Nieuwe regeling voor
en gemeentebesturen
provincie-
£edett aan Staten-Qene>caa£, JWouinciate
Staten en Qemeentetaden aediezen
hun heaaegdheden
WOENSDAG 13 AUGUSTUS 1941
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
Het Dinsdag verschenen Verordeningen
blad bevat de achtste verordening voor het
bezette Nederlandsohe gebied betreffende
bijizondere maatregelen op administratief
gebied.
Deze verordening Jiuidt als volgt:
EERSTE AFDEELING.
Bepalingen betreffende de werkzaamhe
den van publiekrechtelijke vertegenwoor
digende lichamen en publiekrechtelijke or
ganen.
Artikel 1.
(1) De werkzaamheden van de gemeen
teraden en van de Provinciale Staten blij
ven rusten, verkiezingen voor deze verte
genwoordigende lichamen vinden niet
plaats.
(2) Verder blijven de werkzaamheden
rusten:
1) van de colleges van burgemeester en
wethouders;
2) van Gedeputeerde Staten;
3) van de commissies, gevormd uit de
Staten-Generaal
4) van de stembureaux (artikelen 32, 33
en 58 van de Kieswet).
(3) De werkzaamheden van de gemeente
lijke commissies blijven rusten, voorzoover
de burgemeester zulks bepaalt. Hetzelfde
geldt ten aanzien van de werkzaamheden
van de provinciale commissies, voor zoover
de commissaris der provincie zulks be
paalt.
Artikel 2.
(1) De leden der Staten-Generaal, der
Provinciale Staten en cler gemeenteraden
zijn, onverminderd het beipaalde bij de le-
den 1 en 2 van artikel 27, van de verplich
tingen ontheven, welke voortsproten* uit
het lidmaatschap van deze publiekrechte
lijke vertegenwoordigende lichamen. Der
halve komen hun de uit dit lidmaatschap
voortspruitende bevoegdheden en aanspra
ken niet meer toe.
(2) Behooren leden der Staten-Generaal,
der Provinciale Staten of der gemeentera
den tot bestuursorganen van privaatrechte
lijke lichamen, in welke het rijk, een pro
vincie of een gemeente deelneemt, dan
kunnen deze,
1) wanneer het leden der Staten-Gene
raal betreft, door den secretaris-generaal
van het betreffende departement van al
gemeen bestuur,
2) wanneer het leden der Provinciale
Staten betreft, door den commissaris der
provincie,
3) wanneer het leden van een gemeente
raad betreft, door den burgemester met on
middellijke werking of tegen een ander
hem goeddunkend tijdstip worden ontsla
gen en in htm plaats andere personen naar
de bestuursorganen worden afgvaardigd.
(3) Commissies van toezicht van privaat
rechtelijke lichamen, in welke het rijk, een
provincie of een gemeente deelneemt, wor
den beschouwd als bestuursorganen in den
zin van het tweede lid1.
(4) De bevoegdheid, omschreven in het
tweede lid, onder 3, komt den burgemees
ter mede toe ten aanzien van leden van de
gemeenteraden, die behooren tot bestuurs
organen van rechtspersoonlijkheid bezitten
de lichamen of commissies, ingesteld ter be
hartiging van de gemeenschappelijke be
langen van twee of meer gemeenten.
TWEEDE AFDEELING.
Voorschriften betreffende de inrichting
van het gemeentebestuur.
Artikel 3.
De taak van den gemeenteraad en van
het college van burgemeester en wethou
ders wordt door den burgemeester waarge
nomen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de
taak van die gemeentelijke commissies,
welker werkzaamheid blijft rusten op
grond van een beslissing overeenkomstig
het bepaalde bij artikel 1, lid 3, eersten vol-
Artikel 4.
(1) De burgemeester benoemt voor den
tijd van zes jaren ten minste twee, doch
niet meer dan zes wethouders, ten einde
hem bij het besturen der gemeente te ver-
teg en woordigen.
(2) Raadslieden der gemeente (artikel 7)
kunnen niet tot wethouder worden be
noemd.
Artikel 5.
(1) De benoeming van een wethouder
behoeft de toestemming van het toezicht
houdend orgaan.
(2) Met toestemming van het toezicht
houdend orgaan kan de burgemeester een
wethouder te allen tijde ontslaan. De bur
gemeester dient een wethouder terstond te
ontslaan, indien het toezichthoudend or
gaan zulks verlangt.
(3) De burgemeester bepaalt de volg
orde, waarin de wethouders worden geroe
pen om als zijn algemeene vertegenwoor
diger op te treden. In de gevallen, bedoeld u
in het tweede lid van artikel 84 der ge
meentewet, worden de noodige maatregelen
door 'het toezicht houdend orgaan getroffen.
Artikel 6.
(1) Het toezichthoudend orgaan, den
burgemeester gehoord, bepaalt
1) 'het getal der wethouders;
2) hoeveel wethouders bezoldiging genie
ten;
3) het bedrag der wedde der bezoldigde
wethouders;
(2) De wethouders worden beschouwd als
gemeente-ambtenaren in den zin van de
ambtenarenwet 1929.
(3) De bezoldigde wethouders vervullen
htm ambt als hoofdberoep.
Artikel 7.
(1) De burgemeester benoemt raadslie
den der gemeente uit de gezamenlijke
volksgenooten, die ingezetenen der ge
meente zijn.
(2> Het getal der raadslieden is vastge
steld overeenkomstig het bepaalde bij ar
tikel 5 van de gemeentewet, met dien ver
stande, dat het telkens de helft van het
met één verminderd, aldaar aangegeven
getal der leden bedraagt.
(3). Wethouders kunnen niet tot raads
lieden der gemeente worden benoemd.
(4). Het bepaalde bij de artikelen 21,
22, 23, 25, en 26 van de gementewet ten
aanzien van de voorwaarden voor het lid
maatschap van den gemeenteraad en van
de daarmede onvereenigbare betrekkingen
en verrichtingen is op de raadslieden der
gemeente van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.
(1). De benoeming tot raadsman der ge
meente kan worden geweigerd en het ont
slag als zoodanig kan worden verlangd,
wanneer daarvoor een gewichtige reden be
staat.
(2) Als gewichtige reden wordt in het
bijzonder aangemerkt het feit, dat de be
noemde
1) reeds meer dan zes jaren zonder on
derbreking een openbaar ambt onbezoldigd
heeft vervuld,
- 2) een geestelijk ambt vervult.
3) over meer dan twee personen voogd
of curator is,
4) meermalen of langdurig buiten de
gemeente vertoeft,
5) aanhoudend ziek is of ouder is dan
zestig jaren.
Artikel 9.
(1) De burgemeester deelt de benoe
ming tot raadsman der gemeente onver
wijld aan het toezichthoudend orgaan
mede.
(2) De burgemeester dient een raads
man der gemeente terstond te ontslaan,
wanneer het toezichthoudend orgaan zulks
verlangt.
Artikel 10.
(1) De raadslieden der gemeente heb
ben tot taak:
1) den burgemeester bij het besturen
der gemeente van raad te dienen en voor
stellen te doen,
2) den inwoners begrip bij te brengen
omtrent de maatregelen van den burge
meester.
(2) De raadslieden der gemeente wor
den als zoodanig niet bezoldigd.
Artikel 11.
(1) De raadslieden der gemeente zijn
verplicht over aangelegenheden der ge
meente, van welke zij in hun hoedanigheid
van raadsman der gemeente kennis krij
gen, overeenkomstig dezelfde grondslagen
als de gemeente-ambtenaren geheimhou
ding te bewaren.
(2) Aan een raadsman der gemeente,
die zijn geheimhoudingsplicht opzettelijk
of door grove schuld schendt, kan op vor
dering van den burgemeester door het toe
zicht houdend orgaan een boete van ten
hoogste tienduizend gulden worden opge
legd.
(3) De boete (lid 2) wordt, met inacht
neming van het bepaalde bij de wet van
22 Mei 1845 (staatsblad No. 22) op de invor
dering van 's rijks directe belastingen, in
gevorderd.
Artikel 12.
(1) De raadslieden der gemeente wor
den voor vier jaren benoemd.
(2) Het ambt van raadsman eindigt eer
der:
1) Wanneer hij zijn woonplaats buiten
de gemeente overbrengt:
2) Wanneer hij wordt ontslagen.
Artikel 13.
(1) De burgemeester roept de raadslie
den der gemeente ter vergadering bijeen
in alle gevallen, waarin ingevolge de voor
schriften van de gemeentewet een besluit
van den gemeenteraad was vereischt.
(2) De burgemeester stelt de dagorde
vast. De vergaderingen zijn openbaar, wan
neer de burgemeester zulks bepaalt; dit
wordt openlijk bekend gemaakt.
(3) Ter vergadering worden de afzon
derlijke onderwerpen der dagorde bespro
ken; er wordt niet gestemd, noch een be
sluit genomen. De raadslieden der gemeen
te zijn verplicht hun meening kenbaar te
maken, wanneer deze van die van den bur
gemeester afwijkt. Zoodanige uitingen die
nen in de notulen der vergadering te wor
den opgenomen.
(4) De burgemeester dient den raads
lieden der gemeente onverwijld zijn beslis
sing inzake ieder besproken onderwerp op
een geschikte wijze mede te deel en.
(5) Kan de afdoening eener aangele
genheid geen uitstel lijden, dan kan de bur
gemeester van de beraadslagingen ter ver
gadering afzien. Hij dient den raadslie
den der gemeente onverwijld de wijze van
afdoening op een geschikte wijze mede te
deelen.
(6) De burgemeester kan den raad van
de raadslieden der gemeente ook anders
dan ter vergadering inwinnen.
(7) De burgemeester kan ook van an
dere volksgenooten vorderen, dat zij hem
in bepaalde aangelegenheden, rakende het
bestuur der gemeente, van raad dienen.
Volksgenooten, die ingezetenen der ge
meente van bovenbedoelden burgemeester
zijn, zijn gehouden aan de overeenkomstig
het bepaalde bij den eersten volzin door
den burgemeester aan hen gerichte vorde
ring te voldoen.
Artikel 14.
(1) Het toezichthoudend orgaan ziet toe,
dat de gemeente door den burgemeester
met inachtneming van de geldende rechts
voorschriften wordt bestuurd en dat het
bestuur der gemeente strekt tot bevorde
ring van het algemeen belang van het rijk.
(2) Het toezichthoudend orgaan kan
den burgemeester aanwijzingen geven. De
burgemeester is aan deze aan wij zingen ge
bonden.
(3) De secretaris-generaal van het de
partement van Binnenlandsche Zaken is
ten opzichte van de gemeente bedoeld in
artikel 15, lid 1, onder 2, mede bevoegd
aanwijzingen te geven in alle aangelegen
heden, met uitzondering van die betreffen
de den waterstaat; de secretaris-generaal
van het departement van waterstaat is ten
aanzien van alle gemeenten mede bevoegd
aanwijzingen te geven in aangelegenhe
den betreffende den waterstaat.
Artikel 15.
(1) Toezichthoudend orgaan over alle
aangelegenheden, met uitzondering van die
betreffende den waterstaat is,
1) voor de gemeenten 's-Gravenhage.
Amsterdam en Rotterdam de secretaris-ge
neraal van het departement van Binnen
landsche Zaken;
2) voor alle overige gemeenten de com
missaris der provincie, onverminderd het
geen bij de geldige voorschriften is be
paald omtrent de bevoegdheid van den se
cretaris-generaal van het departement van
Binnenlandsche Zaken.
(2) Toezichthoudend orgaan over aan
gelegenheid, den waterstaat betreffende,
is voor alle gemeenten de commissaris dei-
provincie, onverminderd hetgeen bij de
geldige rechtsvoorschriften is bepaald om
trent de bevoegdheid van den secretaris-ge
neraal van het departement van Water
staat.
DERDE AFDEELING.
Voorschriften betreffende de inrichting
van het provinciaal bestuur.
Artikel 16.
(1) De taak van de Provinciale Staten
wordt door den commissaris der provincie
waargenomen.
(2) Hetzelfde geldt:
1) Ten aanzien van de taak van die pro
vinciale commissies, welker werkzaamhe
den blijven rusten op grond van een be
slissing overeenkomstig het bepaalde bij
artikel 1, lid 3, tweeden volzin;
2) ten aanzien van de taak van Gedepu
teerde Staten, welke ingevolge artikel 17
niet door den commissaris per provincie
en de bestuursraden (artikel 19) gemeen
schappelijk wordt waargenomen.
Artikel 17.
Voor zoover tot dusver Gedeputeerde
Staten
1) kennis namen van geschillen van be
stuur, of
2) uitdrukkelijk waren aangewezen om
te oordeelen over andere geschillen of
3) verordeningen of besluiten der bestu
ren van waterschappen, veenschappen of
veenpolders konden schorsen of vernieti
gen, worden deze werkzaamheden ge
meenschappelijk door den commissaris der
provincie en de bestuursraden (artikel 19)
waargenomen.
Artikel 18.
(1) De commissaris der provincie is be
voegd:
1) zich door alle overheidsinstanties in
de provincie, voor zoover deze niet ook
buiten het gebied der provincie bevoegd
heid bezitten, inlichtingen te doen ver
strekken, aan deze instanties voorstellen
te doen, zoomede haar in aangelegenhe
den, aanwijzingen te geven, onverminderd
het recht van het bevoegde centraal ge
zag om zulks te doen;
2) zich door alle overheidsinstanties,
welke ook buiten het gebied der provincie
bevoegdheid bezitten, inlichtingen te doen
verstrekken en aan deze instanties voor
stellen te doen.
(2) De in het eerste lid, onder 1, be
doelde bevoegdheden komen den commis
saris der provincie tegenover instanties der
Nederlandsche politie slechts toe, voorzoo-
ver hij binnen den kring zijner bevoegdhe
den maatregelen treft .welke door deze in
stanties dienen te worden uitgevoerd. De
commissaris der provincie en de geweste
lijke directeur van politie verstrekken
elkaar wederkeerig de inlichtingen, welke
zij voor de vervulling van hun taak behoe
ven; zij kunnen elkaar wederkeerig voor
stellen doen.
(3) Het bepaalde bij artikel 14, lid 2,
blijft onverminderd van kracht.
(4) De bevoegdheden, bedoeld in het
eerste lid, komen den commissaris niet toe
tegenover de gerechten.
(5) Als centraal gezag in den zin van
het eerste lid wordt beschouwd iedere in
stantie, welker bevoegdheid zich uitstrekt
over het geheele bezette Nederlandsche ge
bied.
Artikel 19.
(1) De commissaris der provincie
benoemt voor den tijd van zes jaren
tenminste twee, doch niet meer dan
zes bestuursraden, ten einde hem bij
het besturen der provincie te verte
genwoordigen.
(2) Raadsleden der provincie kunnen
niet tot bestuursraad worden benoemd.
(3) Overigens is ten aanzien van de be
noeming en van het ontslag van een be
stuursraad het bepaalde bij artikel 5, le
den 1 en 2, van overeenkomstige toepas
sing.
(4) Met betrekking tot de volgorde bij
de algemeene vertegenwoordiging is het
bepaalde bij artikel 5. lid 3, eersten volzin,
van overeenkomstige toepassing. Bij onge
steldheid, afwezigheid of ontstentenis van
den commissaris der provincie en van alle
bestuursraden, worden door het toezicht
houdende orgaan de noodige maatregelen
getroffen.
Artikel 20.
(1) De bestuursraden worden beschouwd
als provinciale ambtenaren in den zin van
de Ambtenarenwet 1920.
(2) Het toezichthoudende orgaan be
paalt. den commissaris der provincie ge
hoord, het getal en de wedde van de be
stuursraden.
(3) De bestuursraden vervullen hun
ambt als hoofdberoep.
Artikel 21.
De bestuursraden zijn met betrekking
hunner werkzaamheden, bedoeld in arti
kel 17, aan geenerlei aanwijzingen gebon
den.
Artikel 22.
(1) De commissaris der provincie be
noemt raadslieden der provincie uit de ge
zamenlijke volksgenooten, die ingezetenen
der provincie zijn.
(2) Het getal dier raadslieden is vastge
steld overeenkomstig het bepaalde bij ar
tikel 2 van de provinciale wet, met dien
verstande, dat het telkens een derde van
het aldaar aangegeven getal bedraagt.
Breuken worden verwaarloosd.
(3) Bestuursraden kunnen niet tot raads
man eener provincie worden benoemd.
(4) Het bepaalde bij de artikelen 17, 18,
20, 21, 22 en 57 van de provinciale wet ten
aanzien van de voorwaarden voor het lid
maatschap van de Provinciale Staten en
de daarmede onvereenigbare betrekkingen
en verrichtingen is op de raadslieden der
provincie van overeenkomstige toepas
sing.
Artikel 23.
De benoeming tot raadsman der provin
cie kan worden geweigerd en het ontslag
als zoodanig kan worden verlangd, wan
neer daarvoor een gewichtige reden be
staat. Hetgeen in het bijzonder als gsr-
wichtige reden wordt aangemerkt, blijkt
uit het bepaalde bij artikel 8, lid 2.
Artikel 24.
Met betrekking tot het provinciale be
stuur zijn verder de volgende bepalingen
van overeenkomstige toenassing:
1) Het bepaalde bij artikel 9 omtrent be
noeming en ontslag van raadslieden der
gemeente.
3) het bepaalde bij artikel 11 omtrent
den geheimhoudingsplicht voor de raads
lieden der gemeente,
4) het bepaalde bij artikel 12 omtrent
den ambtsduur van de raadslieden der ge
meente,
5) het bepaalde bij artikel 13 omtrent de
werkzaamheden van de raadslieden der
gemeente, de bevoegdheid van den burge
meester zelf te beslissen, alsmede diens
bevoegdheid volksgenooten, die geen raads
man der gemeente zijn te raadplegen.
Artikel 25.
Het toezichthoudend orgaan heeft ten op
zichte van het bestuur door den commis
saris der provincie een taak overeenkom
stig die, welke is omschreven in artikel 14.
Artikel 26.
(1) Toezichthoudend orgaan over alle
aangelegenheden, met uitzondering van die
betreffende den waterstaat, is de secre
taris-generaal van het departement van
Binnenlandsche Zaken.
(2) Toezichthoudend orgaan over de aan
gelegenheden, den waterstaat betreffend,
is de secretaris-generaal van het departe
ment van Waterstaat.
Generaal Anionescu tijdens zijn inspectie-tocht aan het Bessarabische front
(Orbis-Holl and)
De strijd aan het Oostelijk front. Waar hardnekkig tegenstand geboden wordt, moeten de Duitsche
'oldaten den wijkenden bolsjewisten lederen meter grond betwisten, totdat het terrein van vijanden
is gezuiverd (Atlantic-Holland)