Toerisme
bij honk
ZATERDAG 14 JUNI 1941
OE LEIDSCHE tuwiwui A
DERDE BLAD - PAG. 12
ODE OP OUD-ADE.
IV
Een katholiek schrijver heeft eens het
echt-katholieke uitje verkocht, dat Parijs
als uitverkoren patrones vereerde Maria
Magdalena-vóór-haar-bekeerrng. Dat was
natuurlijk een zinspeling op de deugdzame
en ingetogen reputatie van de Fransche
hoofdstad, die de naam draagt van „Ville
lumière" (licht-stad), een titel, die slechts
betrekking kan hebben op de tallooze
straatlantaarns. Men zou zoo denken, dat
er tusschen het boeren-degelijke Oud-Ade
en het wufte Parijs, geen enkele band of
zelfs maar een draadje garen te vinden zou
zijn, en toch kwamen wij tot de ontdekking,
dat ook Oud-Ade eenzelfde voorkeur als
Parijs aan den dag legt. Er staat namelijk
een beeld van den patroonheilige St. Bavo
een leelijk beeld en dat stelt voor de
vrome kluizenaar vóór zijn bekeering. Ba
vo, ook Alewijn geheeten, was een Vlaam-
sche edelman, die in zijn jeugd een scheve
schaats reed. Eenmaal tot het inzicht geko
men dat hij op die manier zijn aardschen
proeftijd verknoeide, trok hij zich in de
strengste kloosterlijke afzondering terug.
Het beeld in zijn patronaatskerk laat hem
zien in een hermelijnen jas met een valkje
op de vuist. Dat is, en dat was ook in zijn
tijd niet (Bavo stierf te Gent in 654), de
normale dracht van monniken.
Of het aan dit misleidende beeld ligt, we
ten wij niet, doch het blijkt een feit, dat
de vereering van den beschermheilige in het
kerspel Oud-Ade erg flauwtjes is. Het komt
zelden voor, dat een jongetje in deze kern
gezonde en dus kinderrijke parochie met
den naam van den bijzonderen voorspreker
van kerk en geloovigen wordt gedoopt.
Dit is jammer. Niet alleen is Baaf een flin
ke en goed-HolIandsche naam, maar wij
mogen ook verwachten, dat St. Bavo, die
weet wat er op de wereld te koop is en tóch
een groot heilige werd, zijn petekinderen
niet aan hun lot zal overlaten, wanneer ze
in de moeilijke jaren zijn aangeland. Een
beter patroon voor de opgroeiende jeugd
zou men niet kunnen kiezen.
St. Bavo's heiligdom in Oud-Ade we
hebben het vroeger hier reeds opgemerkt
en zullen er niet op door-zagen is met
middelmatigen smaak van kerk-meubelen
voorzien. Het voornaamste echter het
hoogaltaar kan critiek uitstekend door
staan. Het is van wit marmer, met zwarte
kolommetjes afgewisseld, en wordt be
kroond door de reeds vermelde uitstellings-
troon van Brom. Het is een mooi altaar.
De ramen, die zich in een rij rond het al
taar gorden, zijn, blijkens de onderschriften,
geschenken van parochianen bij bizondere
gelegenheden. De een gaf een raam om kin
derzegen af te smeeken, een ander om de
veepest te verdrijven en zoo zijn er meer.
Deze ramen geven weer den Verlosser der
wereld (de verrijzenis van Christus in het
middenraam) en Diens oud-testamentische
voorafbeeldingen: de slachtoffering van
Izaak, het eten van het paaschlam, de ko
peren slang in den'woestijn en David met
de Ark des Verbonds. David loopt er kalm
pjes bij, maar in werkelijkheid (zie het
tweede Boek der Koningfen, hfdst. 6) danste
hij van heilige vreugde.
Boven de altaarboog staat geschilderd:
REX REGUM,
wat bedoeld is tot stichting van de parochia
nen, en daarom in het Latijn werd geschre
ven! Het beteekent:
Koning der koningen.
Er is slechts één zij-altaar, ter eere van
de H. Maagd, wier rijzige, moederlijke beel
tenis erboven prijkt. In een krocht onder
het altaar is het altijd Kerstmis: een echt
kerst-stalletje, waarbij os en ezel present
zijn. Ofschoon het geen kunstenaars-hand
is geweest, die de kerk heeft versierd, toch
kan men oorspronkelijkheid van gedachten
er niet aan betwisten. Op den rug van den
preekstoel b.v. (welks kuip met al te kleu
rige en zeer brave kerkvaders werd ge-
orneerd) is uitgesneden de parabel van den
landman, die uitging om zaad te zaaien;
deze gelijkenis is in een landelijke kerk
wel juist op haar plaats. De biechtstoel is
ook al met houtsnijwerk verlucht: Maria
Magdalena, de Goede Herder, die een schaap
uit de prikkelen en de perikelen trekt, en
de Schuldbelijdenis (op den achtergrond
worden tooverboeken verbrand een
beeld ontleend aan de „Handelingen der
Apostelen" waarbij iemand het vuurtje
geducht aanblaast!). De opschriften: Voor
bereiding, Gewetensonderzoek, Voldoening,
kloppen niet met de afbeeldingen, en zou
den andersdenkenden op het waandenk
beeld kunnen helpen, dat men drie deurtjes
in moest om te kunnen biechten.
Onder de ballustrade van het zangkoor
loopt het opschrift, en dezen keer in «het
Nederlandsch, zooals toch voor de hand ligt:
Wat men in latere kerken niet veel ziet:
het is een orgel, dat met vier vleugels kèn
worden gesloten. De vleugels staan altijd
open en dat geeft een goed effect. De be
schildering dezer vleugels is echter weeke-
lijk van kleur. Zij stelt voor engelen, die
muziekinstrumenten bij zich hebben en zich
daarbij weinig storen aan de kerkelijke
voorschriften hier op aarde. Viool, cello,
guitaar en bazuin behooren tot de instru
mentatie van dit engelen-orkest.
Belgische vluchtelingen tijdens den we
reld-oorlog '14'18 hebben de Kruisweg ge
schilderd. Hun namen, ieder heeft zijn eigen
werk onderteekend, zijn J. v. d. Bilt en J.
Troquet. Het mag zijn, dat deze staties in
de oogen van strenge kunstcritici geen gena
de vinden, wij voor ons hebben ons aan
deze werkelijk-aangrijpende schilderingen
steeds gesticht En dat is toch het eerste doel
van een Kruisweg.
Gesticht hebben we ons ook aan het kruis,
dat achter in de kerk hangt en dat onlangs
ten geschenke is gegeven door de soldaten
van Oud-Ade, die uit den kortstondigen
oorlog gezond en wel naar hun haardsteden
terugkeerden.
Gebrandschilderde ramen moet men niet
van buiten bekijken. Goethe heeft op die
ervaring eens een diepzinnig gedicht ge
maakt. Behalve de enkele uitverkorenen
van het zangkoor, krijgen de parochianen
nooit kans te bekijken, welke heiligen in
de ramen aan den voorgevel van de kerk
vergeten staan. Het zijn Cecilia, Maria,
Petrus en David. De vleugels van het orgel
onttrekken hen aan het gezicht.
Wij hebben 't vaste voornemen, met Kerst
mis of bij het Veertig-uren-gebed in Oud-
Ade, het Lof te komen bijwonen. Er han
gen koperen kaarsen-luchters in de kerk,
die op zulke hooge feesten des avonds wor
den ontstoken een flonkerende verlich
ting, die stralenden luister bijzet aan de
plechtigheden.
Ter afwisseling even de buitenlucht in.
De kerk staat, gelijk we al eerder opmerk
ten, op een dijk. Een dijk loopt schuin af,
maar de vloer van de kerk ligt netjes wa
terpas, zoodat onder het priesterkoor een
ruime crypte ontstond, welke als berg
plaats dienst doet. Het is een echte crypte,
waarin het dak door zuilen wordt ge
schraagd.
Naast de kerk ligt het kerkhof een van
de liefelijkste kerkhoven, die we gezien
hebben. Het is klein, niet meer dan een
nestje, verborgen tusschen de schuimende
bruidstooi van bloeiende meidoorns, die het
alzijdig als met een rouwkrans omgeven.
Een bloemendal van rust en vrede in de
beslommeringen van dit tranendal. De pas
toors, die in den lbop der tijden de kudde
vein Oud-Ade hebben geleid, liggen er niet
onder een koude zerk begraven. Hun ge
meenschappelijk graf is gesluierd met een
blauwe wolk vergeet-m ij -nietjes. De naam
van deze bloemen is een gebed.
Portretten van eenige dezer herders hou
den mede de herinnering aan hen levendig.
Deze portretten hangen in de groote zaal
van de pastorie. De meest bekende daarvan
is Anthony van der Plaat. Diens conterfeit-
sel werd vervaardigd door Adriaan Hanne-
man (t 1680), hofschilder van Prinses Ma
ria van Oranje een prachtig portret, dat
den ijverigen herder voorstelt als een nog
jonge man in zwart gewaad met een hang-
kruisje om. Pastoor Van der Plaat was ka
nunnik en aartspriester van Rijnland; van
daar het kerkelijk onderscheidingsteeken.
De voorlaatste herder, pastoor W. J. J.
van Straelen, is bij diens zestigsten ver
jaardag (1925) geschilderd door Alex As-
perslagh. De gelijkenis is treffend.
Een groot stuk van een der zij-wanden
wordt ingenomen door de paneel-schilde
ring „De aanbidding der herders", van de
hand van Peiter de Grebber. Het is een
schilderij, waar Oud-Ade trotsch op kan
zijn. Tusschen de goud-bruine tinten van
de herders-groepen speelt een zonnig licht
over de kribbe en over de hemelsblauwe
mantel van Maria.
Een ander opmerkelijk stuk in de groote
zaal is de „Beweening van Christus", toe
geschreven aan Caspar de Crayer (navol
ger van Rubens). Het hdngt wat te "hoog
om het naar waarde te kunnen bewonderen.
De pastorie zelf is een zeer groot huis
de Oud-Aders hebben altijd goed voor hun
geestelijke leidslieden gezorgd dat aan
de buitenzijde een muurschildering vertoont
van den Goeden Herder. De schilderij is
door verweering helaas gaan bladderen en
zal binnenkort vervangen worden door
een schildering op goudglas door Martien
Bertels.
Ade adé.
Tot het programma van ons toeristiek be
zoek aan Oud-Ade behoorde ook een klau-
terpartij in den molen van den Hertogs-
enz.-polder. De bezienswaardigheden van
Oud-Ade hebben ons evenwel zóó lang
bezig gehouden, dat wij een molen-bezoek
beter kunnen bewaren voor een dorp, dat
niet zooveel interessants biedt als Oud-Ade.
Van de technische bizonderheden, die de
molenaar, de heer Arie den Hollander, ter
wijl we op onze hurken in het „voorkeuvel-
ends'' zaten, vertelde, zullen we dan een
dankbaar gebruik kunnen maken. Voor zoo
ver we het tenminste begrepen hebben.
Want molenaars spreken gewoon Neder
landsch, en toch bezigen zij een aparte mul
ders-taal, doorspekt met mulders-woorden,
die niemand verstaat. Bij ons is het angst
wekkend Schriftwoord, ten deele, in vervul
ling gegaan: „opdat zij hoorende, niet
verstaan".
Er is slechts een remedie.
Bij iederen molenaar in de leering te gaan
en door het „rafelbord" naar buiten te kij
ken naar de glorierijke beemden van Hol
land, om te bestudeeren of de wind van plan
is te „ruimen" of te „krimpen".
Te zijner tijd zullen we dan van onze des
kundigheid in een speciaal molen-artikel
blijk geven!
VENATOR VAGANS.
BEWEENING VAN CHRISTUS", TOEGESCHREVEN AAN CASPAR DE CRAYER.
(schilderij te Oud-Ade). Foto Leidsche Courant
Wederopbouw van
verwoeste boerderijen
VAN DE 530 THANS 454 AANBESTEED
EN GEGUND.
Naar het Rijksbureau voor de Voedsel
voorziening ons meedeelt, ls op het oogen-
blik de wederopbouw van vierhonderd-
vier-en-vijftig van de vijfhonderddertig
boerderijen, verwoest ten gevolge van
maatregelen, door het Departement van
Defensie ter verdediging des lands geno
men, of ten gevolge van krijgsverrichtingen
na het uitbreken van den oorlog, aanbe
steed en gegund, tot een totaal bedrag van
ruim zes millioen.
Ongeveer de helft der verwoeste boerde
rijen is vernield als gevolg van onvermij
delijke Defensiemaatregelen. De andere
helft is het slachtoffer van krijgsverrich
tingen geworden.
De herbouw geschiedt door het Bureau
Wederopbouw Boerderijen, dat order lei
ding staat van den heer A. D. van Eek, die
als hoofd van den bouwkundigen dienst van
de Wieringermeer een schat van ervaring
op het gebied van den boerderij en bouw
heeft verzameld. Het Bureau Wederop
bouw Boerderijen ressorteert onder het
Bureau Ontruiming, dat, zooals men weet,
een afdeeling is van het Rijksbureau voor
de Voedselvoorziening.
Het bijzonder snelle tempo van den her
bouw der boerderijen is zeer treffend. Het
is te danken aan de omstandigheid, dat
men in het kader van den algemeenen we
deropbouw voor ons land het boerenbedrijf
een uitzonderingspositie heeft laten inne
men. Dit is ten volle gerechtvaardigd, ge
zien het primaire belang van een function-
neerend boerenbedrijf voor de voedsel
voorziening van ons volk.
Als men weet, uit welke districten het
Bureau Wederopbouw Boerderijen bestaat,
begrijpt men tevens, waar de boerderijen,
die moeten worden herbouwd, zich bevin
den. Het zijn de districten Amersfoort,
Veenendaal, Mill ((N.B.), Deurne (N.B.)
en Dordrecht. Voorts is er voor de ver-
spreid-liggende boerderijen een district,
dat, evenals het hoofdbureau, te Amers
foort is gevestigd.
Bij de plannen is men uitgegaan van de
veronderstelling, dat de vroegere opper
vlakte van bedryf en woning eener ver
nielde boerderij zou worden gehandhaafd.
(Onder „bedryf" verstaat men het com
plex van schuren, stallen e.d.). De boer
kan een grooter woonhuis en een grooter
bedryf krijgen, wanneer hij het kostenver
schil dadelijk bijbetaalt. In enkele geval
len, niet dikwijls, wordt hiervan gebruik
gemaakt.
De eigenaar draagt in de kosten bij.
De eigenaar van de verwoeste boerderij
krijgt een deel te dragen van de som der
wederopbouwkosten en het honorarium
van den architect. Zijn deel bedraagt tus
schen de tien en vijf-en-twintig procent.
De grootte van het percentage tusschen
tien en vijf-en-twintig wordt door den leef
tijd van het verwoeste gebouw bepaald.
Boven tien percent bedraagt het aandeel
van den eigenaar een half percent voor
e 1 k jaar, dat het vernielde gebouw heeft
bestaan. Heeft het minder dan twintig jaar
bestaan, dan bedraagt het aandeel van den
eigenaar toch tien percent, het minimum.
Heeft het verwoeste gebouw bij voorbeeld
zestig jaar bestaan, dan draagt de eigenaar
niet dertig percent bij, maar vijf-en-twin
tig, het maximum.
Wanneer de schaderegelingscommissie de
bijdrage heeft vastgesteld, beoordeelt de
belastinginspecteur, of de eigenaar uit li
quide middelen het bedrag geheel of ge
deeltelijk aanstonds kan betalen. Blijkt dit
het geval, dan is hij hiertoe verplicht.
Blijkt het niet mogelijk wat meestentijds
het geval is, vooral, wanneer de eigenaar
een boer is dan neemt hij een hypothe
caire inschrijving, waarvan rente en af
lossing vijf percent per jaar bedragen. De
hypotheek wordt in dertig jaar afbetaald.
Dit komt neer op een rente van 2per
cent. De hypothecaire voorwaarden zijn
dus billijk.
Aanvankelyk hadden boeren er bezwaar
tegen, dat zij een deel van de herbouwkos
ten moesten dragen. Men wees hen er ech
ter op, dat zij in plaats van het oude ge
bouw, dat verwoest was, een geheel nieuw
gebouw zouden krijgen, zoodat een bijdrage
hunnerzijds in de kosten daarvan alleszins
redelijk is. Misschien zijn er boeren, die
alleen door dezen rechtsgrond niet aan
stonds volkomen worden overtuigd. Maar
de ervaring leert, dat hun stemming ver
betert, naar mate het nieuwe gebouw hun
voor oogen komt te staan. Zij nemen ook
in aanmerking, dat de onderhoudskosten
van het nieuwe gebouw veel geringer zijn
en dat de wederopbouw van het bedryf
aanleiding is tot een moderniseering, die
een groote verbetering beteekent.
Er zijn ongeveer honderd vijf tig archi
tecten bij den herbouw betrokken. Toege
laten zijn die, welke in de laatste vijf jaar
voldoende ervaring van boerderijenbouw
hebben opgedaan. Voor zoover noodig,
worden hun aesthetische adviseurs toege
voegd. Mën acht Schablonen-werk uit den
booze en streeft ernaar, in elke streek des
lands boerderijen van het streektype te
bouwen.
In het schetsplan der architecten moet
het districtsbureau in vele gevallen de
noodige versoberingen aanbrengen. Men
stelt zich op het standpunt, dat de b e d r ij-
v e n (dus de stallen, schuren, enz.) zoo
goed mogelijk moeten zijn ingericht en dat
bij het woo ngedeelte luxe behoort te
worden vermeden. (Natuurlijk moeten
de boerenwoningen wel aan zekere hy
giënische en aesthetische eischen voldoen).
De boer wordt volledig in de bouwplannen
gekend en is. binnen het financieel-rede-
lijke, bevoegd, den architect aanwijzingen
betreffende de inrichting van zijn bedrijf
en woning te geven. Het komt voor, dat op
zijn aandrang wijzigingen in de plannen
worden aangebracht.
Begrooting en materialen.
Het opmaken van de begrooting levert
onvermijdelijk zekere moeilijkheden op,
doordat de materiaalprijzen en de arbeids-
loonen vrij sterk zijn gestegen. Wat de ma
terialen betreft, gedurende een zekeren tijd
kon er weinig hout worden verwacht, zoo
dat het raadzaam was, ook in het woonge
deelte steenen vloeren te leggen. Nu de
houtbehoefte voorlonpig is gedekt, brengt
EkN bCHILDERACHTIG GELEGEN, NIEUWE BOERDERIJ (Hoogland).
Foto G. J. Lauwers, Utrecht.
men daar weer de normale, warmere, hou
ten vloeren aan.
In het begin heeft men het stelsel van
publieke aanbestedingen toegepast, maar
na een korten tijd dreef het oude euvel
van de opzetgelden de bouwkosten om
hoog. De ondershandsche aanbestedingen,
waarmee men nu werkt, geven een bespa
ring op de bouwkosten. De aannemings
sommen beloopen tusschen acht- en vijf-
en-veertig duizend gulden. Men komt, on
danks de tegenwoordige, hooge materiaal-
prijzen, tot een vrij behoorlijken, gemid
delden prijs per kubieken meter.
Krachtig streeft men ernaar, alle boer
derijen dit jaar zoo ver gereed te krijgen,
dat de oogst er in elk geval in zal kunnen
worden geborgen. Daarom gaat de bedrijfs-
bouw vóór, al moet het gezin misschien nog
eenigen tijd in een noodwoning huizen.
Ongetwijfeld is dit laatste, vooral, als de
familie talrijk is, onaangenaam. Maar wat
het zwaarste is, moet het zwaarste wegen:
in dit geval een zoo goed mogelijke voed
selvoorziening van ons volk. Gelukkig
zien de boerengezinnen zeiven dit over het
algemeen zeer wel in.
Vele boeren hebben na de verwoesting
vr y "-[ ct'de boerderij aanstonds zeiven
noodwoningen gebouwd. Met de verbete
ring hiervan heeft het Bureau Wederop
bouw Boerderijen den commissaris voor
den afvoer der burgerbevolking geholpen.
Het heeft deze noodwoningen, ongeveer
honderd in getal, dubbelwandig, water
dicht en ook overigens meer bewoonbaar
gemaakt.
Ook heeft het Bureau ruim vijftig stee
nen noodwoningen opgetrokken, die later
tot bedrijfsruimten, als varkenshokken e.d.,
zullen worden verbouwd. Tevens heeft het
in 1940, reeds vóór het najaar, tweehon
derdvijftig noodstallen, voor vier duizend
tweehonderd stuks vee, vervaardigd, van
hout, door het Bureau Ontruiming uit de
stellingen van Defensie gehaald, en van
materiaal uit de afbraak der verwoeste
perceelen.
Moge het bovenstaande den lezer over
tuigen, dat het Bureau Wederopbouw
Boerderijen bezig is, in een ongekend snel
tempo een velomvattenden arbeid te ver
richten, in het belang eener boerenbevol
king van ettelijke duizenden personen en
dit is onder de gegeven omstandigheden
nog gewichtiger ten bate van de voedsel
voorziening van ons volk.
BOERDERIJ MET SCHUREN IN AANBOUW (Hoogland).
Foto G. J. Lauwers, Utrecht.
INTERPAROCHIEELE
ST. JOSEPHSGEZELLEN
VEREENIGING TE LEIDEN
ROOMSCHE JONGENS, OOK IN JE
ARBEIDSMILIEU
Als een van de restjes, die nog over
bleven na onze arbeidsbeschouwing, is er
te behandelen: het arbeidsmilieu, d.i. de
bepaalde omgeving waar je je werk ver
richt, de zaak, het fabriek, de werkplaats,
het kantoor. Dit milieu, is van enorme
invloed op den jongenman, het kan hun
geestelijk opheffen, of misvormen.
Concreet voobeeld van invloedssfeer
vanuit het werkmidden:
Mijn baas heeft echt inzicht en werkt
vlot en vlug; hij overziet alles, beheerscht
alles, niets ontgaat hem, hij is nauwkeurig,
beweegt zich vrij en makkelijk, hij kan
het je handig zeggen. De jongeman ziet
zooveel dingen, die hij nog moet leeren, die
hij aanneemt van den patroon, den chef,
den vakbekwamen, tegen wien hij opziet.
En niet alleen aanvaardt hij het ge
zag van den baas in het vak, maar ook in
de kijk op het leven neemt hij onbewust
veel ideeën over, die de patroon zoo nu
en dan uit op allerlei levensterrein, en on
bewust ondergaat de jonge werknemer
deze steeds terugkeerende invloed.
Als daarbij nog een overtuigde levens
houding van den patroon bij komt, in da
den omgezet, dan vindt de leerende jonge
man in hem het ideaal dat hij gaat na
streven. Hij wil ook eenmaal zijn zoo
iemand als zijn ideale kundige patroon.
Is die bekwame „leermeester" diep ge-
loovig, principieel, zedelijk hoogstaand, dan
zal dat een weldadige invloed hebben op
den jongeman. Is hij een handige, sluwe,
berekende ongeloovige kerel, dan zal ook
dat makkelijk een stempel drukken op het
karakter van den jongen. Zoo kan een
goede jongen slechter worden, en in een
goed milieu een slechte jongen meer
mensch. Immers al werkend, al arbeidend
groeit in hem de kijk op het leven, zijn
levensbeschouwing, zijn levenshouding.
Een ander voorbeeld van invloedssfeer.
Denk hier aan grootere werkplaatsen,
fabrieken, warenhuizen, enz., waar velen
samen werken en waar verscheidenen zijn
met wie men daar dagelijks omgaat.
Hoe wordt daar de nieuweling tegemoet-
getreden! vindt hij er een goeden vriend,
die eerbied heeft voor zijn jongensziel of
stopt men hem al gauw een slecht boek,
'n vies blad in handen. In den koffietijd of
in de schaft, hoor je het: de gemeene
kwinkslagen, 'n mop, 'n bak. Je ziet de be
doeling van het woord aan de begeleidende
tersluiksche wenken. „Wat doet jullie Paus
nu tegen den oorlog". „Jullie kerk met
jullie pastoor...."
Als gifgas kan het milieu verderf sprei
den. Invloed heeft het arbeidsmilieu hier
ten goede, daar ten kwade.
Blijf Roomsche jongen, blijf Je zelf
onderzoek jezelf nu eens eerlijk:
Hoe sta je tegenover praatjes?
Geloof je maar direct de praatjes over
hoog zakgeld en groote mond thuis.
Laat je je zelf niet te veel beïnvloeden
door lef- en brani-makkers.
Is je werkmilieu zóó, dat je er ook
godsdienstig onverschillig wordt, of is je
werkmidden goed, maar zie je het goede
voorbeeld niet, omdat je zelf te slap bent
of te lui of te onverschillig van aard.
Roomsche jongen, blijf je zelf ook in je
arbeidsmilieu
Verbeter jezelf en geef goed voorbeeld.
H. C. A. P. v. DRUNEN,
Vice-Praeses.
VOORSCHOTEN
Foto L. Crt.
PATER J. BONSEL, Montfortaan
die op Dinsdag 17 Juni zyn zilveren
priesterjubileum viert in het klooster aan
de Haagsche Schouw.