ijkt uit bij wat U koopt,
ZATERDAG 22 NOVEMBER 1941
..ANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
Zoet I it ebrooti
l SE JR. .EN HOEVE
ROTTI (DAM, TIL JS%?7
want er veel ka^nBer Het fölten. De kwaliteit I en kan hieraan niet steeds worden voldaan. De
der PersR-prcuA0K§n ranco. iMi en Sll Is Persil-fabriek doet echter haar uiterste best zoo-
echter orf'erandej^B De v?aetfTwordt steeds Qrooter I veel mogelijk en regelmatig te leveren
het^arelfwerkend waschmiddel Persll betreft:
De verkoop ligt maar tijd'lljk stil,
De vrede brengt opnieuw Persil. Cl- D
RECHTZAKEN
VOOR DEN VREDERECHTER.
C r'porteurs bespuwd. t
Toen M. A. S. uit Leidschendam,
per rijwiel langs twee N.S.B.'era reed, die
met „Volk en Vaderland" colporteerden,
had hij ^n hun richting gespuwd en wel
zoodanig, dat een van hen het speeksel op
zijn broek kreeg. De colporteurs hadden
ook hun rijwielen bij zich, zetten een ach
tervolging in en wisten S. te achterhalen.
Voor dit feit had hij zich voor den vrede
rechter te verantwoorden, die het gebeurde
ernstig vond en verdachte tot acht dagen
gevangenisstraf veroordeelde.
Geschimp.
De 22-jarige boekdrukker Th. C. W. uit
Hi 11 eg om had zich op zeer beleedigen-
de wijze uitgelaten tegenover eenige vrien
den, toen de W.A. een marsch hield.
De Officier noemde hetgeen verdachte
gedaan had een ontoelaatbaar geschimp en
eischte een geldboete van 17 subs. 17 da
gen.
De vrederechter was het met dezen eisch
volkomen eens en veroordeelde verdachte
conform.
Voor den Vrederechter, dien Woensdag
middag te Haarlem zittting hield, stond een
24-jarige W.A.-man uit Arnhem terecht,
d;e het speldje had afgerukt, fiat een Zand-
voorter, tijdens een wandeling in de bad
plaats op den revers <jroeg. Aan dit speld
je, een gekroond wieltje, het kenteeken
van den voormaligen militairen motordienst
had de W.A.-man aanstoot genomen. En
teen de eigenaar op zijn tweemaal herhaald
verzoek om het te verwijderen niet in
ging, deed de verdachte, die in uniform was
dit zelf. Bovendien gaf hij den draggr een
klap.
In zijn requisitoir merkte de Officier van
Justitie op, dat het de taak van de politie
is, en van niemand anders, toe te zien op
denaleving van verordeningen. Spr. eischte
een gevangenisstraf voor den tijd van zeven
dagen.
De Vrederechter was eveneens van mee
ning, dat N. S. B.'ers niet op dergelijke wij
ze mogen optreden. Zeker van een W.A.-
man verwacht men orde en tucht. In ver
band hiermede vonniste de rechter den
W.A.-man conform den eisch.
Een fabrieksarbeider uit Velsen was ten
l^ste gelegd, dat hij voor de N. S. B. belee-
digende foto's had verspreid. Ter terecht
zitting ontkende de man, zich aan een der
gelijk feit te hebben schuldig gemaakt. Wel
had hij afdrukken gemaakt van een plaat
en deze voor tien cent het stuk verkocht,
o.a. aan eenige meisjes. De bedoeling om
te beleedigen was echter niet aanwezig ge
weest.
De Officier van Justitie concludeerde,
dat verdachte zich niet had schuldig ge
maakt aan verspreiding van pamfetten
met beleedigende inhoud. Slechts, indien
hij de plaatjes had opgehangen op plaatsen,
waar zij voor iedereen zichtbaar waren of
ze huls aan huis had verspreid, zou daar
van sprake zijn. Hij eischte dan ook geen
•gevangenisstraf, doch een geldboete van
25.—. De Vrederechter noemde de door
verdachte gepleegde handeling zeer laak
baar. Hij overwoog, dat de afdrukjes niet
bestemd waren voor N. S. B.'ers; het be-
leedigend karakter kan hij er echter niet
aan ontzeggen. Het vonnis luidde f 40.
boete.
Twee Velsenaren, die de plaatjes aan
derden hadden verkocht of weggegeven,
werden tot een soortgelijke straf veroor
deeld.
Vervolgens stond nog een 19-jarig meisje
uit Heemstede terecht, dat, toen het op den
17en Juli langs eenige leden" van de W.A.
reed,_ „vuile schooiers" had geroepen. Het
meisje gaf toe, dat zij tegen haar broertje,
dat naast haar reed, had gezegd: „een
stelletje schooiers". Toen de burgemeester
van Haarlem haar, na haar aanhouding
vroeg: „zijn die woorden ook voor mij be
stemd", had zij gezegd: „Ja"4
De zaak werd voor onbepaalden tijd aan
gehouden om een onderzoek in te stellen
naar de juiste toedracht.
Een IJmuidensche huisvrouw, die een 40-
jarigen koperslager, wiens vrouw lid is van
de N. S. B., maar die zelf niet tot deze
beweging behoort, de scheldwoorden: „Vui
le landverrader, schorem" had toegevoegd
en bovendien getracht had den koperslager
t* slaan, werd veroordeeld tot een gevan
genisstraf voor den tijd van veertien dagen.
De Officier had een week geëischt.
Conform den eisch werden schuldig ver
klaard zonder oplegging van straf vier in
woners van Santpoort, leden van de W.A.,
die op 20 Juni eenigen jongens een pak
lansel hadden toegediend. Den avond te
voren was door deze jongens een bord van
de N. S. B. beschadigd.
Een en ander was voor den Officier aan
leiding verdachten schuldig te verklaren
zonder oplegging van straf. De Vrederech
ter kon zich hiermee vereenigen.
HAAGSCHE RECHTBANK.
De expeditieknecht J. J. V. uit L e i d e n,
die verstek liet gaan, was van begin Fe
bruari tot half April in dienst geweest bij
Sanders en Co., zeepfabriek te Leiden.
In die functie moest hy o.a. pakken zeep
naar diverse beurtschippers brengen. Dik
wijls bracht hij evenwel de zeep bij een
vriend, die deze zeep van verdachte kocht,
om ze weer met winst te verkoopen.
Drie feiten waren verdachte ten laste
gelegd, gepleegd op 13 en 31 Maart en 7
April. Hij had het feit bekend, zoodat de
zaak geen moeilijkheden opleverde. De
Officier vond hetgeen verdachte gedaan
heeft hoogst ernstig. Zeep is een distribu
tie-artikel en door zulk een artikel te ste
len wordt niet alleen de eigenaar maar
een iedereen benadeeld.
Een flinke straf achtte spr. hier op haar
plaats en de eisch werd dan ook zes maan
den gevangenisstraf.
Over 14 dagen zal de rechtbank vonnis
wijzen.
HAAGSCH GERECHTSHOF.
Onvoordeellge huurder.
M. T. uit Amsterdam had een groot aan
tal rijwieldiefstallen gepleegd en had
daar eenige jaren gevangenisstraf voor ge
kregen. Thans kwam er nog een straf bij,
want hij had bij N. v. d. Meel te Leiden
een rijwiel gehuurd, was er dadelijk mee
naar Den Haag gereden en had het vehikel
daar verkocht. Hij was deswege tot zes
maanden gevangenisstraf veroordeeld en
zeide ln hooger beroep te zijn gekomen,
omdat hij ln de meening verkeerde, dat
de reeds gekregen vonnissen alle rijwiel
diefstallen Inhielden, dus ook die te Leiden.
De Procureur-Generaal wees er op, dat
verdachte van een verkeerd standpunt was
uitgegaan. Voor de diefstallen gepleegd te
Amsterdam en Haarlem wordt hij niet in
Den Haag berecht. Daarbij komt nog, dat
verdachte als hij rijwielen ging „huren"
van een Vervalschte stamkaart gebruik
maakte. Spr. zag dan ook geen enkele re
den om de straf te wijzigen en vroeg even
eens zes maanden gevangenisstraf. Uit
spraak over 14 dagen.
Van den grooten onbekende.
Op 3 Mei werd er in Den Haag een fiets
gestolen en wel des morgens om elf uur.
Des middags om half drie werd C. S. koop
man te Lisse, te Leiden aangehouden
in het bezit van die gestolen fiets. Hij was
toen begonnen met het verhaal, dat de fiets
reeds twee jaar zijn eigendom was. Daarna
had hij verklaard de fiets van zekeren van
Leeuwen te leen gekregen te hebben. Thans
kwam hij met het verhaal, dat hij de fiets
van een onbekenden man gekocht had voor
7.50. „Wat of hij dan in Den Haag moest
doen", informeerde de president. Ook hier
op had verdachte een antwoord klaar, want
hij vertelde naar Den Haag gegaan te zijn
om een fiets te koopen, die via een adver
tentie te koop was aangeboden. De Presi
dent vond, dat verdachte maar beter deed
f-Tii het feit te bekennen, terwijl de Pro
cureur-Generaal zeide, dat hij aannam, dat
verdachte de fiets zelf gestolen had. Neemt
men dit aan dan blijft de heling nog over,
want verdachte had dan best kunnen be
grijpen, dat men geen goede fiets voor 7.50
kan koopen. Spr. vond zes maanden gevan
genisstraf dan ook heel mild, maar wilde
toch geen zwaardere straf vragen, maar
volstaan met het vragen van bevestiging.
Arrest over 14 dagen.
Klei als zeep verkocht.
De 38-jarige monteur N. B. te Leiden,
thans gedetineerd, had zich te verantwoor
den voor een geraffineerde oplichting. Hij
was op 19 Mei van dit jaar de huizen afge
gaan om stukjes zeep te koop aan te bieden.
Zoo was hij ook op het Utrechtsche Jaag
pad te Leiden aangeland en had aan mej.
E. J. de F. stukken zeep te koop aange
boden. Zoo'n stuk zeep zag er zeer aanlok
kelijk uit. Verpakt in groen crêpe papier
en omhuld met een verguld bandje. Maak
te men 't papier los, dan zag men de paraf
fine en rook het parfum. Alles was zoo
aanlokkelijk, dat mej. F. drie stukken zeep
had gekocht voor een kwartje per stuk.
Maar toen ze zeep ging gebruiken bleek het
niets anders dan klei te zijr met een dun
laagje paraffine en eenige druppels par
fum, om er de reuk aan te brengen. Ver
dachte ontkende gezegd te hebben, dat het
zeep geweest zou zijn. President: „U zegt,
gezegd te hebben, het is een vergelijking
van zeep". Uit de verklaringen van de ge
tuigen was voorts gebleken, dat verdachte
o.a. gezegd had: „Ik wil je niet afzetten en
daarom zal ik ze je geven voor een kwar
tje per stuk", zulks, nadat hij eerst 45 cent
per stuk had gevraagd. President: „En
noem je het dan geen afzetterij om een
kwartje te rekenen voor een stukje klei?"
De Procureur-Generaal vond hetgeen ver
dachte gedaan had hoogst ernstig. Het is
bovendien niet het eerste misdrijf dat hij in
zijn leven uitgehaald heeft. Vijf veroordee
lingen heeft hij reeds achter den rug waar-
order een straf van drie jaar in verband
met een valsche munterskwestie. Boven
dien heeft verdachte dit jaar ook nog ken
nis gehad aan een boterhandel, waarbij
een vat zand en steenen en een boven-
laagje van boter, als een vat boter ver
kocht was. Verdachte probeert er nu op
alle manieren uit te draaien maar bij hem
thuis was destijds een partij klei, een klei-
vorm parfum, cr-pepapier en verguld plak
band aangetroffen. Een jaar gevangenis
straf vond spr. absoluut niet te veel voor
deze ergerlijke oplichting. Over 14 dagen
zal het Hof vonnis wijzen.
39e Week. 23—29 November.
Evangelie van den H. Markus 9:3711:11.
De vermaning aan de leerlingen wordt
even onderbroken door een opmerking van
den Apostel Johannes. Hij is bang voor een
misbruiken van Jezus' Naam; in Zyn ant
woord laat Jezus uitkomen, dat het gebrui
ken van Zijn Naam voor het uitdrijven van
duivelen minstens wyst op eenig geloof en
dat zoodoende van zulke personen geen
kwaad te duchten is. Een tegenstander zou
geen beroep op Zijn Naam doen en tegen
over Christus kan men niet neutraal zijn:
partij kiezen is noodzakelijk. (9:39).
Na deze onderbreking gaat Christus ver
der en naar aanleiding van het kind, dat
Hij bij zich heeft, wijst Hij op het kwaad
der ergernis. Scherp spreekt Hij Zijn oor
deel uit; we huiveren, wannéér we er over
nadenken en toch kunnen we ons afvra
gen, of we feitelijk niet al te weinig met
deze ernstige les rekening houden. Eigen
lijk oordeelen we in het algemeen te ge
makkelijk over de zonde en letten zóó wei
nig op de beleediging van God, (dat we ons
al te dikwijls by onze verkeerde daden
zoeken te verontschuldigen. Toch spreekt
Christus hierover duidelijke taal, zooals in
9:4248 wordt weergegeven; bij herhaling
leert Hij ook de eeuwigheid van de straf
fen. (Zondag).
Zeer kort geeft Markus de leer van
Christus over de eenheid van het huwelijk.
Nadrukkelijk wordt door Jezus geleerd, dat
die eenheid krachtens Gods oorspronke
lijke bedoelingen aan het huwelijk toe;
komt: het geldt hier geen nieuwe verorde
ning. Terwijl de Farizeeën meenden in de
wetsregel van Mozes een voorrecht te be
zitten boven de andere volkeren, zegt
Christus, dat de Joden dit verlof slechts
gekregen hebben om de hardheid van hun
gemoed. De ernstige gevolgen van de echt
scheiding werden door Christus aan Zijn
leerlingen voorgehouden, toen zij Hem over
dit vraagstuk opnieuw ondervroegen.
(Maandag).
Niet de leeftijd, maar de onschuld en
het kinderlijk handelen verklaart de hou
ding van Jezus tegenover de kinderen. In
Zijn woorden: „Laat de kinderen tot Mij
komen en houdt ze niet tegen", ligt een
berisping voor zijn leerlingen, die blijk
baar de les, hun kort tevoren gegeven
(9:3436), niet voldoende hadden begre
pen. Het kinderlijk handelen trekt ons ook.
Een kind blijft niet kwaad, het vergeet een
Klompert)e Klomp, een echte Hollandsche longen
141. Vol bewondering zag de koning,
hoe Klompertje den roover van de ster
achterna zette. Dat was nog eens een ke
rel. Die menschen van de aarde moesten
toch wel hefl dappere lui zijn en vooral
die jongens uit Palingdam. Wat kon dat
'vitje loopen.
142. Maar Klompertje was nog maar
jong en dus kunnen jullie begrijpen, dat hij
het in snelheid tegen den dief moest afleg
gen. Hij deed wel zijn best, maar tegen
zulk een kerel moest hij het toch afleggen.
Geen nood echter, daar zag hij een dik
touw.
beleediging, het is oprecht en spreekt eer
lijk uit, wat het denkt, enz. Welnu: „het
koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoo
als zij". Wij moeten dus ons-zelf maken
tot kinderen, maar op de manier, waarop
cok Paulus het leert: „Broeders, weest geen
kinderen in uw oordeel, maar weest on
mondig in het kwaad en rijp in uw oor
deel" (I Cor. 14.20). Deze gesteldheid was in
den ry'ken jongeling. Hij kon een eerlijk
getuigenis afleggen van zijn onschuld
(10:20) en vol liefde roept Jezus hem tot
hooger volmaaktheid. Hij is echter te zeer
gehecht aan het aardsche om zulk een roe-
Eing te volgen. Denken we er aan: het gaat
ier niet om een plicht, maar om een vrij
willig opgaan tot hooger vervolmaking.
Mattheus (19:21) is duidelijker in zijn weer
gave van Jezus' woord: „Zoo ge volmaakt
wilt zijn, enz.". (Dinsdag).
De Zaligmaker neemt de gelegenheid te
baat om te laten zien, hoe rijkdommen een
krachtig beletsel kunnen vormen in onzen
opgang naar God. Zooals we begrijpen,
gaat het hier niet om het al of niet bezit
ten van rijkdommen want zij kunnen
een machtig middel ten goede zijn
maar om een ongeregelde gehechtheid aan
het aardsche. (In de aanteekening van den
Canisius-bijbel staat verwezen naar Matth.
11:15; dit zql moeten zijn 19:25). Wanneer
Christus over de ongeregelde gehechtheid
aan het aardsche gesproken heeft, sluit
daarop aan het woord van Petrus, waarin
hij te kennen geeft, dat de leerlingen het
bewijs hebben geleverd onthecht te zijn.
Hiervoor wordt een rijke belooning toe
gezegd.
Ofschoon uit de opmerking van den
Apostelvorst de goede bedoelingen der
Apostelen blykt, hebben zij nog steeds geen
goed inzicht in de zending van Christus.
Wanneer hun voor de derde maal gewezen
Is op het naderend lijden (10:3334), dan
VTagen de zonen van Zebedeus ófwel zelf
(Markus) óf door middel van hun Moeder
(Matt. 20:20) om de vornaamste plaatsen
in Christus' Rijk. Het antwoord van Chris
tus laat geen twijfel over: zobals Hijzelf
slechts door het lijden tot de verheerlijking
kan komen (let op vers 34, waar de voor
spelling van het lijden eindigit met de
woorden: „maar na drie dragen zal Hij ver
rijzen"), zoo zal het ook voor zijn leerlin
gen gelden (zie ook 10:30 „zij het ook te
midden van vervolgingen").
De verontwaardiging der andere leerlin
gen is waarschijnlijk slechts te verklaren
door de vrees voor een bijzondere bevoor
rechting van die twee; zij krijgen daarom
een lesje in de nederigheid (10.4145).
De intocht in Jerusalem, waarbij Chris
tus door yelen wordt toegejuicht (11:8),
vindt in het Markusevangelie geen nadere
verklaring. Lukas wijst ons in de richting,
wanneer hij zegt: „heel de groep van leer
lingen begon vol blijdschap met luider
stem God te verheerlijken om al de won
deren, die ze hadden aanschouwd" (19:37).
maar de volledige verklaring geeft ons Jo
hannes door te verhalen de opwekking van
Lazarus in Betanië, dicht bij de hoofdstad.
De opgetogenheid steunde ook dezen keer
op voorbijgaande indrukken en niet op een
vaste overtuiging, zooals uit het vervolg
zal blijken.
Bijbellezing voor de volgende
week
Zondag: Markus 9:3749
Maandag: Markus 10: 112
Dinsdag: Markus 10:1422
Woensd.: Markus 10:2322
Donderd.: Markus 10:3545
Vrijdag: Markus 10:4652
Zaterd.: Markus 11: 111
FEUILLETON
DE VLUCHTELING
VAN
CAYENNE
67)
door
OTTO BINNS.
Geautoriseerde vertaling.
Ver weg in de diepte van het oerwoud
vingen de apen hun wilden morgenzang
aan, gevolgd door het gekrijsch van pape
gaaien en andere dieren, en toen de boo
mer wat beter zichtbaar werden in het
spookachtige licht, vertrokken Langdon en
Sandy voor hun gevaarlijken tocht niet
wetend of André hun bewegingen bespied
de of niet. Eenmaal tusschen de boomen,
spraken ze nog slechts op fluisterenden
toon, en bewogen ze zich met de uiterste
behoedzaamheid verder.
Na eenig zoeken vonden ze al gauw spo
ren in den moerassigen bodem, die door
zware voetstappen vertrapt was. Een
eindje verder was een dunne tak afgebro
ken (n nog even verder was een plek waar
iemand op den grond moest zijn gevallen.
„Hier is hij vast een keer gestruikeld",
merkte de Schot op.
„Ja, dat moet geweest zyn toen hij dien
schreeuw hoor en liet."
Het gehuil van de apen hield plotseling
op, een oogenblik later gevolgd door hun
tweemaal herhaald geblaf. Dan bleef nog
slechts een diepe stilte. De twee spoorzoe
kers bleven een paar minuten roerloos
staan, gespannen luisterend. Geen enkel
geluid verried hun echter de nabijheid van
eenig menschelijk wezen, en na een tijdje
begonnen ze samen voorzichtig 't voetspoor
te volgen.
Plotseling hield de Schot stil en fluis
terde:
„De kerel heeft in het duister de rich
ting verloren. Het spoor loopt in een cir
kel."
„Ik geloof het ook", fluisterde Langdon
terug, en ging weer behoedzaam verder.
Een paar minuten later hield hij met een
ruk zijn pas in, plaatste zich snel achter
een dikken boom, en bracht met een waar
schuwend gefluister zijn geweer aan den
schouder. Zijn metgezel volgde zijn voor
beeld met een lenigheid die verbazingwek
kend war voor iemand van zyn postuur.
„Wat is er kerel, heb je iets gezien?"
Langdon wees naar een open plek in het
bosch, ontstaan door een aantal omgeval
len boomen en de Schot staarde ingespan
nen in de aangewezen richting, zonder even
wel iets verdachts te bespeuren.
„Ik zie niets
„Jawel, daar vlak by die gele bloem. De
voeten van den menschi', fluisterde Lang
don.
De Schct tuurde scherp naar de aangewe
zen plek en ontdekte eindelijk een paar
schoenen, cie van onder een boomstronk
te voorschijn kwamen. Hij knikte bevre
digd.
„Dat is "André, zoo vast als een huis. De
kerel slaapt als we hem voorzichtig nade
ren, hebben we hem zeker te pakken.
Wacht jij hier, terwijl ik naar den anderen
kant sluip. We mogen hem niet de kans
geven, weer in de bosschen te verdwijnen,
als hij verdwenen is, zien wij hem nooit
meer terug."
Hij sloop weg tusschen de boomen, ter
wijl Langdon zijn pad met zijn geweer dekte
vasibesloier. zonder aarzelen te schieten,
als de moordenaar een poging to ontsnap
pen zou doen. Eenige minuten gingen on
der hevige spanning voorbij en dan klonk
de stem van den Schot.
„Kom maar gerust hier, Dudley, de ke
rel is zoo dood als een pier."
Langdon rende op deze woorden de open
plek over. Hy had het boschje waar An
dré lag, bijna bereikt, toen een zoemend
geluid hem deed stilstaan, en een oogen
blik later steeg er een groote zwerm vlie
gen uit het boschje op, een zwerm, die hem
meer dan genoeg mededeelde.
Gelijk met Sandy bereikte hij de plek
waar André lag. Toen bij een paar takken
opzij boog, blikte hy vol afschuw in het
opgezette, verwrongen gelaat van den doo-
den man.
„André", meende hy huiverend.
„Hij is het. Maar wat doodde hem? Niet
die vervloekte vliegen, dat weet ik wel be
ter."
Langdon overwon zijn afkeer en boog
zich over' den doode heen. Hij ontdekte
twee kleine wondjes in den hals van den
man, waar een weinig bloed tot een don
kerbruine korst opgedroogd was. Zwijgend
wees hij er zijn makker op.
,,Een slang!" riep de Schot uit.
„Juist, een gifslang! Ik denk dat ze hem
te pakken kreeg toen hij daarginds viel.
Hy moet geweten hebben wat hem over
komen was, en wetend, dat hij zonder eeni
ge hulp was, is hij van angst buiten zich
zelf geraakt, zoodat hij wild in een kring
rondliep, tot hij hier neerviel."
„Ik wil niet veel tyd verknoeien over
dien schurk. We weten nu, dat hij dood is,
ik zal hem begraven. God zij hem genadig.
En daarmee basta."
„Hij moet een vreeselijken doodstrijd ge
had hebben."
„Kan best zijn, maar ik denk aan die
doode vrouw bij ons in de hut, en aan het
meisje. Hij heeft niet meer dan zijn ver
diende loon."
„In ieder geval zyn we er nu zeker van
dat we van hem geen gevaar meer te duch
ten hebben, en dat is heel wat. Kom laten
we teruggaan."
Ze zochten hun weg terug naar het
kamp, waar het nieuws van den dood van
André zwijgend aangehoord werd. Na ge
geten te hebben groeven ze een graf voor
de vrouw, en toen de kleine begrafenis
plechtigheid voorbij was werd Adèle be
graven. Daarna beraadslaagden de vier
mannen over hetgeen verder te doen stond.
„Ik ben er voor, hier te blijven", meel
de Sandy. „En die twee ker.ls daarginds
een poosje te laten werken. Wat stevig
graafwerk zal Le Coq goed doen."
„Dwangarbeid?" merkte Harborough op.
„Als je het zoo noemen wilt. Als fve hen
loslaten, en ze bereiken Cayenne, zooals
Dudley vanacht zei, dan raken we allemaal
in de put. Le Coq zal wel liever niet veel
met de overheid te maken willen hebben,
denk ik, maar hij heeft maar een paar
woorden op een vodje papier te schrijven,
en we hebben de poppen aan het dansen.
We hebben slechts de keuze tusschen twee
dingen: hen laten werken, of voortdurend
gebonden houden tot we hier klaar zijn,
om ze dan op deze plek los te latena Als ik
het voor het zeggen had, liet ik ze heel
hard werken, tot we genoeg diamanten
naar onzen zin bij elkaar hebben. Met hun
vrijwillige hulp kunnen we de heele plek
in een maand tijd uitgegraven hebben."
Na eenig heen en weer gepraat, kreeg
de Schot zijn zin en een uur later waren
Le Coq en Pedro reeds aan het werk. ter
wijl Sandy met het geweer in den aanslag
de wacht hield.
„Denk er aan, geen grapjes probeeren uit
te halen", dreigde hij. „Volgens recht en
billijkheid hoorden jullie op het oogenblik
thuis bij de kettinggangers in Cayenne, en
als je zoo goed wilt zijn, het beetje verbeel-
digskracht dat je bezit, te laten werken,
kun je je gemakkelijk voorstellen, dat jul
lie daar ook werkelijk zijn, en dat ik etn
officieele bewaker ben. En ik zal precies
op dezelfde manier handelen als zij, inge
val jullie probeeren te ontvluchten. Ik zal
schieten, en wel schieten om te dooden.
Eerlijk gezegd, zal het mij spijten als ik die
kans krijg. Pas dus maar op, en zorg dat
wc tevreden kunnen zijn over jullie werk."
Daar de hulp der Indianen nu niet lan
ger noodig was, werden zij ontslagen cn
zij keerden met de cano terug.
(Word* vervolgd).