ijkt uit bij wat U koopt, ZATERDAG 22 NOVEMBER 1941 ..ANT TWEEDE BLAD PAG. 7 Zoet I it ebrooti l SE JR. .EN HOEVE ROTTI (DAM, TIL JS%?7 want er veel ka^nBer Het fölten. De kwaliteit I en kan hieraan niet steeds worden voldaan. De der PersR-prcuA0K§n ranco. iMi en Sll Is Persil-fabriek doet echter haar uiterste best zoo- echter orf'erandej^B De v?aetfTwordt steeds Qrooter I veel mogelijk en regelmatig te leveren het^arelfwerkend waschmiddel Persll betreft: De verkoop ligt maar tijd'lljk stil, De vrede brengt opnieuw Persil. Cl- D RECHTZAKEN VOOR DEN VREDERECHTER. C r'porteurs bespuwd. t Toen M. A. S. uit Leidschendam, per rijwiel langs twee N.S.B.'era reed, die met „Volk en Vaderland" colporteerden, had hij ^n hun richting gespuwd en wel zoodanig, dat een van hen het speeksel op zijn broek kreeg. De colporteurs hadden ook hun rijwielen bij zich, zetten een ach tervolging in en wisten S. te achterhalen. Voor dit feit had hij zich voor den vrede rechter te verantwoorden, die het gebeurde ernstig vond en verdachte tot acht dagen gevangenisstraf veroordeelde. Geschimp. De 22-jarige boekdrukker Th. C. W. uit Hi 11 eg om had zich op zeer beleedigen- de wijze uitgelaten tegenover eenige vrien den, toen de W.A. een marsch hield. De Officier noemde hetgeen verdachte gedaan had een ontoelaatbaar geschimp en eischte een geldboete van 17 subs. 17 da gen. De vrederechter was het met dezen eisch volkomen eens en veroordeelde verdachte conform. Voor den Vrederechter, dien Woensdag middag te Haarlem zittting hield, stond een 24-jarige W.A.-man uit Arnhem terecht, d;e het speldje had afgerukt, fiat een Zand- voorter, tijdens een wandeling in de bad plaats op den revers <jroeg. Aan dit speld je, een gekroond wieltje, het kenteeken van den voormaligen militairen motordienst had de W.A.-man aanstoot genomen. En teen de eigenaar op zijn tweemaal herhaald verzoek om het te verwijderen niet in ging, deed de verdachte, die in uniform was dit zelf. Bovendien gaf hij den draggr een klap. In zijn requisitoir merkte de Officier van Justitie op, dat het de taak van de politie is, en van niemand anders, toe te zien op denaleving van verordeningen. Spr. eischte een gevangenisstraf voor den tijd van zeven dagen. De Vrederechter was eveneens van mee ning, dat N. S. B.'ers niet op dergelijke wij ze mogen optreden. Zeker van een W.A.- man verwacht men orde en tucht. In ver band hiermede vonniste de rechter den W.A.-man conform den eisch. Een fabrieksarbeider uit Velsen was ten l^ste gelegd, dat hij voor de N. S. B. belee- digende foto's had verspreid. Ter terecht zitting ontkende de man, zich aan een der gelijk feit te hebben schuldig gemaakt. Wel had hij afdrukken gemaakt van een plaat en deze voor tien cent het stuk verkocht, o.a. aan eenige meisjes. De bedoeling om te beleedigen was echter niet aanwezig ge weest. De Officier van Justitie concludeerde, dat verdachte zich niet had schuldig ge maakt aan verspreiding van pamfetten met beleedigende inhoud. Slechts, indien hij de plaatjes had opgehangen op plaatsen, waar zij voor iedereen zichtbaar waren of ze huls aan huis had verspreid, zou daar van sprake zijn. Hij eischte dan ook geen •gevangenisstraf, doch een geldboete van 25.—. De Vrederechter noemde de door verdachte gepleegde handeling zeer laak baar. Hij overwoog, dat de afdrukjes niet bestemd waren voor N. S. B.'ers; het be- leedigend karakter kan hij er echter niet aan ontzeggen. Het vonnis luidde f 40. boete. Twee Velsenaren, die de plaatjes aan derden hadden verkocht of weggegeven, werden tot een soortgelijke straf veroor deeld. Vervolgens stond nog een 19-jarig meisje uit Heemstede terecht, dat, toen het op den 17en Juli langs eenige leden" van de W.A. reed,_ „vuile schooiers" had geroepen. Het meisje gaf toe, dat zij tegen haar broertje, dat naast haar reed, had gezegd: „een stelletje schooiers". Toen de burgemeester van Haarlem haar, na haar aanhouding vroeg: „zijn die woorden ook voor mij be stemd", had zij gezegd: „Ja"4 De zaak werd voor onbepaalden tijd aan gehouden om een onderzoek in te stellen naar de juiste toedracht. Een IJmuidensche huisvrouw, die een 40- jarigen koperslager, wiens vrouw lid is van de N. S. B., maar die zelf niet tot deze beweging behoort, de scheldwoorden: „Vui le landverrader, schorem" had toegevoegd en bovendien getracht had den koperslager t* slaan, werd veroordeeld tot een gevan genisstraf voor den tijd van veertien dagen. De Officier had een week geëischt. Conform den eisch werden schuldig ver klaard zonder oplegging van straf vier in woners van Santpoort, leden van de W.A., die op 20 Juni eenigen jongens een pak lansel hadden toegediend. Den avond te voren was door deze jongens een bord van de N. S. B. beschadigd. Een en ander was voor den Officier aan leiding verdachten schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. De Vrederech ter kon zich hiermee vereenigen. HAAGSCHE RECHTBANK. De expeditieknecht J. J. V. uit L e i d e n, die verstek liet gaan, was van begin Fe bruari tot half April in dienst geweest bij Sanders en Co., zeepfabriek te Leiden. In die functie moest hy o.a. pakken zeep naar diverse beurtschippers brengen. Dik wijls bracht hij evenwel de zeep bij een vriend, die deze zeep van verdachte kocht, om ze weer met winst te verkoopen. Drie feiten waren verdachte ten laste gelegd, gepleegd op 13 en 31 Maart en 7 April. Hij had het feit bekend, zoodat de zaak geen moeilijkheden opleverde. De Officier vond hetgeen verdachte gedaan heeft hoogst ernstig. Zeep is een distribu tie-artikel en door zulk een artikel te ste len wordt niet alleen de eigenaar maar een iedereen benadeeld. Een flinke straf achtte spr. hier op haar plaats en de eisch werd dan ook zes maan den gevangenisstraf. Over 14 dagen zal de rechtbank vonnis wijzen. HAAGSCH GERECHTSHOF. Onvoordeellge huurder. M. T. uit Amsterdam had een groot aan tal rijwieldiefstallen gepleegd en had daar eenige jaren gevangenisstraf voor ge kregen. Thans kwam er nog een straf bij, want hij had bij N. v. d. Meel te Leiden een rijwiel gehuurd, was er dadelijk mee naar Den Haag gereden en had het vehikel daar verkocht. Hij was deswege tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld en zeide ln hooger beroep te zijn gekomen, omdat hij ln de meening verkeerde, dat de reeds gekregen vonnissen alle rijwiel diefstallen Inhielden, dus ook die te Leiden. De Procureur-Generaal wees er op, dat verdachte van een verkeerd standpunt was uitgegaan. Voor de diefstallen gepleegd te Amsterdam en Haarlem wordt hij niet in Den Haag berecht. Daarbij komt nog, dat verdachte als hij rijwielen ging „huren" van een Vervalschte stamkaart gebruik maakte. Spr. zag dan ook geen enkele re den om de straf te wijzigen en vroeg even eens zes maanden gevangenisstraf. Uit spraak over 14 dagen. Van den grooten onbekende. Op 3 Mei werd er in Den Haag een fiets gestolen en wel des morgens om elf uur. Des middags om half drie werd C. S. koop man te Lisse, te Leiden aangehouden in het bezit van die gestolen fiets. Hij was toen begonnen met het verhaal, dat de fiets reeds twee jaar zijn eigendom was. Daarna had hij verklaard de fiets van zekeren van Leeuwen te leen gekregen te hebben. Thans kwam hij met het verhaal, dat hij de fiets van een onbekenden man gekocht had voor 7.50. „Wat of hij dan in Den Haag moest doen", informeerde de president. Ook hier op had verdachte een antwoord klaar, want hij vertelde naar Den Haag gegaan te zijn om een fiets te koopen, die via een adver tentie te koop was aangeboden. De Presi dent vond, dat verdachte maar beter deed f-Tii het feit te bekennen, terwijl de Pro cureur-Generaal zeide, dat hij aannam, dat verdachte de fiets zelf gestolen had. Neemt men dit aan dan blijft de heling nog over, want verdachte had dan best kunnen be grijpen, dat men geen goede fiets voor 7.50 kan koopen. Spr. vond zes maanden gevan genisstraf dan ook heel mild, maar wilde toch geen zwaardere straf vragen, maar volstaan met het vragen van bevestiging. Arrest over 14 dagen. Klei als zeep verkocht. De 38-jarige monteur N. B. te Leiden, thans gedetineerd, had zich te verantwoor den voor een geraffineerde oplichting. Hij was op 19 Mei van dit jaar de huizen afge gaan om stukjes zeep te koop aan te bieden. Zoo was hij ook op het Utrechtsche Jaag pad te Leiden aangeland en had aan mej. E. J. de F. stukken zeep te koop aange boden. Zoo'n stuk zeep zag er zeer aanlok kelijk uit. Verpakt in groen crêpe papier en omhuld met een verguld bandje. Maak te men 't papier los, dan zag men de paraf fine en rook het parfum. Alles was zoo aanlokkelijk, dat mej. F. drie stukken zeep had gekocht voor een kwartje per stuk. Maar toen ze zeep ging gebruiken bleek het niets anders dan klei te zijr met een dun laagje paraffine en eenige druppels par fum, om er de reuk aan te brengen. Ver dachte ontkende gezegd te hebben, dat het zeep geweest zou zijn. President: „U zegt, gezegd te hebben, het is een vergelijking van zeep". Uit de verklaringen van de ge tuigen was voorts gebleken, dat verdachte o.a. gezegd had: „Ik wil je niet afzetten en daarom zal ik ze je geven voor een kwar tje per stuk", zulks, nadat hij eerst 45 cent per stuk had gevraagd. President: „En noem je het dan geen afzetterij om een kwartje te rekenen voor een stukje klei?" De Procureur-Generaal vond hetgeen ver dachte gedaan had hoogst ernstig. Het is bovendien niet het eerste misdrijf dat hij in zijn leven uitgehaald heeft. Vijf veroordee lingen heeft hij reeds achter den rug waar- order een straf van drie jaar in verband met een valsche munterskwestie. Boven dien heeft verdachte dit jaar ook nog ken nis gehad aan een boterhandel, waarbij een vat zand en steenen en een boven- laagje van boter, als een vat boter ver kocht was. Verdachte probeert er nu op alle manieren uit te draaien maar bij hem thuis was destijds een partij klei, een klei- vorm parfum, cr-pepapier en verguld plak band aangetroffen. Een jaar gevangenis straf vond spr. absoluut niet te veel voor deze ergerlijke oplichting. Over 14 dagen zal het Hof vonnis wijzen. 39e Week. 23—29 November. Evangelie van den H. Markus 9:3711:11. De vermaning aan de leerlingen wordt even onderbroken door een opmerking van den Apostel Johannes. Hij is bang voor een misbruiken van Jezus' Naam; in Zyn ant woord laat Jezus uitkomen, dat het gebrui ken van Zijn Naam voor het uitdrijven van duivelen minstens wyst op eenig geloof en dat zoodoende van zulke personen geen kwaad te duchten is. Een tegenstander zou geen beroep op Zijn Naam doen en tegen over Christus kan men niet neutraal zijn: partij kiezen is noodzakelijk. (9:39). Na deze onderbreking gaat Christus ver der en naar aanleiding van het kind, dat Hij bij zich heeft, wijst Hij op het kwaad der ergernis. Scherp spreekt Hij Zijn oor deel uit; we huiveren, wannéér we er over nadenken en toch kunnen we ons afvra gen, of we feitelijk niet al te weinig met deze ernstige les rekening houden. Eigen lijk oordeelen we in het algemeen te ge makkelijk over de zonde en letten zóó wei nig op de beleediging van God, (dat we ons al te dikwijls by onze verkeerde daden zoeken te verontschuldigen. Toch spreekt Christus hierover duidelijke taal, zooals in 9:4248 wordt weergegeven; bij herhaling leert Hij ook de eeuwigheid van de straf fen. (Zondag). Zeer kort geeft Markus de leer van Christus over de eenheid van het huwelijk. Nadrukkelijk wordt door Jezus geleerd, dat die eenheid krachtens Gods oorspronke lijke bedoelingen aan het huwelijk toe; komt: het geldt hier geen nieuwe verorde ning. Terwijl de Farizeeën meenden in de wetsregel van Mozes een voorrecht te be zitten boven de andere volkeren, zegt Christus, dat de Joden dit verlof slechts gekregen hebben om de hardheid van hun gemoed. De ernstige gevolgen van de echt scheiding werden door Christus aan Zijn leerlingen voorgehouden, toen zij Hem over dit vraagstuk opnieuw ondervroegen. (Maandag). Niet de leeftijd, maar de onschuld en het kinderlijk handelen verklaart de hou ding van Jezus tegenover de kinderen. In Zijn woorden: „Laat de kinderen tot Mij komen en houdt ze niet tegen", ligt een berisping voor zijn leerlingen, die blijk baar de les, hun kort tevoren gegeven (9:3436), niet voldoende hadden begre pen. Het kinderlijk handelen trekt ons ook. Een kind blijft niet kwaad, het vergeet een Klompert)e Klomp, een echte Hollandsche longen 141. Vol bewondering zag de koning, hoe Klompertje den roover van de ster achterna zette. Dat was nog eens een ke rel. Die menschen van de aarde moesten toch wel hefl dappere lui zijn en vooral die jongens uit Palingdam. Wat kon dat 'vitje loopen. 142. Maar Klompertje was nog maar jong en dus kunnen jullie begrijpen, dat hij het in snelheid tegen den dief moest afleg gen. Hij deed wel zijn best, maar tegen zulk een kerel moest hij het toch afleggen. Geen nood echter, daar zag hij een dik touw. beleediging, het is oprecht en spreekt eer lijk uit, wat het denkt, enz. Welnu: „het koninkrijk Gods is voor hen, die zijn zoo als zij". Wij moeten dus ons-zelf maken tot kinderen, maar op de manier, waarop cok Paulus het leert: „Broeders, weest geen kinderen in uw oordeel, maar weest on mondig in het kwaad en rijp in uw oor deel" (I Cor. 14.20). Deze gesteldheid was in den ry'ken jongeling. Hij kon een eerlijk getuigenis afleggen van zijn onschuld (10:20) en vol liefde roept Jezus hem tot hooger volmaaktheid. Hij is echter te zeer gehecht aan het aardsche om zulk een roe- Eing te volgen. Denken we er aan: het gaat ier niet om een plicht, maar om een vrij willig opgaan tot hooger vervolmaking. Mattheus (19:21) is duidelijker in zijn weer gave van Jezus' woord: „Zoo ge volmaakt wilt zijn, enz.". (Dinsdag). De Zaligmaker neemt de gelegenheid te baat om te laten zien, hoe rijkdommen een krachtig beletsel kunnen vormen in onzen opgang naar God. Zooals we begrijpen, gaat het hier niet om het al of niet bezit ten van rijkdommen want zij kunnen een machtig middel ten goede zijn maar om een ongeregelde gehechtheid aan het aardsche. (In de aanteekening van den Canisius-bijbel staat verwezen naar Matth. 11:15; dit zql moeten zijn 19:25). Wanneer Christus over de ongeregelde gehechtheid aan het aardsche gesproken heeft, sluit daarop aan het woord van Petrus, waarin hij te kennen geeft, dat de leerlingen het bewijs hebben geleverd onthecht te zijn. Hiervoor wordt een rijke belooning toe gezegd. Ofschoon uit de opmerking van den Apostelvorst de goede bedoelingen der Apostelen blykt, hebben zij nog steeds geen goed inzicht in de zending van Christus. Wanneer hun voor de derde maal gewezen Is op het naderend lijden (10:3334), dan VTagen de zonen van Zebedeus ófwel zelf (Markus) óf door middel van hun Moeder (Matt. 20:20) om de vornaamste plaatsen in Christus' Rijk. Het antwoord van Chris tus laat geen twijfel over: zobals Hijzelf slechts door het lijden tot de verheerlijking kan komen (let op vers 34, waar de voor spelling van het lijden eindigit met de woorden: „maar na drie dragen zal Hij ver rijzen"), zoo zal het ook voor zijn leerlin gen gelden (zie ook 10:30 „zij het ook te midden van vervolgingen"). De verontwaardiging der andere leerlin gen is waarschijnlijk slechts te verklaren door de vrees voor een bijzondere bevoor rechting van die twee; zij krijgen daarom een lesje in de nederigheid (10.4145). De intocht in Jerusalem, waarbij Chris tus door yelen wordt toegejuicht (11:8), vindt in het Markusevangelie geen nadere verklaring. Lukas wijst ons in de richting, wanneer hij zegt: „heel de groep van leer lingen begon vol blijdschap met luider stem God te verheerlijken om al de won deren, die ze hadden aanschouwd" (19:37). maar de volledige verklaring geeft ons Jo hannes door te verhalen de opwekking van Lazarus in Betanië, dicht bij de hoofdstad. De opgetogenheid steunde ook dezen keer op voorbijgaande indrukken en niet op een vaste overtuiging, zooals uit het vervolg zal blijken. Bijbellezing voor de volgende week Zondag: Markus 9:3749 Maandag: Markus 10: 112 Dinsdag: Markus 10:1422 Woensd.: Markus 10:2322 Donderd.: Markus 10:3545 Vrijdag: Markus 10:4652 Zaterd.: Markus 11: 111 FEUILLETON DE VLUCHTELING VAN CAYENNE 67) door OTTO BINNS. Geautoriseerde vertaling. Ver weg in de diepte van het oerwoud vingen de apen hun wilden morgenzang aan, gevolgd door het gekrijsch van pape gaaien en andere dieren, en toen de boo mer wat beter zichtbaar werden in het spookachtige licht, vertrokken Langdon en Sandy voor hun gevaarlijken tocht niet wetend of André hun bewegingen bespied de of niet. Eenmaal tusschen de boomen, spraken ze nog slechts op fluisterenden toon, en bewogen ze zich met de uiterste behoedzaamheid verder. Na eenig zoeken vonden ze al gauw spo ren in den moerassigen bodem, die door zware voetstappen vertrapt was. Een eindje verder was een dunne tak afgebro ken (n nog even verder was een plek waar iemand op den grond moest zijn gevallen. „Hier is hij vast een keer gestruikeld", merkte de Schot op. „Ja, dat moet geweest zyn toen hij dien schreeuw hoor en liet." Het gehuil van de apen hield plotseling op, een oogenblik later gevolgd door hun tweemaal herhaald geblaf. Dan bleef nog slechts een diepe stilte. De twee spoorzoe kers bleven een paar minuten roerloos staan, gespannen luisterend. Geen enkel geluid verried hun echter de nabijheid van eenig menschelijk wezen, en na een tijdje begonnen ze samen voorzichtig 't voetspoor te volgen. Plotseling hield de Schot stil en fluis terde: „De kerel heeft in het duister de rich ting verloren. Het spoor loopt in een cir kel." „Ik geloof het ook", fluisterde Langdon terug, en ging weer behoedzaam verder. Een paar minuten later hield hij met een ruk zijn pas in, plaatste zich snel achter een dikken boom, en bracht met een waar schuwend gefluister zijn geweer aan den schouder. Zijn metgezel volgde zijn voor beeld met een lenigheid die verbazingwek kend war voor iemand van zyn postuur. „Wat is er kerel, heb je iets gezien?" Langdon wees naar een open plek in het bosch, ontstaan door een aantal omgeval len boomen en de Schot staarde ingespan nen in de aangewezen richting, zonder even wel iets verdachts te bespeuren. „Ik zie niets „Jawel, daar vlak by die gele bloem. De voeten van den menschi', fluisterde Lang don. De Schct tuurde scherp naar de aangewe zen plek en ontdekte eindelijk een paar schoenen, cie van onder een boomstronk te voorschijn kwamen. Hij knikte bevre digd. „Dat is "André, zoo vast als een huis. De kerel slaapt als we hem voorzichtig nade ren, hebben we hem zeker te pakken. Wacht jij hier, terwijl ik naar den anderen kant sluip. We mogen hem niet de kans geven, weer in de bosschen te verdwijnen, als hij verdwenen is, zien wij hem nooit meer terug." Hij sloop weg tusschen de boomen, ter wijl Langdon zijn pad met zijn geweer dekte vasibesloier. zonder aarzelen te schieten, als de moordenaar een poging to ontsnap pen zou doen. Eenige minuten gingen on der hevige spanning voorbij en dan klonk de stem van den Schot. „Kom maar gerust hier, Dudley, de ke rel is zoo dood als een pier." Langdon rende op deze woorden de open plek over. Hy had het boschje waar An dré lag, bijna bereikt, toen een zoemend geluid hem deed stilstaan, en een oogen blik later steeg er een groote zwerm vlie gen uit het boschje op, een zwerm, die hem meer dan genoeg mededeelde. Gelijk met Sandy bereikte hij de plek waar André lag. Toen bij een paar takken opzij boog, blikte hy vol afschuw in het opgezette, verwrongen gelaat van den doo- den man. „André", meende hy huiverend. „Hij is het. Maar wat doodde hem? Niet die vervloekte vliegen, dat weet ik wel be ter." Langdon overwon zijn afkeer en boog zich over' den doode heen. Hij ontdekte twee kleine wondjes in den hals van den man, waar een weinig bloed tot een don kerbruine korst opgedroogd was. Zwijgend wees hij er zijn makker op. ,,Een slang!" riep de Schot uit. „Juist, een gifslang! Ik denk dat ze hem te pakken kreeg toen hij daarginds viel. Hy moet geweten hebben wat hem over komen was, en wetend, dat hij zonder eeni ge hulp was, is hij van angst buiten zich zelf geraakt, zoodat hij wild in een kring rondliep, tot hij hier neerviel." „Ik wil niet veel tyd verknoeien over dien schurk. We weten nu, dat hij dood is, ik zal hem begraven. God zij hem genadig. En daarmee basta." „Hij moet een vreeselijken doodstrijd ge had hebben." „Kan best zijn, maar ik denk aan die doode vrouw bij ons in de hut, en aan het meisje. Hij heeft niet meer dan zijn ver diende loon." „In ieder geval zyn we er nu zeker van dat we van hem geen gevaar meer te duch ten hebben, en dat is heel wat. Kom laten we teruggaan." Ze zochten hun weg terug naar het kamp, waar het nieuws van den dood van André zwijgend aangehoord werd. Na ge geten te hebben groeven ze een graf voor de vrouw, en toen de kleine begrafenis plechtigheid voorbij was werd Adèle be graven. Daarna beraadslaagden de vier mannen over hetgeen verder te doen stond. „Ik ben er voor, hier te blijven", meel de Sandy. „En die twee ker.ls daarginds een poosje te laten werken. Wat stevig graafwerk zal Le Coq goed doen." „Dwangarbeid?" merkte Harborough op. „Als je het zoo noemen wilt. Als fve hen loslaten, en ze bereiken Cayenne, zooals Dudley vanacht zei, dan raken we allemaal in de put. Le Coq zal wel liever niet veel met de overheid te maken willen hebben, denk ik, maar hij heeft maar een paar woorden op een vodje papier te schrijven, en we hebben de poppen aan het dansen. We hebben slechts de keuze tusschen twee dingen: hen laten werken, of voortdurend gebonden houden tot we hier klaar zijn, om ze dan op deze plek los te latena Als ik het voor het zeggen had, liet ik ze heel hard werken, tot we genoeg diamanten naar onzen zin bij elkaar hebben. Met hun vrijwillige hulp kunnen we de heele plek in een maand tijd uitgegraven hebben." Na eenig heen en weer gepraat, kreeg de Schot zijn zin en een uur later waren Le Coq en Pedro reeds aan het werk. ter wijl Sandy met het geweer in den aanslag de wacht hield. „Denk er aan, geen grapjes probeeren uit te halen", dreigde hij. „Volgens recht en billijkheid hoorden jullie op het oogenblik thuis bij de kettinggangers in Cayenne, en als je zoo goed wilt zijn, het beetje verbeel- digskracht dat je bezit, te laten werken, kun je je gemakkelijk voorstellen, dat jul lie daar ook werkelijk zijn, en dat ik etn officieele bewaker ben. En ik zal precies op dezelfde manier handelen als zij, inge val jullie probeeren te ontvluchten. Ik zal schieten, en wel schieten om te dooden. Eerlijk gezegd, zal het mij spijten als ik die kans krijg. Pas dus maar op, en zorg dat wc tevreden kunnen zijn over jullie werk." Daar de hulp der Indianen nu niet lan ger noodig was, werden zij ontslagen cn zij keerden met de cano terug. (Word* vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 7