Matóaeafla'ó frezaek aan ffietCifn JZee&epstaaL Een reis van drie weken De leen- en pachtwet De strijd rond Afrika ZATERDAG 29 MAART 1941 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 HET GETUIGENIS DER EERSTE CRISTENEN Een tafeltje welbereid. Nix steekt van wal en voelt nattigheid! De onhebbelijke zegepraal van Stupido. Het duurde lang, maar was interessant. Twee kloppen op de deur van de huis kamer, een bescheiden tik van den heer Nix, een harde knokel van den opgeruim- den Stupido. Zij vonden den Pastoor, zooals zy hem plachten te vinden: in een aartsvaderlij ken, eenigszins versleten leunstoel, aange schoven bij de tafel. De tafel en dat was wel iets onge woons bleek dezen keer bestapeld met boeken. De huiskamer-tafel behoort tot het domein van Pastoors „ouwe getrouwe", die Mina heet, en die de lezers niet kennen en ook wel nooit zullen leeren kennen. En Mina duldt geen rommel. In tegenstelling met het bureau van Pastoor, dat schuil gaat onder wankelende boeken-torens waar Mina met haar ordenende vinger^ af moet blijven is de huiskamer-tafel steeds een glad-gestreken toonbeeld van Hollandsche netheid. „Ik ben, zooals u ziet" zei Pastoor naar de boeken-tentoonstelling wijzend „op alles voorbereid. Wie vragen heeft dat hij ze stelle!" „Het wordt een formeel college" juichte Stupido. „En ik laat het aan de heeren studenten over" zei de pastorale professor „het onderwerp van ons geleerd gesprek te bepalen". „Vooruit met je geitje, Nix" moedig de Stupido aan, die zelf zoo gauw niets wist te verzinnen. Nix kuchte en begon: „Vorig maal is, met den opengeslagen Bijbel bewezen, dat Christus beloofd heeft Zijn vleesch en bloed onder de gedaanten van brood en wijn te eten en te drinken te geven, en die belofte bij het Laatste Avondmaal metter daad ook heeft ingelost. Ik moet bekennen, dat Christus zoo onomwonden en zoo dui delijk heeft gesproken, dat twijfel aangaan de Zijn bedoelingen voor ieder mensch, die onbevooroordeeld den Bijbel leest, niet mo gelijk is". Stupido knipoogde veelbeteekenend in den trant van: nu komt 't. „Benige vrienden van me, die ik-daar over raadpleegde" vervolgde de ernstige en plechtstatige Nix „konden dwingen de kracht aan deze Bijbel-teksten niet ont zeggen. Maar, zoo beweerden zij, als Chris tus werkelijk daarmede de leer van de ver andering van brood en wijn in Zijn lichaam en bloed verkondigd had, dan zou den de eerste Christenen die leer ook in practijk hebben gebracht". „Dat is inderdaad het geval" haastte Pastoor zich in 't midden te brengen. „Maar mijn vrienden, die toch goed be slagen ten ijs komen „Als 't maar geen ijs van één nacht is" zei Stupido. „Maar mijn vrienden" vervolgde de heer Nix met eenige stemverheffing „zijn van meening, Jat eerst later in de Roomsche Kerk deze uitleg is opgekomen. Zü spoorden my aan op dit punt nadere opheldering te vragen, my de verzekering gevend, dat.... .ik met een mond vol tanden zou staan" lachte Pastoor hartelijk. „Die opheldering kan iedereen krijgen. Gaar ne zelfs. Eén voorbehoud moet ik ma ken: de desbetreffende teksten zijn zoo tal rijk, dat er geen denken aan is, ze alle in de notulen van deze zitting op te nemen". „En de lezers dan?"vroeg Stupido be zorgd. „Zullen nog waar genoeg krijgen voor hun verhoogde abonnements-geld" be vredigde de herder, „Het doet me in ieder geval genoegen, dat ook de heer Nix ver klaarde, dat Christus-zelf en Hij is toch de voornaamste getuige zich, om' nu in de taal van uw vrienden te spreken, zeer R o o m s c h uitdrukte!" „Het is zoo" bekende Nix „en ik ben er eigenlek een beetje hopeloos on der". „Dat kan ik me wel indenken" troost te Pastoor. „Waarheid is waarheid" meende Stu pido, die niet met zulke menschkundige talenten is begiftigd. „Na Christus' eigen woorden" betoog de Pastoor „is de Brief Van den Apostel Paulus aan de Korinthiërs van bizonder belang. Paulus, na de instelling van het H. Sacrament na het Laatste Avondmaal te hebben verhaald, vermaant de lezers aldus: Welnu, zoo dikwijls ge dat brood eet en den kelk drinkt, verkondigt ge den dood des Heeren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of den kelk des Heeren drinkt, bezon digt zich aan het Lichaam en Bloed des Heeren. Laat dus eenieder zichzelf onderzoeken, en dan eerst eten van het brood en drinken van den kelk. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt zich een oordeel, zoo het Lichaam niet naar waarde beoordeelt". „Deze tekst was mij bekend" zei de heer Nix „en doet eigenlijk de deur toe. Maar hoe was nu de opvatting van de eer ste Christenen?" „Paulus was toch zeker wel een van de eerste Christenen?" deed Pastoor ko misch-verbaasd. „Maar ik begrijp wat u bedoelt. Van een zoo belangrijk leerstuk moet toch de weerslag te vinden zijn in andere geschriften. Nu zijn die geschriften niet zeer talrijk „Aha!" luchtte de heer Nix zijn stij gende hoop. en bovendien bestond er een ze kere geheimhouding om dit heilig geheim, zooals men het toen, meer pakkend dan verdraagzaam uitdrukte: voor de honden te werpen. Die weerzin ondervinden nu nog vele Katholieken". „Dat is zoo" bracht Stupido te jjer- de „want toen ik op de H.B.S. was aan de Burggravenlaan („er was nog geen Ka tholieke", voegde hij er verontschuldigend aan toe) verzocht de leeraar in het Neder- landsch me een verklaring te geven van het woord Heilige Communie. Ik was beslist niet op m'n mondje gevallen, maar ik kon het in een klas vol niet-Katholieke jongens niet over me verkrijgen tekst en uitleg te geven. Ik sloeg natuurlijk een fi guur als modder". „Zoo ziet u, meneer Nix" vervolgde Pastoor, „dat de sensus catholicus, het Katholiek gevoelen, op dat punt zich niet gewijzigd heeft. En toch, ondanks de spaarzame geschriften en de geheimhoude- rij, blijkt overduidelijk, dat de eerste Christenen hetzelfde geloofden als de te genwoordige Christenen. „En de Protestanten dan?" wierp de heer Nix op. „We hebben het hier over de Katho lieke, d.w.z. algemeene Christenen, en niet over de Protestanten, d.w.z. de pro- testeerende Christenen". „En nu die teksten" noodigde Nix uit. „Op de eerste plaats zijn daar de Hande lingen der Apostelen, die driemaal reppen van een druk en herhaald bijeenkomen tot het breken des broods. „Dat doen de Protestanten ook" de heer Nix trok zijn schouders op. „Maar niet druk en veelvuldig meer. Als ik goed ben ingelicht vier maal per jaar", merkte Pastoor op. „En als ik goed ben ingelicht" moest de heer Nix beamen „is de deelname aan het H. Avondmaal in de meeste Pro- testantsche kerken niet overweldigend". „De brief van Paulus aan de Korinthiërs" vervolgde de herder „is geschreven in het jaar 53, de Handelingen der Aposte len worden gesteld tusschen de jaren 60 70, het eerste nu volgend getuigenis wordt gedateerd tusschen het jaar 90 en 100. Dit geschrift heet de Didache of Leer der twaalf Apostelen. Daarin lezen we o.m.: Op den dag des Heeren samenkomen de, breekt brood en dankt, na eerst uw misslagen beleden te hebben, opdat uw offer rein zij. Eenieder echter, die niet op goecfen voet staat met zijn naaste, kome niet met u samen, voor dat zij verzoend zijn, opdat uw offer niet verontreinigd worde. Zoo toch luidt de uitspraak des Heeren: op alle plaats en tijd wordt mij een zuiver of fer gebracht; want een groot Koning ben ik, zegt de Heer, en mijn naam is wonderbaar onder de volkeren. Kort daarop schreef de martelaar Igna tius van Antiochië, die omstreeks het jaar 107 in de arena voor leeuwen werd geworpen, een brief aan de bewoners van Smyrna, waarin de dwaalleer van eenige ketters, de Doceten, bestreden werd: Zij (de Doceten) onthouden zich van de Eucharistie, omdat zij niet belijden, dat deze het Vleesch is van den Zalig maker Jezus Christus, die om onze zonden geleden heeft. Zij nu, die de gave Gods tegenspreken, sterven in hun twisten. Er zouden uit de brieven van dezen hoogverheven martelaar nog meerdere merkwaardige zinsneden zijn aan ts halen". „Met een overzicht kunt u wel vol staan" zei de heer Nix, die de grond on der zijn voeten voelde wegzakken. „Neen, Nix" hield' Pastoor aan „je hebt het gewild, nu krijg je de volle maat". „O, zoo!" zei Stupido. „Een heel belangrijk getuige" vervolg de Pastoor „is ook Justinus, die leefde tusschen het jaar 100 en 166. Deze Justinus schrijft in zijn Apologie: •Ook nuttigen wij die dingen niet als gewoon brood noch als gewonen drank. Maar evenals door het woord Gods, de menschgeworden Jezus Christus, onze Zaligmaker, vleesch en bloed tot ons heil heeft aangenomen, zoo hebben wij ook geleerd, dat de spijs gewijd door het gebed van zijn woord, welke ter omvorming ons vleesch en bloed voe den, het vleesch en bloed van dien menschgeworden Jezus is. Want de Apostelen in verhalen door hen geschreven en Evangeliën genoemd, hebben ons medegedeeld, dat Je zus hun heeft opgedragen te doen zooals hij had gedaan, n.l. brood te ne men, te zegenen en te spreken: Doet dit te mijner gedachtenis, dit is mijn lichaam, enz. Overslaande een in Phrygië gevonden grafschrift, waaruit zoo treffend blijkt, hoe vreeselijk geheimzinnig tegenover de bui tenwereld de eerste Christenen te werk gingen, vinden we een trede dichter bij den nieuwen tijd Irenaeus, de groote mar telaar, die stierf in het jaar 202. Irenaeus schreef: Jezus nam het brood, dankte en zei- de: dit is mijn Lichaam. Eveneens ge- tuigde Hij, dat de kelk zijn Bloed was, en leeraarde Hij de nieuwe offerande van het Nieuw Verbond, welke de Kerk van de Apostelen ontving en over de geheele wereld aan God op draagt. „U bemerkt nu zelf wel" zei Pastoor tegen den eenigszins bedremmelden heer Nix „dat al zijn de geschriften uit die lang-vervlogen tijd uiteraard schaarsch, hun getuigenis ter eere van hst H. Sacra ment nog zeer overvloedig is". „Wat zullen de vrienden zeggen?" trachtte de onhebbelijke Stupido deze vic torie uit te buiten. „De getuigenissen" ging Pastoor ver der „worden in de tweede en derde eeuw na Christus steeds ryker. We kunnen er niet aan beginnen, deze alle voor de krant over te pennen". „Het is welletjes" vond de heer Nix. „Maai; ik wil u toch nog even ophouden met de prachtige leerrede van Cyrillus van Jeruzalem tot de nieuw-gedoopten. Cyril lus, die in het jaar 386 stierf, schreef het volgende: Daar dus de Heer zelf uitspraak deed en van het brood zeide: dat is mijn Lichaam, wie zal zich dan vermeten eraan te twijfelen? En daar Hij ons de verzekering gaf en zeide: dit is mijn bloed, wie zal dan nog aarzelen en meenen: dit is zijn bloed niet? Hij heeft weleer te Cana in Galilea water in wijn, die op zijn bloed gelijkt, ver anderd, en wij zouden weifelen te ge- looven, dat Hij wijn in bloed veran derd heeft? Laten we derhalve wat ons gegeven wordt met volle overtui ging als het Lichaam en Bloed van Christus nuttigen. Want onder de ge daante van brood wordt u het lichaam en onder de gedaante vn wijn het bloed van Christus gegeven, opdat gij door de nuttiging van het Lichaam en Bloed van Christus één lichaam en één bloed met Hem zoudt worden. Zoo immers worden we Christus-dragers doordat zijn Lichaam en Bloed zich in onze ledematen verspreidenZiet dit daarom niet aan als louter brood en wijn; want ze zijn volgens het ge tuigenis des Heeren het Lichaam en Bloed van Christus. Mogen ook de zin tuigen het eerste voorstellen, dan moet toch het geloof u van het laatste over tuigen. Oordeel niet uit den smaak, maar houdt u uit het geloof onwrik baar overtuigd, dat gij met den schat van Christus' lichaam en bloed ver rijkt zijt. Weest dus vast overtuigd, dat wat brood schijnt te zijn, alhoewel het zoo smaakt, geen brood, maar het Lichaam van Christus, en wat wijn schijnt te zijn, ofschoon het als wijn smaakt, geen wijn, maar het Bloed van Christus is. „En Augustinus?" de heer Nix greep naar zijn laatste redplank. „Ja, en Augustinus dan!" Pastoor glimlachte even. „Men doet het wel eens voorkomen, of de beroemde kerkvader Augustinus lichtelijk aan het ketteren was geslagen! Ik kan u de verzekering geven, dat Augustinus. die in het jaar 430 over leed, in allerprachtigste bewoordingen het H. Sacrament heeft verheerlijkt. Wat zegt u van deze ongewone schildering door Augustinus van het Laatste Avondmaal: Want Christus werd gedragen in zijn eigen handen, toen Hij zijn lichaam voorstellend sprak: Dat is mijn tichaam. Hij droeg immers dat lichaam in zijn eigen handen. In hetzelfde geschrift zegt Augustinus: daarom eet niemand dat Vleesch alvorens het aanbeden te h e b b e n. En in een ander geschrift: Het behaagde den H. Geest dat de christen uit eerbied je- gens zulk verheven Sacra ment 's Hee n lichaam vóór elk ander voedsel zou ont vangen. Want dit gebruik is over de geheele wereld verbreid. „Er zijn nog veel meer zinsneden uit de talrijke geschriften van Augustinus te ha len" zei Pastoor. „Spaar ons!" bad Stupido. „Ook ik ben geheel bevredigd" erken de de heer Nix. „Nu, tot slot dan van deze gewichtige bij eenkomst" vatte de herder samen „kan ik tevreden verklaren, de mij door den heer Nix gegeven opdracht te hebben vervuld. „Mijn compliment, Pastoor" zei de heer Nix. „....en daarom kan ik blijmoedig eindi gen met deze peroratie van niemand min der dan.... Augustinus: Ik heb u een toespraak beloofd, waarin ik u het Sacrament van 's Hee ren altaar zou leeren, dat gij thans vóór u hebt. en waaraan gij gisteren deelachtig zijt geworden. Gij moet we ten wat gij ontvangen hebt, zult ont vangen en dagelijks moet ontvangen. Het brood, dat ge op het altaar ziet, is, na de zegening van Gods woord, het lichaam van Christus. De kelk is na de zegening van Gods woord het bloed van Christus. Daardoor wilde Christus de Heer in herinnering brengen zijn lichaam en bloed, dat Hy voor ons heeft gestort ter vergiffenis der zon den. „Het heeft wel lang geduurd" zei Stu pido tegen Nix, toen de pastorie-deur ach ter hen dichtviel, „maar het was tóch in teressant". „Dat was 't" antwoordde Nix, en den verderen weg zweeg hy. ARCANUS. AMERIKAANSCHE GEESTELIJKEN VOOR PLAN-HOOVER De „New York Times" meldt, dat lei dende figuren uit de Katholieke geestelijk heid in de Ver. Staten, onder wie twee Amerikaansche aartsbisschoppen en 18 bis schoppen, hebben besloten een verklaring te publiceeren, waarin zij zich uitspreken vóór -Hoover's plan voor de voorziening van de kleine staten in Europa. In deze verklaring, waarvan de belangrijkste on derteekenaar kardinaal O'Connel van Boston is, wordt verklaard, dat een over winning, die op „lichamen van vrouwen en kinderen" gebouwd zou zijn, niet defi nitief en rechtvaardig kan zyn en dat ge bruikmaking van den honger als strijd middel moreel niet gerechtvaardigd kan worden. Dit besluit van de Katholieke bisschop pen, waardoor de Engelsche methoden van den hongeroorlog ten scherpste veroordeeld worden, heeft in de Ver. Staten groot op zien gebaard. EEN NOENMAAL IN DE RIJKSKANSELARIJ. De Führer heeft gistermiddag ter eere van Matsoeoka, in zijn woning in de rijks kanselarij een lunch aangeboden, waaraan rijksmaarschalk Hermann Göring en rijks minister van buitenlandsche zaken, von Ribbentrop, eenige vooraanstaande perso nen van de weermacht, den staat en de partij deelnamen. Behalve de Führer, de rijksmaarschalk en de rijksminister van buitenlandsche zaken waren van Duitsche zijde aanwezig groot-admiraal Rader, de generaals veldmaarschalken von Brau- chitsch, Keitel, von Runstedt, von Bock, von Leeb, von Reichenau, von Kluge en Kesselring, de ryksministei# dr. Göbbels, Funk en dr. Lammers, de rijksleiders Ro senberg, dr. Dietrich, Bouhler en Bormann, staatsminister dr.' Meissner, staatssecretaris von Weiszacker, ambassadeur Ott, onder staatssecretaris dr. WÖrmann alsmede de militaire en persoonlijke adjudanten van den Führer en de intiemste medewerkers van den rijksminister van buitenlandsche zaken. In aansluiting op de lunch overhandigde minister van buitenlandsche zaken, Mat soeoka aan den Führer een geschenk van den Tenno en wel een kostbaren Japan- schen bloemenwagen in symbolische uit voering. De Führer nam het meesterstuk van Japansche smeedkunst, het z.g. Onhana Goeroena, dat in Japan 'een symbool voor macht en welstand beteekent, met harte- lijken dank en oprechte vreugde aan. Daar na nam de Führer zeer hartelijk afscheid van zijn gast, die zich naar kasteel Bellevue begaf. OOK EEN JAPANSCHE RECEPTIE. Ook de Japansche ambassadeur te Ber lijn, Osjima, heeft gisteren ter eere van Matsoeoka, op de Japansche ambassade een receptie gehouden, waaraan o.a. minister van Ribbentrop, generaal veldmaarschalk Keitel, reichsführer S.S. Himler, rijkspers chef dr. Dietrich, de ministers Lammers, Funk en Meissner, staatssecretaris van Weizsacker en de Duitsche ambassadeur te Tokio, Ott, deelnamen. Van Japansche zijde waren de leden der delegatie van den Ja- panschen minister en heeren van de Ja pansche ambassade te Berlijn aanwezig. MATSOEOKA'S REIS VAN 15.000 K.M. Een V.P.B.-medewerker schrijft: Wie zich mocht verbeelden, dat de tocht van minister Matsoeoka een „plezierreisje" was, vergist zich deerlijk. Toen de minis ter van zijn afscheidsaudiëntie bij den kei zer terugkeerde, begon zijn reis met het afleggen van 1000 kilometer door het Ja pansche eiland Hondo. Toen.was de Japan sche haven Sjimonoseki bereikt. Van hier ging de reis over zee naar de Koreaansche haven Foesan, die „slechts" tien uur duur de. Van Foesan bracht de sneltrein den Japanschen minister via de hoofdstad Seoel naar Moekden, een afstand van 800 kilometer. Van Moekden ging het naar Charbin, een afstand van nog eens 800 kilometer. Van Charbin bracht een andere trein hem in matige vaart naar Mansjoelie, dat 1000 kilometer verder ligt. Mandsjoelie vormt de grens tusschen de Japansche en de Sow- jet-Russische invloedssfeer. Vroeger begon de Russische Siberië-ex- pres zijn r^fs reeds in Mandsjoelie. Tegen woordig bestaat tusschen de beide grenzen een strook „niemandsland", die Matsoeoka in een Japanschen trein overstak, tot aan het Russische grensstation Ottpor. Hier ving het langste traject van de gansche reis aan, namelijk de tocht per spoor naar Moskou. Acht dagen en acht nachten lang raasde de Siberië-expres door de oneindige wijdte van de Sowjetlanden. Over Tsjita en het Jablonny-gebergte ging het door Mongolië, langs de oevers van het Baikalmeer, door Siberië, door het land der Sojoten, Tarta ren Basjkiren, door den Oeral en het gebied van de Wolga naar de Russische hoofdstad. Na een onderbreking van ander- halven dag werden de duizend kilometer naar de Duitsche grens afgelegd. Vervol gens werd de laatste etappe van den reis, die bijna drie weken had geduurd, naar Berlijn afgelegd. Hier eindigde de tocht van 15.000 kilometer, welken Matsoeoka had gemaakt, zonder gebruik te maken van het meest moderne verkeersmiddel: de vlieg machine. Men zal zich kunnen voorstellen, dat hy blijde was, eindelijk bevrijd te zijn van het geratel van de wielen. .«GEEST EN LETTER VAN DE ONZIJDIGHEIDSPLICHTEN GESCHONDEN". Met het onderteekenen van de leen- en pachtwet door president Roosevelt, zoo ver klaart men volgens D.N.B. in goed inge lichte kringen te Berlijn, doet zich de vraag voor, in welke betrekking dit staat tot de tot nu toe in Amerika geldende op vattingen van neutraliteit, tot hjet volken recht en tot de door Amerika onderteeken- de internationale onzijdigheidsverplichtin gen. De Amerikaansche neutraliteitswet werd reeds vóór den oorlog gepubliceeid met de uitdrukkelijke toelichting, dat ze Amerika uit een oorlog moest houden. Deze wet werd na het uitbreken van den oor log in November 1939 op aandringen van de Amerikaansche regeering gewijzigd. Het uitvoerverbod van wapenen aan oor logvoerenden werd opgeheven. Het Con gres wist echter de bepaling af te dwingen, dat de oorlogvoerende landen de leveran ties contant betalen en met hun eigen sche pen moesten afhalen. Deze clausule had ten doel zooveel mogelijk te verhinderen, dat incidenten in verband met den oorlog ter zee voorvielen en om zoodoende de Amerikaansche neutraliteit te bewaren. Bovendien stelde president Roosevelt op verlangen van het Congres een verboden gebied voor de Amerikaansche scheepvaart in, ten einde ook op deze wijze de moge lijkheid van incidenten te niet te doen. De leen- en pachtwet stelt thans de clau sule omtrent contante betaling buiten wer king. De Amerikaansche pers kondigt reeds faciliteiten voor verschepingen aan. Het is duidelijk, dat wat het Amerikaan sche Coheres en het Amerikaansche volk in 1939 zelf voor een onneutrale handeling hield, in 1941 niet plotseling neutraal kan zijn. De Amerikaansche pers verzwygt thans in het geheel niet meer, dat de leen- en pachtwet in strijd is met het volken recht en met de onzijdigheid. De Vereenig- de Staten hebben zoodoende, naar ze zelf erkennen, den weg der neutraliteit verla ten en dragen derhalve ook de con sequenties van mogelijke gevolgen. Ame rika bekommert'zich verder evenmin meer om het volkenrecht en om de door Ame rika onderteekende internationale overeen komsten. De rechten en plichten der neu tralen in een zee-oorlog werden op 18 De cember 1908 in het Haagsche verdrag vast gelegd. De leen- en pachtwet druischt o.a. in tegen de artikelen 5, 6, 17, en 18 van het door Amerika in Februari 1919 ondertee kende Haagsche verdrag. Artikel vijf ver biedt aan oorlogvoerenden neutrale havens of wateren tot een steunpunt voor oorlogs handelingen ter zee te maken. Artikel zes verbiedt den neutralen het afstaan van oorlogsschepen, munitie of ander oorlogs materiaal. Volgens artikel zeventien mo gen oorlogsschepen Vhn oorlogvoerenden in neutrale havens slechts een schade laten herstellen, die in verband met de zeewaar digheid van het schip volstrekt noodzake lijk is, doch ze mogen niet hun militaire waarde vergrooten. Artikel achttien vormt een bekrachtiging van artikel zeventien door de uitdrukkelijke bepaling, dat oor- logsschepen van oorlogvoerenden hun be wapening en hun militaire voorraden in neutrale havens mogen vernieuwen noch versterken. De Haagsche overeenkomst wordt op bij zonder flagrante wijze geschonden door het feit, dat de Vereenigde Staten toestaan, dat Engelsche oorlogsschepen op Amerikaan sche scheepswerven worden hersteld. De regeering van president Roosevelt heeft dus niet alleen den neutralen geest verwor pen, doch schendt volkomen de letter van de door de Amerikaansche onderteekening bekrachtigde neutraliteitsplichten. DE INNEMING VAN KEREN. United Press meldt uit Londen: Over de inneming van Keren wordt in militaire kringen verklaard, dat de strijd om Keren de hevigste is geweest die tot dusverre in Afrika is gestreden en dat de Italianen buitengewoon hardnekkig tegen stand hebben geboden. De stad werd geno men, nadat het gelukt was de Italianen van de omringende hooge toppen te verdrijven. De bevolking van Keren bestaat uit onge veer 10.000 inwoners, by wie 1000 Italia nen. De stad ligt 3000 meter boven den zee spiegel. Er leiden, naar men weet, een straat en een spoorlijn door het dal van de Anseba naar Asmara, dat weer door een weg en een spoorlyn met Massawa is ver bonden. Men neemt te Londen aan, dat de Britsche troepen thans door het Anseba- dal verder voort zullen rukken. In verband met het zeer moeilijke terrein zal de op- marsch echter, naar het zich laat aanzien, langzaam vorderen. DE DUITSCHERS EN ITALIANEN IN AGHEILA. Naar het D.N.B. verneemt hebben de Britsche troepen door de ontruiming van El Agheila een belangrijk steunpunt aan de Libysche kust verloren. Deze plaats, zoo zegt men, is voor troepenbewegingen in het betrokken gebied van groote beteeken is, niet alleen door haar ligging, maar ook door haar rijkdom aan water. Alles wijst er op, dat de Engelschen deze plaats onder alle omstandigheden hadden willen behou den. Den Duitschen en Italiaanschen troepen is in El Agheila veel oorlogsmateriaal in handen gevallen. Hoe overhaast de Engel schen terugtrokken, aldus verneemt men van deskundige zijde, blijkt uit het feit, dat op het vliegveld vliegtuigmotoren wer den achtergelaten. Het garnizoen had even min tijd om de benzinevoorraden te ver nietigen. De samenwerkende troepen heb ben verder talrijke machinegeweren, iyuni- tie en een aantal auto's buitgemaakt. KANONGEBULDER IN STRAAT VAN GIBRALTAR. Gistermorgen is te Algeciras kanongebul der vernomen, dat afkomstig was uit de Straat van Gibraltar. Een konvooi van tal rijke eenheden vertrok gistermórgen uit de haven met onbekende bestemming. Ook de zeven torpedojagers, die gisteren ge1"' men waren, zijn vertrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 5