Wind ut de zeilen nieuwen homten, die U naadiheeft! ZATERDAG 31 MEI 1941 CE LEIDIÏCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 bij, OPEN OOG VOOR MOGELIJKHEDEN VAN DE NIEUWE ORDE. Genootschap „Nederland en Europa" bestudeert de toekomstproblemen. Het is reeds ontelbare malen gezegd en geschreven, dat ook Nederland in het toekomstige Europa een nieuwen koers zal moeten kiezen, wil het zijn plaats in het gemeenebest der staten van het vasteland van Europa behou den. Dit besef had, zooals bekend, de oprichting van het genobtschap „Ne derland en Europa" tengevolge, welks doeleinden reeds eerder werden be kend gemaakt. Tijdens een vraagge sprek, dat een redacteur van de V.P.B. met den zaakvoerend secretaris van dit genootschap had, den heer K. W. Boek- holt, heeft deze een nadere omschrij ving van het doel en streven gegeven. De uiteenzetting van den heer Boekholt is bijzonder belangwekkend, omdat uit zijn woorden een diepgaand inzicht blijkt in de moeilijkheden van velen om dezen nieuwen koers te aanvaarden. Wind in de zeilen bij nieuwen koers! V.P.B. „Wij beleven in onze dagen een revolutionnairen stormloop tegen oude be grippen en beginselen, waarvan de gevol gen nog niet te overzien zijn", zoo ver klaarde de zaakvoerend secretaris van het genootschap „Nederland en Europa", de heer K. W. Boekholt, met wien wij een onderhoud hadden over de nadere doelstel lingen van dit genootschap, dat onlangs werd opgericht onder voorzitterschap van prof. dr. G. A. S. Snijder. „Wij zien nu, hoe nagenoeg geen enkel gebied van het per soonlijke of maatschappelijke leven onbe roerd blijft door dezen storm, die met ont zagwekkende snelheid over de landen gaat en er is veel in de dingen, welke wij waar nemen, dat wij niet kunnen begrijpen, zoo zeer zijn wij namelijk verbonden met de oude tradities en begrippen. Willen wij echter onze plaats in de orde van Europa, welke na dezen oorlog tot stand zal komen, behouden, dan zullen wij het toch tot be grip moeten brengen van het ongewone en nieuwe. Daarom moeten wij de zaken lee- ren bezien, los van al onzë oude vooroor- deelen, hoe lief die ons ook in vele geval len geworden zijn. Keerpunt in de geschiedenis. Wanneer men onzen tijd eenmaal van dat standpunt uit beziet dus los van per soonlijke gevoelens van sympathie en anti pathie voor bepaalde tijdsverschijnselen dan kan men zich niet aan den indruk ont trekken, dat wij op een keerpunt van de geschiedenis staan. Dit keerpunt treffen wij dus op nagenoeg alle gebieden der sa menleving aan, waaibij men met het oog op het algemeen belang van ons volk in het bijzonder moet letten óp de economische, sociale en wetenschappelijke aangelegen heden. Er zijn er dus velen, die het betreuren, dat wij leven in een grooten tijd. Zij mogen echter bij die rouw om de dingen van het verleden, die weggevaagd zijn, bedenken, dat de geschiedenis reeds meer van die keerpunten heeft gekend. Men herinnere zich bijvoorbeeld de Fransche revolutie waarvoor men tegenwoordig dikwijls nog zooveel sympathie koestert die een ein de heeft gemaakt aan het feodale stelsel en het absolute koningschap ten koste van stroomen bloed. Het kapitalisme. In dienzelfden tijd werden de stoomma chine en de weefstoel uitgevonden met als gevolg een opbloei van de industrie. De eeuw der groote uitvindingen brengt dan met zich mede de ontwikkeling van het in- dustrieele kapitalisme en zijn tegenhan ger: het marxisme. Steeds grooter worden de fabrieken, steeds grooter de productie; de hoofdzaak is echter reeds niet meer de voortbrenging van goederen, maar de no teering van de aandeelen aan de beurs. Het moderne kapitalisme is niets meer dan de almacht van het goud in de handen van een kleine groep, waartegen de arbei dersbewegingen hoe machtig ook in schijn in feite vrijwel machteloos ston den. De wereldcrisis, welke juist achter ons ligt, had dan ook een werkloosheid tenge volge, zooals het menschdom nog niet be leefd had. Nu bevinden wij ons in een oor log, die, ongeacht den afloop, ongetwijfeld grooten invloed zal hebben op de economi sche en sociale verhoudingen in Europa. Het laat zich aanzien, dat bij de nieuwe or dening van Europa de hoofdrol toebedeeld zal worden aan het Duitsche Rijk. De tijd dwingt! Hoe deze ordening zich zal voltrekken, staat uiteraard nog niet vast; men zou mis schien een voorbeeld kunnen nemen aan het werk der Hanze in de middeleeuwen. In ieder geval staat het wel vast, dat wij ons reeds thans aan het studeeren moeten zetten op de vraagstukken, die zich bij deze ordening zullen voordoen; daaraan zal waarschijnlijk niemand kunnen twijfelen. Deze studie is nu wat het genootschap „Ne derland en Europa" zich ten doel stelt. Daarbij bepaalt het Genootschap zich niet tot enkele onderdeelen op economisch of sociaal terrein, maar het bestrijkt zoo wel de gebieden van landbouw, handel en industrie als van wetenschap, kunsten en verkeer, in het kort samengevat: het ge- heele geestelijke en materieele leven. Aan hen, die meenen dat de tijd voor een dergelijke, actieve medewerking aan de nieuwe ordening nog niet gekomen is. moet geantwoord worden dat integendeel de tijd dringt om met man en macht aan het werk te gaan, teneinde een plaats voor Neder land in het nieuwe Europa te veroveren. Uit alle streken van ons land en uit alle kringen mocht het Genootschap reeds tee kenen van sympathie en instemming ont vangen". Tèn slotte verzocht de heer Boekholt ons nog mede te deelen, dat zij die alsnog blijk wenschen te geven van hun belangstelling, dit kunnen doen door zich te wenden tot het Secretariaat van het Genootschap „Ne derland en Europa", Nieuwe Havenstraat 36 te 's-Gravenhage. BON WAREN GELDIG HOEVEELHEID 21 24 Brood of gebak 25 Mei7 Juni (11 Juni) 26 Mei22 Juni 200 gram y>rood, gebak of 140 gram tarwebloem, tarwemeel, rogge bloem, rof/gemeel of zelfrijzend bak meel (bloem t/m 31 Mei), 2 rant soenen gebak. 100 gram brood, 1 rantsoen gebak. 04 8 Aardappelen 2 Juni8 Juni 1H Kg. (kinderen beneden 4 jaar 3/4 kg.) (Bloemkaart) Meel, brood enz. 19 Mei—15 Juni. 35 gram t'arwe-meel of -bloem, roggemeel of 50 gram wittebrood of 1/2 rantsoen gebak 17 18 (Boterkaart) boter, slaolie 26 Mei—11 Juni (14 Juni) 250 gram boter of 200 gram sla-olie of raapolie. 250 gram boter 17 18 (vetkaart) (boter, margarlni sla-olie) 26 Mei—11 Juni (14 Juni) 250 gram boter of margarine, 200 gram slaolie of raapolie. 250 gram boter 31 19 Suiker 12 Mei8 Juni 1 kilogram Melk 2 Juni8 Juni 1 3/4 liter. 17 Vleesch en Vleeschw&ren 31 Mei7 Juni- 50 gram vleesch, half rantsoen vleeschwaren. 34 Koffiesurr. Thee 26 Mei—22 Juni 250 gram koffie-surrogaat of 40 gram thee. 67, 77 Kaas 2 Juni15 Juni (29 Juni) £lk der bonnen 100 gram kaas. 97 41 Eieren 2 Juni8 Juni 29 Mei4 Juni 1 ai 1 ei 52 Peulvruchten 2 Juni22 Juni (Bon 33 t/m. 4 Juni) extra rantsoen 500 gram. 32 Rijst enz. 19 Mei15 Juni 250 gram 27 Maizena enz. 21 Apr.15 Juni. 100 gram (op 2 bonnen 1 pakje) 24 Havermout enz. 21 Apr.15 Juni, 250 gram 25 26 Gort enz. 21 Apr.—15 Juni. 250 gram Macaroni enz. 21 Apr.15 Juni. 100 gram K Scheerzeep Textielkaart 1 Mei—31 Aug. '0 gram scheerzeep 35 Zeep 1 Juni29 Juni 150 gram toiletzeep, 120 gram huis houdzeep, enz. per. 10 Petroleum t.m. 15 Juni voor de keuken 2 liter VANDAAG NOG GELDIG: Aardappelen bon 3, Melk bon 18 Zeep bon 29, Kaas bon 65 en 75. Op de nieuwe bonnen, die Maandag aanvangen, kan reeds heden worden gekocht, 5B8F" Men knippe deze lijst uit, om ze steeds te kunnen raadplegen "^#SÏ Katholiek Comité van actie „Voor God" „DE ZICHTBARE GOD" E«n christendom zonder naas. tenliefde is ondenkbaar. Waar de liefde ophoudt, houdt ook het christendom op. „Zonder liefde ben ik niets". (I Co*. 13,2) Onze broeder Is voor ons de „zichtbare God". Onder duizen» den gedaanten komt Hij ons tegen. God is „alles in allen", (I Cor. 15,28) DISTRIBUTIEZORGEN OP DE VACANTIE-REIS. Advies van het Centraal Distributiekantoor. Dezen zomer zullen weer tienduizenden Nederlanders naar buiten trekken om nieu we krachten voor hun dagelijksche werk te verzamelen. In verband met de hierover gerezen vragen had een redacteur van de V.P.B. een onderhoud met den heer S. de Hoo, directeur van het Centraal Distributie kantoor. Bij die gelegenheid vernam onze redacteur een aantal belangwekkende bij zonderheden over de wijze, waarop men tij dens zijn zomervacantie het meeste gemak van zijn bonnen en den minsten last van de distributie zal hebben, is het belang van alle partijen. De levensmiddelenvoorziening van hotels en pensions geschiedt op basis van het te verwachten bezoek. Daarom is het zoo be langrijk den trek naar buiten tevoren eenigszins te kunnen schatten, hoewel dat door allerlei bijzondere omstandigheden zeer moeilijk is, antwoordde de directeur van het Centraal Distributiekantoor, de heer S. de Hoo, op ons verzoek om het een en ander mede te deelen omtrent de distri butieregeling, die voor hotels, pensions, jeugdherbergen, enz. is getroffen met het oog op het aanstaande vacantieseizoen. Mijns inziens zal de onmogelijkheid om. naar het buitenland te gaan het toerisme in eigen land stimuleeren. Andere factoren echter, als b.v. het ontbreken van autover keer, voor toeristen verboden gebieden en de fietsbandendistributie, zullen een ongun- stigen invloed uitoefenen. Vorig jaar b.v. was de trek naar buiten ook zeer grillig, sommige streken werden druk bezocht, an dere niet. Hoe men daarmede rekening houdt, vertelde ons de chef van het bureau verbruik van het Centraal Distributiekan toor. De distributieregeling voor hotels. Op welke wijze wordt er voor gezorgd, dat alle bedrijven over een voldoenden voorraad levensmiddelen beschikken? Alle bedrijven zijn ingedeeld in twee klassen. De groote, in totaal ruim 12 15.000, ontvangen van ons bureau de toe wijzingen om van hun leveranciers levens middelen te betrekken. De kleine ten getale van ruim 20.000 zijn geheel afhankelijk van de bonnen van hun cliëntèle en de in zeer beperkte mate verstrekte losse bonnen van de plaatselijke distributiekantoren. Als basis voor de toewijzing is het jaar 1939 gekozen. De seizoenbedrijven krijgen datgene, waar zij in 12 maanden recht op hebben, in de enkele maanden, dat Zij in bedrijf zijn. De bedrijven, die het geheele jaar geopend zijn, krijgen niets extra. Ten slotte is het verbruik in hotels en pensions slechts een gering deel van het totale ver bruik van voedsel, maar het zeer gediffe rentieerde karakter maakt nu eenmaal, om een eerlijke verdeeling te verzekeren, een omvangrijke administratie noodzakelijk. Algemeene wenken. Kunt u voor de a.s. vacantiegangers eenige algemeene wenken geven? Gaarne, want een goede voorlichting van het publiek maakt de zaken veel eenvoudi ger. Vooral wil ik er op wijzen, dat men moet zorgen zijn bonnen op reis niet te verliezen nieuwe bonnen worden slechts in beperkte mate en niet dan na de groot ste moeite verstrekt. Verder moet het publiek er goed van doordrongen zijn, dat de gedistribueerde artikelen uitsluitend op bonnen te verkrij gen zijn. Vroeger was men gewoon op ;reis eens echt veel en lekker te eten, meer dan thuis gewoonlijk, maar dat is nu uitgeslo ten. Een ander belangrijk punt is, dat het aanbevelenswaardig is, niet minder dan één week in een hotel te blijven, niet drie da gen hier en drie dagen daar. Immers, als men die bonnen, die een week geldig zijn, in een hotel heeft afgegeven, heeft men geen bonnen meer om in diezelfde week in een ander hotel te logeeren. Dit geldt na tuurlijk niet voor die artikelen, waarvoor men wisselbonnen kan krijgen als vleesch en boter, maar wel voor aardappelen enz. Over het algemeen kan men voor een ver blijf van één dag beter brood en dergelijke zelf medenemen. Een kleinigheid, die wel licht wordt vergeten, is ook het medene men van z^ep, want die wordt niet meer in de hotels gegeven. Medewerking van het publiek gewenscht. Het publiek kan zeker tot een vlotten door Prof. Dr. N. Greitemann 14e week 17 Juni: Handelingen 10 112 24 Evenals iedere nieuwe beweging, zoo stond ook het Christendom bloot aan twee gevaren: het eene kwam van buiten, het andere van binnen. Het gevaar van buiten bestond in de tegenwerking, de afgunst, die zich het eerst openbaarden in de Jood- sche overheden en die zich ten slotte ont wikkelden tot een ware vervolging, waar aan later ook de koning en de langvoogden gaan meedoen. Maar hoe ernstig zulk een gevaar ook is, een jonge krachtige bewe ging groeit tegen de verdrukking in, zij wordt er des te sterker door. Het kaf wordt weggevaagd, de zwakken vallen vanzelf weg, en de goede sterke kern blijft over en deze houdt stand. Er ls echter ook een gevaar van binnen, en dit is van ernstiger aard. Het dreigt namelijk in de beweging zelf, komt van binnen uit en kan het in wendig aantasten en uithollen. Tegen een gevaar van buiten kan men zich weren door maatregelen, maar het gevaar van binnen moet men volkomen uitroeien, wil men niet te gronde gaan. Elke jonge be weging moet er voor zorgen, dat de ont bindende factoren, die het eigen leven aan tasten, worden uitgeschakeld. En dergelijk gevaar van binnenuit bedreigde ook het Christendom. Het vertoont zich voor het eerst duidelijk in hoofdstuk 10, en daarna zal het trachten telkens weer naar voren te komen, zooals blijken zal uit de geschie denis en de brieven van St. Paulus. De situatie was als volgt: Het Christen dom vond zijn eerste aanhangers onder de Joden, en deze menschen, die zich bekeer den, waren gedeeltelijk nog zóó vervuld van eerbied voor de oude Joodsche wet, dat zij daaraan nog vasthielden. Zij be schouwden zich nog altijd als het uitver koren volk en meenden, dat ieder die Christen wilde worden eerst tot het Joden dom moest overgaan. Met andere woor den: zij meenden wel, dat men zich moest laten doopen en moest gelooven in Chris tus, maar daarnaast beschouwde men het Christendom, toch ook als een soort fusie met het Jodendom, zoodat iedere heiden, die Christen wilde worden, eerst het Joden dom moest passeeren. Volgens deze Opvat ting moesten deze heidepen zich dus laten besnijden en verder de zoogenaamde Jood sche voorschriften over de wettelijke rein heid onderhouden. Zij mochten geen var- kensvleesch eten en moesten ook andere voorschriften over het reinigen van kan nen, schotels en schalen onderhouden. Het gevolg hiervan was, dat de Joden, maar nu ook de bekeerde heidenen zooveel moge lijk den omgang met heidenen moesten vermijden, en vooral geen deel mochten nemen aan de heidensche maaltijden, om dat daarbij de gebruiksvoorwerpen niet wettelijk rein waren. Deze menschen, die dus het Christendom eigenlijk wilden ver- joodschen, worden Judaisanten genoemd. Voor een groot gedeelte meenden zij het goed; zij hadden zóó' grooten eerbied voor de Joodsche wet, dat zij daaraan ook de bekeerde heidenen wilden onderwerpen, en wisten niet, dat door de Verlossing van Christus de Joodsche wet had afgedaan. Zonder het zelf te weten, waren deze Judaisanten een groot gevaar voor de jon ge Kerk. Want wanneer deze ^strooming de overhand zou hebben gekregen, zou het Christendom even bekrompen en beperkt zijn geworden als het Jodendom, een gods dienst dus, die alleen bestemd was voor het z.g. uitverkoren volk, en geen levensbe schouwing van groote, algemeene allures, die openstond voor iedereen, en voor de geheele wereld. Dan zou het .Christendom nooit echt „katholiek" zijn geworden, na melijk een leer die zich niet beperkte tot een bepaald volk of ras, en die niet gebon den was aan bepaalde grenzen van taal of bloed. Deze opvattingen en dit gevaar vormen den achtergrond van de hoofdstukken 10 en 11. Eerst treedt een tamelijk welgesteld Ro- meinsche officier op (hij beschikt over een groot huis en veel personeel), die duidelijk een heiden is. Hij wordt namelijk „god- vreezend" genoemd, wat wil zeggen, dat hij het veelgodendom der heidenen had verlatea en slechts één God aanvaardde. Zoo iemand sympathiseerde juist met de Joden, omdat deze ook slechts één God aanbaden, en zoodoende sloten zulke wel denkende heidenen zich somtijds bij de Joden aan. Ze werden echter geen Jood en lieten zich dan ook niet besnijden, maar wel onderhielden zij soms een aantal Joodsche voorschriften (zie ook de aan- teekening bij 13 16, bladzijde 303). (Zon dag). Het ls wederom opvallend dat God den Apostel Petrus uitkiest, om hem bekend te maken, dat er in het Christendom geen S laats meer is voor een scheiding tusschen ood e6 heiden. Het blijkt echter duidelijk, dat ook Petrus aanvankelijk niets van Gods mededeeling begrijpt. Ook Petrus is nog overtuigd, dat het Jodendom een voor aanstaande rol heeft te spelen en dat dus de oude Joodsche voorschriften moesten worden onderhouden. (Maandag). Petrus, de man van gezag, gelooft in Gods woord; ook hij weet te gehoorzamen en zich te onderwerpen. Daarom deelt hij mede, dat alle verschillen tusschen Jood en heiden voor God en Christus zijn wegge vallen. Dit gezagswoord van Petrus, steu nend op het woord van God, zal later het uitgangspunt worden voor de prediking der vrijheid door St. Paulus. Deze groote Apostel wordt de leeraar der heidenen genoemd, maar Petrus was toch de eerste, die van God de openbaring over deze zaak ontving. De heidenen, die zich bekeeren, behoeven de Joodsche wetten niet meer te onderhouden, maar ook de bekeerde Joden zijn er niet meer aan gebonden; men mag nu gerust in het huis van de heidenen ko men, omdat die huizen niet „onrein" zijn volgens de leer van het Christendom. Wel kunnen er andere redenen zijn, waarom men dien omgang moet vermijden, maar dat zijn dan redenen van moreelen aard. Hier gaat het echter over de zoogenaamde Joodsche onreinheid, welke volgens de leer van Christus niet bestaat. (Dinsdag). Op het eind van Petrus' toespraak wordt duidelijk geformuleerd, waarin het Chris tendom bestaat. Het bestaat niet in Jood sche praktijken als de besnijdenis en andere voorschriften, maar in het geloof in Jesus Christus, en in het Doopsel in den naam van Christus, waardoor men de vergiffenis der zonden verkrijgt. (10:43; Woensdag). Hoe groot het gevaar is, dat de Kerk be dreigde, blijkt wel uit de eerste reactie op de handelwijze van Petrus, die de heidenen zoo maar in de Kerk had opgenomen en die eenvoudig met de heidenen omging. De Judaisanten houden vast aan hun bekrom penheid en Separatisme, maar de goedge- zinden luisteren naar het woord van Pe trus en „berusten" er in Voorloopig is dit punt tot rust gebracht, maar^ later zal blij ken, dat het een zwak punt is* want telkens zal het weer naar voren komen. Maar God heeft duidelijk gesproken, in den persoon van Petrus, den Steenrots; het voorbeeld van Cornelius zal bij latere moeilijkheden telkens weer een lichtbaken zijn, om den juisten weg te wijzen. (Donderdag). De vruchten van de openbaring aan Pe trus worden dadelijk al zichtbaar. Groote groepen van heidenen treden de kerk bin nen, zonder door de Joodsche wet te wor den lastig gevallen. De aandacht valt hier op de stad Antiochië in Syrië (onderschei den van een ander Antiochië in Klein- Azië, zie ook de aanteekening op bladzijde 298); Antiochië is pamelijk de stad, waar Barnabas en Saul Paulus) samenkomen, en zal later het uitgangspunt worden, als het ware de operatiebasis voor de groote missiereizen van Paulus. (Vrijdag) Terwijl nu de Kerk zich meer en meer uitbreidt, speciaal onder de heidenen in Syrië, wordt zij vervolgd ln bet eigenlijke Palestina, en vooral in Jerusalem. Na de tegenwerking der Joodsche overheden, be gint nu ook de 'burgerlijke overheid zich te verzetten, in den persoon van koning Agrippa. Petrus wordt gevangen genomen, en op wonderdadige wijze bevrijd. De hoofdzaak van dit verhaal is bekend uit de liturgische voorlezing, maar ook de af loop verdient de bizondere aandacht. Alles is met de grootste levendigheid en natuur lijkheid beschreven. Men ziet Petrus voor de deur staan kloppen, het dienstmeisje is zóó blij en tevens in de war, dat zij ver geet de deur te openen. De menschen bin nen willen niet gelooven, wat het dienst meisje Rohde vertelt, maar intusschen staat Petrus nog altijd buiten en blijft kloppen. Het is een prachtig tafereel, dat verdienen zou uitgebeeld te worden; maar toch ligt de nadruk, het hoofdaccent niet hier, doch elders. Men moet het zoeken in vers 5: „Terwijl Petrus in de gevangenis bleef opgesloten, werden er zonder ophou- 'den door de Kerk gebeden voor hem opge dragen aan God". Wie vervolging lijdt, voelt zich sterk in de overtuiging, dat de Kerk voor hem bidt! (Zaterdag). Zondag, 1 Juni: Hand. 10:1—8 Maandag, 2 Juni: Hand. 10: 9 —22 Dinsdag, 3 Juni: Hand. 10:23—33 Woensdag. 4 Junif Hand. 10:34-48 Donderdag, 5 Juni: Hand. 11: 1 —18 Vrijdag. 6 Juni: Hand. 11:19—29 Zaterdag, 7 Juni: Hand. 12:1 —24 EEN BLOEMKOOL.... TWEE GROENTEN Het voorlichtingsbureau van den voe dingsraad deelt mede: Het is bij ons Nederlanders gebruikelijk, dat wij van bloemkool alleen de „bloem" op tafel zien verschijnen; de omhullende groene bladeren beschouwen wij ten on rechte als afval. De bladeren van bloemkool zijn min stens even smakelijk als die van groene of boerenkool; bovendien bezitten ze een grooter gehalte aan vitaminen dan in de „bloem" voorkomt. Er is dus alle reden om en het blanke binnenste en het omhullende groen van de bloemkool te gebruiken, zooals dit trouwens in verschillende andere streken de gewoonte is. Hoe is dat nu mogelijk. Als er van de bloemkool veel van het 'o'mhulsel bewaard is gebleven, wordt dit bestemd als groente voor een tweede maaltijd; de bladeren worden gesneden en goed fijn gesnipperd, met nerven en al, waarna ze met een bo dempje kokend water opgezet en op een gang van zaken bijdragen? Zeer zeker, want juist een prettige ver houding van hotelier en publiek kan veel wrijving voorkomen. Beide partijen moe ten wat geven en nemen. Het publiek moet niet te veeleischend zijn. Dat heeft trouwens geen zin, daar de hoteliers toch niet meer krijgen dan waar zij recht op hebben. Overigens ben ik er van overtuigd, dat een goede onderlinge verstandhouding zal worden bereikt en er is dan ook alle reden om aan te nemen, dat ook dezen zomer vele tienduizenden een aangenaam verblijf zullen hebben in eigen land. zacht vuur gaar worden gemaakt (1H uur). Het overtollige vocht wordt gebon den met een weinig maizena of aardappel meel, waarna door de groente een klein stukje boter geroerd en er naar smaak wat zout wordt bijgevoegd. Heeft de groenteboer, om op zijn kar ruimte te winnen, reeds een gedeelte van het groen verwijderd, dan is het restje tooh nog wel de moeite waard. Het wordt zeer fijn gehakt of gesneden en bij wijze van peterselie gemengd met de bloem- koolsaus, die daarvoor niet alleen 'n aardige groene kleur aanneemt, maar ook pittiger van smaak en rijker aan vitaminen wordt. In het bijzonder leenen de bloemkool- bladeren zich ook voor het bereiden van een smakelijke soep. Een gemakkelijk, eenvoudig recept daarvoor is het volgende: Groene bloemkoolsoep (4 personen) De buitenste groene bladen van een bloemkool, 1 groote aardappel, 50 gr. (1 theekopje) taptemelkpoeder, 40 gr. (4 afgestreken eetlepels) bloem, 1 liter water, 10 gr. afgestreken eetlepel) boter, wat zout, wat peper en nootmus kaat, een paar takjes bieslook of een preitje. Snipper de gewasschen bloemkool bladeren met de nerven fijn, snijd den ge wasschen aardappel in kleine blokjes en laat beide met een bodempje water (on geveer 20 minuten) samen gaar en droog koken. Roer er de droog dooreengemeng- de bloem en melkpoeder door en verdun dan geleidelijk het mengsel- met water. Laat de soep nog even doorkoken tot ze gelijkmatig gebonden is en maak ze op smaak af met zout, notmuskaat, peper en fijngesneden bieslook of prei.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 7