Meimaand
Arbeidsbemiddeling thans
rijkszorg
Momentje
DONDERDAG 1 MEI 1941
32ste Jaargang No. 9937
^£eid6cHe(Soti^mit
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11.
5)c
De Meimaand is een blijde maand. On
danks alles.
De natuur geeft ons, die op dit plekje
van de wereld wonen, vooral in deze
maand, heel veel schoons te genieten: het
ontluikende jonge mooie leven. Dat leven
is ons nu vooral een symbool en een ver
maning. Ook w ij moeten weer jong wor
den, hoe bejaard wij ook mogen zijn; ook
in ons moet opbloeien een nieuw leven, een
nieuw leven, een krachtig en frisch plicht
leven van dézen tijd!
De Meimaand is een blijde maand, 't Is
de maand, bijzonder toegewijd aan de ver
eering van onze Moeder Maria. En die
Moeder is ons een krachtige hulp, om ook
in den moeilijken tijd onze plicht te ver
vullen en zóó gerust en blij te leven.
Wij willen hier herinneren aan den op
roep van onzen Bisschop:
„In de Meimaand gaan we met groot ver
trouwen al onze belangen aan de H. Moe
der Gods aanbevelen. Desgelijks zullen wij,
als ijverige kinderen van Maria, ons ver
dringen om hare beeltenis, welke in onze
parochiekerken feestelijk is versierd.
Maar ook in onze huisgezinnen zullen wij
iederen dag ons vereenigen in een vurig
gebed om Maria's machtige voorspraak en
bescherming af te smeeken."
Wij willen blij de Meimaand vieren, zin
gend met Guido Gezelle:
Sa komt, 't is Meidagmorgen,
al vroeg eens opgestaan gestaan;
voor blomkens wil ik zorgen,
om naar de kerk te gaan.
De blomkens langs de beken
vertoonen hun fatsoen fatsoen;
en 'k hoor ze schoone spreken,
om mijnen dienst te doen.
Met Meigroen en laurieren,
met leliën, liefgetal getal,
wil ik Maria vieren,
de schoonste bloem van al!
WINTERHÜLP#NEDERIAND
LAATSTE APPèL.
Nog éénmaal in dit seizoen zullen de
ijverige collectanten met de bekende roo-
de bussen van Winterhulp Nederland onze
aandacht vragen en wel bij de huizen- en
straatcollecte op morgen en Zaterdag.
Daarmede wordt de eerste collecte-pe
riode voor dit mooie sociale werk afge
sloten en kan de balans worden opge
maakt van de offervaardigheid van het
Nederlandsche volk voor zijn minder be
deelde landgenooten. Hoewel de tot dus
ver behaalde resultaten niet geheel en al
onbevredigend mogen worden genoemd,
wanneer allerlei tegenwerkende factoren
in aanmerking worden genomen, mag toch
niet worden verheeld, dat de opbrengsten
geenszins aan de verwachting hebben be
antwoord. Immers bij de oprichting van
Winterhulp Nederland stond den organi
satoren eenerzijds de groote nood voor
oogen, waarin een belangrijk gedeelte van
de Nederlandsche volksgemeenschap nog
verkeert, terwijl anderzijds het vertrou
wen bestond, dat alle andere Nederlan
ders, dien grooten nood kennende, door
drongen zouden zijn van de sociale plicht,
welke op hen rust, om het leed van de
minder bedeelden naar vermogen te hel
pen verzachten.
Helaas echter werd dat vertrouwen in
zekeren zin beschaamd, en daarom was
Winterhulp Nederland niet in staat, het
bij de oprichting gestelde doel ten volle
te Verwezenlijken. Dit is in hooge mate te
betreuren, niet alleen omdat als gevolg
daarvan velen van hen, die dringend hulp
behoeven, niet of niet voldoende kunnen
worden geholpen, maar niet minder, om
dat daardoor tot uiting komt, dat bij vele
Nederlanders nog niet aanwezig is eenig
besef van gemeenschapszin om de zwak
keren bij te staan, ten einde gezamenlijk
eendrachtig te trachten de kracht van het
g e h e e 1 e Nederlandsche volk te ver-
grooten en te komen tot een samenleving,
waarin het schrijnende leed, dat thans nog
als gevolg van geldelijke zorgen in zoo
vele huisgezinnen heerscht, wordtver
bannen, om plaats te maken voor een blij-
venden zonnestraal, waaruit ook deze ge
zinnen de kracht zullen putten zelf daad
werkelijk mede te helpen aan de verhoo
ging van hun eigen levensniveau en dat
van anderen. Daarin ligt de grondslag van
de kernspreuk van Winterhulp Nederland:
„Voor het volk, door het volk", want de
nu te verleenen hulp uiteindelijk ten goe
de komen aan het geheele Nederlandsche
volk.
Daarom mag niemand achterblijven in
de vervulling van deze op allen rustende
sociale plicht en de hoop moge worden uit
gesproken, dat ieder zal voldoen aan het
Rijksarbeidsbureau
vandaag begonnen
HEDEN, op den eersten Mei, heeft het
Rijksarbeidsbureau zijn werkzaamhe
den aangevangen, waarmede de arbeids
bemiddeling als instrument ter bestrijding
van de werkloosheid in handen van den
Staat is overgegaan.
Een door velen lang gekoesterde wensch
is vervuld: de gemeenten zijn ontheven
van een taak, waartegen him geringe
krachten niet opgewassen bleken; het Rijk
heeft zijn sterke schouders er onder gezet.
Van den beginne af dat wil zeggen
sedert de laatste jaren van 19e eeuw is
de openbare arbeidsbemiddeling een ge
meentelijke bemoeienis geweest en men
meende aanvankelijk ook, dat dit juist was,
dat m.a.w. de gemeentebesturen hier een
taak hadden te vervullen, welke op hun
terrein lag.
Zoo zegt Mgr. Aengenent in zijn Sociolo-
gie-boek omtrent het van overheidswege
steunen van middelen, die onvrijwillige
werkloosheid kunnen tegengaan: „Deze
(middelen) liggen echter meer op den weg
der gemeente, omdat elke gemeente beter
den feitelijken toestand en de locale oor
zaken kan overzien. Het oprichten van ar
beidsbeurzen en het steunen van de werk
loosheidsverzekering zijn hier de aange
wezen middelen." Hij voegt daaraan ech
ter onmiddellijk toe: „De staat trede hier
bij eerst dan op, wanneer de gemeenten
haar taak niet naar behooren kunnen ver
vullen."
De enorme stijging der werkloosheid,
waarbij locale oorzaken geen rol meer
speelden, stelde de gemeentelijke organen
voor een zoodanige taak, dat zij deze niet
meer naar behooren konden vervullen.
De wenschelijkheid van meer onderlin
ge samenwerking was trouwens al veel
eerder gevoeld en dit leidde in Augustus
1914 reeds tot de instelling van een Cen
trale Arbeidsbeurs door den toenmaligen
minister Treub.
Ook toen was het de oorlog, die aan ge
treuzel en bezwaren een einde maakte,
evenals nu.
In andere landen was men met de cen
tralisatie van de arbeidsbemiddeling ons
reeds lang vooruit. Bij ons bleef het op de
eerste plaats een gemeentelijke aangele
genheid, ook al was er inmiddels toezicht
van de zijde der landsoverheid gekomen.
Daardoor bleef de organisatie der arbeids
bemiddeling in gebreke; de outillage der
gemeentelijke organen kon het steeds was
sende probleem niet aan, ondanks den
ijver en den harden arbeid van zoovele
toegewijde krachten.
Wilde de arbeidsbemiddeling als factor
bij de werkloosheidsbestrijding genoegzaam
tot haar recht komen, dan moest haar taak
op een breederen grondslag worden geves
tigd. Dat is gebeurd bij besluit van 24
Sept. 1940, toen door den waarnemend Se
cretaris-Generaal van het Departement
van Sociale Zaken het Rijksbureau werd
ingesteld, welk bureau vandaag zijn ar
beid is begonnen.
HET Rijksarbeidsbureau zal zijn taak
vervullen door middel van een amb
telijk apparaat, dat 37 gewestelijke arbeids
bureaus en ongeveer 150 bijkantoren om
vat. De indeeling is zóó geregeld, dat alle
arbeiders en werkgevers binnen een af
stand van ongeveer 12 K.M. een geweste
lijk arbeidsbureau of een bijkantoor bin
nen him bereik hebben. In afgelegen plaat
sen zullen bovendien spreekuren worden
gehouden, ter vergemakkelijking van het
contact tusschen het bedrijfsleven en de
vertakkingen der arbeidsbemiddeling.
Voor Leiden heeft deze reorganisatie tot
gevolg, dat de Gemeentelijke Arbeidsbeurs
is opgeheven en dit onderdeel van den Ge
meentelijken Dienst voor Sociale Zaken
uit het gebouw aan het Levendaal is ver
dwenen.
Het personeel met den waarnemend di
recteur, den heer C. R. L. Oostveen, aan
het hoofd, is in Rijksdienst getreden en
deze nieuwe dienst is thans gevestigd in
het gebouw van het vroegere gymnasium
aan de Doezastraat en staat onder leiding
van den heer Hazelhof uit Den Haag.
De overige afdeelingen van den Gem.
Dienst voor Sociale Zaken, (werkloosheids
verzekering, steunverleen ing, werkverrui
ming, B-steun, steun aan intellectueele
werkloozen en aan kleine tuinders, wacht
geldregeling) worden tijdelijk geplaatst
voor deze dagen geldende parool: „Aan
treden" en zoo mogelijk in het eerste ge-
lid.
Legt thuis uw offer gereed voor de
huiscollecte en tooit u allen Zaterdag met
het bloemenspeldje van Winterhulp Ne
derland.
onder directoraat van mr. dr. S. Roze-
mond, directeur van den Gem. Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, zulks in af
wachting van de voorgenomen samen
smelting dezer beide diensten.
TEGELIJK met een ingrijpende wijziging
van den organisatorischen opzet der
arbeidsbemiddeling ondergaan echter ook
haar bemoeienissen belangrijke uitbreiding.
De arbeidsbemiddeling moet meer dan tot
dusver gericht zijn op het aan den arbeid
brengen en aan den arbeid houden der be
volking. Het Rijksarbeidsbureau zal zich
dienen te ontwikkelen tot een centrale
kracht bij de organisatie van den arbeid
van geheel het Nederlandsche werkende
volk.
Met deze taakstelling bestrijkt het een
geweldig arbeidsveld. In grove trekken ge-
teekend komen de bemoeienissen van het
Bureau op het navolgende neer:
a. Ieder gewestelijk bureau zal worden
ingericht voor het geven van voorlichting
bij de beroepskeuze van jeugdige personen.
b. De invoering van het arbeidsboek
met verplichte registratie voor alle werk
nemers.
c. Bemoeienis met werkloosheidsverze
kering, wachtgeldregelingen en steunrege
ling.
d. Cultureele werkloozenzorg voor
ouderen en jongeren, w.o. begrepen de
scholing, herscholing enz. van werkloozen
en eventueel de omscholing van werkloo-
ze en niet-werklooze arbeiders.
e. Het verzamelen van alle mogélijke-
gegevens over den toestand van het be
drijfsleven.
f. De plaatselijke, de interlocale, de in-
tergewestelijke en de internationale ar
beidsbemiddeling.
Uit deze samenvatting blijkt wel zeer
duidelijk hoe ruim de werkingssfeer is die
aan het Rijksarbeidsbureau is toegedacht.
Het ligt in de bedoeh.ig daarbij met vaste,
doch omzichtige hand te werk te gaan.
Stuk voor stuk zullen de onderdeelen van
deze taak moeten worden opgebouwd,
waarbij zware eischen zullen worden ge
steld aan het inzicht, den ijver en de
kunde van hen, die daaraan deelnemen.
Maar het zal een mooie taak zijn; het
zal zijn de opbouw van het trotsche ge
bouw van den Nederlandschen arbeid,
waarin ieder zijn plaats en zijn waarde
heeft.
OP een bijeenkomst, gisteren in de
werkkamer van ir. Verwey op het De
partement van Sociale Zaken gehouden,
heeft de wn.-secretaris-generaal, die te
vens de directeur-generaal van het Rijks
arbeidsbureau is, nog eenige gegevens me
degedeeld omtrent den huidigen stand van
de werkloosheid. Er is thans een niveau be
reikt, dat lager ligt dan in 1931. Het groot
ste deel van de verzorgden is bovendien
aan het werk op de werkverschaffingen en
wel 54.064 tegen 50.965, die steun trekken.
Deze cijfers zijn van begin April. Wij zijn
met de werkloosheidsbestrijding dus op
den goeden weg.
Het werk wordt evenwel met kracht
voortgezet.
Langs nieuwe banen.
Mr. H. G.
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
WAREN „WIJ" GEWEND IN
OVERVLOED TE LEVEN?
De Volkskrant schrijft:
De N.R.C. koestert de hoop, dat althans
de aardappelrantsoeneering eindelijk ons
volk in zijn geheel zal overtuigen van de
ernst, waar wij aan toe zijn. Vermindering
van het vetrantsoen en invoering van een
melkdistributie schrijft ze hebben
dit niet gekund, daar „boter en melk dé
symbolen zijn van de overvloed, waarin
wij gewend waren te leven".
Wij? Wie zijn dat? Lees de rapporten
van Winterhulp en zeg dan of wij het
geheele Nederlandsche volk in over
vloed plachten te leven. Niet in overvloed,
maar niet eens behoorlijk voor een groot
deel.
En waarom? Omdat de N.R.C. en haar
geestverwanten zich tot de 10e Mei hard
nekkig hebben verzet tegen alle maat
regelen, die de positie van de werkende
klas konden verbeteren. Van de N.R.C.
was het befaamde woord: de loonen kun
nen altijd nog lager.
Wie op dit standpunt heeft gestaan past
eenige bescheidenheid ten aanzien van de
overvloed, waarin „wij" vóór de oorlog
zouden hebben geleefd.
Prof. dr. J. R. Slotemaker
de Bruïne overleden
r oto-Arcmei L. Crt.
In bijna 72-jarigen ouderdom is te Was
senaar overleden prof. dr. J. R. Slotema
ker de Bruïne.
Jan Rudolph Slotemaker de Bruïne
werd 6 Mei 1868 te Sliedrecht geboren.
Na het gymnasium te Haarlem te hebben
bezocht, studeerde hij theologie aan de
universiteit te Utrecht, waar hij in 1894
promoveerde op de dissertatie: „De escha
tologische voorstellingen in 1 en 2 Corin-
the". Daarna was hij achtereenvolgens
predikant van de Ned. Herv. kerk te Hau-
lerwijk, Beilen, Middelburg, Nijmegen en
Utrecht .In 1916 legde hij het predikambt
neer, in verband met zijn benoeming tot
hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de
Utrechtsche universiteit, welk hoogle
raarschap hij bleef vervullen tot Maart
1926, toen hij in het ministerie-de Geer
met de portefeuille van het toenmalige de
partement van Arbeid, Handel en Nijver
heid belast werd. Tijdens zijn werkzaam
heden in Utrecht heeft de politieke loop
baan van prof. Slotemaker de Bruïne een
aanvang genomen bij zijn verkiezing tot
lid van de Provinciale Staten, in 1922 ge
volgd door zijn benoeming tot lid van de
Eerste Kamer.
Na zijn ministerschap, dat hij vervulde
tot Augustus 1929, toen het extra-parle
mentaire kabinet, waarin hij zitting had,
aftrad, werd de heer Slotemaker de Bruï
ne lid van de Tweede Kamer voor de Chr.
Hist. Unie, waarna hij bij de verkiezingen
herkozen werd.
Prof. Slotemaker de Bruïne heeft gedu
rende zijn politieke loopbaan met groote
welsprekendheid de christelijk-historische
beginselen, zoowel in als buiten het par
lement verdedigd. Hij gevoelde zich in het
bijzonder tot de studie van het sociale
vraagstuk aangetrokken en nam een
werkzaam aandeel aan de drankbestrij
ding. Op internationaal terrein bewoog hij
zich in het bijzonder op het gebied van de
toenadering en verbreeding der kerkge
nootschappen.
Als opvolger van mr. J. Schokking werd
hij benoemd tot voorzitter van het hoofd
bestuur der Chr. Hist. Unie.
Na zijn aftreden als minister vestigde
prof. Slotemaker zich te Wassenaar en
werd hier benoemd tot hulppredikant en
heeft in deze hoedanigheid de kerkelijke
belangen van het Kievitpark gediend.
Geruimen tijd was de heer Slotemaker
de Bruïne lid van den Hoogen Raad van
Arbeid en hoofdredacteur van „De Ne
derlander".
Onder zijn bewind als minister is de
nieuwe Ziektewet tot stand gekomen, ter
wijl van zijn werkzaamheid als minister
voorts nog genoemd kunnen worden de
herziening van de wet op de besmettelijke
ziekten, de regeling voor de tandtechnici
en de invoering van de Arbeidswet voor
de verpleegsters. Verder heeft de heer
Slotemaker, zoowel als Kamerlid en als
minister een zeer belangrijk aandeel ge
had in de totstandkoming van de nieuwe
Drankwet en van de Winkelsluitingswet.
In 1933 werd prof. Slotemaker minister
van Sociale Zaken in het tweede k^binet-
Colijn en in 1935 werd hij bovendien mi
nister van O. K. en Wetenschappen ad in
terim, na het aftreden van mr. H. P. Mar-
chant. Ook in het derde en vierde ministe
rie-Colfjn beheerde hij laatstgenoemd de
partement en bracht toen eenige wijzigin
gen in de spelling-Marchant. In het vijf
de ministerie-Colijn, dat 25 Juli 1939 werd
samengesteld, kwam prof.- Slotemaker niet
terug.
Hij was voorts van onderscheidene com
missies lid, zooals de commissie van ad
vies voor de werkloosheidsverzekering,
waar hij voorzitter van was. Voorts was
hij ook voorzitter van de commissie, be
doeld bij artikel 25 van het werkloosheids
besluit 1917 en lid van de centrale com
missie van bijstand voor de arbeidsbemid
deling.
De overledene was ridder in de orde van
den Nederlandschen Leeuw, groot-officier
in de Oranje-Nassau-orde en grootkruis
in de orde van de kroon van Italië.
De teraardebestelling van het stoffelijk
overschot van prof. dr. J. R. Slotemaker
de Bruïne zal Maandag a.s. te 1 uur vanuit
de dorpskerk op de begraafplaats van de
Nederl. Hervormde Gemeente te Wasse
naar plaats vinden.
SLAPEN.
Er zijn slaapkoppen in de wereld.
Ik meen, dat de onderwijzers dit het
beste weten indien de toestand
sinds mijn schooljaren ten minste
nog niet is veranderd, daar toen de
vriendelijke vermaning: zit niet te
slapen, aan de orde van het oogen-
blik was. En toch is slapen een van
de gezegendste uitvindingen in deze
kwaadaardige wereld. Wie slaapt,
heeft geen zorgen, hoort geen bom
men, geen vliegmachines, weet niet
van oorlog en distributie, kortom: hij
leeft in het gelukkige land der droo-
men en het eenige ongelukkige
oogenblik is het ontwaken: de reis
terug. En men zou dan ook jaloersch
worden op de Zweedsche boeren
vrouw, die 32 jaar lang aan één stuk
heeft geslapen. Zij wordt binnenkort
tachtig en moet er nog zeer jeugdig
uitzien. Maar dat is dan ook geen
wonder, want eigenlijk moet men die
32 jaar er aftrekken en telt deze hard
nekkig slapende dame dus 48 lentes.
Ofzij zou sinds haar ontwaken
in het geheel niet meer moeten slapen
om de simpele reden, dat zij nu een
zeer uitgeslapen dame is.
Men zou zoo'n tukje anders wen-
schen in dezen boosaardigen tijd. Geen
last van oorlog, levensmiddelen-
tekorten of distributiekaarten. Maar
het zou natuurlijk ook kunnen ge
beuren, dat je in een gezelligen tijd
in slaap valt en wakker wordt juist
als de distributie begint.
Nee, ik wil wel slapen, maar nu en
op voorwaarde, dat ik weer wakker
word, als de vrede uitbreekt
V.J
Twee encyclieken
HERDENKINGSBIJEENKOMST
OP 15 MEI
Het algemeen comité van de actie „Naar
de nieuwe gemeenschap" zal in verband
met het gouden jubileum van „Rerum
Novarum" en het tweede lustrum van
„Quadragesimo Anno" te Amsterdam een
herdenkingsvergadering houden op 15 Mei
Tot deze bijeenkomst worden de nationale
besturen van de vertegenwoordigde orga
nisaties uitgenoodigd. Twee sprekers zullen
de godsdienstige, sociale en economische
beteekenis van beide zendbrieven behan
delen.
Tal van plaatselijke comité's zullen het
initiatief nemen tot plaatselijke viering.
Maar verzocht is, dat hierbij zooveel moge
lijk de gezamenlijke aangesloten organi
saties worden ingeschakeld. Voorkomen
worde, dat plaatselijke comité's elk op
eigen gelegenheid een herdenkingsvergade
ring houden.
Ook de mannelijke jeugdorganisaties
hebben besloten bijzondere aandacht te
wijden aan de pauselijke Encyclieken
„Rerum Novarum" en „Quadragesimo
Anno", waarvan op 15 Mei a.s. respectieve
lijk het feit van de 50- en 10-jarige uitvaar
diging zal gevierd worden.
In verband daarmede zullen de nieuwe
jaarprogramma's dezer organisaties in het
teeken van beide sociale Encyclieken staan.
In den loop van de Meimaand zal een
weekend worden georganiseerd voor de
nationale leiders van ale mannelijke jeugd
organisaties in het land, ten einde het
nieuwe jaarprogram in studie en bespre
king voor te bereiden.
KARNEMELK EN TAPTEMELK.
Regeling tot billijker verdeeling onder
de slijters.
Naar wij vernemen, heeft de A.V.M. een
nieuwe regeling ontworpen en reeds in
werking gesteld inzake de toewijzing van
karnemelk en taptemelk aan slijters. Alle
slijters zullen n.L 20 pet van den omzet
van de gewone melk bekomen.
Tot nu toe kregen alleen de handelaren,
die vroeger grootere hoeveelheden karne
melk en taptemelk verkochten, toewijzin
gen voor deze producten.
Deze maatregel zal gelden voor het ge
heele gebied, dat de A.V.M. bestrijkt, na
melijk de provincie Zuid-Holland, het zui
delijk gedeelte van Noord-Holland, de
Zaanstreek en Utrecht.
Door de nieuwe regeling hoopt men er
toe mede te werken, dat in genoemde stre
ken, waar men steeds groote hoeveelheden
melkproducten heeft moeten invoeren, uit
't Noorden des lands vooral, terwijl het
vervoer momenteel vele moeilijkheden on
dervindt, toch een zoo billyk mogelijke
verdeeling van karnemelk en taptemelk
wordt bereikt. ..Tijd,"