CORRESPONDENTIE
Piet Stolwijk, H'woude. Om
jou nu eens een pleizier te doen, laat ik bij
wijze van uitzondering hier de raadsels vol
gen. De opl. niet insturen. Deze zal Piet
de volgende week zelf geven.
Raadsel I: Hoe ver kan een haas een bosch
ïnloopen?
Raadsel II: Ik ben een drank, keer mij
om en ik ben een schrik der dieren.
Raadsel III: Waarmee begint de rook en
eindigt het vuur?
Raadsel IV: Stokvisch gepeperd, gezou
ten en gekookt; hoe spelt men dat met drie
letters?
Ziezoo, ben je nu tevreden Piet? Dag
jongen! Groet je ouders!
Henk Semp, R'wetering. Aan
je vriendelijk verzoek is voldaan. De ver
jaardagen van de kleinen zijn ingeboekt,
zooals je verledenweok reeds gezien hebt.
Dag Henk. Groet je ouders, broertjes en
zusjes van me!
Greetje Nijssen, Voorhout.
Moeder had groot gelijk. Goede Vrijdag
leent er zich niet voor om feest te vieren.
Daarvoor is die dag te ernstig. Weet je
wel, waarom? Heb je veel plezier gehad
op 2den Paaschdag bij het plechtig aanne
men van Wim? Dag Greetje! Veel groeten
aan vader en moeder en Wim. De hand
voor jou!
Ag nes v. d. Meer, Woubrugge.
Zooals je den 19en gezien hebt, heb ik aan
je „klein verzoekje" voldaan. De vlag wap
perde op dien dag zeker op B 194 is wel?
In den geest was ik ook bij je en vierde
mee het groote feest van de kleine Agnes.
Dag jongens! Groeten thuis!
Doornroosje, Voorschoten.
Ik dank je wel voor je alleraardigste brief
je, waarin je ons zegt: hoe mooi ons krant
je is en hoe je met broertje altijd vecht, als
het blad komt. Dat vechten zal wel meer
voor de grap zijn, dan uit ernst, zou het
niet? Zoo en gaat broertje ook al op school
en leert hij ook al goed. Dat vind ik flink!
En zou je nu eens graag weten, hoeveel
menschen in Voorschoten wonen. Nu dan,
lees eens in ..U vraagt, wij antwoorden",
dan hoor je het antwoord wel. Dag Roosje
ik laat het opzet „doorn" er af, dat past
niet bij zoo'n leuk nichtje als jij bent. Groet
je moedertje van me en je broertje. De
hand apart voor jou!
GraddaVisser, Alphen. Je hebt
wel slag een gezellig briefje te schrijven.
Of ik die kaart ontving; daarvoor mijn dank
Stiena heeft ook goed haar best gedaan.
Ik ben zeer goed over jullie beiden tevre
den. En als weer prijsraadsels gegeven wor
den, hoop ik beiden weer te zien. Dag
Gradda! Dag Stiena! Groeten aan vader en
moeder!
I n a v. d. Ploeg, Noordw.hont:
Ik 'ben voor jullie blij te hooren, dat er niet
gebombardeerd wordt. Zoo is het ons ge
lukkig ook. Maarten is nu zeker al een
heele kerel. Als ik eens die kant uitkom,
kom ik heusch eens naar de schommels
kijken. En vader zal het nu wel prettiger
vinden, nu de zomer in aantocht is. Dag
Ina! Wil je vader en moeder voor mij
groeten en broertje niet vergeten! Ik hoor
nog wel een wat!
Miep Peeter s, Oegstgeest:
Zoo Miep, al in de 6e klasse en dan naar
de Mulo of naar de vakschool, zeg je? Wat
heb je gekozen? Den volgende keer zie ik
je zeker weer, is wel! Of geef je den moed
op, nu je geen prijsje gewonnen hebt? Ik
hoop nog vaker wat van je te hooren. Dag
Miep!
Alie Disseldorp, Oud-Ade:
Hoe maakt het zusje nu. De griep is toch
zeker geweken! De verjaardagen van je
zusje heb ik toch genoteerd, is wel, zoo
niet, geef z§ dan nog eens op! De oplossin
gen der raadsels waren best. Dag jongens!
Tot later! Schrijf mij nog maar eens een
mooi briefje, met een stukje van de zus
jes erbij.
Hierbij zullen we ophouden.
De volgende week gaan we dooi
Wie een brief schrijft, krijgt een ant
woord terug.
Oom WIM.
U vraagt 7
1. Hoeveel inwoners heeft Leiden en
Oegstgeest?
2. Hoeveel menschen wonen in Voorscho
ten?
3. Wat is een Pyrrhus-overwinning?
4. Wat is een puzzel eigenlijk voor een
woord?
5. las het woord „eureka". Wat is dat?
En waar valt de klemtoon, vraagt zus.
6. Zus vraagt ook, was geisha is?
7. Hoe lang is de afsluitdijk tusschen
Noordhollend en Friesland?
Wij antwoorden
1. Leiden had op 1 Jan. van dit jaar 79119
inwoners w. o. 22851 katholieken. Oegst
geest 92t)6, vorig jaar 9053.
2. Voorschoten 7770 inwoners.
Wie zijn jarig?
Van 27 April tot en met 3 Mei.
Op 27 April:
Ria Vlasveld, Schenkelw. C 84, Z'woude.
Citty Geene, Vondel weg 20.
Piet v. d. Klauw, B 266 Hoogmade.
Sjaan v. d. Meer, B 177a, Woubrugge.
Piet van Hout, Smidsstraat 50.
Truusje Hoogeveen, Langegr. 111.
Kees v. d. Berg, Woonschip, Voorhout.
Aat Zandbergen, Heerenw. 201, N'wijk B.
Op 28 April:
Jan Kroft, Heerenw. 230, N'hout.
Annie Kaptein, Julianaw. 51 N'wijk Zee.
Jansje Mink, Huygensstraat.
Nelly Lager berg, Alexanüerstraat.
Harry Granneman, Meerl. 45 Stompwijk.
Cornelis v. Wellen, Koudekerk 47, Hooge-
waard.
Henk Duindam, Heerenstraat 17.
Cor Pieck, Stationsw. 23.
Apolonea Veldhoven, Rijndijkstr. 78.
Jootje Mourits, 's Grav.weg 27, Voorhout.
Willy v. d. Voort, v. Heemstrastr. 21, Sas-
senheim.
Op 29 April:
Johnny de Keuning, Utr. Jaagpad 29.
Jan Devilée, Leliestraat 116a.
Jo v. d. Bosch, Meerl. 5 Stompwijk.
Nellie l'Amie, Marnixstraat 39.
Jopie Karreman, Bijd^tr. 50, V'schoten.
Bep de Jong, Reeuwijk, Kerkw. D 5.
Annie Frissen, Melcior TreubL 1.
Beppie Nieuwenhuizen, Waardstr. 29.
Nellie Vrijburg E 73 Oud-Ade.
Cor Mens, Voorstraat 46, Voorschoten.
Walter Goddijn, W. Singel 102.
Eep Overdëvest, Z. B. C 76, Z'woude.
Corrie Zwetsloot B 238 Hoogmade.
Op 30 April:
Rien Gordijn, Staal wijkstraat 5.
Meesje en Riekie de Haas, Schev. straat,
Noordwijk.
Jan Straathof, Rietveld 15, Alphen.
Martha van Rijn, Drechtd. 29, Kwakel.
Ellie van Thiel, H. Rijnd. 165 Z'woude.
Jantje Hoogervorst, Munnikenstr. 52.
Truusje Zandbergen, HaarL str.weg no. 12,
Oegstgeest.
Ata Kuyken, O. Rijnz. wsg 4, Oegstgeest.
Op 1 Mei:
Jacques Vork, Pr. Wilh.straat 30.
Siem v. Ruiten, Haven 288 R'veen.
Leo Borst, Hoofdstr. 1, Voorhout.
Sjaan v. d. Lans, Julianastraat 172 Lisse.
Beppie Roozen, Oosth. 47 Sassenheim.
Cor v. d. Beer, B 96 R'veen.
Annie Verhoogt, Sophiastraat 47.
Rica Paardenkooper, N.B. E 147 Z'woude.
Annie v. Amsterdam, Stationsw. B 45 te
Roelofarendsveen.
Jaantje Hoogeveen, Langegr. 111.
Petrus Bik, Seringenstraat 4.
Nellie Sloos, L. St. Agnesstraat 7.
Mientje v. Schie, Kerkhofpad 5.
Op 2 Mei:
Jan Wijsman, Achterw. 6, Katwijk.
Frans Bekkers, Pelikaanstraat 17.
Annie Westgeest, Valkenb. la, V'schoten.
Leo van Bennekom, Rijnd. 364 H'woude.
A.driaan Barnhoorn, Leidschew. 230 Was
senaar.
Jan Disseldorp, Hogmade B 294.
Mientje Steenbergen, R. en Schiekade 138.
Op 3 Mei:
Dirk Onderwater, Z.B. C 35, Z'woude.
Cornelia Lips, Da Costastraat 41.
Theo Hoogeveen, W. E. E38, H'woude.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam van schoolgaande
kinderen in deze lijst wil opgenomen zien,
schrijve me minstens 14 dagen vóór de ver
jaardag. Zoo ook, wie de school verlaat en
■van de lijst wenscht afgevoerd te worden.
(Met opgave van den verjaardag!) En
evenzoo, wie verandert van plaats, straat
of huisnummer, of wie in de lijst een fout
ontdekt.
Oom Wim.
Ik wil er nog eenige noemen waarvan ik
de opgave vermeld vond:
Zoetermeer 5552, Lisse 9938, Alkemade
6370, Voorhout 3727, Bodegraven 6686, Kat
wijk 19242, Ter Aar 4150, Leidschendam
9507, Nieuwveen 1970.
3. Dat is een schijnoverwinning, die den
overwinnaar meer verzwakt dan den over
wonnene.
4. Je schrijft het fout; moet zijn puzzle.
Dit woord is Engelsch bet. behendigheids
spel; raadsel, ook moeilijkheid.
5. Dit bet. ik heb het gevonden. De na
druk komt op de 2e lettergreep. Het woord
is Grieksch.
6. Dit is de naam in Japan voor een be
roepsdanseres of -zangeres.
7. Ruim 30 km. of 5 6 uur gaans. Deze
dijk is een kunstwerk. Hiervoor is noodig
geweest 25 millioen M3. grond, puin en
bekleedingssteen.
Eenige versjes
van den
wedstrijd
No. 1. MIJN HONDJE
door Toos Blom.
Ik heb een lief wit hondje,
Met een aardig zwart mondje,
Maar soms is ons hondje,
Zoo zwart als zijn mondje.
Uren kan hij voor de deur gaan staan,
Om uit te mogen gaan.
En een koekje vindt hij o zoo fijn!
Zoo fijn, als ik een stuk marsepijn.
No. 2. DE RAADSELWEDSTRIJD.
door Marie van Amsterdam.
Toch eindelijk is hij gekomen,
De bewuste raadselstrijd.
'k Lag er zelfs van te droomen,
Maar dat hij nog zou komen,
Dacht ik in geen eeuwigheid.
Wegens de tijdsomstandigheid.
Anders kwam hij eind November,
Maar nu na Nieuwjaar pas aaii,
'k Zal er maar niet meer over praten,
Want hij is nu déar,
En zullen we beginne maar!
No. 3. VOOR HET EERST NAAR
SCHOOL,
door Toosje Stuifzand.
Jantje ging voor 't eerst naar school
Zijn moeder bracht hem weg;
Hij dacht nu niet aan pret en jool;
üij dacht aan leeren, zeg!
Toen zij bij het schooltje kwamen aan,
Was Jantje toch wel bang,
Zijn moeder moest hem sussen gaan,
Zoo huilde Janneman!
Maar eind'lijk ging hij toch alleen^.
En wipte 't klasje in,
Daar zaten kleinen, net als hij.
Dat was wel naar Jan's zin.
Ze begonnen ijv'rig nu te leren;
En meester vertelde wat,
Van apen en van bruine beren,
Wat.fijn vond Jantje dat!
Nu nog wat zingen en te lezen,
Dan ging de school weer uit;
„Ik zou niet, thuis weer willen wezen,"
Zei Jan bij moe ronduit!!
No. 4. MIJN HONDJE,
door Japie Keizer (7 jaar).
Ik heb een heel klein hondje,
Teddie is z'n naam;
Het is een leuk bruin diertje,
We spelen dikwijls saam.
Hij heeft heel scherpe tandjes
En bijt overal in,
Maar met moeders pantoffels
Heeft hij echt het naar zijn zin.
Laatst speelde hij met een kleedje,
En had de meeste pret,
Hij heeft het stuk gebeten,'
Toen heb ik hem in 't hok gezet
Als ik van school naar huis kom,
Dan roep ik Teddie aan de trap,
En dan hoor ik hem blaffen
En komt hij, is dat niet knap?
No. 5 HET BOERTJE,
door Ans Keizer.
Ik zak een aardig boertje gist'ren in
de stad,
't Was 'n kleine vent, en dacht ik: wat
een schat;
De handen had hij in de zakken van
z'n lange broek,
En loopen deed hij, moedig en zeer kloek!
Hij had ook 'n paar houten klompen aan,
Nee zeg, je had hem moeten gade slaan!
En aan z'n jas een schitterende knoop
of vier,
Parmandig stapte, als *n haan zoo fier.
Z'n klompjes klotsten bij iederen stap,
En liep die houten blokjes toch heel rap,
'k Geloof niet, dat ik 't zoo kunnen zou,
Als die leuke, kleine baas, wat jou?
Je ziet niet vaak zoo'n boertje in de stad
Hij moest zeker wat halen, van dit of dat!
Als je hem soms ziet op zekeren weer,
Kijk dan een uit! Tot ziens maar weer.
(Wordt vervolgd)
EEN BRIEF ALS VOORBEELD
door Jeane.
Nu gaan we eens gezellig met elkaar
praten over ,,'n dagje naar zee". We stel
len ons voor dat we in 'n gezellige woon
kamer „keuveltje" zitten te maken
met elkaar, onderwijl genietend van een
lekker kopje kbffie (of houdt u daar niet
van? dan moet u hef me zeggen, want dan
nemen we thee) en dat ik aan 't woord
ben. Nou dan, daar gaat ie!
't Was op de afgesproken Zondagmiddag.
We waren met z'n zevenen. Nog opnoemen
wie? Ik zie aan uw gezicht van wel. Nou
vooruit dan maar, omdat u het bent. Eerst
hadden wt vader Bax (de vader van mijn
vriendin), die z'n dochtertje Trees achter
op had. (We gingen per fiets ziet u!).
Naast hem reed ook 'n dochter van hem
(Catrien) en achter hem ook Bep. Naast
dat meisje reed zusje van mij. Wie de
laatste twee waren, zal u zelf wel geraden
hebben: mijn vriendin Emmy en ik. Die
morgen zag de lucht er niet al te rooskleu
rig uit. Doch tegen de middag klaarde 't
op tot groote blijdschap van de jongeren.
En de oudste? (Ik zie in mijn verbeelding
uw gezicht al). Maar dat daar gelaten!
Waar had ik 't ook al weer over.O ja!
over 't mooie weer hé, is 't niet? Nou dan,
's middags om half twee waren we pre
sent en daar ging het troepje van zeven.
We zouden naar Noordwijkerhout gaan,
dus dat was heel eindje fietsen (onge
veer 'n uur). Alles ging naar wensch.
'tWas tamelijk druk en dus was 't oppas
sen. Praten deden we niet veel en waar
niet gepraat wordt, wordt niet gelachen.
Maar halverwege moest er toch 'n lachje
overschieten. Aan den kant van den weg
n.l. was 'n vrouw op 'n stilstaande motor
fiets gezeten, 'n motorrijder aan 't na
doen. Voorovergebogen, de handen vast
om 't stuur, zat ze met haar beenen te
werken, dat 't *n lust was om te zien.
Toen wij voorbij gingen zei de vader van
Emmy: „Alles gaat goed, behalve zit u
nog 'n klein beetje tè voorover!" Dat wij
lachen moesten, dat begrijpt u. En toen
eenmaal de bal aan 't rollen was, rolde
hij verder. Lachende stalden wij de fietsen
en lachende kwamen we op 't strand aan.
En genoten hoor! Boterhammen hadden
we by ons, dus haast behoefden we niet
te maken. Moe en hongerig en slaperig
kwamen we 's avonds thuis. Ondanks dat
alles hadden we toch 't prettige bewustzijn
'n plezierige dag gehad te hebben.
En nu, Oom Wim, is 't tijd om te ver
trekken. U wordt wel bedangt voor 't lek
kere kopje koffie (of thee, wat zal het
zijn?) en ook voor den aangenamen mid
dag.
En ik dank je hartelijk voor dit gezellig
babbeltje; je hebt er slag van.
Oom Wim.
Sprookje
door Marlnus Alkemade.
In een heel erg donker en woest bosch
stond een klein vervallen huisje, waarin
een houthakker woonde met zijn klein
dochtertje.
Het heette Leni. De houthakker hield
veel van zijn dochtertje, en dat was heele-
maal geen wonder, want ze was altijd
buitengewoon lief en aardig, en als ze een
keer stout was, dan was ze dat op zoo'n
grappige manier, dat haar vader nooit erg
lang boos op haar blijven.
Om in het dorp te komen, moest de hout
hakker twee uur goed door wandelen, zoo
dal Leni nooit met andere kinderen kon
spelen. Maar dat vond ze heelemaal niet
erg. want ze had heel wat speelkameraad
jes en dat waren de vogeltjes, die in het
bosch woonden, en dat waren er, 'n heele
boel. Toen het winter werd, vergat Leni
haar kleine vriendjes niet. Minstens drie
maal op den dag verzamelde ze alle krui
meltjes, die ze maar vinden kon en zocht
allerlei eetbare zaadjes op, zoodat in het
heele bosch geen enkele vogeltje honger
behoefde te lijden.
De houthakker had een wagen en twee
paarden die Leni best alleen sturen kon,
maar hij kon die niet missen. Maar Leni
vond het fijn, om een eind te loopen.
Toen ze een kwartiertje geloopen had,
begon het hard te sneeuwen. Het duurde
niet lang of alles was met een dikke laag
sneeuw bedekt. Eindelijk had Leni het
dorp bereikt. Ze deed haar inkoopen en
ging terug. Steeds harder begon het te
sneeuwen, ze kon bijna niet loopen, ten
slotte was de arme Leni heelemaal onder
de sneeuw bedolven. Een paar kraaien
hadden alles gezien en gingen het tegen
de kabouters zeggen. De kabouters namen
hun schopen mee, en gingen Leni uit de
sneeuw bevrijden. Toen Leni bevrijd was,
gingen de kabouters Leni's vader halen, en
spande de paarden voor de slede. Lenie
hoorde van verre de belletjes al rinkelen,
en eenige minuten later was haar vader
öni koït u-eAPuud
Naverteld door Grada Visser.
Mijnheer Pastoor is ontzettend moe naar
bed gegaan. Vanmiddag heeft hij alle zie
ken van 't dorp bezocht en vanavond heeft
hij tot half elf biecht gehoord. Nu wil hij
enkele uren rust nemen, want vannacht
moet hij de plechtige Nachtmis zingen. Hij
is oud en na zoo'n dag voelt hij, dat O. L.
Heer hem wel gauw zal komen halen.
Slechts enkele minuten ligt hij in bed of er
wordt gescheld aan de nachtbel. Pijnlijk
staat de oude Pastoor op, gaat voetje voor
voetje de trap af en opent de deur.
„Wie is daar?" vraagt hij zachtjes.
„Ach, mijnheer Pastoor", klaagt een jon
gensstem, „Vader heeft weer 'n bloedspu
wing gehad en de dokter zei, dat wij U
direct moesten roepen." „Zoo Toon, is het
zoo erg met vader? Ga maar vast vooruit,
over 'n half uur ben ik bij jullie thuis". De
jongen geeft den Pastoor een hand, springt
op de fiets en rijdt den zwarten donkeren
nacht in.
Dat zal een moeilijke tocht worden,
dacht Pastoor bij zichzelf. Zou ik niet beter
thuis kunnen blijven? Vannacht om 4 uur
moet ik weer terug zijn en de zieke haalt
misschien den dag nog wel. 't Is afschu
welijk weer en ik ben half ziek!.. Neen,
als de zieke vannacht sterft, is het te laat.
Ik moet 'r heen. O, Kindje Jezus, in dezen
nacht geboren, geef mij sterkte! Dit offer
draag ik als èen wierookoffer aan U op".
De Pastoor gaat naar de kerk en haalt de
H. Hostie.
Buiten waaiden de sneeuwvlagen in zijn
gezicht. O, hoe moet hij 'r komen? De wind
is zoo sterk en hij zoo zwak. Doch de oude
priester wil het niet opgeven. De zieke
wacht op hem met sterven. Vooruit! voor
uit! Vlugger en vlugger gaat de priester
voort over de modderige, plassige wegen,
door zijwegen en kronkelpaadjes, die als
slangen door de brsschen kruipen. Maar
wat is dat? Voor hem bruist 'n beek. De
duisternis heeft hem misleid.
Hij moest over het houten bruggetje
gaan, dat over den stroom ligt, maar hij is
er voorbij geloopen. Voorzichtig steekt hij
u lucifer aan, maar de wind heeft geen
medelijden met hem en blaast het onbarm
hartig uit. Besluiteloos kijkt hij in het
woest-rollende water. Eensklaps neemt de
edele priester het bedieningsbeursje tus
schen zijn toog uit, laat zich zachtjes in het
ijskoude water glijden en houdt, als ter
aanbiding, hoog boven zijn hoofd den
Schepper van het heelal. De stormen beu
ken het woud en ruischend buigen de hoo
rnen hun kruinen als om hun Schepper te
aanbidden.
„O, Kerstkindje", zoo bidt de priester,
,,sta mij bij, het gaat om een ziel" en met
de grootste inspanning baadt hij door het
woelige water. Gelukkig bereikt hij den
overkant en met veel moeite slechts strom
pelt hij voort met zijn zware natte kleeren.
Alleen de gedachte aan den stervende
geeft hem de kracht om vol te houden? Dan
struikelt hij weer over een boomstronk
of moet hij 'n omweg maken voor 'n omge-
waaiden boom. Goddank, eindelijk bemerkt
hij een lichtje, dat tusschen de boomen
flikkert. Daar moet het zijn! Hij is nog
goed op tijd en reikt eenige oogenblikken
later den zieke het Brood der Sterken voor
zijn reis naar de eeuwigheid.
De Plechtige Nachtmis was dien Kerst
nacht wel eenige uren later dan andere ja
ren in het dorpskerkje. De stem van den
Pastoor klonk niet zoo mooi als anders,
Vonden de menschen en de H. Mis duurde
ook veel langer. Maar in den Hemel werd
deze H. Mis met buitengewone aandacht
gevolgd, want het zou de laatste zijn van
de oude Pastoor. Eenige uren na de H. Mis,
toen de oude priester een beetje was gaan
rusten, sluimerde hij in voor eeuwig en zijn
ochoone ziel vluchtte naar zijn Heer en
God.
al bij haar. Leni vertelde haar vader hoe
de vogeltjes de kabouters waren gaan
halen, om Leni onder de sneeuw van daan
te halen. Toen ging Leni met haar vader
mee naar huis, na dat ze de vogeltjes be
dankt had.
De kabouters waren al verdwenen. De
anderen dag bracht Leni als gewoon de
vogeltjes weer kruimeltjes. En Leni leef
de nog een heelen tijd met haar vader ge
lukkig in het bosch, en met de vogeltjes
en de konijntjes en bleef ook de kabouters
dankbaar voor hun hulp.
EEN GEZELLIG BABBELTJE
Een zware tocht