ne derlandsche Cultuurkamer is en moet zijn. De secretaris-generaal van het departe ment van Volksvoorlichtingen Kunsten kan in bijzondere gevallen uitzonderingen hier op toestaan. De president van de Nederlandsche Cul tuurkamer kan de toelating van een per soon als lid van de Nederlandsche Cultuur kamer weigeren of een lid van de Neder landsche Cultuurkamer uitsluiten, indien uit feiten blijkt, dat de betreffende persoon niet beschikt over de betrouwbaarheid of de geschiktheid, welke voor de uitoefening van zijn werkzaamheden is vereischt. Aan het hoofd van d>a Nederlandsche Kultuurkamer staat de president. Hij be noemt en ontslaat zijn plaatsvervanger, de gildeleiders en den dagelij kschen bestuur der. De gilden der Nederlandsche Kul tuurkamer worden voor zoover noodig on derverdeeld in vakgroepen. Verordenende bevoegdheid. De Nederlandsche Kultuurkamer bezit binnen het kader van haar taak verorde nende bevoegdheid in den zin van artikel 153 der Grondwet. Bij een in gevolge het bepaalde bij arti kel 17 uit te vaardigen contributieregle- ment kan worden geregeld, welke contri butie de leden van de Nederlandsche Kul tuurkamer aan haar dienen te betalen. Bij een in gevolge het bepaalde bü arti kel 17 uitgevaardigde verordening kunnen tuchtrechtelijke straffen tot ten hoogste een duizend gulden worden gesteld. Binnen het kader van de taak van de Nederlandsche Kultuurkamer kunnen zoo wel de president aLs de organen der Kul tuurkamer, welke hij daartoe machtiging heeft verleend, ten opzichte van de leden der Kultuurkamer in afzonderlijke geval len beschikkingen geven: De leden der Nederlandsche Kultuurka mer dienen ge.volg te geven aan deze be schikkingen. De president is meer in het bizonder be voegd: le. voorwaarden vast te stellen voor het openen en het sluiten van, alsmede het uit oefenen van het bedrijf in ondernemingen, welke voor de uitoefening harer werk zaamheden lid der Kultuurkamer moeten zyn; 2e. richtlijnen uit te vaardigen betreffen de den inhoud van collectieve arbeidsover eenkomsten, welke tusschen de afzonder lijke beroepsgroepen, welke de Kamer om vat, worden aangegaan. Artikel 27. In zooverre de Kultuurka mer haar werkzaamheden niet uit eigen in komsten kan bekostigen, worden de kos ten daarvan gedragen door het Rijk. De Kultuurkamer is aan het toezicht van den secretaris-generaal van het departe ment van Volksvoorlichting en Kunsten onderworpen Strafbepalingen. Hij die in strijd met het bepaalde bij ar tikel 3 niet lid is van de Nederlandsche Kultuurkamer of niet in het bezit is van een 'bewijs van vrijstelling en niettemin een der werkzaamheden, welke onder de ze kamer vallen, uitoefent, wordt gestraft, met geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden. Overgangs- en slotbepalingen. Deze verordening vindt met betrekking tot eenige werkzaamheid in den zin van artikel 3 op zijn vroegst toepassing van het tijdstip, waarop het voor die werk zaamheid in aanmerking komend gilde is ingesteld. De Nederlandsche Kultuurkamer wordt als| opgericht 'beschouwd, zoodra twee gil den zijn ingesteld. Deze verordening is gisteren in werking getreden. NIEUW PACHTBESLUIT AFGEKONDIGD Invoering van vaste pachtperioden Verlenging mogelijk na aflodp pachtperiode Het Verordeningenblad van gisteravond bevat een nieuw Pachtbesluit van de se cretarissen-generaal van Justitie, Land bouw en Visscherij en Financiën. De voor naamste bepalingen zijn: 1. Eer komen vaste pachtperioden, en wel voor boerderijen als geheel voor den duur van twaalf jaar en voor losse lande rijen van zes jaar. 2. Na afloop der pachtperiode kan de pacht door den pachtrechter worden ver lengd, tenzij de verpachter of één zijner familieleden het land persoonlijk wil be werken. 3. De bevoegdheid tot goedkeuring van pachtovereenkomsten komt aan de pacht- bureaux, die voortaan grondkamer zullen heetcn en publiekrechtelijke lichamen zullen zijn. 4. De pachtprijsstopverordening wordt opgeheven en de mogelijkheid, de pacht- vergoeding van alle bestaande overeen komsten vast te stellen, komt aan de grondkamer. 5. De bevoegdheid van den pachtrechter beperkt zich tot zuiver juridische geschil len. Hieronder volgen verder de voornaam ste artikelen of gedeelten van het pachtbe sluit. Pacht in den zin van dit besluit is een overeenkomst, waarbij de verpachter zich verbindt tegen een pachtpraestatie een hoeve of los land aan den pachter te ver strekken om te gebruiken en daarvan de vruchten te trekken. Alle overeenkomsten, welke de in dezen zin omschreven strekking hebben, worden als pacht aangemerkt, in welken vorm en onder welke benaming zij ook mogen zijn aangegaan. Bij eigendomsovergang van het ver pachte op een derde volgt deze in alle rechten en verplichtingen van den ver pachter op. Rgchlen en verplichtingen, welke vóór den eigendomsovergang opeischbaar zijn geworden, gaan up den derde niet over. De Grondkamer is bevoegd hetzij voor de geheele provincie waarin zij is ge vestigd, hetzij voor een gedeelte daarvan bij besluit te bepalen, dat op pachtover eenkomsten betreffende los land, hetwelk niet grooter is dan een door haar te be palen oppervlakte, de bepalingen der arti kelen 10. 26. 27. 30 tot en met 33. en 41 tot en met 46 van dit besluit niet van toe passing zullen zijn. Deze bepaling geldt niet, indien tusschen verpachter en pachter meer dan een pacht overeenkomst is gesloten en de gezamen lijke omvang van het verdachte grooter is dan de in het vorige lid bedoelde opper vlakte. De pachtovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan. Zoolang de pachtovereenkomst niet schriftelijk is aangegaan, is de pachter niet gehouden den pachtprijs te voldoen. De pachter is gmrechtigd terug te vorderen, hetgeen hij onverschuldigd heeft voldaan. Op verzoek van de meest gereede partij wordt de overeenkomst door de Grondka mer schriftelijk vastgelegd. Openbare ver pachtingen zijn verboden, tenzij de Grond kamer voor de verpachting daartoe haar toestemming verleend. De pachtovereenkomst geldt voor een bepaalden tijd. Deze tijd bedraagt 12 jaar voor een hoeve en 6 jaar voor los land, tenzij een langere duur is bedon gen. Met toestemming van de Grondka mer kan een pachtovereenkomst voor een korteren duur worden aangegaan. De Grondkamer verleent deze toestem ming slechts indien uit de bijzondere omstandigheden van het geval een korte duur van de overeenkomst rede lijkerwijze voortvloeit en de land bouwbelangen hierdoor niet worden geschaad. Als bijzondere omstandighe den worden niet beschouwd beperkin gen, den verpachter door derden op gelegd. Nietig is elk beding in een pachtover eenkomst. ii gevolge hetwelk de geldelijke lasten, welke den verpachter door publiek rechtelijke lichamen zijn of zullen worden opgelegd, geheel of ten deele ten laste van den pachter komen. Verlenging van de pacht. Een pachtovereenkomst eindigt door het verstrijken van den overeengekomen ter mijn. Indien de pachtovereenkomst voor den duur van ten minste twaalf jaren voor een hoeve of van ten minste zes jaren voor lós land is aangegaan, kan de pachter den in pachtzaken bevoeg den rechter verzoeken, de pachtover eenkomst te verlengen. Dit verzoek moet ten minste een jaar voor het ein de van de loopende pachtovereenkomst worden gedaan. In bijzondere gevallen kan ook een verzoek, dat na dit tijdstip is gedaan, in behandeling worden ge nomen. Verhooging pacht. De pachter moet een verhooging van den pachtprijs gedoogen, wanneer gedurende een pachtjaar of een pachtseizoen de las ten, die den verpachter door publiekrech telijke lichamen zijn opgelegd wegens bui tengewone werken, waardoor des pachters bedrijf gebaat wordt, aanzienlijk hooger zijn geweest dan bij het aangaan van de pachtovereenkomst. De Grondkamer. Ir. elke provincie wordt door de secre tarissen-generaal van de departementen van Justitie en van Landbouw en Vissche rij een Grondkamer ingesteld. De Grond kamer is een rechtspersoonlijkheid bezit tend publiekrechtelijk lichaam. De Grondkamer is samengesteld uit een voorzitter, een secretaris en ten minste vier deskundige leden. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter of de secretaris moeten aan een rijks- of daarmee gelijkgestelde Neder landsche universiteit hebben verkregen hetzij den graad van doctor in de rechts wetenschap, hetzij den graad van doctor in de rechtsgeleerdheid of de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het Ne- derlandsch burgerlijk- en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht. Bij de benoeming van de leden der Grondkamer wordt zorg gedragen, dat noch het belang der pachters, noch dat der ver pachters overheerscht. Van het beroep tegen beslissingen der Grondkamer wordt kennisgenomen door de Centrale Grondkamer, welke gevestigd is te Arnhem. De leden en plaatsvervangende leden van de Pachtkamer van het Gerechtshof te Arnhem zijn van rechtswege tevens lid van de Centrale Grondkamer. De Centrale Grondkamer beslist met vijf leden, van wie drie raadsheeren en twee niet tot de rechterlijke macht behoorende deskundigen. De Grondkamer kan bepalen, dat alle nieuwe pachtovereenkomsten betreffende hoeven of los land in een bepaalde streek voor een .door de Grondkamer vast te stel len tijdstip door den verpachter aan haar ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Artikel 64. De behandeling van alle zaken, betrek kelijk tot een pachtovereenkomst ge schiedt door de Pachtkamer van het kan tongerecht. De Pachtkamer bestaat uit den kanton rechter als voorzitter en twee niet tot de rechterlijke macht behoorende personen, die deskundig zijn ten aanzien van pacht- toestanden. Van de uitspraken van de Pachtkamer staat beroep open op het Gerechtshof te Arnhem. De behandeling in hooger beroep ge schiedt door de Pachtkamer van het Ge rechtshof. Hooger beroep moet binnen een maand na de uitsoraak ingesteld worden. De arresten van de Pachtkamer van het Gerechtshof zijn niet vatbaar voor cassa tie. De Pachtkamer bestaat uit drie raads heeren en twee niet tot de rechterlijke macht behoorende personen, die deskun dig zijn ten aanzien van pachttoestanden. Zetboeren. Bijzondere voorschriften zijn gegeven ten aanzien van zetboeren, alsmede betreffen'de het gebruik van land. Het is verboden zonder voorafgaande goedkeuring van de Grondkamer een over eenkomst aan te gaan, waarbij de exploi tatie van een hoeve of los land door den eigenaar of den rechthebbende aan een an der overgedragen, indien deze laatste een belangrijken invloed op de leiding van het bedrijf verkrijgt en ais tegenprestatie een vergoeding ontvangt. De Grondkamer keurt zoodanige over eenkomsten slechts goed. indien voor het aangaan daarvan bijzondere gronden aan wezig zijn en vernachting haar niet doel matig voorkomt. Zij treedt niet in een be oordeeling van de voorwaarden van de overeenkomst. De Grondkamer kan benalen hetzij voor de geheele provincie, hetzij voor een gedeelte daarvan, dat het zonder haar voorafgaande goedkeuring verboden is: 1) gras of. hooi, anders dan per gewicht, te verkoopen of ten verkoop aan te bie den; 2) op grond van een overeenkomst te gen vergoeding vee in een weide ter in- scharing aan te nemen. De Grondkamer kan met betrekking tot overeenkomsten, als bedoeld in het voren staande en met betrekking tot het gebruik van land, dat als weide of voor het win nen van gras of van hooi dient, richtlijnen vaststellen, welke voor den eigenaar en de andere rechthebbenden bindend zijn. De Grondkamer is in dit geval verplicht den bevoegden riikslandbouwconsulent te hoo- ren. Deze richtlijnen behoeven de goed keuring van den secretaris-generaal van het departement van landbouw en vis scherij. Daarna volgen eenige straf-, overgangs- en slotbepalingen. Dit besluit treedt heden in werking. Tegelijkertijd treden buiten werking: 1) de artikelen tot en met 65 der pachtwet, behoudens bet bepaa^e bij artikel 79. van dit besluit: 2") de crisispachtwet 1932: 3) het pachtbureaubesluit (Staatsblad 1938. no. 657)- 41 he npchtoriisoodriivingsbeslnit 1940 (no 92/1940); 5) het besluit no. 214/ 1940 ten aanzien van mondelinge pacht overeenkomsten; 6) het scheurbesluit pachtovereenkomsten van 12 Maart 1941 (Nederlandsche Staatscourant no. 62): 7) de beschikking van 13 Maart 1941, hou dende nadere regelen betreffende de gras- en hooi verkoopin gen, het inscharen van vee en wiizigino- van het pachtnrijsnpdrij- vingsbesluit 1940 (Nederlandsche Staats courant no. 51): 81 het besluit van 23 Mei 1941 houdende nadere regelen betreffende de wijze van verpachting en de lasten van den pachter, zooals dit besluit is aange vuld (Nederlandsche Staatscourant no. 99); 9) het tweede besluit no. 149/1941 ten aanzien van mondelinge pachtover eenkomsten: 10) het besluit van 9 Septem ber 1941 (Nederlandsche Staatscourant no. 175): 11) het besluit van 24 October 1941 (Nederlandsche Staatscourant no. 211 Voor den volledigen tekst verwyzen wij naar het verordeningenblad. VOLKSVOORLICHTING EN KUNSTEN. Eenjarig bestaan van het departement herdacht. De secretaris-generaal van het departe ment van Volksvoorlichting en Kunsten, prof. dr. T. Goedewaagen, heeft Dinsdag avond voor den Nederlandschen Omroep een radiorede gehouden, waaraan het vol gende is ontleend: Het is vandaag juist een jaar geleden, dat het departement van Volksvoorlichting en Kunsten door den Rijkscommissaris werd ingesteld. Het departement is geboren uit de be hoeften defc tijds. In de eerste plaats zijn wij in de twintigste eeuw steeds meer tot de overtuiging gekomen, dat een zoo be langrijk ding als de volksvoorlichting niet een zaak van particulier initiatief of be lang, maar een aangelegenheid der geheele volksgemeenschap dient te zijn. De zoo verantwoordelijke post van volksvoorlichting was allengs in handen geraakt van menschen, die er geen aan stoot aan namen, dat ons vaderland een tegen zich zelf verdeeld huis was gewor den. ja de misdadige versnippering van onze volkskracht nog dagelijks in de hand werkten, door het in den geest der demo cratische partijvorming in plaats van in een geest van nationale eenheid voor te lichten. Thans echter zien wij duidelijk in: volksvoorlichting is geen zaak van indivi du, onderneming of vereeniging, maar van den staat als dienaar des volks. Dit heeft geleid tot oprichting van een apart departement voor de Volksvoorlichting. In de tweede plaats was er behoefte aan een meer intensieve behartiging van de belangen der kunst. Zoo begon een jaar geleden het jonge departement zijn niet gemakkelijken le vensweg door de Nederlandsche cultuur. Allereerst heeft het departement een cultuurpolitieke taak vervuld, die bestond in het steunen, stimuleeren, ordenen, zui veren en controleeren van alle uitingen van Nederlandsche cultuur, voor zoover onder volksvoorlichting en kunsten ressor- teerende. In de tweede plaats is het dit eerste jaar bezig geweest met de organisatorische en propagandistische voorbereiding der Ne derlandsche Cultuurkamer. Over de Nederlandsche Cultuurkamer hoopte spr. binnenkort voor de microfoon te spreken en daarom beperkte hij zich thans tot de cultuurpolitieke lijn, die het departement dit jaar heeft gevolgd. Hij maakte, zooals hij het noemde, een wan deling door de verschillende afdeelingen van het departement. Wij beginnen, aldus spreker, met de pers, die wij dit jaar reeds orde op haar za ken hebben zien stellen door het Journa-r listenbesluit van Mei 1941, waarbij zij haar dienaren er op wees, dat zij, de journalis ten, een openbare taak ten aanzien der volksgemeenschap hebben te vervullen. Voorts hebben wij haar de vorming der journalisten dezen zomer ter hand zien ne men en maken wij haar mede, hoe zij op de geregelde persconferentie ten depar- temente haar dienapen over de belangrij ke feiten van den dag voorlicht. Wij gaan over naar de radio. Ook hier is belangrijk ordeningswerk verricht. Van het eene centrale punt uit werd reeds zeer veel zorg aan de samenstelling van het programma besteed, zoowel wat de volksvoorlichting bej^pft, als ten aan zien van de kunst. De volgende afdeeling is de filmafdee- ling, ook weer ongekende figuur in ons de partementaal stelsel. Deze sector heeft de bij de stichting van het departement reeds in vollen gang zijnde reorganisatie van den Bioscoopbond ten einde gevoerd in dien zin, dat ook hier meer dan vroeger het geval was het volksbelang op den voorgrond en de particuliere belangen der ondernemers in dienst van het wel zijn van ons vaderland komen te staan. De filmkeuring werd herzien en vereenvou digd en in nieuwen geest omgebouwd, en tevens werd een controle-apparaat op de opvoeringen in beweging gezet ten einde na te éaan of de bepalingen van het depar tement ook worden uitgevoerd. De afdeeling actieve propaganda behar tigt alle volksvoorlichting, in zooverre niet door pers, radio en film gevoerd. Zijf hield zich dit jaar bezig met uitgifte van pamfletten, brochures, z.g. muurkranten, affiches en met het inrichten resp. stimu leeren van tentoonstellingen. Met deze voorlichtingsafdeelingen nauw verbonden is sinds kort het bureau depar tementale voorlichting, dat zich ten doel stelt, de voorlichting der andere departe menten zoo veel mogelijk te concentree- ren en het van daar bijeengegaarde mate riaal via pers, radio, film en actieve pro paganda tot." het publiek te brengen. Kunstafdeelingen. De kunstafdeelingen van het departe ment zijn er vier: Muziek; Theater en Dans: Bouwkunst, Beeldende Kunst en Kunstambacht; Letteren. De muziekafdeeling van het departe ment is dit jaar evenals de andere stimu- leerend en ordenend opgetreden. Stimuleerend door het steunen van mu sici en door bijv. te bepalen, dat op elk Nederlandsch programma voor 20 a 30 pet. Nederlandsche muziek ten gehoore moet worden gebracht. Stimuleerend ook heeft In het Rijksmuseum te Amsterdam heeft Dinsdag de officieele opening plaats gehad van de tentoonstelling „Barnsteen, het goud der zee". Er bestond onmiddellijk zeer veel belangstelling voor de expositie. Polygoon-Zeylemaker. Willem Bernard Engelbrecht is op 11 Augustus 1881 te Batavia geboren, als zoon van wijlen mr W. A. Engelbrecht, oud lid van den Raad van Nederlandsch-Indië. Hij bezocht de lagere school en het gym nasium Willem III te Batavia en daarna het gymnasium te Delft, waarna hij nog een handelsschool afliep en een specialen cur- cus volgde voor den consulairen dienst. Na in 1902 met goed gevolg het eerste examen voor den consulairen dienst te heb ben afgelegd, begaf de heer Engelbrecht zich naar Engeland, alwaar hij een 3-tal jaren werkzaam was aan .de consulaten te Cardiff en Newport, alsmede aan het con sulaat-generaal te Londen. Als eerste candidaat van zijn examen jaar werd de heer Engelbrecht in 1905 be noemd tot leerling-consul te Hamburg; hij bleef aldaar tot 1907 en was vervolgens eenigen tijd werkzaam aan het département van buitenlandsche zaken. In 1908 was hij nogmaals eenige maanden aan het consu laat-generaal te Hamburg werkzaam en aan het einde van dat jaar legde hij met goed gevolg het examen voor vice-consul af, waarna hij te Antwerpen werd ge plaatst. Van 1909 tot 1911 was de heer Engel brecht vice-consul te Hamburg, welken post hij verliet, toen hem in Septembev 1911 een dienstreis naar Bulgarije werd opgedragen. Na afloop daarvan verkreeg hij een korte zending naar Birma. In 1913 was de heer Engelbrecht tijde lijk zaakgelastigde te Bangkok en van 1914 tot 1918 belast met de waarnerrting van het consulaat-generaal te Santiago, welke zen ding als voorbereiding diende voor de ves tiging van een gezantschap in Chili. Na aankomst van den eersten Nederland schen gezant te Santiago, verkreeg de heer Engelbrecht de opdracht zich naar Cara cas te begeven teneinde te onderhandelen over het herstel der diplomatieke betrek kingen tusschen ons land en Venezuela, welke onderhandelingen tengevolge had den het door hem met den Venezolaanschen minister van buitenlandsche zaken ter za ke gesloten verdrag. In 1921 met verlof naar Nederland terug gekeerd, verkreeg hij al spoedig opdracht om te Madrid te gaan onderhandelen over de sluiting van een handelsaccoord. Na afloop van die zending werd de heer Engelbrecht benoemd tot buitenge woon gezant en gevolmachtigd minister in Chili, waar hij tot 1926 bleef. In December van 1926 volgde zijn benoe ming tot buitengewoon gezant en gevol machtigd minister in Polen, aan welke zen ding een einde kwam als gevolg van de crisis en uit bezuinigingsoverwegingen het gezantschap te Warschau werd opgehe ven. Aan den heer Engelbrecht werd sedert dien een wachtgeld toegekend. Zijn benoeming tot commissaris der pro- vincoe Utrecht dateert van 10 October 1941. zij gewerkt door prijzen uit te reiken, de salarissen der orkesten te verhoogen en minimumsalarissen te garandeeren. Orde nend heeft het departement gewerkt door de dilettantengezelschappen in een bond samen te brengen en het optreden van Joodsche mucisi in welken vorm dan ook onmogelijk te maken, teneinde den Ne derlandschen mucisi de volle kans te kun nen geven en het Nederlandsche publiek in volkschen geest op te voeden. De afdeeling voor theater en dans, waar bij ook opera en operette zijn ingedeeld, heeft dit jaar met kracht de controle op de speelplannen en met name op de op voeringen der leekentooneelgezelschappen ter hand genomen. Dezer dagen vindt een concentratie van het geheele rederijkerstooneel zijn beslag en zal het volkstooneel zijn vorm vinden. Steunend en stimuleerend werkte deze af deeling ten aanzien der Nederlandsche tooneelschrijvers, waarvoor dezen zomer de Breerooprijs werd ingesteld. De kunst dans en de gezalschapsdans werden bij dit alles niet vergeten. Bouwkunst, beeldende kunst en kunst ambacht vormen het voorwerp van zorg voor de volgende afdeeling. die door steun, aankoop en opdracht en in het bijzonder door he doen houden van tentoonstellin gen in binnen- en buitenland onzen naam van volk van schilders hoog houdt en daarbij de beeldhouwkunst en het kunst ambacht niet vergeten heeft. De afdeeling boekwezen heeft dit jaar onze vaderlandsche letterkunde gestimu leerd door het instellen van enkele prijzen waarvan onlangs de eerste, de Harmen Sytstraprijs aan den Frieschen schrijver Brolsma werd uitgereikt, en door het ver leen en van steun en opdrachten aan ver schillende letterkundigen. Tenslotte bestaat er naast de volksvoor lichting- en de kunstafdeelingen een af deeling, die zich met het cultureel welzijn van het publiek bezig houdt met ontspan ning en cultuur. Ten slotte omschreef spr. de werkzaam heid van het departement met de woorden: steunend, stimuleerend, ordenend, zuive rend en controleerend, waarbij hij eenige voorbeelden ter illustratie gaf. Er is, besloot spr., in één jaar tijd reeds iets bereikt, maar nog veel meer ligt als taak voor ons. Dit departement heeft een zeer bijzondere taak, n.l. ons volk door voorlichting en kunstbeoefening op te lei den, omhoog te leiden tot zijn ware wezen en zijn oogen voor den nieuwen tijd der volksche levensbeschouwing te openen. Wij weten zeer goed, dat de overheid geen ge nieën kan maken, maar wij weten ook, dat de Staat bij machte is, de gunstigste voorwaarden hiervoor te scheppen door ons volk in zijn cultureel besef, dat tevens eenheidsbesef is, te sterken. Maatregelen t.a.v. Utrecht, Groningen, Wageningen, Amsterdam en Rotterdam. Het Verordeningenblad van gisteren be vat een decreet van den Rijkscommissaris, waarbij de artikelen 2 t/m 5 van de ver ordening 153/1941 van toepassing worden verklaard op de rijksuniversiteiten te Utrecht en Groningen, de landbouwhooge- school te Wageningen, de gemeentelijke universiteit van Amsterdam en de Neder landsche oeconomische hoogeschool te Rot terdam. Hierdoor zijn aan de bovengenoemde universiteiten de bevoegdheden, rechten en plichten van het college van curatoren overgegaan op den president-curator. Het college van curatoren krijgt alleen een ad- viseerende taak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 2