Toerisme bij honk ZATERDAG 14 JUNI 1941 OE LEIDSCHE tuwiwui A DERDE BLAD - PAG. 12 ODE OP OUD-ADE. IV Een katholiek schrijver heeft eens het echt-katholieke uitje verkocht, dat Parijs als uitverkoren patrones vereerde Maria Magdalena-vóór-haar-bekeerrng. Dat was natuurlijk een zinspeling op de deugdzame en ingetogen reputatie van de Fransche hoofdstad, die de naam draagt van „Ville lumière" (licht-stad), een titel, die slechts betrekking kan hebben op de tallooze straatlantaarns. Men zou zoo denken, dat er tusschen het boeren-degelijke Oud-Ade en het wufte Parijs, geen enkele band of zelfs maar een draadje garen te vinden zou zijn, en toch kwamen wij tot de ontdekking, dat ook Oud-Ade eenzelfde voorkeur als Parijs aan den dag legt. Er staat namelijk een beeld van den patroonheilige St. Bavo een leelijk beeld en dat stelt voor de vrome kluizenaar vóór zijn bekeering. Ba vo, ook Alewijn geheeten, was een Vlaam- sche edelman, die in zijn jeugd een scheve schaats reed. Eenmaal tot het inzicht geko men dat hij op die manier zijn aardschen proeftijd verknoeide, trok hij zich in de strengste kloosterlijke afzondering terug. Het beeld in zijn patronaatskerk laat hem zien in een hermelijnen jas met een valkje op de vuist. Dat is, en dat was ook in zijn tijd niet (Bavo stierf te Gent in 654), de normale dracht van monniken. Of het aan dit misleidende beeld ligt, we ten wij niet, doch het blijkt een feit, dat de vereering van den beschermheilige in het kerspel Oud-Ade erg flauwtjes is. Het komt zelden voor, dat een jongetje in deze kern gezonde en dus kinderrijke parochie met den naam van den bijzonderen voorspreker van kerk en geloovigen wordt gedoopt. Dit is jammer. Niet alleen is Baaf een flin ke en goed-HolIandsche naam, maar wij mogen ook verwachten, dat St. Bavo, die weet wat er op de wereld te koop is en tóch een groot heilige werd, zijn petekinderen niet aan hun lot zal overlaten, wanneer ze in de moeilijke jaren zijn aangeland. Een beter patroon voor de opgroeiende jeugd zou men niet kunnen kiezen. St. Bavo's heiligdom in Oud-Ade we hebben het vroeger hier reeds opgemerkt en zullen er niet op door-zagen is met middelmatigen smaak van kerk-meubelen voorzien. Het voornaamste echter het hoogaltaar kan critiek uitstekend door staan. Het is van wit marmer, met zwarte kolommetjes afgewisseld, en wordt be kroond door de reeds vermelde uitstellings- troon van Brom. Het is een mooi altaar. De ramen, die zich in een rij rond het al taar gorden, zijn, blijkens de onderschriften, geschenken van parochianen bij bizondere gelegenheden. De een gaf een raam om kin derzegen af te smeeken, een ander om de veepest te verdrijven en zoo zijn er meer. Deze ramen geven weer den Verlosser der wereld (de verrijzenis van Christus in het middenraam) en Diens oud-testamentische voorafbeeldingen: de slachtoffering van Izaak, het eten van het paaschlam, de ko peren slang in den'woestijn en David met de Ark des Verbonds. David loopt er kalm pjes bij, maar in werkelijkheid (zie het tweede Boek der Koningfen, hfdst. 6) danste hij van heilige vreugde. Boven de altaarboog staat geschilderd: REX REGUM, wat bedoeld is tot stichting van de parochia nen, en daarom in het Latijn werd geschre ven! Het beteekent: Koning der koningen. Er is slechts één zij-altaar, ter eere van de H. Maagd, wier rijzige, moederlijke beel tenis erboven prijkt. In een krocht onder het altaar is het altijd Kerstmis: een echt kerst-stalletje, waarbij os en ezel present zijn. Ofschoon het geen kunstenaars-hand is geweest, die de kerk heeft versierd, toch kan men oorspronkelijkheid van gedachten er niet aan betwisten. Op den rug van den preekstoel b.v. (welks kuip met al te kleu rige en zeer brave kerkvaders werd ge- orneerd) is uitgesneden de parabel van den landman, die uitging om zaad te zaaien; deze gelijkenis is in een landelijke kerk wel juist op haar plaats. De biechtstoel is ook al met houtsnijwerk verlucht: Maria Magdalena, de Goede Herder, die een schaap uit de prikkelen en de perikelen trekt, en de Schuldbelijdenis (op den achtergrond worden tooverboeken verbrand een beeld ontleend aan de „Handelingen der Apostelen" waarbij iemand het vuurtje geducht aanblaast!). De opschriften: Voor bereiding, Gewetensonderzoek, Voldoening, kloppen niet met de afbeeldingen, en zou den andersdenkenden op het waandenk beeld kunnen helpen, dat men drie deurtjes in moest om te kunnen biechten. Onder de ballustrade van het zangkoor loopt het opschrift, en dezen keer in «het Nederlandsch, zooals toch voor de hand ligt: Wat men in latere kerken niet veel ziet: het is een orgel, dat met vier vleugels kèn worden gesloten. De vleugels staan altijd open en dat geeft een goed effect. De be schildering dezer vleugels is echter weeke- lijk van kleur. Zij stelt voor engelen, die muziekinstrumenten bij zich hebben en zich daarbij weinig storen aan de kerkelijke voorschriften hier op aarde. Viool, cello, guitaar en bazuin behooren tot de instru mentatie van dit engelen-orkest. Belgische vluchtelingen tijdens den we reld-oorlog '14'18 hebben de Kruisweg ge schilderd. Hun namen, ieder heeft zijn eigen werk onderteekend, zijn J. v. d. Bilt en J. Troquet. Het mag zijn, dat deze staties in de oogen van strenge kunstcritici geen gena de vinden, wij voor ons hebben ons aan deze werkelijk-aangrijpende schilderingen steeds gesticht En dat is toch het eerste doel van een Kruisweg. Gesticht hebben we ons ook aan het kruis, dat achter in de kerk hangt en dat onlangs ten geschenke is gegeven door de soldaten van Oud-Ade, die uit den kortstondigen oorlog gezond en wel naar hun haardsteden terugkeerden. Gebrandschilderde ramen moet men niet van buiten bekijken. Goethe heeft op die ervaring eens een diepzinnig gedicht ge maakt. Behalve de enkele uitverkorenen van het zangkoor, krijgen de parochianen nooit kans te bekijken, welke heiligen in de ramen aan den voorgevel van de kerk vergeten staan. Het zijn Cecilia, Maria, Petrus en David. De vleugels van het orgel onttrekken hen aan het gezicht. Wij hebben 't vaste voornemen, met Kerst mis of bij het Veertig-uren-gebed in Oud- Ade, het Lof te komen bijwonen. Er han gen koperen kaarsen-luchters in de kerk, die op zulke hooge feesten des avonds wor den ontstoken een flonkerende verlich ting, die stralenden luister bijzet aan de plechtigheden. Ter afwisseling even de buitenlucht in. De kerk staat, gelijk we al eerder opmerk ten, op een dijk. Een dijk loopt schuin af, maar de vloer van de kerk ligt netjes wa terpas, zoodat onder het priesterkoor een ruime crypte ontstond, welke als berg plaats dienst doet. Het is een echte crypte, waarin het dak door zuilen wordt ge schraagd. Naast de kerk ligt het kerkhof een van de liefelijkste kerkhoven, die we gezien hebben. Het is klein, niet meer dan een nestje, verborgen tusschen de schuimende bruidstooi van bloeiende meidoorns, die het alzijdig als met een rouwkrans omgeven. Een bloemendal van rust en vrede in de beslommeringen van dit tranendal. De pas toors, die in den lbop der tijden de kudde vein Oud-Ade hebben geleid, liggen er niet onder een koude zerk begraven. Hun ge meenschappelijk graf is gesluierd met een blauwe wolk vergeet-m ij -nietjes. De naam van deze bloemen is een gebed. Portretten van eenige dezer herders hou den mede de herinnering aan hen levendig. Deze portretten hangen in de groote zaal van de pastorie. De meest bekende daarvan is Anthony van der Plaat. Diens conterfeit- sel werd vervaardigd door Adriaan Hanne- man (t 1680), hofschilder van Prinses Ma ria van Oranje een prachtig portret, dat den ijverigen herder voorstelt als een nog jonge man in zwart gewaad met een hang- kruisje om. Pastoor Van der Plaat was ka nunnik en aartspriester van Rijnland; van daar het kerkelijk onderscheidingsteeken. De voorlaatste herder, pastoor W. J. J. van Straelen, is bij diens zestigsten ver jaardag (1925) geschilderd door Alex As- perslagh. De gelijkenis is treffend. Een groot stuk van een der zij-wanden wordt ingenomen door de paneel-schilde ring „De aanbidding der herders", van de hand van Peiter de Grebber. Het is een schilderij, waar Oud-Ade trotsch op kan zijn. Tusschen de goud-bruine tinten van de herders-groepen speelt een zonnig licht over de kribbe en over de hemelsblauwe mantel van Maria. Een ander opmerkelijk stuk in de groote zaal is de „Beweening van Christus", toe geschreven aan Caspar de Crayer (navol ger van Rubens). Het hdngt wat te "hoog om het naar waarde te kunnen bewonderen. De pastorie zelf is een zeer groot huis de Oud-Aders hebben altijd goed voor hun geestelijke leidslieden gezorgd dat aan de buitenzijde een muurschildering vertoont van den Goeden Herder. De schilderij is door verweering helaas gaan bladderen en zal binnenkort vervangen worden door een schildering op goudglas door Martien Bertels. Ade adé. Tot het programma van ons toeristiek be zoek aan Oud-Ade behoorde ook een klau- terpartij in den molen van den Hertogs- enz.-polder. De bezienswaardigheden van Oud-Ade hebben ons evenwel zóó lang bezig gehouden, dat wij een molen-bezoek beter kunnen bewaren voor een dorp, dat niet zooveel interessants biedt als Oud-Ade. Van de technische bizonderheden, die de molenaar, de heer Arie den Hollander, ter wijl we op onze hurken in het „voorkeuvel- ends'' zaten, vertelde, zullen we dan een dankbaar gebruik kunnen maken. Voor zoo ver we het tenminste begrepen hebben. Want molenaars spreken gewoon Neder landsch, en toch bezigen zij een aparte mul ders-taal, doorspekt met mulders-woorden, die niemand verstaat. Bij ons is het angst wekkend Schriftwoord, ten deele, in vervul ling gegaan: „opdat zij hoorende, niet verstaan". Er is slechts een remedie. Bij iederen molenaar in de leering te gaan en door het „rafelbord" naar buiten te kij ken naar de glorierijke beemden van Hol land, om te bestudeeren of de wind van plan is te „ruimen" of te „krimpen". Te zijner tijd zullen we dan van onze des kundigheid in een speciaal molen-artikel blijk geven! VENATOR VAGANS. BEWEENING VAN CHRISTUS", TOEGESCHREVEN AAN CASPAR DE CRAYER. (schilderij te Oud-Ade). Foto Leidsche Courant Wederopbouw van verwoeste boerderijen VAN DE 530 THANS 454 AANBESTEED EN GEGUND. Naar het Rijksbureau voor de Voedsel voorziening ons meedeelt, ls op het oogen- blik de wederopbouw van vierhonderd- vier-en-vijftig van de vijfhonderddertig boerderijen, verwoest ten gevolge van maatregelen, door het Departement van Defensie ter verdediging des lands geno men, of ten gevolge van krijgsverrichtingen na het uitbreken van den oorlog, aanbe steed en gegund, tot een totaal bedrag van ruim zes millioen. Ongeveer de helft der verwoeste boerde rijen is vernield als gevolg van onvermij delijke Defensiemaatregelen. De andere helft is het slachtoffer van krijgsverrich tingen geworden. De herbouw geschiedt door het Bureau Wederopbouw Boerderijen, dat order lei ding staat van den heer A. D. van Eek, die als hoofd van den bouwkundigen dienst van de Wieringermeer een schat van ervaring op het gebied van den boerderij en bouw heeft verzameld. Het Bureau Wederop bouw Boerderijen ressorteert onder het Bureau Ontruiming, dat, zooals men weet, een afdeeling is van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening. Het bijzonder snelle tempo van den her bouw der boerderijen is zeer treffend. Het is te danken aan de omstandigheid, dat men in het kader van den algemeenen we deropbouw voor ons land het boerenbedrijf een uitzonderingspositie heeft laten inne men. Dit is ten volle gerechtvaardigd, ge zien het primaire belang van een function- neerend boerenbedrijf voor de voedsel voorziening van ons volk. Als men weet, uit welke districten het Bureau Wederopbouw Boerderijen bestaat, begrijpt men tevens, waar de boerderijen, die moeten worden herbouwd, zich bevin den. Het zijn de districten Amersfoort, Veenendaal, Mill ((N.B.), Deurne (N.B.) en Dordrecht. Voorts is er voor de ver- spreid-liggende boerderijen een district, dat, evenals het hoofdbureau, te Amers foort is gevestigd. Bij de plannen is men uitgegaan van de veronderstelling, dat de vroegere opper vlakte van bedryf en woning eener ver nielde boerderij zou worden gehandhaafd. (Onder „bedryf" verstaat men het com plex van schuren, stallen e.d.). De boer kan een grooter woonhuis en een grooter bedryf krijgen, wanneer hij het kostenver schil dadelijk bijbetaalt. In enkele geval len, niet dikwijls, wordt hiervan gebruik gemaakt. De eigenaar draagt in de kosten bij. De eigenaar van de verwoeste boerderij krijgt een deel te dragen van de som der wederopbouwkosten en het honorarium van den architect. Zijn deel bedraagt tus schen de tien en vijf-en-twintig procent. De grootte van het percentage tusschen tien en vijf-en-twintig wordt door den leef tijd van het verwoeste gebouw bepaald. Boven tien percent bedraagt het aandeel van den eigenaar een half percent voor e 1 k jaar, dat het vernielde gebouw heeft bestaan. Heeft het minder dan twintig jaar bestaan, dan bedraagt het aandeel van den eigenaar toch tien percent, het minimum. Heeft het verwoeste gebouw bij voorbeeld zestig jaar bestaan, dan draagt de eigenaar niet dertig percent bij, maar vijf-en-twin tig, het maximum. Wanneer de schaderegelingscommissie de bijdrage heeft vastgesteld, beoordeelt de belastinginspecteur, of de eigenaar uit li quide middelen het bedrag geheel of ge deeltelijk aanstonds kan betalen. Blijkt dit het geval, dan is hij hiertoe verplicht. Blijkt het niet mogelijk wat meestentijds het geval is, vooral, wanneer de eigenaar een boer is dan neemt hij een hypothe caire inschrijving, waarvan rente en af lossing vijf percent per jaar bedragen. De hypotheek wordt in dertig jaar afbetaald. Dit komt neer op een rente van 2per cent. De hypothecaire voorwaarden zijn dus billijk. Aanvankelyk hadden boeren er bezwaar tegen, dat zij een deel van de herbouwkos ten moesten dragen. Men wees hen er ech ter op, dat zij in plaats van het oude ge bouw, dat verwoest was, een geheel nieuw gebouw zouden krijgen, zoodat een bijdrage hunnerzijds in de kosten daarvan alleszins redelijk is. Misschien zijn er boeren, die alleen door dezen rechtsgrond niet aan stonds volkomen worden overtuigd. Maar de ervaring leert, dat hun stemming ver betert, naar mate het nieuwe gebouw hun voor oogen komt te staan. Zij nemen ook in aanmerking, dat de onderhoudskosten van het nieuwe gebouw veel geringer zijn en dat de wederopbouw van het bedryf aanleiding is tot een moderniseering, die een groote verbetering beteekent. Er zijn ongeveer honderd vijf tig archi tecten bij den herbouw betrokken. Toege laten zijn die, welke in de laatste vijf jaar voldoende ervaring van boerderijenbouw hebben opgedaan. Voor zoover noodig, worden hun aesthetische adviseurs toege voegd. Mën acht Schablonen-werk uit den booze en streeft ernaar, in elke streek des lands boerderijen van het streektype te bouwen. In het schetsplan der architecten moet het districtsbureau in vele gevallen de noodige versoberingen aanbrengen. Men stelt zich op het standpunt, dat de b e d r ij- v e n (dus de stallen, schuren, enz.) zoo goed mogelijk moeten zijn ingericht en dat bij het woo ngedeelte luxe behoort te worden vermeden. (Natuurlijk moeten de boerenwoningen wel aan zekere hy giënische en aesthetische eischen voldoen). De boer wordt volledig in de bouwplannen gekend en is. binnen het financieel-rede- lijke, bevoegd, den architect aanwijzingen betreffende de inrichting van zijn bedrijf en woning te geven. Het komt voor, dat op zijn aandrang wijzigingen in de plannen worden aangebracht. Begrooting en materialen. Het opmaken van de begrooting levert onvermijdelijk zekere moeilijkheden op, doordat de materiaalprijzen en de arbeids- loonen vrij sterk zijn gestegen. Wat de ma terialen betreft, gedurende een zekeren tijd kon er weinig hout worden verwacht, zoo dat het raadzaam was, ook in het woonge deelte steenen vloeren te leggen. Nu de houtbehoefte voorlonpig is gedekt, brengt EkN bCHILDERACHTIG GELEGEN, NIEUWE BOERDERIJ (Hoogland). Foto G. J. Lauwers, Utrecht. men daar weer de normale, warmere, hou ten vloeren aan. In het begin heeft men het stelsel van publieke aanbestedingen toegepast, maar na een korten tijd dreef het oude euvel van de opzetgelden de bouwkosten om hoog. De ondershandsche aanbestedingen, waarmee men nu werkt, geven een bespa ring op de bouwkosten. De aannemings sommen beloopen tusschen acht- en vijf- en-veertig duizend gulden. Men komt, on danks de tegenwoordige, hooge materiaal- prijzen, tot een vrij behoorlijken, gemid delden prijs per kubieken meter. Krachtig streeft men ernaar, alle boer derijen dit jaar zoo ver gereed te krijgen, dat de oogst er in elk geval in zal kunnen worden geborgen. Daarom gaat de bedrijfs- bouw vóór, al moet het gezin misschien nog eenigen tijd in een noodwoning huizen. Ongetwijfeld is dit laatste, vooral, als de familie talrijk is, onaangenaam. Maar wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen: in dit geval een zoo goed mogelijke voed selvoorziening van ons volk. Gelukkig zien de boerengezinnen zeiven dit over het algemeen zeer wel in. Vele boeren hebben na de verwoesting vr y "-[ ct'de boerderij aanstonds zeiven noodwoningen gebouwd. Met de verbete ring hiervan heeft het Bureau Wederop bouw Boerderijen den commissaris voor den afvoer der burgerbevolking geholpen. Het heeft deze noodwoningen, ongeveer honderd in getal, dubbelwandig, water dicht en ook overigens meer bewoonbaar gemaakt. Ook heeft het Bureau ruim vijftig stee nen noodwoningen opgetrokken, die later tot bedrijfsruimten, als varkenshokken e.d., zullen worden verbouwd. Tevens heeft het in 1940, reeds vóór het najaar, tweehon derdvijftig noodstallen, voor vier duizend tweehonderd stuks vee, vervaardigd, van hout, door het Bureau Ontruiming uit de stellingen van Defensie gehaald, en van materiaal uit de afbraak der verwoeste perceelen. Moge het bovenstaande den lezer over tuigen, dat het Bureau Wederopbouw Boerderijen bezig is, in een ongekend snel tempo een velomvattenden arbeid te ver richten, in het belang eener boerenbevol king van ettelijke duizenden personen en dit is onder de gegeven omstandigheden nog gewichtiger ten bate van de voedsel voorziening van ons volk. BOERDERIJ MET SCHUREN IN AANBOUW (Hoogland). Foto G. J. Lauwers, Utrecht. INTERPAROCHIEELE ST. JOSEPHSGEZELLEN VEREENIGING TE LEIDEN ROOMSCHE JONGENS, OOK IN JE ARBEIDSMILIEU Als een van de restjes, die nog over bleven na onze arbeidsbeschouwing, is er te behandelen: het arbeidsmilieu, d.i. de bepaalde omgeving waar je je werk ver richt, de zaak, het fabriek, de werkplaats, het kantoor. Dit milieu, is van enorme invloed op den jongenman, het kan hun geestelijk opheffen, of misvormen. Concreet voobeeld van invloedssfeer vanuit het werkmidden: Mijn baas heeft echt inzicht en werkt vlot en vlug; hij overziet alles, beheerscht alles, niets ontgaat hem, hij is nauwkeurig, beweegt zich vrij en makkelijk, hij kan het je handig zeggen. De jongeman ziet zooveel dingen, die hij nog moet leeren, die hij aanneemt van den patroon, den chef, den vakbekwamen, tegen wien hij opziet. En niet alleen aanvaardt hij het ge zag van den baas in het vak, maar ook in de kijk op het leven neemt hij onbewust veel ideeën over, die de patroon zoo nu en dan uit op allerlei levensterrein, en on bewust ondergaat de jonge werknemer deze steeds terugkeerende invloed. Als daarbij nog een overtuigde levens houding van den patroon bij komt, in da den omgezet, dan vindt de leerende jonge man in hem het ideaal dat hij gaat na streven. Hij wil ook eenmaal zijn zoo iemand als zijn ideale kundige patroon. Is die bekwame „leermeester" diep ge- loovig, principieel, zedelijk hoogstaand, dan zal dat een weldadige invloed hebben op den jongeman. Is hij een handige, sluwe, berekende ongeloovige kerel, dan zal ook dat makkelijk een stempel drukken op het karakter van den jongen. Zoo kan een goede jongen slechter worden, en in een goed milieu een slechte jongen meer mensch. Immers al werkend, al arbeidend groeit in hem de kijk op het leven, zijn levensbeschouwing, zijn levenshouding. Een ander voorbeeld van invloedssfeer. Denk hier aan grootere werkplaatsen, fabrieken, warenhuizen, enz., waar velen samen werken en waar verscheidenen zijn met wie men daar dagelijks omgaat. Hoe wordt daar de nieuweling tegemoet- getreden! vindt hij er een goeden vriend, die eerbied heeft voor zijn jongensziel of stopt men hem al gauw een slecht boek, 'n vies blad in handen. In den koffietijd of in de schaft, hoor je het: de gemeene kwinkslagen, 'n mop, 'n bak. Je ziet de be doeling van het woord aan de begeleidende tersluiksche wenken. „Wat doet jullie Paus nu tegen den oorlog". „Jullie kerk met jullie pastoor...." Als gifgas kan het milieu verderf sprei den. Invloed heeft het arbeidsmilieu hier ten goede, daar ten kwade. Blijf Roomsche jongen, blijf Je zelf onderzoek jezelf nu eens eerlijk: Hoe sta je tegenover praatjes? Geloof je maar direct de praatjes over hoog zakgeld en groote mond thuis. Laat je je zelf niet te veel beïnvloeden door lef- en brani-makkers. Is je werkmilieu zóó, dat je er ook godsdienstig onverschillig wordt, of is je werkmidden goed, maar zie je het goede voorbeeld niet, omdat je zelf te slap bent of te lui of te onverschillig van aard. Roomsche jongen, blijf je zelf ook in je arbeidsmilieu Verbeter jezelf en geef goed voorbeeld. H. C. A. P. v. DRUNEN, Vice-Praeses. VOORSCHOTEN Foto L. Crt. PATER J. BONSEL, Montfortaan die op Dinsdag 17 Juni zyn zilveren priesterjubileum viert in het klooster aan de Haagsche Schouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12