Jiexuiatmett Jlcwadijó Momentje WOENSDAG 21 MEI 1941 32ste Jaargang No. 9954 S)e Ceid&eli^Soti/fca/iit Telefoon: Redactie 20015. Administratie 2G935. Giro 103003. Postbus 11. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux Papengracht 32. Hoofdredacteur: Th. Wi.lmer, Leiden. Twee menschen, een man en een vrouw, beiden met de ziel van een kind, die jui chend en verrukt ronddolen tusschen de wiegelende bloemen en het prille, ritse lende struikgewas van een sprookjesach tig paradijs, dat is het begin van de ge schiedenis der mehschen. Alles was goed heid, alles was vreugde, alles was liefde. Het schoonste is het moeilijkst te beschrij ven. Deze gelukkige menschen waren kin deren vaii God, hun ziel was als omspoeld door een zee van goddelijk Licht. God ging als een Vader met hen om: zij mochten ver trouwelijk met Hem spreken, als Hij in de koelte van den middag rondwaarde onder Tiet schaduwrijke geboomte van den tuin. Totdat de slang ertusschen kwam: hij bracht de vrouw tot hoogmoed en onge hoorzaamheid en deze verleidde haar man. Toen was plotseling, onverbiddelijk de witte geluksstaat verstoord: Adam en Eva ontwaakten als uit een droom: de twee spalt verscheen in het menschelijk leven, de jammerlijke gespletenheid. De harts tochten bleken ontwaakt, de onschuld was heen, het drama was ontketend: het treur spel der eeuwen had een aanvang geno men. Wij kennen dit treurspel: het is een haast aaneengesloten relaas van afgunst, haat en' broedermoord, van hebzucht en begeerig- heid, van hartstocht en lage lust. Een ze venvoudig wee is over het geslacht der menschen uitgesproken; oorlog, pestvlagen, hongersnood, het zijn de triestige gezellen, die de menschheid volgen op haar tocht door de eeuwen. En toch, hoe schijnbaar tegenstrijdig het ook moge klinken, niet alles ging verloren, integendeel, in de rampspoed zelf, die de menschheid getroffen had, lag de* kiem be sloten van een nieuw en nog grooter ge luk. De Kerk heeft dat uitgedrukt in haar Paaschliturgie, door dat verbijsterende woord: „o felix culpa", o gelukkige schuld, die ons zulk een Verlosser geschonken heeft! Want topn de Zoon van God afdhal- de om de schuld te vereffenen en zoo de klove tusschen God en de menschen te vullen, kwam Hij ons dichter naiby, dan Hij het voor de zondeval was geweest. Hij werd een der onzen, van ons geslacht, van ons vleesph en ons bloed, een zichtbare, tastbare mensch. Zoo overbrugde Hij de klove, die God van de menschen geschei den hield, Hij bracht God zelf in de menschheid binnen op wonderlijk innige wijze ep toen Hij hier zijn hemelschokkend werk had volbracht (Hij aanvaardde ook de menschelijke smarten en stierf voor ons op het kruis!), heeft Hij de terugtocht aan vaard. Niet naar een paradijs, dat vergankelijk was. Maar naar h^t paradijs van God, dat in eeuwigheid niet meer te gronde gaat. Dat is het groote van dezen dag: het pa radijs werd herwonnen, maar duizend maal heerlijker, dan het vroeger, bij het ochtendgloren van de menschelijke ge schiedenis geweest is. En sinds de mensch- geworden Zoon van God als eerste is bin nengegaan, bleven de gouden poorten noo- dend openstaan: wij allen zijn welkom, wij worden er allen verwacht! Wij moeten ons dat vandaag eens helder en overtuigend realiseeren. Het paradijs ging verloren en het komt npoit meer te rug, zoo denken we en we vergeten vol komen, dat het in grenzeloos heerlijker mate herwonnen is. Wel niet als aardsch, maar wat oneindig beter is, als hemelsch paradijs. Christus ging er zegevierend bin nen, stralend in onsterfelijke glorie en Hij is de eerstgeborene onder vele broeders. En nu, op ditzelfde, concrete oogenblik,. waarop ik dit neerschrijf, en op ditzelfde welbepaalde moment, waarop U dit leest, moeten we ons er scherp van bewust zijn: er is, nu, terwijl wij hier op aarde zijh, een hemelsch paradijs, het is een land van louter, vreugde, een grondelooze oceaan van Licht en Liefde, en alles wat ik in dit dal van tranen te doen heb, is mij voorberei den op mijn overtocht naar het paradijs, op dat gewichtige moment, dat ook een eeuwige mislukking beteekenen kan, maar dat toch bedoeld is als het begin van de onbeperkte vreugde. Als we 's Zondags naar de Kerk gaan, dan trekken we onze beste kleeren aan. Laten we goed besef fen, dat alles wat we in dit leven te doen hebben, hierop neerkomt: ons aankleeden voor het paradijs. Dat moet het leven van den mensch op aarde zijn: zich aankleeden voor het paradijs, niet met de verslij tbare kleedingstukken, die de menschelijke ijdel- heid uitvindt, maar met het glanzende kleed van God's genade, met de helm van het Geloof, met het schoeisel der gerech tigheid, met de mantel der Liefde. Zoo uitgedost als in een feestelijk brui loftskleed, zullen we toegang vinden bin nen de poorten van God's paradijs, waar ons de eeuwige Bruiloft wacht. Bidden we dan vurig tot den Heiligen Geest, om ons een waardig Bruilofstkjeed te schenken! Een oude Bretonsche dichter heeft een ontroerende zang van het paradijs gedicht. Daarmee willen we deze beschouwing be sluiten. 1) Altijd zal ik gelooven li» 't Paradijs hierboven, Het gelukzalig oord, Beloofd door 't Eeuwig Woord. Verheugd blijven piijn oogen Ten Hemel opgetogen, Waarheen uit dit laag dal De vogel vliegen zal. Dan zal mijn ziel, ontbonden, Ontstijgen aan haar zonden, En tusschen zon en maan Voorbij de sterren gaan. Hoog boven aardrijks enden En rampen en ellenden, Zie 'k op de wereld neer Vaarwel! Ik keer niet weer. Ik hoor al de Engelen zingen, En uit hun koor en kringen Komt mij de witte stoet Der Heiligen gemoet. De zoete Lieve Vrouwe Zal 'k van nabij aanschouw< n, Maria op höar troon, De sterren van haar kroon. Wijd gaat de poort dan open. Naar Jezus zal ik loopen, De lelie, -die ik prijs, - Het Hart van 't Paradijs. Dr. HENRI VAN ROOIJEN, kruisheer. I) De vertaling is van Marie Koenen in haar fijn boekje: Breiz-Izel, Bretagne. Het Spectrum 1941. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN DE SOCIALE ENCYCLIEKEN. Ook het orgaan De Katholieke Werkgever wijdt ruime aandacht aan de herdenking van het verschijnen der beide groote sociale Encyclieken „Rerum Novarum" en „Quadragesimo Anno". Het bevat artikelen van dr. Cassianus Hentsen, vaiwir. F. Guljé, van mr. dr. L. Regout, van P. J. Spoorenberg en dr. L. G. Kortenhorst. De voorzitter der Alg. Kath. Werkge versvereniging, ir. Guljé, zegt in een ar tikel „Quadragesimo Anno en de niet-ka- tholieken" o.m:. „Rerum Novarum" is slechts één schakel in de imposante keten van zendbrieven, waarin de Paus de geestelijke èn maat schappelijke stroomingen van zijn dyna- mischen tyd ontleedde en ze aan de katho lieke leer toetste. De bezadigde toon en inhoud van de encycliek hadden in den beginne veel minder effect op de massa's dan de felle •taal waarmee de socialisten dier dagén de wereldrevolutie aankondigden. Maar twin tig jaar later, nadat het oratorisch vuur werk was uitgedoofd en het duidelijk werd, dat de „klassen" elkaar op eeniger- lei wijze zouden mbeten vinden, bleken de richtlijnen van den Paus duurzamer dan de programma's der revolutionnairen van weleer en werden zij, al dan niet bewust, ook door niet-katholieke leiders gevolgd. Nadat de wereldoorlog den ondergang der eerste Internationale had gebracht en de Russische revolutie de „heerschappij van het proletariaat" in zijn minst aantrekke- lijken vorm had laten zien, werden de geesten der meer bezadigden wel naar het „solidarisme" toegedr^ven. „Langzamer hand en ongemerkt", zoo kon Paus Pius XI in Q. A. memoreeren, „is de leer, ver vat in de encycliek Rerum Novarum. ook tot hèn «doorgedrongen, die buiten de ka tholieke eenheid staan en het gezag van de Kerk niet, erkennen; zoo zijn de begin selen van het katholicisme op sociaal ge bied van lieverlede gemeengoed geworden van de geheele menschelijke samenle ving. Deze woorden gelden evenzeer van de encycliek Q. A. zelf, met dit verschil, dat de drang der omstandigheden, die de an dersdenkenden nader bracht tot de richt lijnen van den Paus, hier nog sterker was, en het „assimilatie"-proces zich dus snel ler voltrok". NIEUWE VLEESCHBON De Secretaris-Generaal van het Depar tement van Landbouw en Visscherij maakt bekend, dat onderstaande bonnen van de vleeschka/irt recht geven op de daarbij ver melde rantsoenen vleesch en vleeschwaren: Bon „16 vleesch" van de vleesch- kaart: Per tw e e bonnen 100 gram vleesch, been inbegrepen of een rantsoen vleeschwaren. Verbruiksperiode: 23 Mei tot en met 30 Mei a.s. Kooptijd: 23 Mei tot en met 4 Juni a.s. Een rantsoen vleeschwaren bedraagt: 75 gram voor gerookt of gekookt var kens-, rund-, kalfs—paarden- en schapen- vleesch en voor gerookte worstsoorten, 100 gram voor gekookte 'worstsoorten, rolpens en knakworst, 125 gram voor leverartike len, tongenworst en riierbrood, 150 gram voor bloedworst of 100 gram verduurzaam de kip, eend, gans of kalkoen, been inbe grepen. Groenten en zout komen beslist niét „op den bon" Texielkaart blijft tot de laatste punten geldig De distributie heeft het de laatste weken hard te verduren gehad: er is een ware la wine van booze geruchten uitgestoij over de minst populaire van alle oorlogsmaat regelen. Slechts weinige lezers zullen niets vernomen hebben van al die onrustbarende nieuwtjes „uit de beste bron": de textiel- kaarten zouden ongeldig verklaard worden, de groente kwam op den bon en het zout werd onbruikbaar gemaakt voor conservee- ringsdoeleinden.Een redacteur van de V.P.B. heeft over deze geruchten, die reeds eerder ernstige gevolgen gehad heb ben, een onderhond gehad^et den direc teur van het centraal distributiekantoor, den heer S. de Hoo, die gelukkig in de gelegen heid was, deze geruchten met den grootsten nadruk tegen te spreken en eenige hoop volle en geruststellende verklaringen over de distributie af te leggen. „De distributie is in de afgeloopen week weer meer dan ooit het slachtoffer geweest van booze geruchten" antwoordde de di recteur van het centraal distributiekan toor, de heer S. de Hoo, op ons verzoek om een verklaring inzake een aantal praatjes over nieuwe distributiemaatregelen, die wil men de lieden, die het zoo goed weten, gelooven in de pen zouden zijn. „Hopen- lijk zijn de woorden van dr. Fischböck niet voor doovemans ooren gesproken. Men moet er zich eindelijk van bewust worden, dat hamsteren en sluikhandel ernstige moreele gevaren voor ons volk opleveren". „Kunt u iets zeggen van de volgende drie geruchten, welke den laatsten tijd zoo bij zonder hardhekkig de ronde hebben ge daan: a. de groente zou op de bon komen; b. er zouden maatregelen in voorberei ding zijn om het zout „blauw te maken", opdat het niet meer te gebruiken zou zijn voor het inleggen van bepaalde levensmid delen; c. de textielkaart zou geheel of gedeelte lijk ongeldig verklaard worden?" „Ik kan alle drie beweringen met den meesten nadruk categorisch tegenspreken", aldus de heer de Hoo in antwoord op deze vraag. „Het is volslagen nonsens". Voorziening volkomen veilig. „Wat de groente betreft: er is zelfs niet over gesproken om deze te gaan distribu- eeren, noch door Duitsche, noch door Neder- landsche instanties. Onze productie is trou wens gelukkig groot genoeg om ons volk te voorzien, ongeacht de export. Zelfs al zou men nu plotseling in verhoogde mate gaan hamsteren door het inmaken van meer groenten, dan gewoonlijk, dan wordt de voorziening nog niet in -gevaar gebracht. Wat men nu eigenlijk precies bedoelt met het blauw maken van het zout, waardoor het dan niet meer te gebruiken zou zijn voor het inleggen, is mij eigenlijk niet eens hee- lemaal duidelijk. Maar in ieder geval is dit gerucht nog van tamelijk onschuldigèn aard, want het hamsteren van zout levert praktisch geen enkel gevaar op. Ei* is meer dan genoeg zout en er komt regelmatig meer dan genoeg bij. Wat tenslotte het ongeldig verklaren van de textielkaar'ten betreft: dit gerucht was van heel wat kwaadaardiger aard. Maar ge lukkig hebben de feiten al uitgewezen, dat het volslagen dwaasheid was. U begrijpt, dat wij al deze geruchten zeer scherp vol gen en nu had de textielkaart volgens de praatjes Zaterdag jongstleden al ongeldig moeten worden. Dit is niet gebeurd en het ligt ook geenszins in de bedoeling om zulks of iets van dien aard te doen. Het kwaad heeft in dit geval zichzelf goeddeels ge straft: de menschen, die zoo dwaas ge weest zijn om hun eigen vertelseltjes te ge looven, en hun textielkaart nog voor Zater dag opgesoupeerd hébben, .kunnen nu voor September a..s ook niets meer koopen. Tot de laatste punten De directeur van het Rijksbureau voor de distributie van textielproducten door den handel heeft naar aanleiding van deze dwa ze praatjes dan ook nog eens uitdrukkelijk bevestigd, dat bij de laatste inventarisatie is gebleken, dat de voorraad textielproduc ten groot genoeg is om de heele textielkaart tot de laatste punten toe te gebruiken. Wel blijken sommige winkeliers een fout ge maakt te hebben, door de oude kwaliteiten vast te houden en alleen de nieuwe kwali- têiten aan de klanten te verkoopen. Dit verklaarde o.a. waarom het op een gege ven oogenblik zoo moeilijk wae om nog ka toenen naaigarens te krijgen. Vanzelf zal er tegen dergelijke onmaatschappelijke handelingen streng worden opgetreden en de controle is op dit punt dan ook inmid dels weer aanzienlijk verscherpt". „Bent u in het 'algemeen overigens wel tevreden over het verloop van zaken bij de distributie?" „Ja, dat wel. Ook bij deze laatste geruch ten-lawine is de reactie van het publiek erg meegevallen. Het is gelukkig niet tot een groote stormloop gekomen, zooals wij het BEKENMAKING. REGEERINGSCOMMISSARIS TE MAASSLUIS. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied heeft op grond van paragr. 1 van zijn verordening No. 31940 over de uitoeefening der regeeringsbe- voegdheden in Nederland den burgemees ter der gemeente Maassluis mr P. A. ScHwarz- met onmiddellijken ingang ont slag verleend met toekenning van pensioen. In zijn plaats benoemde de Rijkscommissa ris voor het bezette Nederlandsche gebied op grond van paragr. 3 zijner verordening No. 1081940 (vierde verordening over bij zondere bestuursrechtelijke maatregelen) den burgemeester der gemeente Driewe gen (Zeeland) G. M. C. Ort onder gelijktij dige toekenning van eervol ontslag uit zijn tegenwoordige ambt tot burgemeester van Maassluis. Tevens heeft de Rijkscommissaris vóór het bezette Nederlandsche gebied door een in het Verordeningenblad gepubliceerd decreet bepaald, dat de voorschriften van zijn Verordening nr. 36-1941 (eerste Ver ordening over buitengewone maatregelen op staats- en administratiefrechtelijk ge bied) op de gemeente Maassluis toepassing vinden. Burgemeester G. M. C. Ort werd dientengevolge ook tot regeeringscommis- saris voor de gemeente Maassluis in den zin dezer verordening benoemd. Duitschvijandige geschrif ten of afbeeldingen MAATREGELEN TOT HANDHAVING VAN DE OPENBARE ORDE. Verschenen is een verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder landsche gebied, houdende maatregelen tot handhaving van de openbare orde. Hierin wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Hij die werkzaamheden verricht voor een politieke phrtij, welke is ontbonden of aan welke verdere werkzaamheid in het be zette Nederlandsche gebied is ontzegd, wordt gestraft^net gevangenisstraf van ten minste een jaar, doch van ten hoogste vijf jaren, in ernstige gevallen met tuchthuis straf van ten minste een jaar, doch van ten hoogste vijftien jaren. Artikel 2. 1. Hij, die Duitschvijandige geschrif ten, afbeeldingen of zoodanige andere voor werpen vervaardigt, doorgeeft, in voor raad heeft om door te geven of tot dit doel bij zich heeft, wordt gestraft met gevan genisstraf van ten hoogste vijf jaren en met geldboete van ten hoogste vijftig dui zend gulden of met een dezer straffen. 2. Poging is strafbaar. 3. In buitengewoon ernstige gevallen kan tuchthuisstraf van ten minste een jaar, doch van ten hoogste vijftien jaren, en geldboete tot een onbeperkt bedrag wor den opgelegd. 4., Hij aan wiens schuld te wijten is, dat een feit, als bedoeld in het eerste lid, door hem wordt begaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee ja ren en met geldboete van ten hoogste twin tig duizend gulden of met een dezer straf fen. 5. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied (commissaris-gene raal voor de openbare veiligheid) behoudt zich het recht voor om in bijzonderlijk met redenen omkleede gevallen op verzoek of van ambtswege dispensatie te verleenen van het verbod om voorwerpen, bedoeld in het eerste lid, door te geven of in voor raad te hebben. Artikel 3. 1. Het onder zich hebben van Duitsch vijandige vlugschriften, afbeeldingen of an der Duitschvijandig propagandamateriaal wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren en met geldboete van ten hoogste dertig duizend gulden of met een dezer straffen, voor zoover niet ingevolge artikel 2 een zwaardere straf is verbeurd. 2. Hebben openbare biblotheken, bi bliotheken van irirjehtingen, stichtingen of instituted, volks- of uitleenbibliotheken, uitgeverijen of de boekhandel voorwerpen, als bedoeld in het eerste lid. in beheer of voorhanden, dan is het aldaar bepaalde slechts van toepassing, voor zoover zulks bij beschikking van 'den rijkscommissaris vooij het bezette Nederlandsche gebied (commissaris-generaal voor 4e openbare veiligheid) is verboden of voor zoover met bij vorige gelegenheden wel hebben meege maakt. Er zijn tot onze vreugde verschijn selen, die er op wijzen, dat men begint in te zien, hoe veel schade men zichzelf en zijn medeburgers heeft berokkend door het hamsteren en den frauduleuzen handel in artikelen als bijvoorbeeld vleesch en aard- i appelen. Voorts begint het controle-appa raat met den dag beter op zijn taak bere kend te blijken, terwijl de krasse maatrege len tegen de hamsteraars en fraudeurs er zeker het hunne toe bijdragen om de distri butie vlot en zoo rechtvaardig mogelijk te doen verloopen". NIET MOPPEREN. Als ik het goed gelezen heb en dus ook goed begrijp, hebben wij met het nieuwelpersoonsbewijs eindelijk onzen zin gekregen en het opperste geluk, dat op deze aarde mogelijk is, bereikt. Wij wisten het niet, maar daarop heb ben wij nu precies al die jaren zitten wachten. Meneer Lentz heeft het zelf gezegd. Als eerst alle 6millioen Nederlanders hun peril&onsbewijs maar eens hebben. Dan pas wordt het ^deaal. De 250 kasten voor»' dè op roepingen staan al klaar. Vroeger hadden wij, zegt meneer Leutz, allemaal apart, een paspoort, een rijbewijs, een - vischacte, een jachtvergunning. Ik voeg daaraan toe: een belastingbiljet, een aanmaning, een dwangbevel, een procesverbaal, een dagvaarding, een notarieele acte, een rentekaart, een fietsplaatje en een luistervergunning. En als wij nu •een persoonsbewijs hebben, wordt dat allemaal afgeschaft, als ik het goed heb begrepen. En dan hebben wij, ongelukkigen, nog wel gemopperd en ons reeds barre misdadigers gevoeld, toen wij hoorden, dat men een vingerafdruk van ons zou gaan nemen. Wij wisten toen nog niet, dat wij als pleister op >de wonde een persoonlijke uitnoodi- ging zouden krijgen van onzen eigen burgemeester hoogstderzelven. Het is dus allemaal veel mooier dan wij ge dacht hebben. En wij moeten dus niet zoo gauw mger mopperen als er eens iets een beetje anders wordt. Wij zien het nu maar weer aan het persoonsbewijs: 't komt altijd weer in orde! s.J deze voorwerpen in strijd met een door hem gegeven bevel wordt gehandeld. Artikel 4. Duitschvijandige betoogingen van eiken aard worden, voor zoover niet ingevolge andere bepalingen een zwaardere straf is verbeurd, gestraft op de wijze, als ver meld in artikel 2. Artikel 5. 1. Voorwerpen, welke bij het plegen van een strafbaar feit, als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, zijn gebruikt of daarvoor zijn bestemd, kunnen worden verbeurdverklaard of onbruikbaar ge maakt, ook dan, wanneer zij noch aan den dader, noch aan eén persoon, die aan het feit heeft deelgenomen, toebehooren. 2. Kan de vervolging of de veroor'dee- ling van een bepaalden persoon niet plaats vinden, dan kan. onafhankelijk daarvan, de verbeurdverklaring of de onbruikbaar- making worden bevolen. Artikel 6. Feiten, als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4, zijn delicten in den zin van par. 2, tweede lid, van de verordening No. 52/1940 betreffende de Duitsche rechter lijke macht voor strafzaken. Handhaving arbeidsvrede In het Verordeningenblad is opgeno men een verordening van den Rijkscom missaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende de handhaving van den arbeidsvrede. Deze verordening luidt als volgtj Artikel 1. (1) Hij die deelneemt aan een staking of werknemers uitsluit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten minste een ja^r, doch van ten hoogste vijf jaren, in ernsti ge gevallen met tuchthuisstraf van ten minste een jaar, doch van ten hoogste vijftien jaren. (2) Met dezelfde straffen wordt gestraft degene, die als werkgever In overleg met 4e in het bedrijf werkzame werknemers een bedrijf geheel of ten deele stillegt, wanneer dit stilleggen niet gegrond is op de eigen belangen van het bedrijf. (3) Poging is strafbaar. Artikel 2. Hij die tot een ingevolge artikel 1 straf baar feit aanzet of die anderen bij het op nemen van het werk verhindert, wordt gestraft met tuchthuisstraf van ten min ste een jaar, doch van ten hoogste vijftien jaren. Artikel 3. Is een feit, als bedq^ld in de artikelen 1 en 2, buitengewoon ernstig, dan kan le venslange tuchthuisstraf of de doodstraf worden uitgesproken. Artikel 4. Feiten, als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3, zijn delicten in den zin van par. 2, tweede lid, van de verordening no. 52/1940 betreffende de Duitsche rechter lijke macht voor strafzaken. Deze verordening treedt heden in wer king.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1