DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Toerisme
bi) honk
DINSDAG 29 APRIL 1941
32ste Jaargang No. 9935
Ste CcldbobcSoii/ïcmt
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
ess=
V Hoe de Paus sprak in 1931
Voor hen, die de encycliek „Quadragesi-
mo Anno" hebben gelezen en hebben over
wogen en wat daarin staat hebben ter harte
ogenomen, is het vanzelfsprekend, dat er een
nieuwe tijd moet komen.
Vanzelfsprekend.
Niemand heeft met méér klem betoogd,
dat er radicale hervormingen moeten ko
men, dan de Paus!
De Paus heeft de wereld gewezenop
een „dictatuur" van het kapitalisme, die
„de verschrikkelijkste vormen" heeft aan
genomen.
Velen kennen nóg zoo weinig van ge
noemde encycliek.
Wij willen vandaag een citaat geven uit
Quadragesimo Anno.
„Wat wel 't meest in het oog loopt, is, dat
in onzen tijd niet enkel het kapitaal zich
opstapelt, maar ook een ontzaglijke macht,
een despotische economische overheersching
zich samentrekt in handen van enkelen, die
mees teil het kapitaal niet in eigendom, maar
slechts in bewaring en onder hun beheer
hebben, en er volgens hun wil en goeddun
ken over beschikken.
Deze dictatuur neemt de verschrikke
lijkste vormen aan by hen, die, omdat zij
de geldmarkt in handen hebben en beheer-
schen, ook de macht bezitten over het-cre-
dietwezen, en over het verleeney van cre-
dieten eigenmachtig beslissen; zij regelen
dan ook als 't ware de bloedsomloop van
heel het economisch organisme, en heb
ben, om zoo te zeggen, het economisch le
ven zóózeer in hun macht, dat tegen hun
wil niemand kan ademhalen.
Deze concentratie van macht en invloed,
die als 't ware het karakteristieke kenmerk
is van de jongste economische ontwikkeling,
is de natuurlijke vrucht van de onbeperkte
concurrentie-vrijheid, waarin alleen de
sterksten overblijven, of, wat vaak hetzelfde
is, degenen, die het felst van allen strijden,
die zich het minst bekommeren om him ge
weten.
Deze concentratie van invloed en macht
brengt op haar beurt een drievoudigen strijd
voort: op de eerste plaats gaat de stryd om
de eigenlijke economische overmacht; op de
tweede plaats wordt er vinnig gestreden,
om de overmacht te verkrijgen op de regee
ring, en dan haar invloed en gezag te ex-
ploiteeren voor den economischen strijd;
ten slotte wordt er gestreden tusschen de
staten onderling, zoowel omdat de naties
haar politieke macht als middel gebruiken,
om de economische belangen van haar eigen
burgers te bevorderen, alsook omdat zij
haar economische overmacht en invloed
trachten aan te wenden voor de beslechting
der internationale geschillen op politiek ge
bied.
Het zijn voorzeker de uiterste consequen
ties van den individualistischen geest in de
economie, die gij Eerbiedwaardige Broeders
en geliefde Zonen, met eigen oogen aan
schouwt en betreurt: de vrije concurrentie
heeft zichzelf gedood; in de plaats van den
vrijen handel trad de economische dicta
tuur; het winstbejag ging aldus over in
een ongebreidelden stryd om de overmacht;
heel het economisch leven is, op afschuwe
lijke wijze, hardvochtig geworden, onmee-
doogend en wreed. Daarbij komen de zeer
ernstige nadeelen, die het gevolg zijn van
de onnatuurlijke combinatie en vermenging
der bevoegdheden en plichten van het
staatsgezag en het economisch leven. Een
der zwaarste nadeelen is wel het neerhalen
van de hoogheid van het Staatsgezag, dat,
vrij van alle partijdigheid, en alleen bedacht
op het algemeen belang en de rechtvaar
digheid, als een koning en opperste scheids
rechter hoog moest tronen, maar een slaaf
wordt, uitgeleverd en verkocht aan de wil
lekeur en de hebzucht der menschen".
In de in 1931 verschenen encycliek heeft
Paus Pius XI reeds zoo krachtig mogelijk
aangedrongen op vorming van een radicaal
nieuwen tijd.
Muut-
freadftewiuig.
MET de uitvaardiging van het Huurbe-
beschermingsbesluit is een maatregel
van groote sociale beteekenis ingevoerd.
De beteekenis daarvan ligt minder in het
rechttrekken van een langzamerhand
scheef getrokken verhouding, veroorzaakt
door de krapte vooral van goedkoope wo
ningen - ofschoon dat op zichzelf van
groot belang is maar meer nog in de fun-
damenteele erkenning van het juiste ka
rakter van het eigendomsrecht. Wij zien
in het besluit n.l. meer dan een tijdelijke
crisismaatregel; het is veeleer de toepas
sing van de jarenlang door ons verdedigde
stelling, dat het privaat-elgendorn belast
is met een zware sociale hypotheek en dat
zijn eigendom zóó heeft te gebruiken
•als overeenkomt met het algemeen be
lang.
Hoe was tot nu de wettelijke regeling?
De verhuurder van een huis had het
recht om na afloop van den contractueel
gestelden huurtijd of, bij huur voor onbe-
paalden tijd, met inachtneming van een be
paalden opzegtermijn de huur te beëindi
gen. Dat recht had de huurder van zijn
kant ook. Wanneer er voldoende woon
ruimte ter beschikking staat, kan er in dit
opzicht volledige vrijheid bestaan; hier staan
dan in principe even sterke partijen tegen
over elkaar met gelijke rechten. Maar wan
neer er 'n schaarschte aan woningruimte in
treedt, wordt de verhouding scheef;- dan
wordt de huurder de zwakkere partij, wel
ke bescherming van de zijde van het recht
noodig heeft.
Nu is hem die bescherming reeds gedeel
telijk verleend in het Huurprijsbesluit 1940,
waarbij het den verhuurder verboden werd
een hoogeren huurprijs te vorderen dan
die welke op 9 Mei 1940 gebruikelijk was.
Dat was evenwel slechts een gedeeltelijke
rechtsbescherming, want niets belette den
verhuurder, om na beëindiging der huur
zijn huurder uit de woning te laten zetten,
teneinde clandestien toch een hoogeren
huurprijs te krijgen. Op zichzelf is
de bevoegdheid tot gerechtelijke ont
ruiming een noodzakelijke sanctie op de
onbetwistbare rechten van een verhuur
der; anders zou hij immers in de onmoge
lijkheid verkeeren om ooit weer de be
schikking over zijn eigendom te krijgen,
indien hij met onwillige huurders te doen
had. Het feit evenwel, dat deze bevoegd
heid aan den verhuurder was, verleend
zonder eenige beperking eenig geldig
motief behoefde niet te worden aange
voerd, rechtsgeldige beëindiging van de
huur was voldoende; met de mogelijkheid
van groote schade voor den huurder, in
geen verhouding tot het voordeel voor den
verhuurder, werd geenerlei rekening ge
houden maakte dezen gerechtelijken
maatregel impopulair. De hardvochtige
huisbazen maakten er zonder scrupules ge
bruik en ook wel misbruik van en de niet
hardvochtige (die zijn er ook!) durfden er
zelfs in volkomen gerechtvaardigde geval
len nauwelijks gebruik van te maken.
THANS, nu het nieuwe Huur bescher
mingsbesluit is ingevoerd, staat het den
verhuurder nog altijd vrij om de huur op
te zeggen. Het staat hem eveneens vrij,
om aan deze huuropzegging kracht by te
zetten door een beroep te doen op het
recht tot ontruiming met den sterken arm.
Het eenige, dat veranderd is, is de onbe
perktheid van dat recht.
Wanneer thans een verhuurder een vor
dering tot ontruiming .indient en het blij
ken zou, dat de huur is opgezegd om een
hoogere huur te kunnen innen dan de wet
telijk geoorloofde, wordt de vordering al
gewezen. Dat is dus het noodzakelijke com
plement op het Huurprijsbesluit
Het beteekent evenwel niet dat het hek
nu van den dam is en de rollen zoodanig
zijn omgekeerd, dat de verhuurder is over
geleverd aan den willekeur van den
huurder.
Want wanneer de huurder een onbehoor
lijk gebruik van het gehuurde maakt, of in
belangrijke mate nalatig is in de betaling
van de verschuldigde huurpenningen, wordt
de vordering tot uitzetting wel degelijk toe
gewezen.
Eveneens zal dat het geval zijn, indien
de huiseigenaar het huis dringend voor
eigen gebruik noodig heeft en wel zoo drin
gend, dat zijn schade by afwijzing der vor
dering grooter zou zijn, dan de schade van
den huurder, die er uit moet.
„Aha, denkt nu de sluwe huisbaas, ik
zal net zoo lang wachten totdat mijn huur
der vergeet de huishuur op tijd af te dra
gen en dan zal ik kunnen zeggen, dat hij
huurschuld heeft!" „Mis, antwoordt het be
sluit, onder huurachterstand versta ik een
zoodanige schuld, dat de verhuurder deze
in verband met zyn economische positie
niet langer kan laten voortbestaan. In elk
geval vind ik een huurschuld van korter
dan een maand nog zoo erg niet, mits voor
dien achterstand «en redelijke oorzaak is
aan te wyzen. Onwil steun ik niet. Beloopt
de schuld meer dan een maand huur, dan
zal de rechter moeten uitmaken, of er een
bevredigende regeling tot inhalen van den
achterstand gevonden kan worden dan wel
of de huurder er uit gezet mag worden."
„Maar zoo zal een verhuurder, die het
Huurprijsbesluit gelezen heeft, opmerken
ik kan toch mijn huis laten opknappen
en dan een hoogeren huurprijs vrager in
evenredigheid tot de aangebrachte verbe
tering. Indien nu de huurder weigert, om
dezen hoogeren huurprijs te betalen, zou
ik hem daartoe nooit kunnen dwingen?"
Toch wel, ook daaan is voorzien, want
dan kan de kantonrechter het rechtmatige
van de huurprijsverhooging erkennen en
verspeelt de huurder zijn recht, zich te ver
zetten tegen een eventueele vordering tot
uitzetting,
ZOO is dus getracht om door een soe
pele regeling, waarbij het zwaartepunt
gelegd is in de handen van den kanton
rechter, ieder het zijne te geven en een
rechtvaardige verdeeling te bewerken van
de lusten en lasten, welke aan het bezit
van een voor de gemeenschap zoo kost
baar object als een woning verbonden zijn.
Hoezeer men is afgeweken van het in den
grond heidensche eigendomsbegrip van het
oude Romeinsche recht dat zooals be
kend ook in ons recht zijn sporen heeft na
gelaten blijkt wel heel sterk uit art. 8,
waarin het probleem van de proceskosten
wordt geregeld. Daarin wordt o.a bepaald,
dat de verhuurder, die zijn proces gewon
nen heeft, toch veroordeeld kan worden
om de verhuiskosten van den huurder, dien
hij uit zijn huis heeft gekregen, te betalen.
Dat lijkt op het eerste gezicht heel erg.
maar by nader inzien is het volkomen aan
nemelijk De bedoeling is, van deze bepa
ling gebruik te maken, wanneer de verhuur
der zijn huurder tot ontruiming genood
zaakt heeft omdat hy een belangrijk eco
nomisch voordeel daarbij had, zóó belang
rijk, dat dit opwoog tegen het nadeel van
den huurder In dat geval is het ook re
delijk, dat de huurder, die zijn belang
moest opofferen voor dat van den verhuur
der, althans in zooverre schadeloos ge
steld wordt, dat hem geen geldelijk nadeel
treft om wille van het voordeel van den
ander.
De sociale hypotheek op het eigendoms
recht laat zich hier gelden!
Mr. H. G.
WAT ANDERE Hï.ADEN
SCHRIJVEN
FISCALE STIJL.
De T ij d schrijft:
Over enkele dagen vervalt de huidige
rijwielbelasting en daarmee zal het rij
wielplaatje van onze straten, waar het een
zoo oprichtige rol speelde, verdwijnen.
Als voornaamste reden voor de afschaf
fing wordt gemeenlijk op den voorgrond
gesteld het feit, dat deze belasting een
onsociaal karakter had, inzooverre zij gee
nerlei rekening hield met de draagkracht.
Ofschoon het bedrag, dat per fiets betaald
moest worden, betrekkelijk gering was, en
overigens ook kostelooze rijwielplaatjes
werden verstrekt aan bepaalde categorieën
van minvermogenden, deed dat bezwaar
van alle indirecte belastingen zich toch
ook hier, vooral in groote gezinnen, in
vele gevallen voelen.
Afgezien daarvan echter was de rywiel-
belasting in den nu afgesch aften vorm
een voorbeeld van een fiscalen stijl, die
niet de goede is. De fiscus toonde niet
meer gemakzucht dan vindingrijkheid;
feitelijk had hij het zichzelf gemakkei k
gemaakt en liet hij den belastingbetaler
met allerlei moeilijkheden zitten. Het ge
mak voor den fiscus bestond daarin, dat
hij zijn werkzaamheid beperkte tot het
verstrekken van rijwielplaatjes tegen een
bepaald bedrag, zonder verdere admi
nistratie of inschrijving. Op die wijze werd
met zeer geringe inningskosten een groot
bedrag (in 1940 ruim 9 millioen) naar de
schatkist geleid. Het ongemak voor den
belastingbetaler was echter, dat het kope
ren plaatje het eenig bewijs van zijn ver
vulden belastingplicht was. Dit plaatje
kreeg daardoor een eigen geldswaarde in
den sluikhandel en diefstallen waren aan
de orde van den dag. Bevestiging aan het
rijwiel bleef altijd een probleem; de con
trole, doorgaans op de drukste tijden uit
geoefend, wanneer de fietsers naar of van
hun werk stroomden, was lastig en onaan
genaam; feitelijk gaven vele fietsers er de
voorkeur aan, met hun rijwielplaatje als
een soort hondenpenning in hun knoops
gat hun stalen ros te berijden. Terwijl
t.a.v. de motorrijtuigenbelasting de fiscus
afkeerig bleef van zulk een uiterlijk tee-
ken, dat daar zoo op zijn plaats was, ver
plichtte hij aldus de wielrijders wel
niet direct, maar langs den omweg over
het ontvreemdingsgevaar hun fiscale
vrijgeleide openlijk te dragen. Het was
een staaltje van slechten fiscalen stijl, om
dat aldus boven en behalve de betaling
den betaler nog allerlei kleine onaange
naamheden werden opgediend in plaats
van bijv. een belastingmerk te zoeken,
dat tevens ter identificatie van het rijwiel
zou kunnen 'dienen en omdat aldus de
fiscus zijn nu eenmaal weinig sympathie
ke verschijning veel te opzichtig voor
ieders oogsten stelde".
HET STADHUIS.
(De oude gevel).
Het stadhuis, dat in de reisgidsen geho
noreerd werd met heeft bij de brand
van 12 Februari 1929 één, zoo niet twee
sterretjes ingeboet. Geen toeristen zullen
meer van heinde en verre naar de Bree-
straat worden gelokt, om hun twee-ster-
ren-plicht nauwgezet te vervullen en zich
te vergapen aan en achter hun hand te
gapen tegen de drie dartel-gefriseerde top
gevels.
Het nieuwe stadhuis is weliswaar ge
bouwd met „behoud van den ouden ge
vel", doch er kan bezwaarlijk iets behou
den worden wat reeds in een zenuwachtig
oogenblik omlaag-gesjord en tot puin ge
smeten is. De topgevels en de ballustrade
zijn spiksplinternieuw, evenals de Weste
lijke aanbouw, welke bij deze vernieuwing
genormaliseerd en tot een dooie symmetrie
herleid werd. Grootendeels authentiek-
oud zyn de staatsietrap (behalve de bo
venste leeuwen), de hoofddeur met haar
omlijsting, de zijpoorten en een belangrijk
gedeelte van de hoofdwacht (den Oostelij
ken aanbouw), zoodat men, door de vin
gers kijkend, kan verklaren, dat de gevel
na den brand „grondig" werd gerestau
reerd, en de drie neergetuimelde topgevels
zeer precies en scrupuleus-nauwkeurig
werden nagemaakt.
In deze oude zak met nieuwe lappen
werd een modernen inhoud van onbele-
gen wijn gegoten een combinatie, die
volgens het Nieuw-Testament moeilijk tot
vreedzame overeenstemming is te bren
gen, en waartoe noodgedwongen wel moest
worden overgegaan, omdat het kostelijke
en kostbare interieur (op een enkele
schouw na, die in de Lakenhal een eere
plaats kreeg) in de brandstapel tot asch
verging.
De opdracht, die aan architect C. J.
Blaauw werd verleend, was juist het om
gekeerde van de taak, welke in 1598 werd
gegeven (naar men meent aan Lie
ven de Key). Blaauw stond voor het
probleem een nieuw stadhuis op te trek
ken achter een oude gevel, terwijl zijn
Gouden-Eeuwsche voorganger een nieuwe
gevel plakte tegen een oud stadhuis.
Over dat oude, middeleeuwsche stadhuis
kunnen wij slechts treuren en zwijgen:
het bestaat niet meer. Laten wij ons, als
optimistische vaderlanders, erin verheu
gen, dat althans de huid, de cocon, ge
spaard bleef.
De staatsie-trap is zwaar en prachtig
geornamenteerd met in klauwen toeloo-
pende gestyleerde spierbundels. De voor
bijgangers worden beneden en op het bor
des aangeblaft en toegebruld door krijgs
haftige leeuwen, die het stadswapen om
klemmen. Halverwege hebben zich naakte
kinderen een rustplaats uitgekozen, van
wie de een met de elleboog steunend op
een zandlooper wakker, en de ander in
slaap gevallen is op het ongemakkelijke
kussen van een doodshoofd (symbolen van
tijd en eeuwigheid).
Onder de architraaf van de hoofddeur,
op een weelderig-omlijste cartouche het
opschrift:
U Hand mij had geraeckt, Heer,
Mijn mond U gunst nu smaeckt weer.
In nissen de uitgezakte, nogal plompe
vrouwenfiguren van de Gerechtigheid,
een gouden weegschaal achterbaks hou
dend, en de Vrede met een vergulde palm
tak over haar buik. Boven deze weerhuis-
jes schilden met een souvenir van vroege
re stadhuis-rampen:
Anno M.D. LXXIIII Anno M.D. XCVmi
geraeckt. gemaeckt
In 1574 werd bij het beleg het stadhuis
zwaar getroffen, en in de volgende jaren
hersteld.
De topgevels getrouwe nabootsingen
van de origineele zijn overdadig ver
sierd. Wanneer een aanmerking op het be
roemde Stadhuis van weleer en thans ge
doogd wordt: bij de lust tot versieren is
geen maat gehouden, en de klassieke rust
verstoord. Met name de midden-partij is
luidruchtig en bombastisch opgedirkt,
waarbij geen plekje vlak werd gelaten,
Door de centrale top-gevel snijdt een
band van orgelpijpen merkwaardig or
nament de zy-toppen bezwaren het
hoofd van caryatiden met wreedaardig af
gehakte armen. In de midden-top twee
cartouches (vernieuwd) met de bede:
Bewaert Heer
Hollandt
En salicht
Leyden
Momentje
HET HUWELIJK.
Het huwelijk moet een zeer levens
krachtige instelling zijn, als u het mij
vraagt Terwijl het heele geval van
onze maatschappij wat op wankele
voeten is komen te staan, waardoor
men zich heden ten dage voelt als in
een cake-walk op de Alkmaarsche
kermis, terwijl de slagers met z'n vier
en twintigen met één koe moeten
doen (moet je de horens krijgen!)
terwijl alleen de distributiebureaux
en de ontvlekkers van oude costuums
nog maar floreerende bedrijven zijn,
gaat het huwelijk door. Leest u maar
al die lijsten van den burgerlijken
stand. In het kleinste dorp, waar niets
anders meer is dan één koe en zes
grassprieten, is nog altijd een bloeien
de burgerlijke stand en een distributie-
bureau. Al die jonge menschen trek
ken zich niets aan van veroveringen,
bombardementen en revoluties. Zy
wandelen naar het bureau van den
Burgerlijken Stand en vandaar naar
het distributiebureau om hun bomen
in ontvangst te nemen ende lief
de bloeit op alle wegen. Zij gaan sa
men in een huisje zitten, dat op tex
tielpunten gemeubileerd is en laat de
boeren dan maar dorschen en de ka
nonnen blaffen.
Je kunt in dezen tijd natuurlijk nog
maar moeilijk spreken van witte
broodsweken.
Maar dat is dan ook alles
.J
Langs het geheele, langgerekte front
loopt een borstwering, bepind met bolke
gels en obelisken, welke laatste ook over
de drie topgevels op- en af-huppelen. Deze
snuisterijen zijn met vergulde spitsjes en
vergulde halve manen bepluimd, die in het
zonnelicht glimlachen als gouden vlam
metjes. Een illuminatie „al giorno".
De zijpoorten zyn minder pronkerig op
getuigd als de middenpartij en diensvol
gens veel plechtstatiger. Boven beide zijn
langademige gedichten te lezen. Het link-
sche, een tijdvers, is van Jan van Hout,
meer begaafd als stadssecretaris dan als
dichter:
Thrijc van Spaengien, hem verbliden,
In tbeleggen, als si sagen,
Met gedult, mi dragen 't liden
Zo veel letters, zo veel dagen.
NAE ZWARTE HVNGER-NOOT
GEBRACHT HAD TOT DE DOOT,
BINAEST ZES-DVIZENT MENSCHEN:
ALST GOD DEN HEER VERDROOT,
GAF HI VNS WEDER BROOT.
ZO VEEL VVI CVNSTEN WENSCHEN.
Zuuct en vint 't jaer, van liden zwaer,
Dat niet en was te herden:
De Here, maar, vrid' uns daer naer
Der tiender maent, den derden
Het is dus een zoekplaatje, waarvan wij
de oplossing maar niet zullen onthouden:
het aantal letters van het kapitaal-gedruk
te vers geeft de tijdsduur van het beleg
aan: 131 dagen. De vet-kapitale letters
vormen te zamen het jaartal 1574.
Naast deze poort: de roepstoel, waarop
voor de goede burgerij van Leiden kond
werd gedaan van de besluiten der vroed
schap.
Boven de rechtsche poort het vrome ge
dicht:
Indien Gods goetheyt u brengt voort
Gheluc en spoet, niet trots 't gemoet
Maer neer wil dragen.
En zend hy (siet) weeromme aen t boort
Angstich verdriet, weest daerom niet,
Te zeer verslaghen:
U heyl, zulc hil, en toebehoort
Danct God, swycht stil, zoo was zijn wil
Begeer behaghen.
De gevel van zijpoort tot zijpoort is ont
staan in 1598. De Oostelijke aanbouw, de
hoofdwacht, stamt uit 1604. Daarin een
rustige, klassistische poort. Tegen de muur,
waarin ringen zijn vastgemaakt (voor
paarden?) een hardsteenen 18e eeuwsche
pomp met een kostelijke koperen sater-
tronie.
De Westelijke aanbouw, die uit verschil
lende deelen bestond, is na den brand tot
den grond toe afgebroken en tot een pen
dant van de hoofdwacht gemaakt. De
beeldhouwers, die zoo pietje-precies de
origineele gevel moesten copieeren, had
den hier een ruimere armslag. De onbe
nullige vrouwen met slabbetjes om, die
onder de geheele borstwering, afgewisseld
door leeu ven-koppen, als draagsteenen
dienst doen, hebben hier gezelschap ge
kregen van mannenhoofden. In de stuk
ken boven de ramen van den beganen
grond zijn in kriebelige figuurtjes land
schappen gebeeldhouwd: (een molen en
een zeilboot) en ook het beleg van de stad,
de brand van het stadhuis (men ziet de
gevel omtrekken en neerploffen!) de op
bouw, de uitdeeling van haring en witte
brood en een studentenfeest De be
kwame, zorgvuldige sculpteurs van de
„oude" gevel hebben dat pretje, eenr even
uit den band te kunnen springen, wel ver
diend.
Het poortje aan de Vischmarkt uit 1670
heeft als verbindingsschakel tusschen het
stadhuis en de concierge-woning, op de
Breestraat een nieuwe functie gekregen.
VENATOR VAGANS.