DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Invoeringsbesluit Inkomstenbelasting Momentje ZATERDAG 31 MEI 1941 32ste Jaargang No. 9962 S)e£cAdAch^Soii/tcttit Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. Giro 103003. Postbus 11. Bureaux Papengracht 32. Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Leiden. DE KRACHT VAN DEN HEILIGEN GEEST In de van leven sprankelende verhaal trant van Sint Lucas is het relaas ons bewaard gebleven van de wonderbare ge beurtenissen, die op den eersten Pinkster dag hebben plaats gehad. Zij waren bijeen rond Maria, de Moeder van Jezus, de - twaalf apostelen- en een groep getrouwen, verslonden in gebed,levend in de bran dende verwachting van het mysterieuze gebeuren, dat de Meester vóór zijn heen gaan beloofd had, de komst van den Hei ligen Geest. Het was de eerste taak, die de Meester hen bij zijn heengaan had op gelegd: zij moesten de belofte van den Vader afwachten, die zij van Jezus ver nomen hadden. „Over enkele dagen zult ge gedoopt worden met den Heiligen Geest". En „wanneer de Heilige Geest over u komt, zult ge kracht ontvangen". Om heel de belofte heen hing de sluier van een mysterie: de leerlingen begrepen wel, dat er iets wonderbaars gebeuren zou. En op den fijnen prillen zomermorgen van het eerste Pinksterfeest werd de ver vulling een feit. Daar klinkt het geruisch van den stormwind en vervult het geheele huis, daar verschijnen de vurige tongen en zetten zich op elk der aanwezigen neer, daar voelen zij zich aangegrepen door een onuitsprekelijken, hevigen gloed. Licht straalt in hun geest en hun tong sta melt nieuwe, nooit vermoede klanken. Het volk stroomt samen van alle kaf ten, verbijsterd door dit ongewone gebeu ren. De spotters hebben er spoedig "iets op gevonden: „Ze hebben te veel gedronken". Maar Petrus, de bevende stamelaar uit het paléis van Kaïphas, die zoo hartstochtelijk zijn Meester verloochende, treedt onver schrokken naar voren. Er valt stilte over de menigte op het zien van deze impo sante verschijning, ruig, eenvoudig, onge dwongen e"n echt, een man vol waardig heid en hooge zedelijke ernst. Daar valt het eerste Christu3-getuigenis van zijn lippen, de eerste Christelijke preek. „Heel het huis van Israël zij er dus van over tuigd, dat God dien-zelfden Jezus, dien gij hebt gekruisigd, tot Heer en Christus heeft gesteld". Hier is alle vrees geweken: de indruk op de menigte is overweldigend. „Mannen broeders, wat moeten we doen?", zoo luidt de vraag van een berouwvol volk. En Pe trus onthult het mysterie van het Doop sel, waardoor het licht van God in de zie len wordt uitgestort. Dat was het gebeuren van den eersten Pinksterdag: de Heilige Geest nam bezit van de Kerk. Hij doorstraalde haar met de intense glansen van zijn zalig, overwel digend licht; Hij vervulde haar met zijn onoverwinnelijke kracht. Wat was dat voor een kracht? Zeker was het de 'kracht van de over tuiging, die de Kerk tot een burcht van waarheid maakte: bovenal was het de kracht van de Liefde. Dat moeten wij eens goed beseffen. De kracht, door den Heiligen Geest aan de Kerk geschonken is meer dan iets anders Liefde-kracht. De Liefde is de hoogste beweegkracht van de Kerk, haar hoogste levenskracht. Het is de kracht, die haar tezamen houdt, het is de kracht, die haar onophoudelijk tot groote, gedurfde daden dringt. En wij moeten het goed verstaan: het gaat hier niet over liefde van vleesch en bloed, ook niet over een schoone, edele menschenlief- de, die uit platonische overwegingen ge boren wordt, het gaat evenmin over cul- tuurstreving, zucht tot verheffing van het beschavingspeil naar het niveau van de menschelijke waardigheid. Dit alles heeft een plaats in het menschelijk leven, wij kunnen en moeten het waardeeren, maar wij mogen nooit uit het oog verliezen, dat het hier moet wijken naar een lager plan. Want de Liefde, waarover wij spreken, be zit op deze aarde geen oorsprong: zij komt uit God. Zij breekt uit de afgronden van de goddelijke Liefde naar buiten, om heel het. leven met goddelijke heerlijkheid te doordringen. Ja, het is God zelf. die ons met zijn Liefde vervult, het is God, de Heilige Geest, de oneindig goddelijke Lief- dezucht, de eeuwige levensadem van den Almachtige, waardoor de Liefde van God in onze harten wordt uitgestort. Ja, ook in onze harten wbrdt uitgestort! Want bedenken we toch, dat de Heilige Geest eens, op het eerste Pinksterfeest, bezit heeft genomen van de Kerk, om haar nooit meer te verlaten. Hij is daar- nog, onverminderd, met zijn licht, Hij is daar nog, onverminderd met zijn kracht, Hij is daar, onverminderd met zijn Liefde. Maar het is onze taak en zalige roeping, ons open te stellen voor het vederlichte en toch zoo onweerstaanbare aanraken van den Heiligen Geest, voor het mysterieuze waaien van den hemelschen storm. Eh wat we misschien het allermeest noodig hebben, dat is bezinning, dat is concen tratie. Het jachtende leven van deze mo derne tijd met al zijn verrassingen, met al zijn sensatie, maakt het ons uiterst moei lijk onze aandacht te concentreeren, d.w.z. ze op een punt samen te brengen om het rustig en intens te1 beschouwen. En tlch is dat noodig, om zich een vaste overtui ging te verwerven; het is noodig ook om de diepe inwerking van den Heiligen Geest in onze zielen mogelijk te maken. Wie zich nooit concentreert, wie nooit ■ftreet te overwegen, blijft een holle, opper vlakkige mensch: hij loopt groot gevaar, een moderne confectie-mensch te worden, een triestig product van de moderne re clame-methoden, een meelooper, die men met fanfare-geSchetter en heisa-hoempa wat inhoudslooze slagwoorden heeft bij gebracht, maar die alle kracht van een in nerlijke overtuiging, alle kracht van een beginsel mist. Alleen door rustige overweging verwerft men zich werkelijk inzicht en groeit men uit tot een moedig en vastberaden mensch; alleen door rustige overweging stelt men zich open voor het machtig geruisch van den Heiligen Geest. Het spreekt vanzelf, dat we hier niet eèn louter verstandelijke overweging be doelen. 'Het moet de overweging zijn van den heelen mensch, waarbij alle krachten worden ingeschakeld en die bovenal ge stuwd wordt en gedragen door die gloeien de bovenaardsche Liefde, die uit den schoot van God onze zielen binnenvloeit. Bidden wij nu, met het Pinksterfeest, om die Liefde, die kracht van den Heiligen Geest. Verzuchten wij met heel onze ziel, met alle vezels van ons wezen, dat „Veni Sancte Spiritus", kom Heilige Geest, kom goddelijke Gast, kom hemelsche Vertroos ter, kom ongebroken kracht! Ja, ongebroken kracht! De kracht van den Heiligen Geest is niet gebroken en zal nooit ofte nimmer door geen macht ter wereld gebroken worden, neen, neen, neen, broeders en zusters, duizendmaal neen! Hij leeft hi de Kerk, Hij leeft in onze zie len, Hij brandt als een vuur in ons hart. Een vuur, dat zuivert, een vuur, dat ver licht, een vuur, dat verhit. Ja, wij zijn het ijzer en Hij is de gloed: Hij zal ons zóó doordringen, dat wij geheel gloeiend wor den, wit-gloeiend, in heel ons wezen met Hem vervuld. Dan leven wij in de goddelijke Liefde als in een storm van vuur: nu, hier op aar de en eens in de eeuwigheid! Veni Sancte Spiritus: Kom, kom Heilige Geest! Dr. HENRI VAN FÊOOIJEN, 'Kruisheer. V Samenwerking. Samenwerking. 't Is gemakkelijker, er in mooie en heel mooie woorden over te schrijven, dan de practijk te beoefenen. Dat kan in het algemeen ieder onder vinden, die, beschikkend over eenige zelf kennis en eenige macht tot zelfverwijt, ern stig streeft naar samenwerking, ware en oprechte samenwerking met anderen met menschen, die andere inzichten en an dere opvattingen hebben, anders van ka rakter en temperament zijn. Maar gelukkig! in dezen tijd groeit krachtig en welbewust een geest van samen werking in bijna alle kringen van ons volk. Die geest was reeds groeiende voor den oorlog, maar die groei is nu in zeer sterke mate bevorderd een zeer mooie lichtzijde van dezen tijd. Met voldoening vestigen wij de aandacht op een oproep, die de R. K. Werkgever richt tot zijn leden om de nog niet aan gesloten „collega's" van de noodzaak van aaneensluiting te overtuigen. Het Werk geversorgaan beperkt zich echter niet tot de aaneensluiting van de werkgevers en vervolgt: „Wij richten onze aansporing even goed tot de arbeiders. Zij zijn de part ners bijv de sociale contracten, zij sluiten met de4 werkgevers de collectieve con tracten, zij vormen met hen de bedrijfs- vereenigingen tot uitvoering van so ciale verzekeringen. De gedachte van solidariteit heeft in de moeilijke tijden, die het bedrijfsleven doormaakt, een hooger vlucht genomen. Op den voor avond van de herdenking der groote sociale encyclieken „Rerum Novarum" en „Quadragesimo Anno", mag nog wel eens con beroep worden gedaan op de werkgevers, om duidelijk te laten blij ken, dat er hunnerzijds niet alleen geen enkel bezwaar bestaat, dat de arbeiders zich organiseeren, maar dat het hun zelfs bijzonder aangenaam zou zijn, wanneer zij zoo mogelijk uitsluitend met georganiseerd personeel te maken zouden hebben. De nieuwe maatschappij, ons in „Quadragesimo Anno" voor oogen ge steld, kan niet gedragen worden door het individualisme, de bedrijfs- en ge- beroepsgemeenschap berust op een gansch anderen grondslag. De wegbereiders -tot het herstel der maatschappelijke orde zijn de vakor ganisaties én van de werkgevers én van de arbeiders. Niet van de werkge vers alleen en niet van de arbeiders alleen. Door gezamenlijke inspanning moet In het verordeningenblad is opgenomen 1 een besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën betref fende het invoeren van het besluit op de inkomstenbelasting 1941. Hierin wordt het volgende bepaald. Artikel 1. 1. Overtreffen de zuivere opbreng sten van eigen onderneming en van arbeid (artikel 5, lid 1, 1ste, van het besluit op de inkomstenbelasting 1941) in het kalenderjaar 1940 die in het ka lenderjaar 1941, dan wordt, voor de be rekening van het zuiver inkomen in het kalenderjaar 1941, het verschil, voor zoover het 1.000.te boven gaat, geacht op den Isten Januari 1941 te zijn genoten. Bij de vergelijking wordt zuivere opbrengst van dienst betrekking, voor zoover zij niet in tantième bestaat, buiten beschouwing gelaten, tenzij zulks in het nadeel van den belastingplichtige zou zijn. 2. Verrekening van dividendbelasting met den aanslag in de inkomstenbelasting voor 1941 vindt slechts plaats, voor zoo ver de plaats gehad hebbende inhouding van dividendbelasting uit bescheiden wordt aangetoond. Artikel 2. Voor de toepassing van artikel 16, lid 1, lste, van het besluit op de inkomstenbelas ting 1941 worden als onverrekende ver liezen uit de kalenderjaren 1939 en 1940 beschouwd de verliezen, welke uit de toe passing van de artikelen 12 tot en met 17, lid 1, der wet op de inkomstenbelasting 1914 voor de belastingjaren 1939/1940 en 1940/1941 voortvloeien. Het verlies uit het belastingjaar 1939/1940 kan slechts worden afgetrokken, voor zoover vertekening nog niet voor 'het belastingjaar 1940/1941 heeft plaats gevonden. Artikel 3. (1) Aan de personen, die op 1 Januari 1941 belastingplichtig waren krachtens hoofdstuk I van het besluit op de inkom stenbelasting 1941, wordt een voorloopige aanslag voor 1941 opgelegd, berekend naar he zuiver inkomen over het kalenderjaar 1940, opgevat en berekend volgens de be palingen van dat besluit, doch met uitslui ting van de inkomsten uit speculatie. (2) Met afwijking van het bij lid 1 be paalde worden als or. errekende verlie zen uit vorige jaren /cdiikel 16, lid 1, lste, van het besluit op de inkomstenbelasting 1941) de bedragen in aanmerking geno men, welke krachtens artikel 2 voor het kalenderjaar 1941 verrekenbaar zijn. (3) Voor zoover aannemelijk is, dat het zuiver inkomen in 1941 aanmerkelijk la ger zal zijn dan dat in 1940 kan de voor loopige' aanslag naar het lager' zuiver in komen worden opgelegd. (4) Voor de heffing van de voorloopige aanslagen zijn de artikelen 43, 45, lid 1, 46 tot en met 52, 54 tot en met 56, 57, lid 1, lste, 57, lid 2, en 58 van het besluit op de inkomstenbelasting 1941 van toepassing, met dien verstande, dat bij de toepassing van de artikele 43 en 46 tot en met 51 de toestanden in het jaar 1940 in acht geno men worden. (5) De voorloopige aanslag wordt aan binnenlandsche belastingplichtigen opge legd: 1. Indien de belastingplichtige op 1 Mei 1941 binnen het rijk woonde: in de ge meente, waar hij op 1 Mei 1941 woonde. 2. Indien de belastingplichtige op 1 Mei 1941 niet meer binnen het rijk woonde: in de gemeente, waar hij op 1 Januari 1941 of bij den lateren aanvang van zijn belas tingplicht woonde. 3. In de overige gevallen: in de gemeen te, waar de belastingplichtige zich heeft aangemeld of is opgespoord. (6) De voorloopige aanslag wordt aan buitenlandsche belastingplichtigen opge legd in de gemeente, krachtens artikel 42, lid 2, van genoemd besluit te bepalen. Artikel 4. Is in het zuiver inkomen, waarnaar de voorloopige aanslag in de inkomstenbelas ting voor het kalenderjaar 1941 wordt op gelegd, zuivere opbrengst van dienstbetrek king begrhpen, dan wordt, ter berekening van den voorloopigen aanslag, de volgens de inkomstenbelastingtabel en volgens ar tikel 48 van het besluit berekende belas ting verminderd met het bedrag, dat ver schuldigd is voor een zuiver inkomen, ge lijk aan de zuiveTe opbrengst van dienst betrekking. De vermindering kan echter niet tot een teruggaaf van belastingen lei den. Artikel 5. (1) De volgens artikel 60, lid 4, van het besluit te verrekenen gedeelten van de aan slagen in de belastingen naar het inkomen voor het belastingjaar 1940-1941 worden vastgesteld als ontheffing óp de aanslagen voor het belastingjaar 1940-1941 en in min dering gebracht op den voorloopigen aan- het groote werk worden verricht. De at mosfeer daartoe is gunstig, de nood der tijden eischt de samenwerking van al len, welnu, de conclusie ligt voor de hand". 't Is niet alléén de nood der tijden, die samenwerking eischt. Ons beginsel eischt samenwerking ten allen tijde. De nood der tijden dringt die noodzake lijkheid maar naar voren, stelt die nood zakelijkheid is een' klaarder licht. Samenwerking op héél het maatschappe lijkheid meer naar voren, stelt die nood den wil zijn. Dat is een ideaal, waarnaar wij allen moeten streven, waarvoor wij allen, zoo noodig, offers moeten brengen! I slag in de inkomstenbelasting voor het ka lenderjaar 1941. (2) Bedraagt de ontheffing meer dan de voorloopige aanslag voor het kalenderjaar 1941, of wordt geen voorloopige aanslag op gelegd, dan wordt de ontheffing niet in mindering gebracht, doch afzonderlijk ver leend en verrekend met den voorloopigen aanslag in de inkomstenbelasting, met dé aanslagen in de belastingen naar inkomen en vermogen voor het belastingjaar 1940- 1941 of met eenigen anderen openstaanden aanslag in een directe belasting. Voor zoo ver verrekening niet mogelijk is, wordt de ontheffing uitbetaald. (3) De omstandigheid, dat een aanslag geheel of ten deele nog niet invorderbaar is, staat aan de verrekening niet in den weg Artikel 6. Indien de ontheffing, bedoeld bij artikel 5, lid 1, op den voorloopigen aanslag in min dering is gebracht, wordt voor de invorde ring slechts het verschil als een aanslag beschouwd. Artikel 7. Tegen den voorloopigen aanslag kan niet worden opgekomen. Artikel 8. 1. Dit besluit treedt heden in werking. 2. Het wordt aangehaald als „invoe ringsbesluit inkomstenbelasting 1941". Commissaris-be lasting In het verordeningenblad is verschenen een besluit van den secretaris-generaal het departement van financiën betref fende de commissarissenbelasting. Hierin wordt het volgende bepaald: Artikel-1. 1. Onder den naam van „Commissaris senbelasting" wordt een bijzondere belas ting geheven van de belooningen hierna aan te duiden als commissarisloon door lichamen, vallende onder artikel 1 van het besluit op de winstbelasting 1940 (No. 83/1940), voor de werkzaamheid van hun commissarissen toegekend 2. Onder commissarissen worden ver staan de natuurlijke personen en de rechts personen, die, onder welken naam ook, he liast zijn met toezicht op het bestuur, onge acht of zij bijkomstig ook aan de bestuurs taak deel hebben. Artikel 2. 1. Het commissarisloon wordt opgevat en berekend volgens de artikelen 4, 5 en 6 van het besluit op de loonbelasting 1940 (no. 224/1940) en de met betrekking tot die artikelen uitgevaardigde uitvoerings voorschriften. 2. Commissarissenbelasting wordt ge heven over het totale bedrag van het commissarislooh, dat in een kalenderjaar door den commissaris wordt genoten van het lichaam. 3. 'Het commissarisloon wordt als ge noten beschouwd, zoodra het is uitbetaald, verrekend of op eenigerlei andere wijze ter beschikking van den commissaris of van een derde is gesteld, dan wel zoodra het rentedragend is geworden. Artikel' 8. 1. Commissarissenbelasting is niet ver schuldigd, indien hét commissarisloon in een kalenderjaar niet meer bedraagt dan honderd gulden. 2. De belasting bedraagt bij een commis sarisloon van: le. Meer dan 100, doch niet meer dan 1000: 20 ten honderd van het bedrag, waarmede het commissarisloon 100 te boven gaat. 2e. Meer dan 1000, doch niet meer dan 5000: 180, vermeerderd met 30 ten hon derd van het bedrag, waarmede het com missarisloon 1000 te boven gaat. 3e. Meer dan 5000: 1380, vermeerderd met 50 ten honderd van het bedrag, waar mede het commissarisloon 5000 te boven gaat. 3. Heeft de commissaris reeds eerder in hetzelfde kalenderjaar commissarisloon ge noten* dan wordt het gevoegd bij het na der van hetzelfde lichaam genoten com missarisloon en wordt de belasting, over het aldus verkregen bedrag berekend, ver minderd met de belasting over het eerder genoten commissarisloon. 4. de belasting is, voor rekening van den commissaris, verschuldigd door het lichaam, en wel zoodra het commissarisloon door den commissaris is genoten. Artikel 4. Neemt het lichaam de belasting voor eigen rekening, dan'wordt ook deze pres tatie als commissarisloon beschouwd. Zij wordt in aanmerking genomen door het overige commissarisloon te verhoogen, en wel indien het overige commissarisloon be draagt: le. Meer dan 100, doch niet meer dan ƒ820, met een vierde van het bedrag, waarmede het f 100 te boven gaat; 2e. meer dan 820, doch niet meer dan ƒ3620, met ƒ180, benevens drie zevenden van het bedrag, waarmede het 820 te bo ven gaat; 3e. meer dan 3620, met 1380, bene vens een bedrag gelijk aan dat, waarmede het commissarisloon 3620 te boven gaat. Artikel 5. 1. De loonbelasting en de inkomstenbe lasting worden slechts geheven over het bedrag, dat na de inhouding wegens de comm iss arissenb elasting o v erbl ij f t 2. Is de commissaris een aan de winstbe lasting onderworpen lichaam, dan geldt bij dit lichaam de commissarissenbelasting over het hem opgekomen commissarisloon WATER EN MELK. Als ik lees van melkvervalschers, dan denk ik nog wel eens aan dat liedje uit onze kinderjaren: „Kees, Kees. Kees, je hebt er water bij ge daan!" Maar toch is dat liedje niet heele- maal van toepassing op den koning der melkvervalschers, die men zegt in Delft te hebben ontdekt. De melk, welke hij vervoerd had, bleek bij onderzoek 80 deelen water te bevatten. Verdachte verontschuldigde zich door te vertellen, dat hij verge ten had het spoelwater uit de melk bussen te verwijderen. Enkele dagen later werd' zijn melk opnieuw gecon troleerd en nu bleek dat er 86 deelen water aan waren toegevoegd. Dat is dus nogal wat. Maar toch meen ik, dat dezen man, die tot ƒ75.boete werd veroordeeld, had moeten worden vrijgesproken. Niet alleen hierom, omdat iedere klant, die\ zijn oogen maar tot een nauw spleetje zou. hebben geopend, zou hebben moeten constateeren, dat dit geen melk was. Maar meer om het eenvoudige feit, dat die man de melk niet heeft vervalscht. Die man heeft water vervalscht. En ik weet bijna niet, wat in deze dagen erger is niet als een onttrekking aan het vermogen voor andere dan bedrijfsdoeleinden. Artikel 6. 1. Het lichaam is verplicht: le. De commissarissenbelasting in te houden volgens de bepalingen, welke gel den voor de loonbelasting; 2e. Een loonbelastingkaart aan te leggen en een loonstaat bij te houden, indien een en ander niet reeds voor de loonbelasting geschied is of geschiedt; 3e. De ingehouden commissarissenbelas ting aan te teekenen op den loonstaat en, na afloop van het kalenderjaar, op de loon belastingkaart; 4e. De ingehouden commissarissenbelas ting af te dragen indien ook loonbelasting ingehouden moest worden, tegelijk met deze volgens de bepalingen, welke gel den voor de loonbelasting. 2. Het commissarisloon, waarover de commissarissenbelasting is berekend, en het ingehouden bedrag aan commissarissenbe lasting worden op de aangifte voor de loon belasting, bedoeld bij artikel 19, lid I, van het besluit op de loonbelasting 1940, afzon derlijk vermeld. Artikel 7. Commissarisloon, dat krachtens erfrecht of krachtens huwelijksvermogensrecht door rechtverkrijgenden van den commissaris wordt genoten, wordt voor de heffing van de commissarissenbelasting geacht door den commissaris te zijn genoten. j Artikel 8. De artikelen 21 tot en met 24 en 26 tot en met 40 van het besluit op de loonbelas ting 1940 zijn voor de commissarissenbelas ting van overeenkomstige toepassing. Artikel 9. 1. De commissarissenbelasting wordt mede geheven van het commissarisloon, dat na den 31sten December 194Ö, doch vóór het in werking treden van dit besluit door den commissaris is genoten. 2. Deze belasting is verschuldigd door den commissaris. Zij wordt geheven op den voet van de bepalingen, dienaangaande door den secretaris-generaal van het de partement van financiën uit te vaardigen. Artikel 10. 1. Dit besluit treedt heden in werking. 2. Het wordt aangehaald als „besluit op de commissarissenbelasting 1941 NEDERLANDSCHE BEDRIJFSLEIDERS IN DUITSCHLAND Een aantal Nederlandsche bedrijfs leiders, die zich momenteel op uitnoodiging van het Duitsche arbeidsfront op een reis in Duitschland bevinden, arriveerde in de Zwabische Gouwhoofdstad Augsburg, om daar het Nationaal-Socialistisch modelbe- drijf Bemberg te bezichtigen. De leider van het gouwbureau „Schoenheit der Arbeit" alsmede een vertegenwoordiger van het rijkspropagandabureau Zwaben verwelkomden de Nederlandsche gasten hartelijk. Handelsraad Lisenmeier, presi dent van de industrie- en handelskamer te Augsburg en plaatsvervangend economisch gouwadviseur, gaf als bedrijfsleider den gasten inlichtingen over de Sociaal-poli tieke inrichtingen van het bedrijf, dat in 1938 het gouwdiploma, 1939 een onder scheiding voor de gezondheidszorg en in 1940 de gouden vaan in den wedkamp der Duitsche bedrijven verwierf en daarmee Nationaal-Socialistisch modelbedrijf werd. Een rondgang door het bedrijf toonde aan de Nederlandsche bedrijfsleiders, die uit alle branches stamden, een deel der pro ductiewerkplaatsen van de bekende Bemberg-Adler-kunstzijde, het over de gansche wereld bekende kunstzijde-product uit Augsburg. Na een bezichtiging van de wereldbe roemde gouden zaal van het Augsburgsche raadhuis verlieten de Nederlandsche be drijf leiders Augsburg, om de reis voort te zetten. Te voren was reeds een bezoek aan Neurenberg gebracht. Daar werden de partij-terreinen met hun gebouwen en de K.D.F.-stad bezocht, alsook een aantal modelbedrijven en eenige gebouwen der oude stad, o.a. het raadhdis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1