DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Toerisme Momentje Japonnen naar maat ZATERDAG 29 MAART 1941 32ste Jaargang No. 9910 Sh Ccid^cli^Soii^cmt Bureaux Papengracht 32. Télefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. Giro 103003. Postbus 11. V Onze taak voor den nieuwen tijd „Er zijn nog altijd Nederlanders, die de vraag stellen, zichzelf of anderen: Waarom al dat gepraat over een nieuwen tijd en een nieuwe orde? Is dat wel noodig? Wij hadden het hier zoo goed in ons land! Of: het is nu geen oogenblik om over een nieu wen tijd te spreken". Aldus vangt de „Unie" een artikel aan, dat getiteld is: Vaarom vernieuwing?" En het blad vervolgt dan, dat wij voor al het goede, door onze voorouders in gesta gen arbeid opgebouwd en waaraan de oude ren onder ons nog hun beste krachten heb ben gegeven, dankbaar moeten zijn en dat het is „een heilige plicht, die op onze schouders is gelegd, om dit goede te behou den en verder te vervolmaken". Maar, gaat dan het blad verder, naast het goede, „was er ook nog wel iets an ders", en het blad wijst op: werkloosheid, verdeeldheid des volks, cultuur-vervlak king. Over personen wil het blad geen oor deel uitspreken, maar wel over het stelsel: „Maar het stelsel is in gebreke ge bleven, moést in gebreke blijven, om dat het niet meer beantwoordde aan de eischen des tjjds. Het liberalistische systeem, dat heeft gedacht een maat schappij te kunnen opbouwen op de onbeperkte vrijheid van het individu. Het kapitalistisch systeem, dat het winst geven der productie, niet het ver bruik als richtsnoer nam voor het eco nomisch handelen". Inderdaad het stelsel vaü het libe ralisme, het stelsel van het kapitalisme heerschte ook in ons vaderland of was in zijn heerschappij, in zijnoverheersching niet afdoende en niet voldoende gekort wiekt of onderdrukt. Wij hebben het stelsel bestreden, de besten onder ons hebben dien strijd gestreden, af werend en aanvullend, en p o s i t i e f, nl. door er een beter stelsel voor in de plaats te stellen. En wij mogen niet zeggen 't zou on waar en onrechtvaardig zijn dat die strijd zonder succes, zonder concrete en tastbare resultaten is gebleven. Er zijn groote en zéér groote resultaten bereikt. Wie den so cialen, den maatschappelijken toestand van b.v. 1900 en 1940 vergelijkt zal dat grif en graag erkennen. Maar het stelsel is, zooals wij zeiden, niet afdoende en niet voldoende teruggeslagen of verdrongen. En de leus, de daad van den nieuwen tijd moet zijn, dat het liberalisme, dat het ka pitalisme wordt vernietigd! Het kapitalisme moet worden vernie tigd! Dat moet ieder klaar en helder, met indrukwekkende duidelijkheid, voor den geest stoan! Het kapitalisme dat wil zeggen (zéér kort en onvolledig geformuleerd!): heer schappij, overheersching, dictatuur van het kapitaal is de vijand van de samenle ving, van de maatschappij. In den nieuwen tijd zal het kapitaal evenals de arbeid hebben te vervullen een dienende rol, zal het moeten dienen de ge meenschap. Dat is een sociale moraal, die al erg oud is. Maar wij moeten deze moraal, met krach tiger middelen dan in het verleden, in de practijk van het sociale leven dringen; wij moeten deze moraal, méér dan in het ver leden, belichamen in daden. Met „in het verleden" is bedoeld de tijd van het liberalisme, de nieuwere tijd, d.w.z. de tijd na de middeleeuwen. Dat is een toekomst-beeld. Doch niet al léén een t o e k o m s t-beeld. Ieder, die daartoe in de gelegenheid is, moet mede werken, om n u de grondslagen te leggen en, zoo mogelijk, reeds den bovenbouw te ontwerpen en uit te voeren van die nieuwe maatschappij. DE STAKINGSBEWEGING IN DE VER. STATEN. JOHSNTOWN, 29 Maart. (DJi.B. De C.I.O.-leiders hebben bekend gemaakt, dat van de 15.000 arbeiders der Cambriafabriek van de Bethlehem Steel 8000 in staking zijn gegaan. De productie is daardoor in deze fabriek geheel stilgelegd. DE UNIVERSITEITS BIBLIOTHEEK De Universiteits-bibliotheek telt, met haar ap- en dependenties, ongeveer één millioen boeken. Het aantal is slechts bij benadering te gevefl, want niemand heeft de nuttelooze moed gehad de deelen van 1 tot 999.000 uit te vingeren. Naar de gemid delde bezetting van een plank, vermenig vuldigd met „zooveel", is het boeken-bezit berekend en kwam men tot een schat ting van rond het millioen. De doorsnee-Leidenaar, die de biblio theek alleen van den voorkant kent, en zich, van heilig ontzag vervuld, niet bin nen de muren van deze vermaarde librye durft te vertoonen, vraagt zioh af, hoe het mogelijk is zulk een zee van boeken te bergen in zoo'n klein gebouw. Inderdaad. Het is een weinig in 't oog vallende gevel, opgevroolijkt met festoe nen van bloemen, vrachten en schelpen, die eraan herinneren, dat de bibliotheek, zooals een cartouche aan het Rapenburg verkopdigt, c o n d i t a (gesticht) is in 1585, terwijl een ander medaillon, boven den ingang, eerlijk opbiecht, dat deze flora- en zeefauna-ornamentiek dateert van 1917, en dus een handige nabootsing is. Maar de vraag van den doorsnee-Leide naar zou uitdijen tot verbazing, wanneer hij, voet gezet over de2e drempel der we tenschap, de groote hal binnentrad, en, na van zijn eerste bedremmeling bekomen te zijn, de muren niet tot in de nok bepant- serd zag met stellages, volgepropt met fo lianten of turven. Er is geen boeken kast in zicht. Uitgezonderd lieden, behept met een meerwaardigheids-complex, is wel nie mand deze hal voor de eerste maal zijns levens ingetreden, zonder geïmponeerd te zjjn tot beduusdheid toe. Hij komt daar, zich van geen kwaad bewust voor de balie, waar de chef van het uitleenbureau, de heer B. A. Harteveld met zijn helpers de vierschaar spant. Nu is deze schroomval ligheid, door de plechtstatigheid van de en tourage verklaarbaar, do<A allerminst ge grond. Het uitleenbureau zit daar niet om te oordeelen; het slooft zich uit de bezoe kers van dienst te zijn met alles, waarme de het van dienst kan zijn. Men moet hier natuurlijk niet komen vragen om de laat ste Havank of een zoenerig liefdes-roman netje Er zijn, bij nadere beschouwing, toch boekenkasten, lage kasten, die als een witte iambrizeering aan drie zijden de hal om sluiten. Dit is.... de cataloog, voor een ieder ter inzage. De cataloog van de bi bliotheek is op zichzelf weer een biblio theek van ongeveer 5000 deeltjes. Deze wijze van catalogiseeren, zeer overzichte lijk, is een vondst van den heer P. A. Tiele, conservator van 18661879, en het Leid- sche voorbeeld, door vele groote biblio theken ter wereld nagevolgd. Langs de wanden hangen schilderijen van befaamde geleerden: Salmasius, Sca- liger, Clusius, Heurnius, Grotius (Hugo de Groot) en Erasmus. De bibliotheek bezit ongeveer négentig van zulke portretten, die over de zalen zijn gedistribueerd, waar onder niet minder dan vijf van Erasmus en vier van Joseph Justus Scaliger. De kansel van het uitleenbureau en de respectabele portretten-rij daargelaten, is de hal, door een onbedremmeld oog be keken, op z'n burgermannetjes versierd met goedkoop schablonenwerk en geschil derde tapijtjes. Zelfs de toegangsdeur, ge vat in een legkaart van groen, wit en vleeschklenrig marmer is in haar bontheid burgerlijk-grof, ondanks de prijzenswaar dige gedachte een zinsnede uit de stich tingsbrief van curatoren van 1 Maart 1585 in gouden letters uit te beitelen: TER BEVORDERINGE VAN DE UNI VER SITE YT MITSGADERS VAN DEN DOCTOREN. PROFES SOREN ENDE STUDENTEN. Er is vrije doorloop voor iederen studio sus naar de leeszaal, een, indien het be staanbaar was, neg plechtstatiger vertrek dan de uitleenhal, en vandaar-uit naar de tijdschriftenzaal. Fluister-stilte omvaamt deze oorden van studie, en iemand zonder gummi-hakken onder zijn schoenen loopt op zijn teenen verder om geruischloos als een geest-verschijning zich tusschen de andere geesten onder de groene lampe kapjes neer te zetten. In de leeszaal de levensgroote portretten van Prins Willem van Oranje, den stichter der .Hoogeschool en van Prins Maurits student en begunstiger en derzelver wapenschilden. Een persoonlijk geschenk van Prins Maurits uit 1600. In de tijdschriften-zaal schilderijen van Lipsius, Polyander en van Donellus, de laat ste op zijn sterfbed, het was-bleeke gelaat in het beddekussen weggezonken. „Beid uw tijd" leeraart in zijn laatste les deze professor van de jonggeboren hoogeschool. „Beid uw tijd" klopt knokig en haastig- tikkend de klok in* de peinzende stilte, en hetzelfde adagium wordt overgenomen door het kunstig-gebeeldhouwde grafteeken van den Engelschen graaf Jacobus Lou don (t 1684): Dc BibKutlieek in 1610. I BYDE MY TYME Onmiddellijk springt nu de nieuwsgie righeid op, hoe het grafteeken, en ook het lijk, van dezen Engelschen (om nauwkeu rig te zijn Schotschen) graaf in de Leidsche Universiteitsbibliotheek terecht kwam. Om dit te verklaren moet ik u eerst in 't kort iets verhalen van de geschiedenis der bibliotheek. Als men het steegje, Be gijnhof geheeten, naast het gebouw in-wan delt, ziet men de steunbeeren en spitsbogen van een middeleeuwsch kerkgebouw. Het is de kapel van de Faliede (gesluierde) Ba- gijnen, die tot de Hervorming (en eenigen tijd daarna) in het Groote of St. Agnieten- begijnhof woonden. De op 6 Januari 1575 gestichte, en op 8 Februari plechtig in gebruik genomen hoo geschool, was aanvankelijk gevestigd in het St. Barbara-klooster (nu geheel ver dwenen, Noordelijke hoek Langebrug Rapenburg), maar verhuisde nog hetzelfde jaar naar de Faliede Bagijnenkerk. Ook daar hield ze het niet lang uit, tot zij zich tevreden en behaaglijk nestelde in de ka pel der Witte Nonnen, schuins-over, waar zij zich nog bevindt*-. ofesscr Donellus echter, wiens sterfbed onsterfelijk werd, ook voor de stervelingen, had bezwaar te gen het trappen-klimmen in het Witte- Nonnen-klooster en bleef zijn colleges ge ven in het Bagijnhof. Ook de anatomische lessen werden hier bij Voortduring gege ven. In 1591 was de boeken-verzameling van de hoogeschool dermate toegenomen, dat zij een eigen lokaal kreeg in de Faliede Ba- gijnen-kapel, die tot dat doel in twee ver diepingen werd gescheiden en bovendien door een dwarse muur midden-door ge deeld. De bibliotheek leefde onder één dak met de anatomie, die het koor behield ter wijl de begane vloer voor een veelzijdig gebruik werd bestemd: tot college-zaal voor wiskunde, tot schermzaal en tot Engelsche kerk (in 1807 opgeheven). Zoo kon het ge beuren* dat Engelschen in deze ruimte be graven werden, en is dus het probleem, hoe een Schotsche graaf in een Holland- sche bibliotheek werd begraven, afdoende Ongemerkt zijn we over het graf van den gentleman achter de schermen van de Universiteits-bibliotheek in de eigenlijke boekerij binnengedrongen, waarbij de di recteur, dr. T. P. Sevensma, en de weten schappelijk assistent, dr. J. E. Kroon, ons tot vriendelijk vrij-geleide waren. De da gelij ksche bezoekers krijgen nooit de kans in deze ruimten te snuffelen en krijgen ge- volgelijk ook het Engelsche graf nooit te zien. Voor dit vrijgeleide zijn we dus bi zonder erkentelijk. De Gefaliede Bagijnen-kerk, waarvan al leen de muren zijn blijven staan, is van onder tot boven volgeschoven met boeken, een catacombe van geleerdheid. De inrich ting van dit onderdeel der bibliotheek da teert uit de vorige eeuw, ouderwetsch-ge- zellig met gaanderijen en wenteltrappen. De daarnaast-ligende uitbreiding, waarin de in 1876 in depót gegeven boe kenschat van de Maatschappij der Neder- landsche Letterkunde werd gehuisvest, is reeds veel meer een boekenpakhuis, en de derde achtervleugel is niets anders dan een zes-verdiepingen hooge bloembollen- schuur, waarvan de stellingen niet gevuld zijn met hyacinthen en narcissen, doch met pennevruchten. Aangezien bij de weten schap van een inperking der cultuur geen sprake kan, of, in ieder geval, mag zijn, en de menschheid steeds knapper wordt, neemt de boeken-voorraad hand over hand toe jaarlijks met een goede 15.000 deelen. Zoo dat deze boeken-pakhuizen overvol raken, en men zelfs, gelijk de directeur ons toon de, hier en daar zijn toevlucht heeft ge zocht tot een dubbele laag boeken, terwijl reeksen exemplaren geen kans meer had den in de geleerde provisie-kasten te wor den ondergebracht en, zij 't in perfecte orde, op den grond moesten worden neer gezet. Uitbreiding van de bergruimte is een ge biedende eisol}, en het heeft niet aan den bibliothecaris gelegen, dat daarmede voor de oorlog uitbrak nog geen begin is ge maakt Dr. Sevensma, die alvorens te Lei den benoemd te worden, als directeur de V olkenbonds-bibliotheek te Genève orden de, is de modern-voelende bewindvoerder van onze eeuwen-oude bibliotheek. De bi bliotheek is naar zijn, toe te juichen, op vatting, niet een in-zichzelf-gekeerde boe kenwurm, maar een instelling ten dienste van het publiek, en daarop is de geheele „bedrijfs-leiding" afgestemd. Op zijn instigatie werden de zes „lees kamers", die zonder dagelijksch toezicht waren en onder eigen faculteits-besturen stonden, in de werkings-sfeer der biblio theek opgenomen. Er zijn thans drie nieuw- ingerichte studiezalen, een voor Theologie, een voor Talen en Letteren, en een (in voorbereiding) voor Rechtswetenschappen, waar de studeerenden een uitgebreide hand bibliotheek tot hun beschikking hebben, en bij hun navorschingen in een wetenschap- pelijk-gevormden assistent een vraagbaak vinden, die hen weg-wijs maakt in de vak literatuur. Ook is in voorbereiding een toonzaal, waar om beurten de merkwaardigste hand schriften (de bibliotheek is beroemd om haar klassieke en Oostersche manuscrip ten) ter bezichtiging zullen worden neer gelegd. In deze toonzaal, met zijn nieuwer, wetsche vitrines, hing nog (tijdelijk) een schilderij van Hugo de Groot, die uit zijn boekenkist stapt, 'n voorstelling, welke wij al is 't geen kunststuk, toch gaarne als note gaie een goed plaatsje gunnen. Behalve de drie genoemde studie-zalen het moet heerlijk zijn daar zoo rustig te kunnen studeeren bezat en bezit de bi bliotheek nog eenige vertrekken met een aparte bestemming, zooals de studiezaal van de handschriften, de kaarten en pren ten-collecte Bodel Nijenhuis, de Oos tersche bibliotheek, de kamer waar het Nederlandsch Woordenboek wordt uitge werkt, de kamer van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde enz., met als merk waardigste, hoewel niet belangrijkste van alle, de Tiele-kamer, waarin, volgens tes tamentaire beschikking van de weduwe van prof. Tiele, niet alleen de boekerij, maar ook de meubels van haar man moeten bewaard blijven: o. a. met rooden trijp bekleede crapeaudjes, een bureau-ministre met fa milie-portretten en zelfs een geborduurde krantenhanger met vergeelde kranten. Een testamentaire beschikking, meer curieus dan navolgenswaardig. De ontsluiting van het in Chineesche rust afgewende bibliotheek-bezit, en de centralisatie (en daardoor geriefelijker ge bruik) van de al te zeer over verschillende instituten verstrooide boeken-schat, is het doel van den nieuwen bibliothecaris, die, om meerdere bekendheid aan onze roem rijke librye te verleenen, er toe overging mapjes „ansicht -kaarten" uit te ge ven in prachtigen kleurendruk van eeni ge verluchtingen uit handschriften, en in effen-bruin van histórische platen en schiL derijen. REUZEL De lyst van vestiging en vertrek is aangename lectuur. Het is misschien niet overbodig u dat eens onder het oog te brengen. Er zijn nu eenmaal van die oogenschünlijke nederige berich ten, die door velen minachtend over het hoofd worden gezien, zooals de lijst van gevonden en verloren voor werpen, die ons op de hoogte brengt van de vreemde onbedachtzaamheid van velen, van transportkwesties, dui delijke verstandsverbijsteringen en dergelijke. Zooals ook de lijst van hu welijken, welke ons leert, dat liefde bloeit op alle wegen en op byna alle leeftijden en dat er heel jonge lieden zijn, die voorloopig alleen nog maar de zonzijde van het huwelijk in het oog hebben. De lijst van vestiging en vertrek leert ons soms wat aardrijkskunde van ons eigen lieve, kleine vaderland. Dat er iemand naar Alkmaar is verhuisd, zegt u misschien niets, Alkmaar kent u en zijn kaasbonnen. Maar toch Gisteren deze lijst lezend bemerk ik bijvoorbeeld, dat er een heer verhuisd is naar Reuzel. Zoo iets geeft je in deze tijden een schok. Niet alléén, omdat je misschien nooit geweten hebt, dat er een vlek met den naam van Reuzel bestond. Een vetvlek dus. Maar ook omdat er zoo goed als geen reuzel meer te krijgen is. Mijn kennis van aardrijkskunde is nu weer wat aangevuld en ik begin er bovendien over te denken naar Reuzel te verhuizen. Alleen maar om nog eens wat reuzel op de enveloppen van mijn brieven te krijgen. Maar dat is myn zaak. Hoofdzaak is die rubriek. Die kleine, nederige rubriek, die den mensch nog iets leeren kan. Zooals het kleine er soms is om het groote te beschamen ONZE ZAAK is vanaf DINSDAG 1 APRIL a.s., uitgebreid met deze NIEUWE AFÜEELING. Een chef-coupeuse met ruim 35-|arlge ervaring staat U ten dienste. 6637 I. J. VAN EGMOND ZOON BREESTRAAT 173 BONTWERKERIJ - KLEERMAKERIJ Daaronder komt ook een reproductie voor van een schilderij van Janus Dousa, den dapperen verdediger der stad en den eer sten bibliothecaris. Het streven van zijn jongsten opvolger zou zeker zijn sympathie hebben, al ondervond men in den eersten tyd van haar bestaan juist met de open stelling van de bibliotheek grooten over last. De studenten namelijk copieerden de sleutels van de professoren, en gingen op eigen houtje in de geleerdheid grasduinen. Aan deze vrijpostigheid werd kort en goed een einde gemaakt door alle sloten van de Faliede Bagijnenkerk te veranderen! Een dergelijke ontsluiting van het gemeen- schaps-bezit ging wel wat al te ver, doch een wetenschappelijke ontgrendeling en be- weg-wijzering van de vaak, door hun enor- men omvang en ingewikkeldheid ontoegan kelijke boeken-wouden zal zeker alge- meene instemming vinden. VIVAT SCHOLA VIVAT RELIGIO daarmede besluit de inscriptie in den Hantijnbijbel, waarmede de Vader des \aderlands, als eerste, de Universiteit ver eerde. Deze vorstelijke taakvervulling wen. schen ook wij de Bibliotheca Academiae Lugduno-Batavae toe. VENATOR VAGANS. BU DE RESTAURATIE VAN HET GRAVENSTEEN TE LEIDEN KWAM BOVEN DE VOOR-GALERIJ DIT AARDIGE FRIES BLOOT. 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1