Wind ut de zeilen
nieuwen
homten, die U naadiheeft!
ZATERDAG 31 MEI 1941
CE LEIDIÏCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
bij,
OPEN OOG VOOR MOGELIJKHEDEN
VAN DE NIEUWE ORDE.
Genootschap „Nederland en Europa"
bestudeert de toekomstproblemen.
Het is reeds ontelbare malen gezegd
en geschreven, dat ook Nederland in
het toekomstige Europa een nieuwen
koers zal moeten kiezen, wil het zijn
plaats in het gemeenebest der staten
van het vasteland van Europa behou
den. Dit besef had, zooals bekend, de
oprichting van het genobtschap „Ne
derland en Europa" tengevolge, welks
doeleinden reeds eerder werden be
kend gemaakt. Tijdens een vraagge
sprek, dat een redacteur van de V.P.B.
met den zaakvoerend secretaris van dit
genootschap had, den heer K. W. Boek-
holt, heeft deze een nadere omschrij
ving van het doel en streven gegeven.
De uiteenzetting van den heer Boekholt
is bijzonder belangwekkend, omdat uit
zijn woorden een diepgaand inzicht
blijkt in de moeilijkheden van velen
om dezen nieuwen koers te aanvaarden.
Wind in de zeilen bij nieuwen koers!
V.P.B. „Wij beleven in onze dagen een
revolutionnairen stormloop tegen oude be
grippen en beginselen, waarvan de gevol
gen nog niet te overzien zijn", zoo ver
klaarde de zaakvoerend secretaris van het
genootschap „Nederland en Europa", de
heer K. W. Boekholt, met wien wij een
onderhoud hadden over de nadere doelstel
lingen van dit genootschap, dat onlangs
werd opgericht onder voorzitterschap van
prof. dr. G. A. S. Snijder. „Wij zien nu, hoe
nagenoeg geen enkel gebied van het per
soonlijke of maatschappelijke leven onbe
roerd blijft door dezen storm, die met ont
zagwekkende snelheid over de landen gaat
en er is veel in de dingen, welke wij waar
nemen, dat wij niet kunnen begrijpen, zoo
zeer zijn wij namelijk verbonden met de
oude tradities en begrippen. Willen wij
echter onze plaats in de orde van Europa,
welke na dezen oorlog tot stand zal komen,
behouden, dan zullen wij het toch tot be
grip moeten brengen van het ongewone en
nieuwe. Daarom moeten wij de zaken lee-
ren bezien, los van al onzë oude vooroor-
deelen, hoe lief die ons ook in vele geval
len geworden zijn.
Keerpunt in de geschiedenis.
Wanneer men onzen tijd eenmaal van dat
standpunt uit beziet dus los van per
soonlijke gevoelens van sympathie en anti
pathie voor bepaalde tijdsverschijnselen
dan kan men zich niet aan den indruk ont
trekken, dat wij op een keerpunt van de
geschiedenis staan. Dit keerpunt treffen
wij dus op nagenoeg alle gebieden der sa
menleving aan, waaibij men met het oog
op het algemeen belang van ons volk in het
bijzonder moet letten óp de economische,
sociale en wetenschappelijke aangelegen
heden.
Er zijn er dus velen, die het betreuren,
dat wij leven in een grooten tijd. Zij mogen
echter bij die rouw om de dingen van het
verleden, die weggevaagd zijn, bedenken,
dat de geschiedenis reeds meer van die
keerpunten heeft gekend. Men herinnere
zich bijvoorbeeld de Fransche revolutie
waarvoor men tegenwoordig dikwijls nog
zooveel sympathie koestert die een ein
de heeft gemaakt aan het feodale stelsel en
het absolute koningschap ten koste van
stroomen bloed.
Het kapitalisme.
In dienzelfden tijd werden de stoomma
chine en de weefstoel uitgevonden met als
gevolg een opbloei van de industrie. De
eeuw der groote uitvindingen brengt dan
met zich mede de ontwikkeling van het in-
dustrieele kapitalisme en zijn tegenhan
ger: het marxisme. Steeds grooter worden
de fabrieken, steeds grooter de productie;
de hoofdzaak is echter reeds niet meer de
voortbrenging van goederen, maar de no
teering van de aandeelen aan de beurs.
Het moderne kapitalisme is niets meer
dan de almacht van het goud in de handen
van een kleine groep, waartegen de arbei
dersbewegingen hoe machtig ook in
schijn in feite vrijwel machteloos ston
den.
De wereldcrisis, welke juist achter ons
ligt, had dan ook een werkloosheid tenge
volge, zooals het menschdom nog niet be
leefd had. Nu bevinden wij ons in een oor
log, die, ongeacht den afloop, ongetwijfeld
grooten invloed zal hebben op de economi
sche en sociale verhoudingen in Europa.
Het laat zich aanzien, dat bij de nieuwe or
dening van Europa de hoofdrol toebedeeld
zal worden aan het Duitsche Rijk.
De tijd dwingt!
Hoe deze ordening zich zal voltrekken,
staat uiteraard nog niet vast; men zou mis
schien een voorbeeld kunnen nemen aan
het werk der Hanze in de middeleeuwen.
In ieder geval staat het wel vast, dat wij
ons reeds thans aan het studeeren moeten
zetten op de vraagstukken, die zich bij deze
ordening zullen voordoen; daaraan zal
waarschijnlijk niemand kunnen twijfelen.
Deze studie is nu wat het genootschap „Ne
derland en Europa" zich ten doel stelt.
Daarbij bepaalt het Genootschap zich
niet tot enkele onderdeelen op economisch
of sociaal terrein, maar het bestrijkt zoo
wel de gebieden van landbouw, handel en
industrie als van wetenschap, kunsten en
verkeer, in het kort samengevat: het ge-
heele geestelijke en materieele leven.
Aan hen, die meenen dat de tijd voor een
dergelijke, actieve medewerking aan de
nieuwe ordening nog niet gekomen is. moet
geantwoord worden dat integendeel de tijd
dringt om met man en macht aan het werk
te gaan, teneinde een plaats voor Neder
land in het nieuwe Europa te veroveren.
Uit alle streken van ons land en uit alle
kringen mocht het Genootschap reeds tee
kenen van sympathie en instemming ont
vangen".
Tèn slotte verzocht de heer Boekholt ons
nog mede te deelen, dat zij die alsnog blijk
wenschen te geven van hun belangstelling,
dit kunnen doen door zich te wenden tot
het Secretariaat van het Genootschap „Ne
derland en Europa", Nieuwe Havenstraat
36 te 's-Gravenhage.
BON
WAREN
GELDIG
HOEVEELHEID
21
24
Brood of gebak
25 Mei7 Juni
(11 Juni)
26 Mei22 Juni
200 gram y>rood, gebak of 140 gram
tarwebloem, tarwemeel, rogge
bloem, rof/gemeel of zelfrijzend bak
meel (bloem t/m 31 Mei), 2 rant
soenen gebak.
100 gram brood, 1 rantsoen gebak.
04
8
Aardappelen
2 Juni8 Juni
1H Kg.
(kinderen beneden 4 jaar 3/4 kg.)
(Bloemkaart)
Meel, brood enz.
19 Mei—15 Juni.
35 gram t'arwe-meel of -bloem,
roggemeel of 50 gram wittebrood
of 1/2 rantsoen gebak
17
18
(Boterkaart)
boter, slaolie
26 Mei—11 Juni
(14 Juni)
250 gram boter of 200 gram sla-olie
of raapolie.
250 gram boter
17
18
(vetkaart)
(boter, margarlni
sla-olie)
26 Mei—11 Juni
(14 Juni)
250 gram boter of margarine, 200
gram slaolie of raapolie.
250 gram boter
31
19
Suiker
12 Mei8 Juni
1 kilogram
Melk
2 Juni8 Juni
1 3/4 liter.
17
Vleesch en
Vleeschw&ren
31 Mei7 Juni-
50 gram vleesch, half rantsoen
vleeschwaren.
34
Koffiesurr. Thee
26 Mei—22 Juni
250 gram koffie-surrogaat of
40 gram thee.
67, 77
Kaas
2 Juni15 Juni
(29 Juni)
£lk der bonnen 100 gram kaas.
97
41
Eieren
2 Juni8 Juni
29 Mei4 Juni
1 ai
1 ei
52
Peulvruchten
2 Juni22 Juni
(Bon 33 t/m. 4 Juni)
extra rantsoen 500 gram.
32
Rijst enz.
19 Mei15 Juni
250 gram
27
Maizena enz.
21 Apr.15 Juni.
100 gram (op 2 bonnen 1 pakje)
24
Havermout enz.
21 Apr.15 Juni,
250 gram
25
26
Gort enz.
21 Apr.—15 Juni.
250 gram
Macaroni enz.
21 Apr.15 Juni.
100 gram
K
Scheerzeep
Textielkaart
1 Mei—31 Aug.
'0 gram scheerzeep
35
Zeep
1 Juni29 Juni
150 gram toiletzeep, 120 gram huis
houdzeep, enz.
per. 10
Petroleum
t.m. 15 Juni
voor de keuken 2 liter
VANDAAG NOG GELDIG: Aardappelen bon 3, Melk bon 18
Zeep bon 29, Kaas bon 65 en 75.
Op de nieuwe bonnen, die Maandag aanvangen, kan reeds
heden worden gekocht,
5B8F" Men knippe deze lijst uit, om ze steeds te kunnen raadplegen "^#SÏ
Katholiek Comité van actie
„Voor God"
„DE ZICHTBARE GOD"
E«n christendom zonder naas.
tenliefde is ondenkbaar. Waar
de liefde ophoudt, houdt ook
het christendom op. „Zonder
liefde ben ik niets". (I Co*. 13,2)
Onze broeder Is voor ons de
„zichtbare God". Onder duizen»
den gedaanten komt Hij ons
tegen. God is „alles in allen",
(I Cor. 15,28)
DISTRIBUTIEZORGEN OP DE
VACANTIE-REIS.
Advies van het Centraal Distributiekantoor.
Dezen zomer zullen weer tienduizenden
Nederlanders naar buiten trekken om nieu
we krachten voor hun dagelijksche werk
te verzamelen. In verband met de hierover
gerezen vragen had een redacteur van de
V.P.B. een onderhoud met den heer S. de
Hoo, directeur van het Centraal Distributie
kantoor. Bij die gelegenheid vernam onze
redacteur een aantal belangwekkende bij
zonderheden over de wijze, waarop men tij
dens zijn zomervacantie het meeste gemak
van zijn bonnen en den minsten last van
de distributie zal hebben, is het belang van
alle partijen.
De levensmiddelenvoorziening van hotels
en pensions geschiedt op basis van het te
verwachten bezoek. Daarom is het zoo be
langrijk den trek naar buiten tevoren
eenigszins te kunnen schatten, hoewel dat
door allerlei bijzondere omstandigheden
zeer moeilijk is, antwoordde de directeur
van het Centraal Distributiekantoor, de
heer S. de Hoo, op ons verzoek om het een
en ander mede te deelen omtrent de distri
butieregeling, die voor hotels, pensions,
jeugdherbergen, enz. is getroffen met het
oog op het aanstaande vacantieseizoen.
Mijns inziens zal de onmogelijkheid om.
naar het buitenland te gaan het toerisme
in eigen land stimuleeren. Andere factoren
echter, als b.v. het ontbreken van autover
keer, voor toeristen verboden gebieden en
de fietsbandendistributie, zullen een ongun-
stigen invloed uitoefenen. Vorig jaar b.v.
was de trek naar buiten ook zeer grillig,
sommige streken werden druk bezocht, an
dere niet. Hoe men daarmede rekening
houdt, vertelde ons de chef van het bureau
verbruik van het Centraal Distributiekan
toor.
De distributieregeling voor hotels.
Op welke wijze wordt er voor gezorgd,
dat alle bedrijven over een voldoenden
voorraad levensmiddelen beschikken?
Alle bedrijven zijn ingedeeld in twee
klassen. De groote, in totaal ruim 12
15.000, ontvangen van ons bureau de toe
wijzingen om van hun leveranciers levens
middelen te betrekken. De kleine ten getale
van ruim 20.000 zijn geheel afhankelijk van
de bonnen van hun cliëntèle en de in zeer
beperkte mate verstrekte losse bonnen van
de plaatselijke distributiekantoren.
Als basis voor de toewijzing is het jaar
1939 gekozen. De seizoenbedrijven krijgen
datgene, waar zij in 12 maanden recht op
hebben, in de enkele maanden, dat Zij in
bedrijf zijn. De bedrijven, die het geheele
jaar geopend zijn, krijgen niets extra. Ten
slotte is het verbruik in hotels en pensions
slechts een gering deel van het totale ver
bruik van voedsel, maar het zeer gediffe
rentieerde karakter maakt nu eenmaal, om
een eerlijke verdeeling te verzekeren, een
omvangrijke administratie noodzakelijk.
Algemeene wenken.
Kunt u voor de a.s. vacantiegangers
eenige algemeene wenken geven?
Gaarne, want een goede voorlichting van
het publiek maakt de zaken veel eenvoudi
ger. Vooral wil ik er op wijzen, dat men
moet zorgen zijn bonnen op reis niet te
verliezen nieuwe bonnen worden slechts
in beperkte mate en niet dan na de groot
ste moeite verstrekt.
Verder moet het publiek er goed van
doordrongen zijn, dat de gedistribueerde
artikelen uitsluitend op bonnen te verkrij
gen zijn. Vroeger was men gewoon op ;reis
eens echt veel en lekker te eten, meer dan
thuis gewoonlijk, maar dat is nu uitgeslo
ten.
Een ander belangrijk punt is, dat het
aanbevelenswaardig is, niet minder dan één
week in een hotel te blijven, niet drie da
gen hier en drie dagen daar. Immers, als
men die bonnen, die een week geldig zijn,
in een hotel heeft afgegeven, heeft men
geen bonnen meer om in diezelfde week in
een ander hotel te logeeren. Dit geldt na
tuurlijk niet voor die artikelen, waarvoor
men wisselbonnen kan krijgen als vleesch
en boter, maar wel voor aardappelen enz.
Over het algemeen kan men voor een ver
blijf van één dag beter brood en dergelijke
zelf medenemen. Een kleinigheid, die wel
licht wordt vergeten, is ook het medene
men van z^ep, want die wordt niet meer in
de hotels gegeven.
Medewerking van het publiek
gewenscht.
Het publiek kan zeker tot een vlotten
door Prof. Dr. N. Greitemann
14e week 17 Juni:
Handelingen 10 112 24
Evenals iedere nieuwe beweging, zoo
stond ook het Christendom bloot aan twee
gevaren: het eene kwam van buiten, het
andere van binnen. Het gevaar van buiten
bestond in de tegenwerking, de afgunst,
die zich het eerst openbaarden in de Jood-
sche overheden en die zich ten slotte ont
wikkelden tot een ware vervolging, waar
aan later ook de koning en de langvoogden
gaan meedoen. Maar hoe ernstig zulk een
gevaar ook is, een jonge krachtige bewe
ging groeit tegen de verdrukking in, zij
wordt er des te sterker door. Het kaf wordt
weggevaagd, de zwakken vallen vanzelf
weg, en de goede sterke kern blijft over
en deze houdt stand. Er ls echter ook een
gevaar van binnen, en dit is van ernstiger
aard. Het dreigt namelijk in de beweging
zelf, komt van binnen uit en kan het in
wendig aantasten en uithollen. Tegen een
gevaar van buiten kan men zich weren
door maatregelen, maar het gevaar van
binnen moet men volkomen uitroeien, wil
men niet te gronde gaan. Elke jonge be
weging moet er voor zorgen, dat de ont
bindende factoren, die het eigen leven aan
tasten, worden uitgeschakeld. En dergelijk
gevaar van binnenuit bedreigde ook het
Christendom. Het vertoont zich voor het
eerst duidelijk in hoofdstuk 10, en daarna
zal het trachten telkens weer naar voren
te komen, zooals blijken zal uit de geschie
denis en de brieven van St. Paulus.
De situatie was als volgt: Het Christen
dom vond zijn eerste aanhangers onder de
Joden, en deze menschen, die zich bekeer
den, waren gedeeltelijk nog zóó vervuld
van eerbied voor de oude Joodsche wet,
dat zij daaraan nog vasthielden. Zij be
schouwden zich nog altijd als het uitver
koren volk en meenden, dat ieder die
Christen wilde worden eerst tot het Joden
dom moest overgaan. Met andere woor
den: zij meenden wel, dat men zich moest
laten doopen en moest gelooven in Chris
tus, maar daarnaast beschouwde men het
Christendom, toch ook als een soort fusie
met het Jodendom, zoodat iedere heiden,
die Christen wilde worden, eerst het Joden
dom moest passeeren. Volgens deze Opvat
ting moesten deze heidepen zich dus laten
besnijden en verder de zoogenaamde Jood
sche voorschriften over de wettelijke rein
heid onderhouden. Zij mochten geen var-
kensvleesch eten en moesten ook andere
voorschriften over het reinigen van kan
nen, schotels en schalen onderhouden. Het
gevolg hiervan was, dat de Joden, maar nu
ook de bekeerde heidenen zooveel moge
lijk den omgang met heidenen moesten
vermijden, en vooral geen deel mochten
nemen aan de heidensche maaltijden, om
dat daarbij de gebruiksvoorwerpen niet
wettelijk rein waren. Deze menschen, die
dus het Christendom eigenlijk wilden ver-
joodschen, worden Judaisanten genoemd.
Voor een groot gedeelte meenden zij het
goed; zij hadden zóó' grooten eerbied voor
de Joodsche wet, dat zij daaraan ook de
bekeerde heidenen wilden onderwerpen,
en wisten niet, dat door de Verlossing van
Christus de Joodsche wet had afgedaan.
Zonder het zelf te weten, waren deze
Judaisanten een groot gevaar voor de jon
ge Kerk. Want wanneer deze ^strooming de
overhand zou hebben gekregen, zou het
Christendom even bekrompen en beperkt
zijn geworden als het Jodendom, een gods
dienst dus, die alleen bestemd was voor het
z.g. uitverkoren volk, en geen levensbe
schouwing van groote, algemeene allures,
die openstond voor iedereen, en voor de
geheele wereld. Dan zou het .Christendom
nooit echt „katholiek" zijn geworden, na
melijk een leer die zich niet beperkte tot
een bepaald volk of ras, en die niet gebon
den was aan bepaalde grenzen van taal of
bloed.
Deze opvattingen en dit gevaar vormen
den achtergrond van de hoofdstukken 10
en 11.
Eerst treedt een tamelijk welgesteld Ro-
meinsche officier op (hij beschikt over een
groot huis en veel personeel), die duidelijk
een heiden is. Hij wordt namelijk „god-
vreezend" genoemd, wat wil zeggen, dat
hij het veelgodendom der heidenen had
verlatea en slechts één God aanvaardde.
Zoo iemand sympathiseerde juist met de
Joden, omdat deze ook slechts één God
aanbaden, en zoodoende sloten zulke wel
denkende heidenen zich somtijds bij de
Joden aan. Ze werden echter geen Jood
en lieten zich dan ook niet besnijden, maar
wel onderhielden zij soms een aantal
Joodsche voorschriften (zie ook de aan-
teekening bij 13 16, bladzijde 303). (Zon
dag).
Het ls wederom opvallend dat God den
Apostel Petrus uitkiest, om hem bekend te
maken, dat er in het Christendom geen
S laats meer is voor een scheiding tusschen
ood e6 heiden. Het blijkt echter duidelijk,
dat ook Petrus aanvankelijk niets van
Gods mededeeling begrijpt. Ook Petrus is
nog overtuigd, dat het Jodendom een voor
aanstaande rol heeft te spelen en dat dus
de oude Joodsche voorschriften moesten
worden onderhouden. (Maandag).
Petrus, de man van gezag, gelooft in
Gods woord; ook hij weet te gehoorzamen
en zich te onderwerpen. Daarom deelt hij
mede, dat alle verschillen tusschen Jood en
heiden voor God en Christus zijn wegge
vallen. Dit gezagswoord van Petrus, steu
nend op het woord van God, zal later het
uitgangspunt worden voor de prediking
der vrijheid door St. Paulus. Deze groote
Apostel wordt de leeraar der heidenen
genoemd, maar Petrus was toch de eerste,
die van God de openbaring over deze zaak
ontving. De heidenen, die zich bekeeren,
behoeven de Joodsche wetten niet meer te
onderhouden, maar ook de bekeerde Joden
zijn er niet meer aan gebonden; men mag
nu gerust in het huis van de heidenen ko
men, omdat die huizen niet „onrein" zijn
volgens de leer van het Christendom. Wel
kunnen er andere redenen zijn, waarom
men dien omgang moet vermijden, maar
dat zijn dan redenen van moreelen aard.
Hier gaat het echter over de zoogenaamde
Joodsche onreinheid, welke volgens de
leer van Christus niet bestaat. (Dinsdag).
Op het eind van Petrus' toespraak wordt
duidelijk geformuleerd, waarin het Chris
tendom bestaat. Het bestaat niet in Jood
sche praktijken als de besnijdenis en
andere voorschriften, maar in het geloof
in Jesus Christus, en in het Doopsel in
den naam van Christus, waardoor men de
vergiffenis der zonden verkrijgt. (10:43;
Woensdag).
Hoe groot het gevaar is, dat de Kerk be
dreigde, blijkt wel uit de eerste reactie op
de handelwijze van Petrus, die de heidenen
zoo maar in de Kerk had opgenomen en die
eenvoudig met de heidenen omging. De
Judaisanten houden vast aan hun bekrom
penheid en Separatisme, maar de goedge-
zinden luisteren naar het woord van Pe
trus en „berusten" er in Voorloopig is dit
punt tot rust gebracht, maar^ later zal blij
ken, dat het een zwak punt is* want telkens
zal het weer naar voren komen. Maar God
heeft duidelijk gesproken, in den persoon
van Petrus, den Steenrots; het voorbeeld
van Cornelius zal bij latere moeilijkheden
telkens weer een lichtbaken zijn, om den
juisten weg te wijzen. (Donderdag).
De vruchten van de openbaring aan Pe
trus worden dadelijk al zichtbaar. Groote
groepen van heidenen treden de kerk bin
nen, zonder door de Joodsche wet te wor
den lastig gevallen. De aandacht valt hier
op de stad Antiochië in Syrië (onderschei
den van een ander Antiochië in Klein-
Azië, zie ook de aanteekening op bladzijde
298); Antiochië is pamelijk de stad, waar
Barnabas en Saul Paulus) samenkomen,
en zal later het uitgangspunt worden, als
het ware de operatiebasis voor de groote
missiereizen van Paulus. (Vrijdag)
Terwijl nu de Kerk zich meer en meer
uitbreidt, speciaal onder de heidenen in
Syrië, wordt zij vervolgd ln bet eigenlijke
Palestina, en vooral in Jerusalem. Na de
tegenwerking der Joodsche overheden, be
gint nu ook de 'burgerlijke overheid zich
te verzetten, in den persoon van koning
Agrippa. Petrus wordt gevangen genomen,
en op wonderdadige wijze bevrijd. De
hoofdzaak van dit verhaal is bekend uit
de liturgische voorlezing, maar ook de af
loop verdient de bizondere aandacht. Alles
is met de grootste levendigheid en natuur
lijkheid beschreven. Men ziet Petrus voor
de deur staan kloppen, het dienstmeisje
is zóó blij en tevens in de war, dat zij ver
geet de deur te openen. De menschen bin
nen willen niet gelooven, wat het dienst
meisje Rohde vertelt, maar intusschen
staat Petrus nog altijd buiten en blijft
kloppen. Het is een prachtig tafereel, dat
verdienen zou uitgebeeld te worden; maar
toch ligt de nadruk, het hoofdaccent niet
hier, doch elders. Men moet het zoeken in
vers 5: „Terwijl Petrus in de gevangenis
bleef opgesloten, werden er zonder ophou-
'den door de Kerk gebeden voor hem opge
dragen aan God". Wie vervolging lijdt,
voelt zich sterk in de overtuiging, dat de
Kerk voor hem bidt! (Zaterdag).
Zondag,
1 Juni: Hand.
10:1—8
Maandag,
2 Juni: Hand.
10: 9 —22
Dinsdag,
3 Juni: Hand.
10:23—33
Woensdag.
4 Junif Hand.
10:34-48
Donderdag,
5 Juni: Hand.
11: 1 —18
Vrijdag.
6 Juni: Hand.
11:19—29
Zaterdag,
7 Juni: Hand.
12:1 —24
EEN BLOEMKOOL....
TWEE GROENTEN
Het voorlichtingsbureau van den voe
dingsraad deelt mede:
Het is bij ons Nederlanders gebruikelijk,
dat wij van bloemkool alleen de „bloem"
op tafel zien verschijnen; de omhullende
groene bladeren beschouwen wij ten on
rechte als afval.
De bladeren van bloemkool zijn min
stens even smakelijk als die van groene
of boerenkool; bovendien bezitten ze een
grooter gehalte aan vitaminen dan in de
„bloem" voorkomt.
Er is dus alle reden om en het blanke
binnenste en het omhullende groen van
de bloemkool te gebruiken, zooals dit
trouwens in verschillende andere streken
de gewoonte is.
Hoe is dat nu mogelijk. Als er van de
bloemkool veel van het 'o'mhulsel bewaard
is gebleven, wordt dit bestemd als groente
voor een tweede maaltijd; de bladeren
worden gesneden en goed fijn gesnipperd,
met nerven en al, waarna ze met een bo
dempje kokend water opgezet en op een
gang van zaken bijdragen?
Zeer zeker, want juist een prettige ver
houding van hotelier en publiek kan veel
wrijving voorkomen. Beide partijen moe
ten wat geven en nemen. Het publiek moet
niet te veeleischend zijn. Dat heeft trouwens
geen zin, daar de hoteliers toch niet meer
krijgen dan waar zij recht op hebben.
Overigens ben ik er van overtuigd, dat
een goede onderlinge verstandhouding zal
worden bereikt en er is dan ook alle reden
om aan te nemen, dat ook dezen zomer
vele tienduizenden een aangenaam verblijf
zullen hebben in eigen land.
zacht vuur gaar worden gemaakt (1H
uur). Het overtollige vocht wordt gebon
den met een weinig maizena of aardappel
meel, waarna door de groente een klein
stukje boter geroerd en er naar smaak wat
zout wordt bijgevoegd.
Heeft de groenteboer, om op zijn kar
ruimte te winnen, reeds een gedeelte van
het groen verwijderd, dan is het restje
tooh nog wel de moeite waard. Het wordt
zeer fijn gehakt of gesneden en bij wijze
van peterselie gemengd met de bloem-
koolsaus, die daarvoor niet alleen 'n aardige
groene kleur aanneemt, maar ook pittiger
van smaak en rijker aan vitaminen wordt.
In het bijzonder leenen de bloemkool-
bladeren zich ook voor het bereiden van
een smakelijke soep. Een gemakkelijk,
eenvoudig recept daarvoor is het volgende:
Groene bloemkoolsoep (4 personen)
De buitenste groene bladen van een
bloemkool, 1 groote aardappel, 50 gr.
(1 theekopje) taptemelkpoeder, 40 gr.
(4 afgestreken eetlepels) bloem, 1 liter
water, 10 gr. afgestreken eetlepel)
boter, wat zout, wat peper en nootmus
kaat, een paar takjes bieslook of een
preitje.
Snipper de gewasschen bloemkool
bladeren met de nerven fijn, snijd den ge
wasschen aardappel in kleine blokjes en
laat beide met een bodempje water (on
geveer 20 minuten) samen gaar en droog
koken. Roer er de droog dooreengemeng-
de bloem en melkpoeder door en verdun
dan geleidelijk het mengsel- met water.
Laat de soep nog even doorkoken tot ze
gelijkmatig gebonden is en maak ze op
smaak af met zout, notmuskaat, peper en
fijngesneden bieslook of prei.