CORRESPONDENTIE
Franske Mansvelt, Breda.
Wel, wel, manneke, kun jy al zoo mooi
schrijven en al lezen, al ben je ook nog
maar op de Montessorischool! Dat belooft
iets voor later. Ga zoo door Franske en je
wordt nog eens een beroemd professorke.
En zou je nu dit versje eens graag in de
krant willen zien? Kom, dan zal ik het maar
ooen ook. Daar is Frans en vertelt jullie,
hoe een klein chauffeurtje 'n reuzestrop
had.
Hier is een klein chauffeurtje,
Maar heeft een reuzestrop,
Want door den oorlogstoestand
Staat alles op z'n kop.
De wagen op de blokken,
Geen benzine in de tank,
En nu ik niets te doen heb,
Moet ik naar school. Ik denk:
Dat zonder veel te leeren,
Ik blijven zal heel dom,
Maar als ik flink m'n best doe,
Dan gaat de tijd vlug om.
En als de oorlog uit is,
En benzine weer volop,
Dan gaan wij samen rijden,
Met Neerlands vlag voorop.
Zoo zingt Franske! En is dat niet mooi
gedaan? Dag jonger! Groet vader en moe-
aer van me en blijf jij maar goed in school
je best doen.
Corrie de Haas, Stomp w ij k.
Je was met je vraag wel een beetje laat,
maar, omdat je dit nu zoo vriendelijk vroeg,
heb ik mijn best gedaan ook jouw naam
nog in de lange lijst te krijgen en zooals je
zag, is het gelukt ook. Dag Corrie! Veel
groeten aan je ouders!
Willie Pley, Leiden. Het is al^
tijd en lust, om jouw brieven en jouw
werk te zien. Je schrijft, om er jaloersch op
te zijn. Jammer, dat je niet de hoofdprijs
gewonnen hebt. Jij had hem verdiend, al
was het alleen maar om het keurig, orde
lijk en net schrift. Dag Willie! Wanneer is
Jacques jarig? Dat vprgat je te zeggen.
Groeten aan alle huisgenooten!
Piet Loos, Z'woude. De verjaar
dagen zijn nu ingeboekt voor nu en voor
de volgende jaren. Hoor ik nog eens wat?
Dag jongens! Groet Pa en Moe, de broertjes
en zusjes van me!
Cor van Wijk, Alphen. Weet je
wat je me beloofde in je vorig kort briefje?
Ik zou krijgeneen lange brief. En daar
rit ik me nu al weken op te wachten, maar
wie een brief van Cor ziet, ik niet? Nu
weet je het, vriendje! Dag Cor! Groet ook
Gijs van me! Hij had ook goed zijn best ge
daan. Groeten aan Vader en Moeder!
Aresje Kriek, Leiden. Ja, dat
is waar! Ik dacht al zoo bij mezelf: dat
nichtje ken ik niet, die is zeker zoo maar
pardoes uit de lucht gevallen. Maar nu ken
nen we elkaar en ik hoop, dat we goeie
vriendjes rullen blijven. Fijn, vind ik het,
dat je ons krantje zoo graag leest en alles
zoo mooi en leerzaam vindt. Neen, geen
van de 3000 nichtjes heeten Aresje! Trou
wens ik heb dien naam ook nog nooit ge
hoord. De verjaardag is ingeboekt. Dag
Aresje! Groet je ouders van me en ont
vang zij de hand ten afscheid! Daag!
Pete rKriek. Zoo Peter! Heb je
ook eens je dichtader laten vloeien. Kom,
ik zal als slot van deze correspondentie
het versje van Peter eens laten hooren.
Een ouwe vriend heeft wel een streepje
voor, zou ik zoo zeggen, hé Peter!
Daar is ie en vertelt iets Van:
IJSPRET.
Op de thermometer had ik reeds gezien,
Dat het vroor een graad of tien.
Het ijs is nu wel niet zoo mooi,
Jammer, van die ééne dag dooi!
Toch was ik zeer gelukkig en blij,
Want van school kregen we: „Ijsvrij",
Verhoogd werd nu nog mijn pret.
Toen op het ijs een tentje werd gezet.
Tot de volgende week!
Dan gaan we door.
Oom W i m.
(Voor de grooten).
IK ZOU WILLEN
door L. Witsenburg.
Ik zou wel willen
vogel zijn.
Blij in 't teerblauw egale
glijen, vluchten, zwenkend dalen,
doluit in jonge grillen.
Ik zou wel willen
vogel zijn.-
Vrij in de stralende luchten,
waaiend wiekeren op de vruchten
van winderig Lentetrillen.
Ik zou wel willen
vogel zijn.
zwaaiend op zwierige rankheid,
zonnegoud zwelgend in durvende
vrankheid
Om eeuwig m'n honger te stillen!
Wie zijn Jarig
Van 25 tot en met 31 Mei.
Op 25 Mei.
Jacoba v. d. Geer. Lammeschansw. 74.
Ansje Ammerlaan, Thorbeckestr. 44.
Jopie Turk, B 177 R'veen.
Jenny Eist, Lindel. 5, Sassenheim.
Tonny v. Moorsel, Heerenw. 123a, W'mond.
Gerard Koppers, Balistr. 8, Oegstgeest.
Riet Paalvast, v. Limb. Stirumstraat 7.
Bertha Heetveld, Anna v. Saksenstra. 8.
Rudolf Jansen, Kamerl. OnnesL 15.
Sientje Bocxe, Dorpsstr. A 197, Langeraar.
Op 26 Mei.
Kees en Riet den Hollander, Dorpsstr. 70,
Oegstgeest.
Piet Touw, Pulmot 442, Langeraar.
Jan Bakker, Groend. A 55, H'woude.
Apolonia Cozijn, O. Wetering A2.
Lina Droogh, Pulmot 3, Langeraar.
Alida v. Leeuwen v. d. Veldstr. 4, Lisse.
Truusje v. d. Wereld, O. Ade E 76.
Ciasina Bocxe, Langeraar A 97.
Stina Visser, Heerenweg 27, Alphen.
Ignatius v. Egmpnd, Vriezekoop 361, Lei-
muiden.
Op 27 Mei.
Herman Hogenboom B 184, R'veen.
Mien Langeveld, Sophiastraat 80.
Gretha Hogenboom, Brugstr. 10, Alphen.
Quirina Klerwegt, Dr. v. Noorstr.
Tine Slingerland, Z.-B. C 10, Z'woude.
Jacques Driessen, Atjehstraat 69.
Wouter Mader, Kemstrsat 17.
Jan Konijnenburg, Resedastraat 4.
Annie Berg, Dorpsstr. D 65, Z'woude
Jopie Fasel, Binnevestgr. 20.
Op 28 Mei.
Christina Heemskerk, D 186 R'wetering.
Marietje v. Cassel, Dorpsstr., Z'woude.
Henny Voordouw, H. Rijndijk F 117, Zoe-
terwoude.
Nelly Lagerberg, Alexanderstr. 33.
Anny Droogh, Pulmot 3, Langeraar.
Jansje Menk, Huigstraat 9.
Cor Zwetsloot, Haarl.weg 4.
Henk van Elk, Heerenweg 420, Lisse.
Op 29 Mei.
Aloys en Hansje van Zandvliet, Thorbec-
kestraat 4.
Lenie Duindam, Heerenst 17.
Treesje van Hamersveld, Papengr. 30.
jaantje Ruigrok, v. d. Werve, Hoogmade.
Ria Dévilé, Oude Rijn.
Annie v. d. Zwet, Noorden B 62.
Marie Overdijk, Korte Oranjegr. 40.
Adri van Mil, Groend. A 33 H'woude.
Piet Turk, Weip. B 85, Z'woude.
Johanna Jansen, Hoogmade.
Jo Straathof, Rijpwetering D 10.
Jo Dongelmans, Rijpwetering D 211.
Corrie Geerlings, Voorhout.
Op 30 Mei:
Ria van Steijn, Wijtenb.weg 25, O'geest.
Ria van Meel, Stationsweg 89.
Koosje Ouwerkerk, Heerengr. 72.
Simon Beugelsdijk, Broekw. 96 Lisse.
Willy v. d. Pouw, Leimuiden.
Jacques Knegtel, Haarl.str. 22
Gé Bots, Verl. Bloemistenl. 46.
Marietje Turk, B 177, R'veen.
Leen Nederhoff, Reijneveldstr. 31 B'koop.
Nelly Louwers, D 262d, H'woude Dorp.
Op 31 Mei:
Treesje Otten, Roelofarendsveen.
Rietje Hoppenbrouwer, Hoefstraat 18a.
Nelly Fasel, Binnevestgr. 20.
Treesjs Hillenaar, B 239, Hoogmade.
Keesje Overdevest, Watertje D 30, Z. W.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam van schoolgaande
kinderen in deze lijst wil opgenomen zien,
schrijve me minstens 14 dagen vóór den
verjaardag. Zoo ook wie de school verlaat
en van de lijst wenscht afgevoerd te wor
den. (Met opgave van den verjaardag!).
En evenzoo, wie verandert van plaats, straat
cf huisnummer, of wie in de lijst een fout
ontdekt.
Oom W i m.
U vraagt
1. Vader vraagt wat men verstaat wider
Kosmische straling?
2. En waar komt atmosfeer vandaan?
3. Zijn in Joegoslavië ook katholieken?
4. Vader vraagt, hoeveel priesters wel
over de heele wereld zouden zijn?
5. Wat beteekent betalen „in natura?"
Wij antwoorden
1. De kosmische straling ontstaat ver bui
ten onze atmosfeer; komt uit de wereld
ruimte en wordt daarom kosmische straling
genoemd. Kosmos is wereld.
2. Atmosfeer is het gasomhulsel rond de
aarde.
Atmos is de Grieksche naam voor damp,
terwijl sfeer dë Grieksche naam is voor een
bolvorm, dus is de dampkring rond de aar
de de atmosfeer.
3. Dat zou ik denken. In dat land zijn op
het oogenblik 5.814.313 katholieken. En de
Orthodoxe Kerk 6.785.499, terwijl de Evan
gelische Kerk er 231.169 leden telt. Dan zijn
er ook nog Mohammedanen en wel 1.165.166
4.' Bij toeval kan ik die vraag beantwoor-
BEPPIE
door Lenie van Leeuwen.
Beppie is uit haar humeur en zij weet
zelf niet waarom. Ik denk dat ons juffer
tje met het verkeerde beentje haar bedje
uitgestapt is, zegt moeder.
„Met het verkeerde beentje, Moes?**
VTaagt Bep verschrikt en met een kleur als
vuur kijkt ze naar haar bloote beentjes.
Ze tilt eerst het linker, dan het rechter op,
maar ziet er niets bijzonders aan.
„Is het erg, Moes, als je met 't verkeerde
been 't bed uitgestapt bent," vraagt ze met
'n bedrukt gezichtje.
„Erg is 't niet, maar wel heel jammer,"
zegt moeder.
Beppie zegt niets, kijkt nog eens naar
haar beenen.
„Ga nu maar op deze stoel zitten, dan zal
ik je je zwarte kousen aantrekken".
„Mijn zwarte?" vraagt Bep brommig
„waarom mag ik nu niet mijn bruine aan.
Ik vind die zwarte zoo leelijk, kijk nu eens,
wat zit die hier naar", en boos trekt Bep
aan de kous.
„De bruine kousen zijn voor de Zondag,
dat weet je wel. Vandaag moet je die
zwarte aan hebben."
„Hè", roept Bep op eens, „wat is dat nu
vervelend, nu regent het en ik wou zoo
graag met mijn nieuwe pop wandelen".
„Ja vrouwtje, dat kan nu niet, want
het zou toch jammer zijn, als jij en pop,
nog wel in haar nieuwe blauwe jurkje, nat
werden."
„Ik vind die nieuwe blauwe jurk eigen
lijk niets mooi. Als ik de pop die grijze
jurk aantrek mag ik dan met haar gaan
wandelen?"
„Neen, niet als 't regent."
„Hè ik mag ook nooit iets."
„Je mag een vriendelijk gezicht zetten
en niet zoo brommig kijken," zegt moeder.
„En als ik dan mijn paraplutje opzet
mag ik dan nog niet buiten? Pop en ik kun
nen daar 'heelemaal onder."
„Neen ook dat niet."
Dikke tranen rollen over Beppies wan
gen.
„Ik wou, ik wou, aat ik groot was" zucht
te ze. „Dan was ik baas over alles, over
mijn eigen jurk, ov,er pop en over m'n pa-
Taplutje, en als het dan regende, dan ging
ik wandelen en kon 't mij niets schelen, of
mijn jurk nat werd of die van pop."
„Nu zoolang moet je dan maar wachten
met in de regen uit te gaan, maar nu je nog
zoo'n klein, dom en boos meisje bent, doe
je wat ik zeg. En nu, één twee drie, de junk
aan," zegt moeder 'n beetje boos, „vader
zal niet weten waar we blijven."
„Die jurk vraagt Bep verbaasd, die oude
en enne.
„Ja, zeker, deze en nu geen gebrom
meer, hoor. Het begint mij nu te vervelen,
foei, schaam je toch."
„Nu ja" hakkelde Bep, „waarom mag ik
nu niet."
„Ziezoo en nu blijf je maar hier op de
slaapkamer, tot je weer lief kunt zijn. En
je komt niet beneden, voor je een vrien
delijk gezicht hebt gezet, is me dat 'n ge
brom, de heele morgen", en boos doet moe
der de deur dicht en gaat weg.
Daar staat Beppie. Dikke tranen rollen
over Beppies wangen, nu ze moeder de
trap af hoort gaan naar de huiskamer.
Bep, snikt, snikt, ooh wat heeft zij een ver
driet. Keetje, de meid, brengt Bep een
oogenblik later de boterham. Zacht snikt
Beppie, kijkt met een boos gezichtje naar
Kee. Kee is zeker ook al boos op haar. Ja
dat kan ook niet anders, zelfs klein broer
tje is boos op haar.
Voorzichtig gaat de deur van de slaap
kamer open en Moe kijkt om 't hoekje.
Bep, die met de rug naar de deur ligt, merkt
hiervan niet. „O, wee" hoort moeder haar
zeggen tegen 'n paardje die niet rechtop
wil blijven staan, „jij bent met vier ver
keerde beentjes het doosje uitgestapt."
Nu schatert Moeder 't uit van 't lachen.
Bep draait zich om, kijkt moeder met
schitterende oogjes aan, vliegt haar om de
hals en zegt: „Moes morgen spring ik met
beide beentjes tegelijk 't bed uit".
„En dan, en dan" vraagt moeder.
„Dan wil ik geen brommige, maar vroo-
lijke Beppie zijn."
den. In het mooie maandblad „Bode van
de Heilige Familie" las ik precies hoeveel
er over de heele wereld zijn, en ook het
antwoord over het aantal katholieken van
vraag drie. Nu dan: Het aantal priesters
'bedraagt in totaal 321.000, waaronder
64.000 kloosterlingen. In Europa zijn er
252.000; in Amerika 51.500; in Afrika 4800;
in Azië 10.500 en in Australië 2209 priesters
5. Betalen met goederen, niet met geld.
B.v. in plaats van geld, graan of machines
of schoenen enz. leveren.
Het horloge.
Vader: „Kijk eens Jantje, dit horloge
loopt een heele week zonder dat ik het be
hoef op te winden.
Jantje: „En hoe lang loopt het dan, als
u het wel opwindt?
Op die vraag moest vader voor een wijle
het antwoord schuldig blijven.
Eenige versjes
van den
wedstrijd
N. 12 DE WEDSTRIJD.
door Frans Heemskerk.
Ik heb 'voor 't eerst eens meegedaan
Aan dezen Raadselwedstrijd,
En het is me niet voor den wind gegaan,
Want het kostte veel, veel tijd.
Maar toen ben ik aan 't werk gegaan
Ik zat danig in de knel,
Ze hebben me heel wat moeite gekost
Maar 'k dacht: „Die raadsels krijg ik wel"
No.. 13 MIJN NICHTJE.
door Ansje van Ovost.
Ik heb een keel klein Nichtje,
Met is bijna een jaar;
Ze is toch zóó zoetjes,
Ik hou heel veel van haar.
Ze heeft zulke lieve oogjes,
Van zacht, heel zacht blauw,
Die is mijn lieve Nichtje,
Waar ik zóó veel van hou.
Wanner ik met haar spelen ga,
Kraait zij het uit van pret.
Zij klapt al in haar handjes,
Dan zie je haar leuke tandjes.
Is zij van spelen moe,
Dan vallen haar oogjes toe.
Dan moet zij zachtjesaan naar bed,
En droomt misschien van alle pret.
No. 14 LEVE DE WEDSTRIJD!
door Nanny Roozen.
Hoera, het is weer wedstrijd,
En nu dacht ik: „aan 't werk kleine
meid".
Want nu aal oom Wim ons weer
tracteeren
Op raadsels, die wij allen gaan probeeren.
Ik ook doe mee
En roepHoezee!!!
Ik hoop wat te winnen
Van al die mooie dingen.
No. 15 DE WINTER
door Sientje van Santen.
Als de winter nabij is,
Vallen de bladeren van de boomen en
struiken,
En staan ze eenzaam en kaal,
Het wordt alles triest en guur en vaal.
Hier en daar wipt een musch door de
takken met Veel kabaal,
En ritselen de laatste blaadjes nar
beneden,
Het is alles anders als kort gelede.
Als de winter nabij is,
Vertrekken de zwaluwen naar de warme
landen,
En later achter eenzaam èn land èn zee
èn stranden.
No. 16 SNEEW.
door Esther van Benten.
De sneeuwvlokjes vallen door de lucht
In haastige vlucht.
Bij duizendtallen vallen ze neer,
Telkens en telkens weer.
Als het sneeuwen is gedaan,
Dan kunnen de naar buiten gaan.
Sommige gaan een sneeuwpop maken
Sneeuwballen gaan de kleine snaken.
Als de pop van sneeuw er staat,
En men weer aan het stoeien gaat,
Dan gaat de pop zijn kop er af,
En staat zij daar, klaar, aLs voor het graf.
Nu gaan de kind'ren vlug naar huis
En gaat het regenen lang niet pluis,
Als nu de kind'ren 's morgens kijken,
Is weg de sneeuw en pop, die gist'ren
stond te prijken.
No. 17 IN DE MEI
door Willie v. d. Ploeg.
Het is Mei, het is Mei,
Zingen alle vogels blij.
Doe nu saam een rondedansje;
Vlecht nu bloempjes tot een kransje!
In de wei, in de wei,
Komen kleuters blond en blij,
Kleuters lachen om het paardje
Om het wapp'ren van z'n staartje
In de wei, in de wei,
Zijn de lammertjes zoo dartel,
Zie maar eens naar hun gespartel
In de wei, in de weL
(Wordt vervolgd)
O.nA bolt v-eAfuuxi
EEN GEDACHTENGANQ
gebaseerd op een veronderstelling,
door Ria de Jong Oude wetering.
„Voor den drommel! ik scheid er mee uit!
Is dat werken! Ik doe 't niet meer. Hoor
je? Ik doe 't niet meer" en met een heftige
'beweging schoof Oom Wim z'n stoel achter
uit.
Die plotselinge uitbarsting ontlokte een
spottend glimlachje van den directeur der
Leidsche Courant.
„eWel, Oom Wim! Wie heeft die wed
strijd op touw gezet? U toch zeker, niet?
Welnu, waaom hekelt u dan 't werk, dat
er aan verbonden is? U wilde de kinderen
immers zoo graag een pleiziertje bereiden".
Oom Wipi pruttelde nog wat in z'n eigen,
maar zette zich toch weer in z'n stoel en
begon, zonder z'n helpers nog maar met
een blik te verwaardigen, verder te sortee-
ren. Teekeningen, versjes, verhalen, brie
ven. Hé bah, wat was die ijselijk saai! Weg
ermee en meteen lag de brief bij een sta
pel andere, die de goedkeuring van Oom
ook niet hadden kunnen wegdragen.
Mopperende over die vervelende kinde
ren, die altijd verzetjes moesten hebben,
nuttigde Oom Wim, in 't zich zelf gegeven
kwartiertje pauze, z'n kopje thee met de
beschuitjes, die hij van z'n laatste meel-
bonnen gekocht had, en die door een keu
rig dienstmeisje zoo smakelijk toebereid
waren. Eigenlijk jammer, dat je zoo wei
nig aan die bonnen had! 't Was beslist de
moeite waard, ze aan beschuitjes te beste
den. En terwijl Oom Wim in gedachten
van zulk een hooge stapel hard gebak
smulde, klonk plots de stem van de boek
houder: „Ik heb een hongerige maag, Oom
Wim. U eet en wijHier hield hij mid
den in de zin op, en wees op 't dienblad,
dat in z'n nabijheid stond, echter zonder
de verrukkelijke beschuiten, gelijk aan die,
welke voor Oom Wim op tafel pronkten.
„Oei", jammerde Oom voor zich heen,
„een aanval op mijn portemonnaie". En
hardop zeide hij: „Ik heb geen bonnen
meer", terwijl hij zich alle moeite gaf een
bedroefd -gezicht te trekken.
„Oho, zoo gemakkelijk komt U er niet
af. Er bestaan nog een macht andere din
gen zonder bon. En er schuilt in een ver
borgen hoekje van uw portemonnaie heusch
nog wel een briefje van tien. Als 't U soms
te veel is, zal ik de tractatie wel gaan ha
len", besloot de boekhouder met een knip
oogje naar -den directeur.
„Loop naar de maan, met je briefjes van
tien", mopperde Oom Wim. „Ze groeien
niet op mijn rug."
„Bij mij ook niet", grinnikte de boekhou
der, „maar ik dacht zoo. Uziet er zoo wel
voldaan uit. Er zal allicht wel wat voor
ons overschieten" en toen ineens tot de
directeur: „Vindt u ook niet, dat onze Oom
vandaag de bokkepriiuk op heeft."
„Gelijk héb je, boekhouder! Daarom zou
ik maar niets meer zeggen. Wij doen ons
werk en hij draait wel weer bij".
En waarachtig, Oom Wim draaide bij.
De reden lag natuurlijk bij de gezellige
briefjes, mooie teekeningen, knap verzon
nen verhalen en leuke gedichtjes. Maar
Oom Wim zelf geloofde niet anders of de
beschuitjes viel de eer te beurt, die gun
stige verandering bewerkt "te hebben. En
of de directeur en de boekhouder nu al 't
tegendeel beweerden, Oom Wim was niet
te overtuigen. De beschuitjes hadden 't ge
daan. En op de terugweg naar huis zuchtte
Oom Wim nog eens. „Wat jammer van die
meel'bonnen! Had ik er maar meer"!
(Voor de kleinen).
MOEDER EN JANTJE
door Tante Marie.
Jantje 6 jaar:
Ik wil op mijn verjaardag, moe,
Een vulpen als zus Keetje;
Dan zal ik schrijven, als een man,
Als een professort, weet je!
Moeder:
Je bent, geloof me, nog te klein
Voor zoo'n pen m'n ventje,
Zoo'n pen kost veel, heel veel:
Is een te duur presentje.
Zoo'n pen is geen gewone pen,
Maar van echt goud, m'n jongen.
En als ze valt, is ze wis stuk
Met al je bokkesprongen.
Jantje:
Maar moe, hoe kan dat dan toch zijn?
Kan goud, dan ook al breken?
Ik meende, dat dit glas maar kon,
Dit heb ik wel bekeken.
Moeder:
Denk eens: de pen viel op den grond:
De punten zouden splijten.
Met schrijvesn was 't dan gedaan:
Dit had je dan je zelf te wijten.
Jantje:
Nu moe, een potlood is ook goed;
Is ook een mooi presentje.
U krijgt dan wel een mooie brief,
Vam Jan, uw kleine ventje.