DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Sitenfr&c optreden
Momentje
DONDERDAG 15 MEI 1941
32ste Jaargang No. 9949
S)e £eid6eli£(2oii/fcct/nt
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
Bureaux Papengracht 32.
Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Leiden.
„Een punt van het
grootste belang"
Wy constateerden gisteren, dat algemeen
wordt erkend, dat de pauselijke encyclieken
„Rerum Novarum" en „Quadragesimo An
no" nog altijd groote, zeer groote actueele
beteekenis hebben.
En nu constateerde, óók gisteravond, de
„Nieuwe Rott Crt." hetzelfde op een an
dere wijze.
De „Nieuwe Rott. Crt." wijd een groot
artikel aan beide encyclieken en is van
oordeel, dat men „in veel opzichten over
eenstemming of aanknoopingspunten (zal)
vinden tusschen deze encyclieken en de or
dening van oeconomische en sociale verhou
dingen op fascistischen en materiaal-socia-
listischen grondslag".
En dat vindt het blad van zeer groot ac
tueel belang; het schrijft nl. o.m.:
„Onder omstandigheden, als welke we
thans beleven, waaronder het belang
van ons volk en land eischt, dat een zoo
breed mogelijke grondslag van weder
zij dsch begrip gevonden worde voor de
taak, welke gemeenschappelijk en voor
de gemeenschap moet worden verricht
is dit een punt van het grootste be
lang".
Toevallig hadden wij gisterenmiddag een
gesprek met een katholiek socioloog, die
eveneens constateerde het bestaan van
„overeenstemming of aanknoopingspunten"
als door de „N. Rott. Crt." bedoeld.
Die aanknoopingspunten zijn er ook in
derdaad!
De „Volkskrant" van gisteravond zegt
hetzelfde, o.i. zich wel wat héél sterk uit
drukkend:
„De revolutie, die wij thans door
leven, heeft de leer der pauselijke en
cyclieken als het ware bevestigd.
De eereplaats aan den arbeid, is haar
leus, niet aan het goud.
Hebben de Pausen iets anders ver
kondigd; zijn hun zendbrieven korter
en juister samen te vatten?
Hebben wy niet het wonder beleefd,
dat liberalen, die gisteren nog den ar
beider wilden kort houden en de heer
schappij van het geld wilden handha
ven, vandaag zijn veranderd als het
blad aan den boom en in het koor mede
lofzangen aanheffen op den arbeid?
Wij zijn niet veranderd en hoefden
niet te veranderen: wat wy een halve
eeuw geleden met den Paus voorston
den en nastreefden staan wy nog voor
en streven wij nog na.
Datgene, waarvan wij thans getuige
zijn, is een nieuwe wereldbeweging, die,
eerlijk begonnen en eerlijk volgehou
den, aan den arbeid en den arbeider de
plaats zal geven die hun toekomt".
Er z ij n aanknoopingspunten als door de
„N. Rott. Crt." bedoeld; en dit is „van het
grootste belang". Maar zeer terecht merkt
de „N. Rott. Crt." óók op, dat de Kerk
„primair den eisch stelt, dat het oeconomi
sche leven wordt doortrokken van den
dhristelijken geest".
Als de wereld zich wilde richten naar
den christelijken geest dan zyn er niet
slechts aanknoopingspunten wier waarde
ook wij geenszins onderschatten dan zou
er zyn algeheele overeenstemming.
Daarom, omdat de Kerk primair den
eisch stelt, dat het oeconomische en het
sociale leven wordt doortrokken van den
christelijken geest, doen de Pausen uitspra
ken in sociale en oeconomische vraagstuk
ken. Daèrom, omdat zooals Pius XI het
zegt in „Quadragesimo Anno" de Paus
den plicht heeft „de zedenwet onvermin
derd, te verkondigen, te verklaren en of
het den menschen bevalt of niet op haar
naleving aan te dringen", heeft de Kerk het
recht, op te treden als in genoemde
encyclieken.
CENTRALE ORGANISATIE IN HET
MEUBILEERINGSBEDRIJF
Dezer dagen is de centrale organisatie in
het meubileeringsbedrijf opgericht, die
haar bureau gevestigd heeft te 's-Graven
hage, Mauritskade 23.
Aan de totstandkoming hebben medege
werkt: de christelijke bond van patroons in-
het meubileeringsbedrijf, de Nederlandsche
bond van patroons in het meubileerings
bedrijf, en de Nederlandsche R.K. bond var
meubelmakers-, behangers- en stoffeerders
patroons St. Reinoldus.
Het dagelyksch bestuur bestaat uit de
heeren: M. Th. J. Vo»k, voorzitter, L. M.
van Dijk, Aart v. d. Goesstraat 2 's-Gra-
venhage, seeretaris en vice-voorzitter; C.
Brouwer, penningmeester; voorloopig is als
leider van het bureau aangewezen de heer
A. Visser.
De oeconomische straf
recht-spraak
MET ingang van heden is een tweele
dige verscherping in den strijd te
gen het overtreden van de economische
bepalingen in werking jgetreden. Vooreerst
is er een besluit verschenen, hetwelk zeer
ver gaande bevoegdheden toekent aan
sommige opsporingsambtenaren en in het
algemeen de opsporing van strafbare fei
ten op het gebied van de voedselvoorzie
ning aanzienlijk vergemakkelijkt. Dit be
sluit, dat wy op deze pagina publicee-
ren, wordt vandaag van kracht.
En op de tweede plaats heeft de z.g. eco
nomische rechter vandaag een aanvang ge
maakt met zijn werkzaamheden, waardoor
een snelle en doeltreffende berechting van
deze opgespoorde strafbare feiten wordt
mogelijk gemaakt.
„Het lijkt wel een wedloop tusschen de
Nederlanders en de Nederlandsche over
heid", zoo zeide gisteren de secretaris-ge
neraal van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart „Hoe meer maatregelen de overheid
neemt, om de voedselvoorziening te re
gelen, des te ijveriger worden de Neder
landers om derê maatregelen te ontdui
ken". „Maar, zoo voegde hij er waarschu
wend aan toe, de Nederlandsche overheid
vast besloten, om dezen wedstrijd te
winnen en zij heeft de middelen daartoe
ook!"
De genoemde nieuwe maatregelen leve
ren het bewijs, dat het ernst is en dat de
overheid den wedloop met de smokke
laars en de hamsteraars inderdaad win
nen wil en winnen kan.
HOEWEL het op zichzelf betreurens
waard is, dat de overheid zoo scherp
van zich af moet byten, kan het toch niet
anders dan toegejuicht worden, dat deze
maatregelen genomen zijn, gegeven nu
eenmaal het feit, dat de bepalingen, om
ons economische leven in dezen moeilij
ken en kommervollen tijd veilig te stellen,
op groote schaal worden ontdoken.
Het zou een onjuiste voorstelling van
zaken zyn, het Nederlandsche volk in zijn
geheel te willen stellen tegenover de over
heid. De onjuistheid daarvan blijkt reeds
uit het simpele feit, dat een zeer groot
deel der bevolking louter uit financieele
onmacht niet in staat is aan de wetsont
duiking mee te doen. Maar aan den an
deren kant is by dat deel der bevolking,
dat zich deze „weelde" wel veroorloven
kan, de drang om zich op illegale wijze
meer toe te eigenen dan redelijk is en
overeenkomstig de voorschriften, zóó
groot, dat men kan spreken van een ver
keerde mentaliteit.
Bij den doorsnee Nederlander leeft van
oudsher de opvatting, nog stammend uit
den tyd, toen de overheid slechts om fis
cale redenen de in- of uitvoer met accijn
zen belastte, dat „smokkelen" geen kwaad
is. Menigeen vindt er een eigenaardig
soort „sportief' genoegen in, om op dit
gebied de overheid by den neus te nemen.
Wie het in andere gevallen zichzelf tot een
schande zou rekenen, daden te stellen,
welke hem met den strafrechter in aan
raking zouden kunnen brengen, ziet er
vaak niets oneervols in, om er groot op te
gaan, dat hij op listige wijze de voedsel
voorzieningsbepalingen heeft weten te ont
duiken. En toch is deze wetsontduiking
een maatschappelijk kwaad, dat in dezen
tyd onnoemelijk veel ellende na zich
sleept, een sociale misdaad gepleegd te
genover medemenschen, die het in menig
opzicht toch reeds zoo hard te verduren
hebben. Wat van den kant van den enke
ling bezien slechts een kruimel-diefstal is,
wordt in z'n geheel bezien een groote dief
stal aan de welvaart van het volk, een on
dermijning van het 'economische leven,
welke thans ruïneuze gevolgen kan heb
ben.
Speciaal wees dr. Hirschfeld gisteren ter
persconferentie in den Haag op het euvel
der clandestiene slachtingen. Er is natuur
lijk veel meer en misschien zullen wy
binnenkort opzienbarende cijfers kunnen
noemen, maar als men even nadenkt,
springt het nadeel, dat onze vleeschpositie
lijdt ten gevolge van deze frauduleuze
slachtingen in het oog. Niet alleen wordt
een groot aantal dieren aan de geregel
de distributie onttrokken, maar boven
dien is het bederf en het verlies van dat
stiekum en vaak zeer onoordeelkundig ge
slachte vleesch enorm. Hoeveel onderdee-
len, welke in een geregeld vleeschbedryf
als onderproducten worden verwerkt en
hun rol spelen in het productieproces, gaan
er niet verloren, vooral nu de dagen weer
aanbreken, welke voor vleeschwaren zeer
bederfelijk zijn.
BEZIEN in het licht van dehoogenood
zakelijkheid om vóór alles de levens
kracht van ons volk en de kracht van
zijn arbeid op peil te houden, is dus het
uitvaardigen van de genoemde scherpe be
sluiten meer dan gerechtvaardigd.
De spits van deze maatregelen is op de
allereerste plaats gericht tegen degenen,
die zich van nu af aan schuldig maken
aan een overtreding der economische be
palingen. Wie een nieuwe overtreding
begaat, laadt zich daarmede tevens
de verdenking op de hals, dat hij zich ook
vroeger aan illegale handelingen in dit
opzicht schuldig heeft gemaakt en lokt een
VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE
OPSPORING EN VERVOLGING
Het vandaag verschenen verordeningen
blad no. 20 bevat het besluit nr. 88 van
den secretaris-generaal van justitie met
betrekking tot het strafrechtelijk onder
zoek in bepaalde strafzaken, rakende het
oeconomische leven.
De eerstgenoemde verordening betreft
de opsporing en vervolging van alle mis
drijven en overtredingen, waartegen straf
is bedreigd in: de landbouw-crisiswet 1933,
de distributiewet 1939, de prysopdrijvings-
en hamsterwet 1939, het prijsbeheerschings-
besluit no. 11/1941), het voedselvoorzie-
ningsbesluit 1941 (no. 69/1941) en bepaalt
o.a. het volgende:
Ook buiten het geval van ontdekking op
heeterdaad is iedere opsporingsambtenaar
bevoegd den verdachte aan te houden; hij
di aagt zorg, dat de aangehoudene ten spoe
digste voor den officier van justitie of
een van diens hulpofficieren wordt geleid.
Een bevel tot inverzekeringstelling is ge
durende ten hoogste vier dagen van kracht
en kan een maal voor ten hoogste gelijken
termijn worden verlengd. Ter zake van de
genoemde feiten kan voorloopige hechtenis
worden bevolen, indien tegen den ver
dachte ernstige bezwaren zyn gerezen. De
bevelen tot voorloopige hechtenis worden
gegeven door den oeconomischen rechter.
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd
ten behoeve van de opsporing elke plaats,
daaronder begrepen besloten lokalen, erven
en woningen, te betreden. Indien hun de
toegang wordt geweigerd, verschaffen zij
zich dien desnoods met behulp van den
sterken arm. In woningen treden zij tegen
den wil van den bewoner niet binnen dan
vergezeld van een hulpofficier van justitie
of op vertoon van een algemeenen of by-
zonderen schriftelijken last van een hulp
officier van justitie, in een bepaalde zaak
gegeven, of van een algemeenen of by-
zonderen schriftelijken last van den offi
cier van justitie, al dan niet in een bepaal
de zaak gegeven. Van het binnentreden
wordt binnen tweemaal vier en twintig
uren procesverbaal opgemaakt.
Dit besluit treedt 15 Mei in werking.
NACHTVORST EN DE
AARDAPPELEN
Er wordt verlangd naar regen
Nachtvorsten in het voorjaar behooren
tot de gevaren van den land- en tuinbouw
en dit gevaar heeft zich nu een dezer nach
ten doen gelden. Het gevolg is niet uitge
bleven, aan de vroege aardappelen is eeni-
ge schade toegebracht, al is deze niet van
zulk een omvang, als sommigen vreezen.
Van deskundige zijde werd ons nl. verze
kerd, dat weliswaar veel loof van de vroe
ge aardappelen is bevroren, hetgeen dan het
gevaar brengt dat de groei stil gaat staan,
doch de schade is zeker niet onherstelbaar
te noemen. Indien de komende weken wat
milder weersgesteldheid brengen, mag wor
den aangenomen, dat het loof zich volkomen
herstellen zal.
Wat de tuinbouw-speciaal ook voor de
aardappelen noodig heeft, is regen. De dro
ge koude wind van de laatste weken heeft
den grond sterk uitgedroogd, en voor de
ontwikkeling van de aardappel-knollen is
vocht zeer noodig. Mede als gevolg van het
koude weer verwachten de deskundigen
wel dat de oogst van de vroege aardappe
len dit jaar met ongeveer tien dagen zal
worden vertraagd. De vooruitzichten voor
den oogst zijn, voorzoover dit thans kan
worden bezien, overigens zeker niet ongun
stig te noemen.
onderzoek uit naar eventueele gehamster
de voorraden. Bij de grootere bevoegdhe
den, welke den opsporingsambtenaren zijn
gegeven een bepaald corps krijgt een
algemeene machtiging tot het binnen
treden van woningen ook tegen den wil
van den bewoner spreekt het vanzelf,
dat dan niet zachtzinnig kan worden op
getreden en onredelijk groot voorkomende
voorraden al spoedig als onwettig geham
sterd zullen worden aangezien.
Men neme zich derhalve in acht en hou-
de zich strikt aan de bepalingen op het
gebied der voedselvoorziening, op de eer
ste plaats uit overwegingen van moreelen
en socialen aard, maar ook uit welbegre
pen eigenbelang.
Mr. H. G.
Verordenende bevoegd
heid
BEDRIJFSORGANISATIES
Het heden verschenen Verordeningen
blad bevat een besluit no. 89 van den
secretaris-generaal van het departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart tot
aanvulling van het besluit no. 206/1940 be
treffende den opbouw van een zelfstandige
organisatie ter ontwikkeling van het be
drijfsleven.
Het besluit bestaat uit een nieuw artikel
la, dat aldus luidt:
De overeenkomstig artikel 1, lid 2,
opgerichte en erkende bedrijfsorgani
saties zijn lichamen in den zin van art.
152 van de Grondwet Haar kan over
eenkomstig art. 153 van de Grondwet
door den secretaris-generaal van het
departement van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart verordenende bevoegd
heid worden toegekend.
Op de voorschriften op het gebied van
de prijsvorming kan door deze verordenen
de bevoegdheid geen inbreuk worden ge
maakt.
De krachtens de toegekende verordenen
de bevoegdheid vastgestelde verordeningen
behoeven de goedkeuring van den secre
taris-generaal van het departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Dit
geldt in het bijzonder voor verordeningen
tot regeling van kartelverhoudingen of tot
regeling van de markt.
De secretaris-generaal van het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart of een door hem aan te wijzen ge
machtigde kan besluiten, welke met de
wet op het algemeen belang strijdig zijn,
schorsen of vernietigen, daarbij worden
tevens de gevolgen geregeld.
DR. GOEDEWAAGEN OVER DEN
SCHRIJVER EN DEZEN TIJD.
Gistermiddag zijn op uitnoodiging van
den secretaris-generaal een aantal schrij
vers bijeengekomen op het departement
van volksvoorlichting en kunsten, waar zij
door dr. T. Goedewaagen en dr. J. van
Harm, hoofd van de afdeeling bankwezen,
aan dit departement zijn toegesproken.
Dr. Goedewaagen hield een rede over
den schrijver en dezen tijd en begon met
een uitspraak van Hugo van Hoffmannsthal
uit het begin dezer eeuw aan te halen,
waarin de schrijver gezien wordt als de be
delaar onder de trap. Hem is opgelegd zich
niet kenbaar te maken en te wonen als een
onbekende onder de trap van zijn eigen
huis. Zoo is de positie van den schryver al
lengs geworden in een samenleving, waar
in het meedoogenlooze spel der vrije maat
schappelijke op winst gerichte krachten de
kurst en de litteratuur in het bijzonder tot
een luxe heeft gemaakt en waarin het or
ganische verband tusschen schrijver en volk
is teloor gegaan.
Hoe hangen schrijver en volk samen?
Het volk is het organisme en de schrijver
het orgaan, dat naast en in samenwerking
met andere organen het geheel dient. De
schrijver is onmisbaar in een volk, zooalk
het oog onmisbaar is in den stryd om het
bestaan. De schrijver is het oog van het
volk en een volk zonder schrijver is blind.
Er is nog een ander orgaan van de volks
gemeenschap, dat tot taak heeft het volk
te beschermen: de staat. Ook zonder staat
kan geen volk leven, want de staat en zijn
overheidsorganen zijn geroepen, het orga
nisme der volksgemeenschap in stand te
houden met macht. De staat is de hand van
het volk. Daarom is er staatsbemoeiing met
de wereld der schrijvers noodig, bemoeiing
in den zin van bescherming en leiding. De
overheid heeft mede tot taak, de litteraire
cultuur van een volk onder haar hoede en
toezicht te nemen. Maar zij moet zich hier
bij bewust zijn, dat haar werkzaamheid
slechts één doel kent: de versterking naar
buiten en naar binnen van het cultuurgoed
der letterkunde en dat zij geen doel op zich
zelf kan zijn.
In het bijzonder het nationaal socialisme
is zich van zijn volkschen taak bewust, ook
ten aanzien der schrijvers.
Het volksche gezichtspunt houdt twee
dingen in: ten eerste het hooghouden der
zelfstandigheid der litteraire cultuur en ten
tweede het mobiel maken van alle krachten
van talent voor het eene doel: de volksge
meenschap te dienen.
Spr. lichtte uitvoerig deze twee punten
nader toe. Wij ontleenen daaraan het vol
gende:
De cultuurpoliticus, die zich van de volk
sche waarden bewust is, weet, dat hij ver
antwoordelijk is voor de mobilisatie van alle
litteraire krachten voor het volksche doel.
Deze krachten zijn verschillend van aard,
onderscheiden naar gewestelijke mogelijk
heden, naar confessie en naar uitdrukkings
vermogen. Er zijn onbevangenen, die schrij
ven naar de simpele en onbewuste wet der
natuur, er zijn de strijders, de activisten,
er zyn de schouwers, de mystici, wier werk
haakt naar de grenzen van het menschelijke
en van heimwee naar het „andere" ver
vuld is, er zijn de lyrische zangers, de epi-
AFVAL
Met die vijf kistjes zit ik toch alles
bij elkaar raar in mijn maag. U weet
wel die houten spaarpotten, die wij nu
in ons huis moeten hebben om lompen,
afval, blik, schillen en andere dingen,
die wij vroeger luchthartig vernietig
den, angstvallig en nauwgezet te be
waren.
Vyf kistjes moeten er staan, heeft
een of andere meneer ons in de krant
verteld. Welnu, ik woon in een boven
huis, niet te groot, niet te klein, netjes,
maar er is toch niet veel plaats meer
over en soms moet ik mijn beenen uit
het raam steken om mijn broek aan te
trekken.
Waar moeten nu die vijf kistjes
staan? In de keuken gaat niet, dan kan
de spinazie er niet meer bij. Op den
gang dan maar. Daar staan zij nu, netjes
op een rijtje. Wij moeten nu alleen wat
oppassen als wij haast hebben. Het
meisje is er al eens met een volgela
den dienblad over gestruikeld. Dat
kostte my een volledig eetservies, V/i
pond aardappelen, 2 pond andijvie, een
geheime saus, één lood runderlappen
voor zes personen, een ganglooper en de
zenuwen van het dienstmeisje.
Maar ik heb voet bij stuk gehouden.
De kistjes staan er nog. Men moet nu
eenmaal wat over hebben voor zijn
vaderland.
sche verhalers en de didactische betoogers.
De volksche gedachte omvat hen allen. Zij
wil in het land van Hadewijch. van Van
Schendel en van Multatuli geen van deze
drie groepen uitsluiten.
Zien wy terug over den tijdgeest, die
sinds den wereldoorlog, ook ons land be-
heerschte, dan zien wij in het late huma
nisme dier dagen, het herfsttij van het hu
manisme, een ontstellend tekort aan
volksch verantwoordelijkheidsgevoel. De
dichter beweegt zich aan den rand van het
volksbestaan. Tusschen hem en het groote
gebeuren der dagen gaapt een kloof: waar
vonden de wereldhistorische gebeurtenissen
sinds 1918 een stem in de poëzie van Ne
derland? Waar is het proza? De dichter
werd niet geëerd, omdat hij wel de zee en
de natuur, maar niet de geschiedenis kon
beluisteren, waarvan hij toch een deel, een
kostbaar deel was. De schrijver bleef in
dien tijd van steriel democratisme, een tijd
zonder groote politiek, een arme onder de
trap en hield bij de honden verblijf. Er
kwam geen drama en geen epos van groo-
ten stijl, omdat er geen volksch of histo
risch verantwoordelijkheidsbesef in den
schrijver was.
De volksche gedachte is een voort
vloeisel uit de idee van de eenheid en
de organische samenhang van het le
ven. Zij doet een beroep op alle dich
ters en prozaisten, van welken aard
dan ook, zonder uitzondering, zich te
bezinnen op de verbondenheid met den
volkseigen levensstijl. Het gaat er niet
om, dat dit verbondenheidsbesef zich
alleen in activisten-poëzie of propagan-
datactiek zou moeten of kunnen uiten.
Maar wel wordt een beroep gedaan op
iederen schryver, dat hij zich in zijn
levenshouding richt naar wat allen ver
bindt.
Volksche litteratuur is geen popula
riseering, geen zich aanpassen bij de
grove smaak eener ongevormde massa.
De eisch, volksch te werken en te "le
ven houdt slechts in, dat ook de schrij
ver deelt heeft aan de groote en beslis
sende omwenteling onzer dagen, waar
in ons volk een nieuw bewustzijn van
zich zelf krijgt omdat het een nieuwe
mythe van positief gehalte erkent.
In dienst der volksche gedachte mag de
overheid eischen:
le. Zelfstandige ontwikkeling van ons let
terkundig cultuurgoed;
2e. Organisatorische Inschakeling van
alle beschikbare vermogen in een gilde met
inachtneming van verschillen in geweste-
lijken en aesthetischen aard.
Na deze rede voerde dr. Van Ham het
woord.
DE PERSOONSBEWIJZEN EN DE TITEL
VAN JOURNALIST
Het Verbond van Nederlandsche journa
listen heeft aan de rijksinspectie voor be
volkingsregisters geadviseerd, om bij de
personen, die zich bij het uitreiken van de
persoonsbewijzen „journalist" noemen, of
die in het bevolkingsregister ingeschreven
staan als zoodanig niet dit beroep op het
persoonsbewijs in te vullen, dan alleen wan
neer de betrokkene den door het Verbond
uit te reiken journalistenpas kan overleg
gen.
De invulling van het beroep kan aanvul
lend ook op later en datum dan dien der
uitreiking van het persoonsbewijs, door het
plaatselijk bevolkingsregister geschieden op
vertoon van den specialen journalistenpas.