DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Invoeringsbesluit Inkomstenbelasting
Momentje
ZATERDAG 31 MEI 1941
32ste Jaargang No. 9962
S)e£cAdAch^Soii/tcttit
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
Bureaux Papengracht 32.
Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Leiden.
DE KRACHT VAN
DEN HEILIGEN
GEEST
In de van leven sprankelende verhaal
trant van Sint Lucas is het relaas ons
bewaard gebleven van de wonderbare ge
beurtenissen, die op den eersten Pinkster
dag hebben plaats gehad. Zij waren bijeen
rond Maria, de Moeder van Jezus, de
- twaalf apostelen- en een groep getrouwen,
verslonden in gebed,levend in de bran
dende verwachting van het mysterieuze
gebeuren, dat de Meester vóór zijn heen
gaan beloofd had, de komst van den Hei
ligen Geest. Het was de eerste taak, die
de Meester hen bij zijn heengaan had op
gelegd: zij moesten de belofte van den
Vader afwachten, die zij van Jezus ver
nomen hadden. „Over enkele dagen zult
ge gedoopt worden met den Heiligen
Geest". En „wanneer de Heilige Geest over
u komt, zult ge kracht ontvangen".
Om heel de belofte heen hing de sluier
van een mysterie: de leerlingen begrepen
wel, dat er iets wonderbaars gebeuren zou.
En op den fijnen prillen zomermorgen
van het eerste Pinksterfeest werd de ver
vulling een feit. Daar klinkt het geruisch
van den stormwind en vervult het geheele
huis, daar verschijnen de vurige tongen
en zetten zich op elk der aanwezigen
neer, daar voelen zij zich aangegrepen
door een onuitsprekelijken, hevigen gloed.
Licht straalt in hun geest en hun tong sta
melt nieuwe, nooit vermoede klanken.
Het volk stroomt samen van alle kaf
ten, verbijsterd door dit ongewone gebeu
ren. De spotters hebben er spoedig "iets op
gevonden: „Ze hebben te veel gedronken".
Maar Petrus, de bevende stamelaar uit het
paléis van Kaïphas, die zoo hartstochtelijk
zijn Meester verloochende, treedt onver
schrokken naar voren. Er valt stilte over
de menigte op het zien van deze impo
sante verschijning, ruig, eenvoudig, onge
dwongen e"n echt, een man vol waardig
heid en hooge zedelijke ernst. Daar valt
het eerste Christu3-getuigenis van zijn
lippen, de eerste Christelijke preek. „Heel
het huis van Israël zij er dus van over
tuigd, dat God dien-zelfden Jezus, dien gij
hebt gekruisigd, tot Heer en Christus
heeft gesteld".
Hier is alle vrees geweken: de indruk
op de menigte is overweldigend. „Mannen
broeders, wat moeten we doen?", zoo luidt
de vraag van een berouwvol volk. En Pe
trus onthult het mysterie van het Doop
sel, waardoor het licht van God in de zie
len wordt uitgestort.
Dat was het gebeuren van den eersten
Pinksterdag: de Heilige Geest nam bezit
van de Kerk. Hij doorstraalde haar met
de intense glansen van zijn zalig, overwel
digend licht; Hij vervulde haar met zijn
onoverwinnelijke kracht.
Wat was dat voor een kracht?
Zeker was het de 'kracht van de over
tuiging, die de Kerk tot een burcht van
waarheid maakte: bovenal was het de
kracht van de Liefde. Dat moeten wij
eens goed beseffen. De kracht, door den
Heiligen Geest aan de Kerk geschonken is
meer dan iets anders Liefde-kracht. De
Liefde is de hoogste beweegkracht van de
Kerk, haar hoogste levenskracht. Het is
de kracht, die haar tezamen houdt, het is
de kracht, die haar onophoudelijk tot
groote, gedurfde daden dringt. En wij
moeten het goed verstaan: het gaat hier
niet over liefde van vleesch en bloed, ook
niet over een schoone, edele menschenlief-
de, die uit platonische overwegingen ge
boren wordt, het gaat evenmin over cul-
tuurstreving, zucht tot verheffing van het
beschavingspeil naar het niveau van de
menschelijke waardigheid. Dit alles heeft
een plaats in het menschelijk leven, wij
kunnen en moeten het waardeeren, maar
wij mogen nooit uit het oog verliezen, dat
het hier moet wijken naar een lager plan.
Want de Liefde, waarover wij spreken, be
zit op deze aarde geen oorsprong: zij komt
uit God. Zij breekt uit de afgronden van
de goddelijke Liefde naar buiten, om heel
het. leven met goddelijke heerlijkheid te
doordringen. Ja, het is God zelf. die ons
met zijn Liefde vervult, het is God, de
Heilige Geest, de oneindig goddelijke Lief-
dezucht, de eeuwige levensadem van den
Almachtige, waardoor de Liefde van God
in onze harten wordt uitgestort.
Ja, ook in onze harten wbrdt uitgestort!
Want bedenken we toch, dat de Heilige
Geest eens, op het eerste Pinksterfeest,
bezit heeft genomen van de Kerk, om haar
nooit meer te verlaten. Hij is daar- nog,
onverminderd, met zijn licht, Hij is daar
nog, onverminderd met zijn kracht, Hij is
daar, onverminderd met zijn Liefde.
Maar het is onze taak en zalige roeping,
ons open te stellen voor het vederlichte en
toch zoo onweerstaanbare aanraken van
den Heiligen Geest, voor het mysterieuze
waaien van den hemelschen storm. Eh
wat we misschien het allermeest noodig
hebben, dat is bezinning, dat is concen
tratie. Het jachtende leven van deze mo
derne tijd met al zijn verrassingen, met al
zijn sensatie, maakt het ons uiterst moei
lijk onze aandacht te concentreeren, d.w.z.
ze op een punt samen te brengen om het
rustig en intens te1 beschouwen. En tlch
is dat noodig, om zich een vaste overtui
ging te verwerven; het is noodig ook om
de diepe inwerking van den Heiligen
Geest in onze zielen mogelijk te maken.
Wie zich nooit concentreert, wie nooit
■ftreet te overwegen, blijft een holle, opper
vlakkige mensch: hij loopt groot gevaar,
een moderne confectie-mensch te worden,
een triestig product van de moderne re
clame-methoden, een meelooper, die men
met fanfare-geSchetter en heisa-hoempa
wat inhoudslooze slagwoorden heeft bij
gebracht, maar die alle kracht van een in
nerlijke overtuiging, alle kracht van een
beginsel mist. Alleen door rustige
overweging verwerft men zich werkelijk
inzicht en groeit men uit tot een moedig
en vastberaden mensch; alleen door rustige
overweging stelt men zich open voor het
machtig geruisch van den Heiligen Geest.
Het spreekt vanzelf, dat we hier niet
eèn louter verstandelijke overweging be
doelen. 'Het moet de overweging zijn van
den heelen mensch, waarbij alle krachten
worden ingeschakeld en die bovenal ge
stuwd wordt en gedragen door die gloeien
de bovenaardsche Liefde, die uit den
schoot van God onze zielen binnenvloeit.
Bidden wij nu, met het Pinksterfeest, om
die Liefde, die kracht van den Heiligen
Geest. Verzuchten wij met heel onze ziel,
met alle vezels van ons wezen, dat „Veni
Sancte Spiritus", kom Heilige Geest, kom
goddelijke Gast, kom hemelsche Vertroos
ter, kom ongebroken kracht!
Ja, ongebroken kracht! De kracht van
den Heiligen Geest is niet gebroken en zal
nooit ofte nimmer door geen macht ter
wereld gebroken worden, neen, neen, neen,
broeders en zusters, duizendmaal neen!
Hij leeft hi de Kerk, Hij leeft in onze zie
len, Hij brandt als een vuur in ons hart.
Een vuur, dat zuivert, een vuur, dat ver
licht, een vuur, dat verhit. Ja, wij zijn het
ijzer en Hij is de gloed: Hij zal ons zóó
doordringen, dat wij geheel gloeiend wor
den, wit-gloeiend, in heel ons wezen met
Hem vervuld.
Dan leven wij in de goddelijke Liefde
als in een storm van vuur: nu, hier op aar
de en eens in de eeuwigheid!
Veni Sancte Spiritus: Kom, kom Heilige
Geest!
Dr. HENRI VAN FÊOOIJEN,
'Kruisheer.
V Samenwerking.
Samenwerking. 't Is gemakkelijker,
er in mooie en heel mooie woorden over
te schrijven, dan de practijk te beoefenen.
Dat kan in het algemeen ieder onder
vinden, die, beschikkend over eenige zelf
kennis en eenige macht tot zelfverwijt, ern
stig streeft naar samenwerking, ware en
oprechte samenwerking met anderen
met menschen, die andere inzichten en an
dere opvattingen hebben, anders van ka
rakter en temperament zijn.
Maar gelukkig! in dezen tijd groeit
krachtig en welbewust een geest van samen
werking in bijna alle kringen van ons volk.
Die geest was reeds groeiende voor den
oorlog, maar die groei is nu in zeer sterke
mate bevorderd een zeer mooie lichtzijde
van dezen tijd.
Met voldoening vestigen wij de aandacht
op een oproep, die de R. K. Werkgever
richt tot zijn leden om de nog niet aan
gesloten „collega's" van de noodzaak van
aaneensluiting te overtuigen. Het Werk
geversorgaan beperkt zich echter niet tot
de aaneensluiting van de werkgevers en
vervolgt:
„Wij richten onze aansporing even
goed tot de arbeiders. Zij zijn de part
ners bijv de sociale contracten, zij sluiten
met de4 werkgevers de collectieve con
tracten, zij vormen met hen de bedrijfs-
vereenigingen tot uitvoering van so
ciale verzekeringen. De gedachte van
solidariteit heeft in de moeilijke tijden,
die het bedrijfsleven doormaakt, een
hooger vlucht genomen. Op den voor
avond van de herdenking der groote
sociale encyclieken „Rerum Novarum"
en „Quadragesimo Anno", mag nog wel
eens con beroep worden gedaan op de
werkgevers, om duidelijk te laten blij
ken, dat er hunnerzijds niet alleen geen
enkel bezwaar bestaat, dat de arbeiders
zich organiseeren, maar dat het hun
zelfs bijzonder aangenaam zou zijn,
wanneer zij zoo mogelijk uitsluitend
met georganiseerd personeel te maken
zouden hebben.
De nieuwe maatschappij, ons in
„Quadragesimo Anno" voor oogen ge
steld, kan niet gedragen worden door
het individualisme, de bedrijfs- en ge-
beroepsgemeenschap berust op een
gansch anderen grondslag.
De wegbereiders -tot het herstel der
maatschappelijke orde zijn de vakor
ganisaties én van de werkgevers én
van de arbeiders. Niet van de werkge
vers alleen en niet van de arbeiders
alleen.
Door gezamenlijke inspanning moet
In het verordeningenblad is opgenomen 1
een besluit van den Secretaris-Generaal
van het Departement van Financiën betref
fende het invoeren van het besluit op de
inkomstenbelasting 1941.
Hierin wordt het volgende bepaald.
Artikel 1.
1. Overtreffen de zuivere opbreng
sten van eigen onderneming en van
arbeid (artikel 5, lid 1, 1ste, van het
besluit op de inkomstenbelasting 1941)
in het kalenderjaar 1940 die in het ka
lenderjaar 1941, dan wordt, voor de be
rekening van het zuiver inkomen in
het kalenderjaar 1941, het verschil,
voor zoover het 1.000.te boven
gaat, geacht op den Isten Januari 1941
te zijn genoten. Bij de vergelijking
wordt zuivere opbrengst van dienst
betrekking, voor zoover zij niet in
tantième bestaat, buiten beschouwing
gelaten, tenzij zulks in het nadeel van
den belastingplichtige zou zijn.
2. Verrekening van dividendbelasting
met den aanslag in de inkomstenbelasting
voor 1941 vindt slechts plaats, voor zoo
ver de plaats gehad hebbende inhouding
van dividendbelasting uit bescheiden
wordt aangetoond.
Artikel 2.
Voor de toepassing van artikel 16, lid 1,
lste, van het besluit op de inkomstenbelas
ting 1941 worden als onverrekende ver
liezen uit de kalenderjaren 1939 en 1940
beschouwd de verliezen, welke uit de toe
passing van de artikelen 12 tot en met 17,
lid 1, der wet op de inkomstenbelasting
1914 voor de belastingjaren 1939/1940 en
1940/1941 voortvloeien. Het verlies uit het
belastingjaar 1939/1940 kan slechts worden
afgetrokken, voor zoover vertekening nog
niet voor 'het belastingjaar 1940/1941 heeft
plaats gevonden.
Artikel 3.
(1) Aan de personen, die op 1 Januari
1941 belastingplichtig waren krachtens
hoofdstuk I van het besluit op de inkom
stenbelasting 1941, wordt een voorloopige
aanslag voor 1941 opgelegd, berekend naar
he zuiver inkomen over het kalenderjaar
1940, opgevat en berekend volgens de be
palingen van dat besluit, doch met uitslui
ting van de inkomsten uit speculatie.
(2) Met afwijking van het bij lid 1 be
paalde worden als or. errekende verlie
zen uit vorige jaren /cdiikel 16, lid 1, lste,
van het besluit op de inkomstenbelasting
1941) de bedragen in aanmerking geno
men, welke krachtens artikel 2 voor het
kalenderjaar 1941 verrekenbaar zijn.
(3) Voor zoover aannemelijk is, dat het
zuiver inkomen in 1941 aanmerkelijk la
ger zal zijn dan dat in 1940 kan de voor
loopige' aanslag naar het lager' zuiver in
komen worden opgelegd.
(4) Voor de heffing van de voorloopige
aanslagen zijn de artikelen 43, 45, lid 1, 46
tot en met 52, 54 tot en met 56, 57, lid 1,
lste, 57, lid 2, en 58 van het besluit op de
inkomstenbelasting 1941 van toepassing,
met dien verstande, dat bij de toepassing
van de artikele 43 en 46 tot en met 51 de
toestanden in het jaar 1940 in acht geno
men worden.
(5) De voorloopige aanslag wordt aan
binnenlandsche belastingplichtigen opge
legd:
1. Indien de belastingplichtige op 1 Mei
1941 binnen het rijk woonde: in de ge
meente, waar hij op 1 Mei 1941 woonde.
2. Indien de belastingplichtige op 1 Mei
1941 niet meer binnen het rijk woonde:
in de gemeente, waar hij op 1 Januari 1941
of bij den lateren aanvang van zijn belas
tingplicht woonde.
3. In de overige gevallen: in de gemeen
te, waar de belastingplichtige zich heeft
aangemeld of is opgespoord.
(6) De voorloopige aanslag wordt aan
buitenlandsche belastingplichtigen opge
legd in de gemeente, krachtens artikel 42,
lid 2, van genoemd besluit te bepalen.
Artikel 4.
Is in het zuiver inkomen, waarnaar de
voorloopige aanslag in de inkomstenbelas
ting voor het kalenderjaar 1941 wordt op
gelegd, zuivere opbrengst van dienstbetrek
king begrhpen, dan wordt, ter berekening
van den voorloopigen aanslag, de volgens
de inkomstenbelastingtabel en volgens ar
tikel 48 van het besluit berekende belas
ting verminderd met het bedrag, dat ver
schuldigd is voor een zuiver inkomen, ge
lijk aan de zuiveTe opbrengst van dienst
betrekking. De vermindering kan echter
niet tot een teruggaaf van belastingen lei
den.
Artikel 5.
(1) De volgens artikel 60, lid 4, van het
besluit te verrekenen gedeelten van de aan
slagen in de belastingen naar het inkomen
voor het belastingjaar 1940-1941 worden
vastgesteld als ontheffing óp de aanslagen
voor het belastingjaar 1940-1941 en in min
dering gebracht op den voorloopigen aan-
het groote werk worden verricht. De at
mosfeer daartoe is gunstig, de nood der
tijden eischt de samenwerking van al
len, welnu, de conclusie ligt voor de
hand".
't Is niet alléén de nood der tijden, die
samenwerking eischt.
Ons beginsel eischt samenwerking ten
allen tijde.
De nood der tijden dringt die noodzake
lijkheid maar naar voren, stelt die nood
zakelijkheid is een' klaarder licht.
Samenwerking op héél het maatschappe
lijkheid meer naar voren, stelt die nood
den wil zijn. Dat is een ideaal, waarnaar
wij allen moeten streven, waarvoor wij
allen, zoo noodig, offers moeten brengen!
I
slag in de inkomstenbelasting voor het ka
lenderjaar 1941.
(2) Bedraagt de ontheffing meer dan de
voorloopige aanslag voor het kalenderjaar
1941, of wordt geen voorloopige aanslag op
gelegd, dan wordt de ontheffing niet in
mindering gebracht, doch afzonderlijk ver
leend en verrekend met den voorloopigen
aanslag in de inkomstenbelasting, met dé
aanslagen in de belastingen naar inkomen
en vermogen voor het belastingjaar 1940-
1941 of met eenigen anderen openstaanden
aanslag in een directe belasting. Voor zoo
ver verrekening niet mogelijk is, wordt de
ontheffing uitbetaald.
(3) De omstandigheid, dat een aanslag
geheel of ten deele nog niet invorderbaar
is, staat aan de verrekening niet in den weg
Artikel 6.
Indien de ontheffing, bedoeld bij artikel
5, lid 1, op den voorloopigen aanslag in min
dering is gebracht, wordt voor de invorde
ring slechts het verschil als een aanslag
beschouwd.
Artikel 7.
Tegen den voorloopigen aanslag kan niet
worden opgekomen.
Artikel 8.
1. Dit besluit treedt heden in werking.
2. Het wordt aangehaald als „invoe
ringsbesluit inkomstenbelasting 1941".
Commissaris-be lasting
In het verordeningenblad is verschenen
een besluit van den secretaris-generaal
het departement van financiën betref
fende de commissarissenbelasting.
Hierin wordt het volgende bepaald:
Artikel-1.
1. Onder den naam van „Commissaris
senbelasting" wordt een bijzondere belas
ting geheven van de belooningen hierna
aan te duiden als commissarisloon door
lichamen, vallende onder artikel 1 van het
besluit op de winstbelasting 1940 (No.
83/1940), voor de werkzaamheid van hun
commissarissen toegekend
2. Onder commissarissen worden ver
staan de natuurlijke personen en de rechts
personen, die, onder welken naam ook, he
liast zijn met toezicht op het bestuur, onge
acht of zij bijkomstig ook aan de bestuurs
taak deel hebben.
Artikel 2.
1. Het commissarisloon wordt opgevat
en berekend volgens de artikelen 4, 5 en
6 van het besluit op de loonbelasting 1940
(no. 224/1940) en de met betrekking tot
die artikelen uitgevaardigde uitvoerings
voorschriften.
2. Commissarissenbelasting wordt ge
heven over het totale bedrag van het
commissarislooh, dat in een kalenderjaar
door den commissaris wordt genoten van
het lichaam.
3. 'Het commissarisloon wordt als ge
noten beschouwd, zoodra het is uitbetaald,
verrekend of op eenigerlei andere wijze ter
beschikking van den commissaris of van
een derde is gesteld, dan wel zoodra het
rentedragend is geworden.
Artikel' 8.
1. Commissarissenbelasting is niet ver
schuldigd, indien hét commissarisloon in
een kalenderjaar niet meer bedraagt dan
honderd gulden.
2. De belasting bedraagt bij een commis
sarisloon van:
le. Meer dan 100, doch niet meer dan
1000: 20 ten honderd van het bedrag,
waarmede het commissarisloon 100 te
boven gaat.
2e. Meer dan 1000, doch niet meer dan
5000: 180, vermeerderd met 30 ten hon
derd van het bedrag, waarmede het com
missarisloon 1000 te boven gaat.
3e. Meer dan 5000: 1380, vermeerderd
met 50 ten honderd van het bedrag, waar
mede het commissarisloon 5000 te boven
gaat.
3. Heeft de commissaris reeds eerder in
hetzelfde kalenderjaar commissarisloon ge
noten* dan wordt het gevoegd bij het na
der van hetzelfde lichaam genoten com
missarisloon en wordt de belasting, over
het aldus verkregen bedrag berekend, ver
minderd met de belasting over het eerder
genoten commissarisloon.
4. de belasting is, voor rekening van den
commissaris, verschuldigd door het lichaam,
en wel zoodra het commissarisloon door
den commissaris is genoten.
Artikel 4.
Neemt het lichaam de belasting voor
eigen rekening, dan'wordt ook deze pres
tatie als commissarisloon beschouwd. Zij
wordt in aanmerking genomen door het
overige commissarisloon te verhoogen, en
wel indien het overige commissarisloon be
draagt:
le. Meer dan 100, doch niet meer dan
ƒ820, met een vierde van het bedrag,
waarmede het f 100 te boven gaat;
2e. meer dan 820, doch niet meer dan
ƒ3620, met ƒ180, benevens drie zevenden
van het bedrag, waarmede het 820 te bo
ven gaat;
3e. meer dan 3620, met 1380, bene
vens een bedrag gelijk aan dat, waarmede
het commissarisloon 3620 te boven gaat.
Artikel 5.
1. De loonbelasting en de inkomstenbe
lasting worden slechts geheven over het
bedrag, dat na de inhouding wegens de
comm iss arissenb elasting o v erbl ij f t
2. Is de commissaris een aan de winstbe
lasting onderworpen lichaam, dan geldt bij
dit lichaam de commissarissenbelasting
over het hem opgekomen commissarisloon
WATER EN MELK.
Als ik lees van melkvervalschers,
dan denk ik nog wel eens aan dat
liedje uit onze kinderjaren: „Kees,
Kees. Kees, je hebt er water bij ge
daan!"
Maar toch is dat liedje niet heele-
maal van toepassing op den koning
der melkvervalschers, die men zegt in
Delft te hebben ontdekt.
De melk, welke hij vervoerd had,
bleek bij onderzoek 80 deelen water te
bevatten. Verdachte verontschuldigde
zich door te vertellen, dat hij verge
ten had het spoelwater uit de melk
bussen te verwijderen. Enkele dagen
later werd' zijn melk opnieuw gecon
troleerd en nu bleek dat er 86 deelen
water aan waren toegevoegd.
Dat is dus nogal wat.
Maar toch meen ik, dat dezen man,
die tot ƒ75.boete werd veroordeeld,
had moeten worden vrijgesproken.
Niet alleen hierom, omdat iedere
klant, die\ zijn oogen maar tot een
nauw spleetje zou. hebben geopend,
zou hebben moeten constateeren, dat
dit geen melk was. Maar meer om het
eenvoudige feit, dat die man de melk
niet heeft vervalscht.
Die man heeft water vervalscht.
En ik weet bijna niet, wat in deze
dagen erger is
niet als een onttrekking aan het vermogen
voor andere dan bedrijfsdoeleinden.
Artikel 6.
1. Het lichaam is verplicht:
le. De commissarissenbelasting in te
houden volgens de bepalingen, welke gel
den voor de loonbelasting;
2e. Een loonbelastingkaart aan te leggen
en een loonstaat bij te houden, indien een
en ander niet reeds voor de loonbelasting
geschied is of geschiedt;
3e. De ingehouden commissarissenbelas
ting aan te teekenen op den loonstaat en,
na afloop van het kalenderjaar, op de loon
belastingkaart;
4e. De ingehouden commissarissenbelas
ting af te dragen indien ook loonbelasting
ingehouden moest worden, tegelijk met
deze volgens de bepalingen, welke gel
den voor de loonbelasting.
2. Het commissarisloon, waarover de
commissarissenbelasting is berekend, en het
ingehouden bedrag aan commissarissenbe
lasting worden op de aangifte voor de loon
belasting, bedoeld bij artikel 19, lid I, van
het besluit op de loonbelasting 1940, afzon
derlijk vermeld.
Artikel 7.
Commissarisloon, dat krachtens erfrecht
of krachtens huwelijksvermogensrecht door
rechtverkrijgenden van den commissaris
wordt genoten, wordt voor de heffing van
de commissarissenbelasting geacht door den
commissaris te zijn genoten.
j Artikel 8.
De artikelen 21 tot en met 24 en 26 tot
en met 40 van het besluit op de loonbelas
ting 1940 zijn voor de commissarissenbelas
ting van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9.
1. De commissarissenbelasting wordt
mede geheven van het commissarisloon, dat
na den 31sten December 194Ö, doch vóór
het in werking treden van dit besluit door
den commissaris is genoten.
2. Deze belasting is verschuldigd door
den commissaris. Zij wordt geheven op den
voet van de bepalingen, dienaangaande
door den secretaris-generaal van het de
partement van financiën uit te vaardigen.
Artikel 10.
1. Dit besluit treedt heden in werking.
2. Het wordt aangehaald als „besluit op
de commissarissenbelasting 1941
NEDERLANDSCHE BEDRIJFSLEIDERS
IN DUITSCHLAND
Een aantal Nederlandsche bedrijfs
leiders, die zich momenteel op uitnoodiging
van het Duitsche arbeidsfront op een reis
in Duitschland bevinden, arriveerde in de
Zwabische Gouwhoofdstad Augsburg, om
daar het Nationaal-Socialistisch modelbe-
drijf Bemberg te bezichtigen. De leider
van het gouwbureau „Schoenheit der
Arbeit" alsmede een vertegenwoordiger
van het rijkspropagandabureau Zwaben
verwelkomden de Nederlandsche gasten
hartelijk. Handelsraad Lisenmeier, presi
dent van de industrie- en handelskamer te
Augsburg en plaatsvervangend economisch
gouwadviseur, gaf als bedrijfsleider den
gasten inlichtingen over de Sociaal-poli
tieke inrichtingen van het bedrijf, dat in
1938 het gouwdiploma, 1939 een onder
scheiding voor de gezondheidszorg en in
1940 de gouden vaan in den wedkamp der
Duitsche bedrijven verwierf en daarmee
Nationaal-Socialistisch modelbedrijf werd.
Een rondgang door het bedrijf toonde aan
de Nederlandsche bedrijfsleiders, die uit
alle branches stamden, een deel der pro
ductiewerkplaatsen van de bekende
Bemberg-Adler-kunstzijde, het over de
gansche wereld bekende kunstzijde-product
uit Augsburg.
Na een bezichtiging van de wereldbe
roemde gouden zaal van het Augsburgsche
raadhuis verlieten de Nederlandsche be
drijf leiders Augsburg, om de reis voort te
zetten.
Te voren was reeds een bezoek aan
Neurenberg gebracht. Daar werden de
partij-terreinen met hun gebouwen en de
K.D.F.-stad bezocht, alsook een aantal
modelbedrijven en eenige gebouwen der
oude stad, o.a. het raadhdis.