Matóaeafla'ó frezaek aan ffietCifn
JZee&epstaaL
Een reis van drie
weken
De leen- en
pachtwet
De strijd rond
Afrika
ZATERDAG 29 MAART 1941
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
HET GETUIGENIS DER
EERSTE CRISTENEN
Een tafeltje welbereid. Nix
steekt van wal en voelt nattigheid!
De onhebbelijke zegepraal van
Stupido. Het duurde lang, maar
was interessant.
Twee kloppen op de deur van de huis
kamer, een bescheiden tik van den heer
Nix, een harde knokel van den opgeruim-
den Stupido.
Zij vonden den Pastoor, zooals zy hem
plachten te vinden: in een aartsvaderlij
ken, eenigszins versleten leunstoel, aange
schoven bij de tafel.
De tafel en dat was wel iets onge
woons bleek dezen keer bestapeld met
boeken. De huiskamer-tafel behoort tot het
domein van Pastoors „ouwe getrouwe", die
Mina heet, en die de lezers niet kennen en
ook wel nooit zullen leeren kennen. En
Mina duldt geen rommel. In tegenstelling
met het bureau van Pastoor, dat schuil
gaat onder wankelende boeken-torens
waar Mina met haar ordenende vinger^ af
moet blijven is de huiskamer-tafel
steeds een glad-gestreken toonbeeld van
Hollandsche netheid.
„Ik ben, zooals u ziet" zei Pastoor
naar de boeken-tentoonstelling wijzend
„op alles voorbereid. Wie vragen heeft
dat hij ze stelle!"
„Het wordt een formeel college"
juichte Stupido.
„En ik laat het aan de heeren studenten
over" zei de pastorale professor „het
onderwerp van ons geleerd gesprek
te bepalen".
„Vooruit met je geitje, Nix" moedig
de Stupido aan, die zelf zoo gauw niets
wist te verzinnen.
Nix kuchte en begon: „Vorig maal is, met
den opengeslagen Bijbel bewezen, dat
Christus beloofd heeft Zijn vleesch en
bloed onder de gedaanten van brood en
wijn te eten en te drinken te geven, en die
belofte bij het Laatste Avondmaal metter
daad ook heeft ingelost. Ik moet bekennen,
dat Christus zoo onomwonden en zoo dui
delijk heeft gesproken, dat twijfel aangaan
de Zijn bedoelingen voor ieder mensch, die
onbevooroordeeld den Bijbel leest, niet mo
gelijk is".
Stupido knipoogde veelbeteekenend in
den trant van: nu komt 't.
„Benige vrienden van me, die ik-daar
over raadpleegde" vervolgde de ernstige
en plechtstatige Nix „konden dwingen
de kracht aan deze Bijbel-teksten niet ont
zeggen. Maar, zoo beweerden zij, als Chris
tus werkelijk daarmede de leer van de ver
andering van brood en wijn in Zijn
lichaam en bloed verkondigd had, dan zou
den de eerste Christenen die leer ook in
practijk hebben gebracht".
„Dat is inderdaad het geval" haastte
Pastoor zich in 't midden te brengen.
„Maar mijn vrienden, die toch goed be
slagen ten ijs komen
„Als 't maar geen ijs van één nacht is"
zei Stupido.
„Maar mijn vrienden" vervolgde de
heer Nix met eenige stemverheffing
„zijn van meening, Jat eerst later in de
Roomsche Kerk deze uitleg is opgekomen.
Zü spoorden my aan op dit punt nadere
opheldering te vragen, my de verzekering
gevend, dat....
.ik met een mond vol tanden zou
staan" lachte Pastoor hartelijk. „Die
opheldering kan iedereen krijgen. Gaar
ne zelfs. Eén voorbehoud moet ik ma
ken: de desbetreffende teksten zijn zoo tal
rijk, dat er geen denken aan is, ze alle in
de notulen van deze zitting op te nemen".
„En de lezers dan?"vroeg Stupido be
zorgd.
„Zullen nog waar genoeg krijgen voor
hun verhoogde abonnements-geld" be
vredigde de herder, „Het doet me in ieder
geval genoegen, dat ook de heer Nix ver
klaarde, dat Christus-zelf en Hij is toch
de voornaamste getuige zich, om' nu
in de taal van uw vrienden te spreken,
zeer R o o m s c h uitdrukte!"
„Het is zoo" bekende Nix „en ik
ben er eigenlek een beetje hopeloos on
der".
„Dat kan ik me wel indenken" troost
te Pastoor.
„Waarheid is waarheid" meende Stu
pido, die niet met zulke menschkundige
talenten is begiftigd.
„Na Christus' eigen woorden" betoog
de Pastoor „is de Brief Van den Apostel
Paulus aan de Korinthiërs van bizonder
belang. Paulus, na de instelling van het
H. Sacrament na het Laatste Avondmaal
te hebben verhaald, vermaant de lezers
aldus:
Welnu, zoo dikwijls ge dat brood eet
en den kelk drinkt, verkondigt ge den
dood des Heeren, totdat Hij komt. Wie
dus op onwaardige wijze het brood eet
of den kelk des Heeren drinkt, bezon
digt zich aan het Lichaam en Bloed
des Heeren. Laat dus eenieder zichzelf
onderzoeken, en dan eerst eten van het
brood en drinken van den kelk. Want
wie eet en drinkt, eet en drinkt zich
een oordeel, zoo het Lichaam niet naar
waarde beoordeelt".
„Deze tekst was mij bekend" zei de
heer Nix „en doet eigenlijk de deur toe.
Maar hoe was nu de opvatting van de eer
ste Christenen?"
„Paulus was toch zeker wel een van de
eerste Christenen?" deed Pastoor ko
misch-verbaasd. „Maar ik begrijp wat
u bedoelt. Van een zoo belangrijk leerstuk
moet toch de weerslag te vinden zijn in
andere geschriften. Nu zijn die geschriften
niet zeer talrijk
„Aha!" luchtte de heer Nix zijn stij
gende hoop.
en bovendien bestond er een ze
kere geheimhouding om dit heilig geheim,
zooals men het toen, meer pakkend dan
verdraagzaam uitdrukte: voor de honden
te werpen. Die weerzin ondervinden nu
nog vele Katholieken".
„Dat is zoo" bracht Stupido te jjer-
de „want toen ik op de H.B.S. was aan
de Burggravenlaan („er was nog geen Ka
tholieke", voegde hij er verontschuldigend
aan toe) verzocht de leeraar in het Neder-
landsch me een verklaring te geven van
het woord Heilige Communie. Ik was
beslist niet op m'n mondje gevallen, maar
ik kon het in een klas vol niet-Katholieke
jongens niet over me verkrijgen tekst en
uitleg te geven. Ik sloeg natuurlijk een fi
guur als modder".
„Zoo ziet u, meneer Nix" vervolgde
Pastoor, „dat de sensus catholicus,
het Katholiek gevoelen, op dat punt zich
niet gewijzigd heeft. En toch, ondanks de
spaarzame geschriften en de geheimhoude-
rij, blijkt overduidelijk, dat de eerste
Christenen hetzelfde geloofden als de te
genwoordige Christenen.
„En de Protestanten dan?" wierp de
heer Nix op.
„We hebben het hier over de Katho
lieke, d.w.z. algemeene Christenen, en
niet over de Protestanten, d.w.z. de pro-
testeerende Christenen".
„En nu die teksten" noodigde Nix uit.
„Op de eerste plaats zijn daar de Hande
lingen der Apostelen, die driemaal reppen
van een druk en herhaald bijeenkomen tot
het breken des broods.
„Dat doen de Protestanten ook" de
heer Nix trok zijn schouders op.
„Maar niet druk en veelvuldig meer. Als
ik goed ben ingelicht vier maal per jaar",
merkte Pastoor op.
„En als ik goed ben ingelicht" moest
de heer Nix beamen „is de deelname
aan het H. Avondmaal in de meeste Pro-
testantsche kerken niet overweldigend".
„De brief van Paulus aan de Korinthiërs"
vervolgde de herder „is geschreven
in het jaar 53, de Handelingen der Aposte
len worden gesteld tusschen de jaren 60
70, het eerste nu volgend getuigenis wordt
gedateerd tusschen het jaar 90 en 100. Dit
geschrift heet de Didache of Leer der
twaalf Apostelen. Daarin lezen we o.m.:
Op den dag des Heeren samenkomen
de, breekt brood en dankt, na eerst uw
misslagen beleden te hebben, opdat
uw offer rein zij. Eenieder echter,
die niet op goecfen voet staat met zijn
naaste, kome niet met u samen, voor
dat zij verzoend zijn, opdat uw offer
niet verontreinigd worde. Zoo toch
luidt de uitspraak des Heeren: op alle
plaats en tijd wordt mij een zuiver of
fer gebracht; want een groot Koning
ben ik, zegt de Heer, en mijn naam is
wonderbaar onder de volkeren.
Kort daarop schreef de martelaar Igna
tius van Antiochië, die omstreeks het jaar
107 in de arena voor leeuwen werd
geworpen, een brief aan de bewoners van
Smyrna, waarin de dwaalleer van eenige
ketters, de Doceten, bestreden werd:
Zij (de Doceten) onthouden zich van
de Eucharistie, omdat zij niet belijden,
dat deze het Vleesch is van den Zalig
maker Jezus Christus, die om onze
zonden geleden heeft. Zij nu, die de
gave Gods tegenspreken, sterven in
hun twisten.
Er zouden uit de brieven van dezen
hoogverheven martelaar nog meerdere
merkwaardige zinsneden zijn aan ts
halen".
„Met een overzicht kunt u wel vol
staan" zei de heer Nix, die de grond on
der zijn voeten voelde wegzakken.
„Neen, Nix" hield' Pastoor aan „je
hebt het gewild, nu krijg je de volle maat".
„O, zoo!" zei Stupido.
„Een heel belangrijk getuige" vervolg
de Pastoor „is ook Justinus, die leefde
tusschen het jaar 100 en 166. Deze Justinus
schrijft in zijn Apologie:
•Ook nuttigen wij die dingen niet als
gewoon brood noch als gewonen drank.
Maar evenals door het woord Gods, de
menschgeworden Jezus Christus, onze
Zaligmaker, vleesch en bloed tot ons
heil heeft aangenomen, zoo hebben wij
ook geleerd, dat de spijs gewijd door
het gebed van zijn woord, welke ter
omvorming ons vleesch en bloed voe
den, het vleesch en bloed van dien
menschgeworden Jezus is. Want de
Apostelen in verhalen door hen
geschreven en Evangeliën genoemd,
hebben ons medegedeeld, dat Je
zus hun heeft opgedragen te doen
zooals hij had gedaan, n.l. brood te ne
men, te zegenen en te spreken: Doet
dit te mijner gedachtenis, dit is mijn
lichaam, enz.
Overslaande een in Phrygië gevonden
grafschrift, waaruit zoo treffend blijkt, hoe
vreeselijk geheimzinnig tegenover de bui
tenwereld de eerste Christenen te werk
gingen, vinden we een trede dichter bij
den nieuwen tijd Irenaeus, de groote mar
telaar, die stierf in het jaar 202. Irenaeus
schreef:
Jezus nam het brood, dankte en zei-
de: dit is mijn Lichaam. Eveneens ge-
tuigde Hij, dat de kelk zijn Bloed was,
en leeraarde Hij de nieuwe offerande
van het Nieuw Verbond, welke de
Kerk van de Apostelen ontving en
over de geheele wereld aan God op
draagt.
„U bemerkt nu zelf wel" zei Pastoor
tegen den eenigszins bedremmelden heer
Nix „dat al zijn de geschriften uit die
lang-vervlogen tijd uiteraard schaarsch,
hun getuigenis ter eere van hst H. Sacra
ment nog zeer overvloedig is".
„Wat zullen de vrienden zeggen?"
trachtte de onhebbelijke Stupido deze vic
torie uit te buiten.
„De getuigenissen" ging Pastoor ver
der „worden in de tweede en derde
eeuw na Christus steeds ryker. We kunnen
er niet aan beginnen, deze alle voor de
krant over te pennen".
„Het is welletjes" vond de heer Nix.
„Maai; ik wil u toch nog even ophouden
met de prachtige leerrede van Cyrillus van
Jeruzalem tot de nieuw-gedoopten. Cyril
lus, die in het jaar 386 stierf, schreef het
volgende:
Daar dus de Heer zelf uitspraak deed
en van het brood zeide: dat is mijn
Lichaam, wie zal zich dan vermeten
eraan te twijfelen? En daar Hij ons de
verzekering gaf en zeide: dit is mijn
bloed, wie zal dan nog aarzelen en
meenen: dit is zijn bloed niet? Hij
heeft weleer te Cana in Galilea water
in wijn, die op zijn bloed gelijkt, ver
anderd, en wij zouden weifelen te ge-
looven, dat Hij wijn in bloed veran
derd heeft? Laten we derhalve wat
ons gegeven wordt met volle overtui
ging als het Lichaam en Bloed van
Christus nuttigen. Want onder de ge
daante van brood wordt u het lichaam
en onder de gedaante vn wijn het
bloed van Christus gegeven, opdat gij
door de nuttiging van het Lichaam en
Bloed van Christus één lichaam en één
bloed met Hem zoudt worden. Zoo
immers worden we Christus-dragers
doordat zijn Lichaam en Bloed zich in
onze ledematen verspreidenZiet
dit daarom niet aan als louter brood
en wijn; want ze zijn volgens het ge
tuigenis des Heeren het Lichaam en
Bloed van Christus. Mogen ook de zin
tuigen het eerste voorstellen, dan moet
toch het geloof u van het laatste over
tuigen. Oordeel niet uit den smaak,
maar houdt u uit het geloof onwrik
baar overtuigd, dat gij met den schat
van Christus' lichaam en bloed ver
rijkt zijt. Weest dus vast overtuigd,
dat wat brood schijnt te zijn, alhoewel
het zoo smaakt, geen brood, maar het
Lichaam van Christus, en wat wijn
schijnt te zijn, ofschoon het als wijn
smaakt, geen wijn, maar het Bloed van
Christus is.
„En Augustinus?" de heer Nix greep
naar zijn laatste redplank.
„Ja, en Augustinus dan!" Pastoor
glimlachte even. „Men doet het wel eens
voorkomen, of de beroemde kerkvader
Augustinus lichtelijk aan het ketteren was
geslagen! Ik kan u de verzekering geven,
dat Augustinus. die in het jaar 430 over
leed, in allerprachtigste bewoordingen het
H. Sacrament heeft verheerlijkt. Wat zegt
u van deze ongewone schildering door
Augustinus van het Laatste Avondmaal:
Want Christus werd gedragen in zijn
eigen handen, toen Hij zijn lichaam
voorstellend sprak: Dat is mijn
tichaam. Hij droeg immers dat lichaam
in zijn eigen handen.
In hetzelfde geschrift zegt Augustinus:
daarom eet niemand dat
Vleesch alvorens het aanbeden
te h e b b e n. En in een ander geschrift:
Het behaagde den H. Geest dat
de christen uit eerbied je-
gens zulk verheven Sacra
ment 's Hee n lichaam vóór
elk ander voedsel zou ont
vangen. Want dit gebruik
is over de geheele wereld
verbreid.
„Er zijn nog veel meer zinsneden uit de
talrijke geschriften van Augustinus te ha
len" zei Pastoor.
„Spaar ons!" bad Stupido.
„Ook ik ben geheel bevredigd" erken
de de heer Nix.
„Nu, tot slot dan van deze gewichtige bij
eenkomst" vatte de herder samen
„kan ik tevreden verklaren, de mij door
den heer Nix gegeven opdracht te hebben
vervuld.
„Mijn compliment, Pastoor" zei de
heer Nix.
„....en daarom kan ik blijmoedig eindi
gen met deze peroratie van niemand min
der dan.... Augustinus:
Ik heb u een toespraak beloofd,
waarin ik u het Sacrament van 's Hee
ren altaar zou leeren, dat gij thans
vóór u hebt. en waaraan gij gisteren
deelachtig zijt geworden. Gij moet we
ten wat gij ontvangen hebt, zult ont
vangen en dagelijks moet ontvangen.
Het brood, dat ge op het altaar ziet,
is, na de zegening van Gods woord,
het lichaam van Christus. De kelk is na
de zegening van Gods woord het bloed
van Christus. Daardoor wilde Christus
de Heer in herinnering brengen zijn
lichaam en bloed, dat Hy voor ons
heeft gestort ter vergiffenis der zon
den.
„Het heeft wel lang geduurd" zei Stu
pido tegen Nix, toen de pastorie-deur ach
ter hen dichtviel, „maar het was tóch in
teressant".
„Dat was 't" antwoordde Nix, en den
verderen weg zweeg hy.
ARCANUS.
AMERIKAANSCHE GEESTELIJKEN
VOOR PLAN-HOOVER
De „New York Times" meldt, dat lei
dende figuren uit de Katholieke geestelijk
heid in de Ver. Staten, onder wie twee
Amerikaansche aartsbisschoppen en 18 bis
schoppen, hebben besloten een verklaring
te publiceeren, waarin zij zich uitspreken
vóór -Hoover's plan voor de voorziening
van de kleine staten in Europa. In deze
verklaring, waarvan de belangrijkste on
derteekenaar kardinaal O'Connel van
Boston is, wordt verklaard, dat een over
winning, die op „lichamen van vrouwen
en kinderen" gebouwd zou zijn, niet defi
nitief en rechtvaardig kan zyn en dat ge
bruikmaking van den honger als strijd
middel moreel niet gerechtvaardigd kan
worden.
Dit besluit van de Katholieke bisschop
pen, waardoor de Engelsche methoden van
den hongeroorlog ten scherpste veroordeeld
worden, heeft in de Ver. Staten groot op
zien gebaard.
EEN NOENMAAL IN DE
RIJKSKANSELARIJ.
De Führer heeft gistermiddag ter eere
van Matsoeoka, in zijn woning in de rijks
kanselarij een lunch aangeboden, waaraan
rijksmaarschalk Hermann Göring en rijks
minister van buitenlandsche zaken, von
Ribbentrop, eenige vooraanstaande perso
nen van de weermacht, den staat en de
partij deelnamen. Behalve de Führer, de
rijksmaarschalk en de rijksminister van
buitenlandsche zaken waren van Duitsche
zijde aanwezig groot-admiraal Rader, de
generaals veldmaarschalken von Brau-
chitsch, Keitel, von Runstedt, von Bock,
von Leeb, von Reichenau, von Kluge en
Kesselring, de ryksministei# dr. Göbbels,
Funk en dr. Lammers, de rijksleiders Ro
senberg, dr. Dietrich, Bouhler en Bormann,
staatsminister dr.' Meissner, staatssecretaris
von Weiszacker, ambassadeur Ott, onder
staatssecretaris dr. WÖrmann alsmede de
militaire en persoonlijke adjudanten van
den Führer en de intiemste medewerkers
van den rijksminister van buitenlandsche
zaken.
In aansluiting op de lunch overhandigde
minister van buitenlandsche zaken, Mat
soeoka aan den Führer een geschenk van
den Tenno en wel een kostbaren Japan-
schen bloemenwagen in symbolische uit
voering. De Führer nam het meesterstuk
van Japansche smeedkunst, het z.g. Onhana
Goeroena, dat in Japan 'een symbool voor
macht en welstand beteekent, met harte-
lijken dank en oprechte vreugde aan. Daar
na nam de Führer zeer hartelijk afscheid
van zijn gast, die zich naar kasteel Bellevue
begaf.
OOK EEN JAPANSCHE RECEPTIE.
Ook de Japansche ambassadeur te Ber
lijn, Osjima, heeft gisteren ter eere van
Matsoeoka, op de Japansche ambassade een
receptie gehouden, waaraan o.a. minister
van Ribbentrop, generaal veldmaarschalk
Keitel, reichsführer S.S. Himler, rijkspers
chef dr. Dietrich, de ministers Lammers,
Funk en Meissner, staatssecretaris van
Weizsacker en de Duitsche ambassadeur te
Tokio, Ott, deelnamen. Van Japansche zijde
waren de leden der delegatie van den Ja-
panschen minister en heeren van de Ja
pansche ambassade te Berlijn aanwezig.
MATSOEOKA'S REIS VAN 15.000 K.M.
Een V.P.B.-medewerker schrijft:
Wie zich mocht verbeelden, dat de tocht
van minister Matsoeoka een „plezierreisje"
was, vergist zich deerlijk. Toen de minis
ter van zijn afscheidsaudiëntie bij den kei
zer terugkeerde, begon zijn reis met het
afleggen van 1000 kilometer door het Ja
pansche eiland Hondo. Toen.was de Japan
sche haven Sjimonoseki bereikt. Van hier
ging de reis over zee naar de Koreaansche
haven Foesan, die „slechts" tien uur duur
de. Van Foesan bracht de sneltrein den
Japanschen minister via de hoofdstad
Seoel naar Moekden, een afstand van 800
kilometer.
Van Moekden ging het naar Charbin,
een afstand van nog eens 800 kilometer.
Van Charbin bracht een andere trein hem
in matige vaart naar Mansjoelie, dat 1000
kilometer verder ligt. Mandsjoelie vormt
de grens tusschen de Japansche en de Sow-
jet-Russische invloedssfeer.
Vroeger begon de Russische Siberië-ex-
pres zijn r^fs reeds in Mandsjoelie. Tegen
woordig bestaat tusschen de beide grenzen
een strook „niemandsland", die Matsoeoka
in een Japanschen trein overstak, tot aan
het Russische grensstation Ottpor. Hier
ving het langste traject van de gansche
reis aan, namelijk de tocht per spoor naar
Moskou.
Acht dagen en acht nachten lang raasde
de Siberië-expres door de oneindige wijdte
van de Sowjetlanden. Over Tsjita en het
Jablonny-gebergte ging het door Mongolië,
langs de oevers van het Baikalmeer, door
Siberië, door het land der Sojoten, Tarta
ren Basjkiren, door den Oeral en het
gebied van de Wolga naar de Russische
hoofdstad. Na een onderbreking van ander-
halven dag werden de duizend kilometer
naar de Duitsche grens afgelegd. Vervol
gens werd de laatste etappe van den reis,
die bijna drie weken had geduurd, naar
Berlijn afgelegd. Hier eindigde de tocht van
15.000 kilometer, welken Matsoeoka had
gemaakt, zonder gebruik te maken van het
meest moderne verkeersmiddel: de vlieg
machine. Men zal zich kunnen voorstellen,
dat hy blijde was, eindelijk bevrijd te zijn
van het geratel van de wielen.
.«GEEST EN LETTER VAN DE
ONZIJDIGHEIDSPLICHTEN
GESCHONDEN".
Met het onderteekenen van de leen- en
pachtwet door president Roosevelt, zoo ver
klaart men volgens D.N.B. in goed inge
lichte kringen te Berlijn, doet zich de
vraag voor, in welke betrekking dit staat
tot de tot nu toe in Amerika geldende op
vattingen van neutraliteit, tot hjet volken
recht en tot de door Amerika onderteeken-
de internationale onzijdigheidsverplichtin
gen. De Amerikaansche neutraliteitswet
werd reeds vóór den oorlog gepubliceeid
met de uitdrukkelijke toelichting, dat ze
Amerika uit een oorlog moest houden. Deze
wet werd na het uitbreken van den oor
log in November 1939 op aandringen van
de Amerikaansche regeering gewijzigd.
Het uitvoerverbod van wapenen aan oor
logvoerenden werd opgeheven. Het Con
gres wist echter de bepaling af te dwingen,
dat de oorlogvoerende landen de leveran
ties contant betalen en met hun eigen sche
pen moesten afhalen. Deze clausule had
ten doel zooveel mogelijk te verhinderen,
dat incidenten in verband met den oorlog
ter zee voorvielen en om zoodoende de
Amerikaansche neutraliteit te bewaren.
Bovendien stelde president Roosevelt op
verlangen van het Congres een verboden
gebied voor de Amerikaansche scheepvaart
in, ten einde ook op deze wijze de moge
lijkheid van incidenten te niet te doen.
De leen- en pachtwet stelt thans de clau
sule omtrent contante betaling buiten wer
king. De Amerikaansche pers kondigt
reeds faciliteiten voor verschepingen aan.
Het is duidelijk, dat wat het Amerikaan
sche Coheres en het Amerikaansche volk
in 1939 zelf voor een onneutrale handeling
hield, in 1941 niet plotseling neutraal kan
zijn. De Amerikaansche pers verzwygt
thans in het geheel niet meer, dat de leen-
en pachtwet in strijd is met het volken
recht en met de onzijdigheid. De Vereenig-
de Staten hebben zoodoende, naar ze zelf
erkennen, den weg der neutraliteit verla
ten en dragen derhalve ook de con
sequenties van mogelijke gevolgen. Ame
rika bekommert'zich verder evenmin meer
om het volkenrecht en om de door Ame
rika onderteekende internationale overeen
komsten. De rechten en plichten der neu
tralen in een zee-oorlog werden op 18 De
cember 1908 in het Haagsche verdrag vast
gelegd. De leen- en pachtwet druischt o.a.
in tegen de artikelen 5, 6, 17, en 18 van het
door Amerika in Februari 1919 ondertee
kende Haagsche verdrag. Artikel vijf ver
biedt aan oorlogvoerenden neutrale havens
of wateren tot een steunpunt voor oorlogs
handelingen ter zee te maken. Artikel zes
verbiedt den neutralen het afstaan van
oorlogsschepen, munitie of ander oorlogs
materiaal. Volgens artikel zeventien mo
gen oorlogsschepen Vhn oorlogvoerenden in
neutrale havens slechts een schade laten
herstellen, die in verband met de zeewaar
digheid van het schip volstrekt noodzake
lijk is, doch ze mogen niet hun militaire
waarde vergrooten. Artikel achttien vormt
een bekrachtiging van artikel zeventien
door de uitdrukkelijke bepaling, dat oor-
logsschepen van oorlogvoerenden hun be
wapening en hun militaire voorraden in
neutrale havens mogen vernieuwen noch
versterken.
De Haagsche overeenkomst wordt op bij
zonder flagrante wijze geschonden door het
feit, dat de Vereenigde Staten toestaan, dat
Engelsche oorlogsschepen op Amerikaan
sche scheepswerven worden hersteld. De
regeering van president Roosevelt heeft
dus niet alleen den neutralen geest verwor
pen, doch schendt volkomen de letter van
de door de Amerikaansche onderteekening
bekrachtigde neutraliteitsplichten.
DE INNEMING VAN KEREN.
United Press meldt uit Londen:
Over de inneming van Keren wordt in
militaire kringen verklaard, dat de strijd
om Keren de hevigste is geweest die tot
dusverre in Afrika is gestreden en dat de
Italianen buitengewoon hardnekkig tegen
stand hebben geboden. De stad werd geno
men, nadat het gelukt was de Italianen van
de omringende hooge toppen te verdrijven.
De bevolking van Keren bestaat uit onge
veer 10.000 inwoners, by wie 1000 Italia
nen. De stad ligt 3000 meter boven den zee
spiegel. Er leiden, naar men weet, een
straat en een spoorlijn door het dal van
de Anseba naar Asmara, dat weer door een
weg en een spoorlyn met Massawa is ver
bonden. Men neemt te Londen aan, dat de
Britsche troepen thans door het Anseba-
dal verder voort zullen rukken. In verband
met het zeer moeilijke terrein zal de op-
marsch echter, naar het zich laat aanzien,
langzaam vorderen.
DE DUITSCHERS EN ITALIANEN IN
AGHEILA.
Naar het D.N.B. verneemt hebben de
Britsche troepen door de ontruiming van
El Agheila een belangrijk steunpunt aan
de Libysche kust verloren. Deze plaats, zoo
zegt men, is voor troepenbewegingen in het
betrokken gebied van groote beteeken is,
niet alleen door haar ligging, maar ook
door haar rijkdom aan water. Alles wijst
er op, dat de Engelschen deze plaats onder
alle omstandigheden hadden willen behou
den.
Den Duitschen en Italiaanschen troepen
is in El Agheila veel oorlogsmateriaal in
handen gevallen. Hoe overhaast de Engel
schen terugtrokken, aldus verneemt men
van deskundige zijde, blijkt uit het feit,
dat op het vliegveld vliegtuigmotoren wer
den achtergelaten. Het garnizoen had even
min tijd om de benzinevoorraden te ver
nietigen. De samenwerkende troepen heb
ben verder talrijke machinegeweren, iyuni-
tie en een aantal auto's buitgemaakt.
KANONGEBULDER IN STRAAT VAN
GIBRALTAR.
Gistermorgen is te Algeciras kanongebul
der vernomen, dat afkomstig was uit de
Straat van Gibraltar. Een konvooi van tal
rijke eenheden vertrok gistermórgen uit
de haven met onbekende bestemming. Ook
de zeven torpedojagers, die gisteren ge1"'
men waren, zijn vertrokken.