DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Toerisme
Momentje
VRIJDAG 21 MAART 1941
32ste Jaargang No. 9903
3)e Gcid<M^ie(Soi4^ciAit
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
De lichamelijke
opvoeding.
De lichamelijke opvoeding heeft onder
ons niet altijd de plaats gehad, die haar
toekomt in het belang van het volk. Met
„onder ons" bedoelen wij niet uitsluitend,
maar toch zeker óók de katholieken.
't Is verkeerd, maar verklaarbaar.
Verklaarbaar uit een reactie op bestaan
de en noodlottige eenzijdigheid en over
drijving.
Eenzijdigheid, waardoor velen de
lichamelijke opvoeding zien als de opvoe
ding en daarnaast en daarboven niet de
geestelijke opvoeding, waaraan de licha
melijke opvoeding ondergeschikt behoort
te zijn. De cultuur van het lichaam moet
dienstbaar zijn aan de cultuur van de ziel!
Overdrijving, waardoor velen alles
doen voor de lichamelijke opvoeding
alles, alsof daarvan direct afhangt hun
geluk voor tijd en eeuwigheid!
Die eenzijdigheid en die overdrijving
maken zeker verklaarbaar de groote reser
ve, zelfs afkeerigheid, waarmede velen
staan tegenover wat men lichamelijke
opvoeding noemt.
Er komt echter onder ons een juistere
houding tegenover, een juistere waardee
ring van de lichamelijke opvoeding.
In de gisteren verschenen aflevering
van het katholiek cultureel tijdschrift
Studiën schrijft P. J. Rippe:
„Eén vah de zaken, die de laatste ja
ren algemeen als noodzakelijk worden ge
kwalificeerd, wanneer het erom gaat de
opvoeding te vervolmaken, is het meer
daadwerkelijk inschakelen van de lichame
lijke opvoeding. Het is met die lichamelijke
opvoeding in ons land eigenlijk nog steeds
treurig gesteld. Speciaal geldt dit voor
het lager-, nijverheids- en hooger onder-
ws. Deze geheel onbevredigende toestand
verandert slechts zoo langzaam ten goede,
dat hü op vele plaatsen niet beter is dan
een halve eeuw geleden. Zelfs heeft men
in de laatste jaren nog een teruggang
kunnen constateeren op wat met moeite
bereikt was. Tot dezen gang van zaken
heeft onder meer gewerkt, dat verschil
lende in onderwijszaken beslissende en
adviseerende instanties er nog niet boven
uit waren, in de lichamelijke opvoeding
een „leervak" te zien, dat het eerst gemist
kan worden, wanneer er op de onderwijs-
begrooting bezuinigd moet worden. Bü die
instanties was meermalen de categorie ver
tegenwoordigd, die theoretisch wel wil er
kennen, dat men bij het opvoeden het
lichamelijke niet mag negeeren, in de
practijk kwam het er echter veelal op
neer, dat velen zich maar al te gemakke
lijk neerlegden bij het op den achtergrond
dringen van dit „vak".
En uit hetzelfde artikel citeeren wij nog
de volgende passage:
„Men moet zich allereerst vertrouwd ma
ken met de gedachte, dat een goede licha
melijke opvoeding veel meer beteekent
dan het geven van eenige uren lichame
lijke oefening per week. Deze afzonderlijke
uren lichamelijke pefening zijn ongetwij
feld zeer belangrijk en er moet veel zorg
aan worden besteed. Er zou dan ook een
belangrijke stap in de goede richting zijn
gedaan, wanneer alle schoolgaande Ne-
derlandsche jongens en meisjes een paar
uur per week tot oefenen onder goede
leiding verplicht werden. Maareen vol
ledige lichamelijke opvoeding kun
nen de leiders van die oefeningen al
leen niet verwezenlijken. Daartoe be-
hooren' alle opvoeders het hunne bij tb
dragen. Wanneer men de term lichame
lijke opvoeding goed verstaat, dan is dat
zonder meer duidelijk. Lichamelijk opvoe
den is opvoeden door en tot juist ge
bruik der lichamelijke vermogens".
De definitie van lichamelijke opvoeding,
neergelegd in de laatste woorden, mogen
wij allen vast houden. „Lichamelijk
opvoeden is „opvoeden" door en tot juist
gebruik der" ons d^or God geschonken
„lichamelijke vermogens", van welk ge
bruik wij den Schepper rekenschap en
verantwoording schuldig zijn!
WAT ANDERE BLADEN
N. S. B. EN NATIONAAL FRONT.
Wij ontleenen aan een artikel van Ar
nold Meyer, leider van Nationaal Front, in
De Weg:
„Wij hebben in het voorbije democrati
sche tijdperk veel bearcg, veel terreur, veel
intimidatie medegemaakt. Het spijt ons te
moeten zeggen, maar wij, die van ons leven
nooit zelfs één dag lid of symphatisant van
een Vrijheidsbond of een R. K. Staatspartij
waren, kan Ir. Mussert ons dat soms na
zeggen? moeten vaststellen, dat in l^et
democratisch tijdperk bij ons weten inti
midatie, omkooping, nog niet die grofheid
had, gelijk nu vertoond wordt door aan
hangers van een zich noemende „Nationaal
Socialistische partij in Nederland".
Wanneer men feiten wil, men kan ze krij
gen, zoo men bereid is andere wegen te
bewandelen.
Intimidatie, omkooperij, ronselarij, welke
zoovel en in Nationaal Front in eenigerlei
vorm reeds ondervonden hebben, is thans
aan de orde van den dag.
Het is begonnen met hoogere functiona
rissen en men poogt nu eenvoudige strijders
van onze beweging te verlokken met baan
of uniform.
In de afgeloopen week hebben wij dit in
een dergelijke mate ervaren, dat het ons
niet mogelijk is, hierover te zwijgen.
Wij kunnen niet zwijgen, omdat we de
groote behoefte onze ontroering te uiten,
hoe hoogere en lagere functionarissen, hoe
mijn oude trouwe eenvoudige makkers en
duizenden die de laatste maanden in onze
gelederen zijn gekomen, moedig stand hou
den. Dat is een socialisme in de praktijk:
trouw in den gemeenschappelijken goeden
strijd."
BEGRAFENIS VAN MR. J. B. BOMANS.
De teraardebestelling van het stoffelijk
overschot van mr. J. B. Bomans zal ge
schieden Maandag 24 Maart op het R.K.
kerkhof te Heemstede. Om 10 uur wordt
in de kerk van St. Bavo aan den Heeren-
weg een plechtige requiemmis opgedra
gen.
INLEVERING VAN OUDE RIJWIEL
BANDEN.
Naar aanleiding van de regeling betref
fende den doorverkoop, minstens éénmaal
per halfjaar, van oude binnen- en buiten
banden door de rijwielhandelaren aan de
handelaren in oude rubber, ingeschreven
bij het rijksbureau voor rubber, is eenige
ongerustheid ontstaan omtrent de voorzie
ning van plakmateriaal.
Van bevoegde zijde deelt m«i mede,
dat deze ongerustheid ongegrond is,
daar er voor gezorgd zal worden, dat
plakmateriaal in voldoende hoeveelheid
verkrijgbaar zal zijn.
Eventueele vragen over de distributie
van rijwielbanden richte men niet tot het
rijksbureau voor rubber te Amsterdam,
doch tot den economischen voorlichtings
dienst, Rijnstraat 24 te 's-Gravenhage.
HET BRANDWEERWEZEN.
Het nieuwe verordeningenblad geeft een
nieuwe ordening van het brandweerwezen
in Nederland.
Deze» nieuwe regeling is tot stand geko
men op initiatief van den bevelhebber der
veiligheidspolitie in samenwerking met
den secretaris-generaal van het departe
ment van binnenlandsche zaken en wordt
door laatstgenoemd uitgevaardigd.
Van bevoegde zijde wordt ter toelichting
op de nieuwe vordening opgemerkt, dat
wettelijke voorschriften inzake het brand
weerwezen gedurende langen tijd in Ne
derland niet bestonden. Den burgemees
ters was slechts voorgeschreven om een
brandweer in te richten en naar behoefte
te regelen. Staatstoezicht bestond niet, ook
geen centrale leiding.
De thans gegeven verordening brengt een
totale nieuwe regeling.
De organisatie en het toezicht worden in
handen gelegd van een hoofdinspecteur
voor de brandweer bij het departement
van Binnenlandsche Zaken. Als zoodanig
werd reeds de heer P. L. van Boven be
noemd. Zijn vaste plaatsvervanger alsmede
leider der technische afdeeling werd de in
specteur van den staf W. E. Eggink. Onder
den hoofdinspecteur staan vijf districtsin
specteurs. In district I (Zuid-Holland en
Zeeland) is districtsinspecteur geworden de
heer J. D. Backer, in district II (Noord-
Holland en Utrecht), de heer W. A. Couzy,
in district III (Overijssel en Gelderland) ir.
R. A. Renssen, in district IV (Noord-Bra
bant en Limburg) ir. D. A. Budde en in
district V (Groningen, Friesland en Dren
the) de heer J. de Roos.
Beroepsbrandweer komt er in alle steden
boven de 100.000 inwoners. De beroeps
brandweer en de brandweerschool te Am
sterdam staan onmiddellijk onder den
hoofdinspecteur. De brandweerschool, die
tot op de inrichting van een eigen ge
bouw in de brandweerkazerne te Amster-
da mis ondergebracht, voltooide reeds een
cursus voor officieren en onderofficieren.
De burgemeester is de politioneele
brandweerautoriteit. Hij heeft de taak om
met alle hulpmiddelen der politie brand
gevaar af te weren en zorg te dragen voor
den goeden toestand van het materiaal. Hij
ontvangt daartoe regelen van den secreta
ris-generaal van het departement van Bin
nenlandsche Zaken. Hij kan o.m. perso
neel der gemeente onder bepaalde condi
ties tot dienst bij de vrijwillige brandweer
verplichten.
VERSCHRIKKINGEN IN DE
PIETERSKERK
LXXIV.
Vier slakkenhuizen wentelen zich als een
dokters-drilboor door het muur-kakement
van de Pieterskerk. Ieder van deze slak
kenhuizen begint ais een nerveus spiltrapje
en eindigt in het luchtruim, ergens op de
grenzen van hemel en aarde.
Er is zoo'n steenen kurketrekker in de
Noordelijke kruisarm, die plompverloren
in de dakgoot uitmondt. Er is een ander,
een houten geval, in het Zuider-transept,
dat halverwege toegang geeft tot een flink
vertrek, de vergaderzaal van de kerkmees
ters of „Godshuysberaders" (zooals deze
heeren in de middeleeuwen werden beti
teld). Het kruisgewelf, dat de kerkmeesters-
club overkoepelde, is lang geleden inge
stort en werd bij de jongste herstelling door
een houten zolder afgedekt. Met de omzich
tigheid, welke teeker.end is voor de volle
dig verantwoorde methode, die de paar
laatste jaren bij de restauratie van de Pie
terskerk wordt gevolgd, werd ervan afge
zien *een nieuw gewelf te fantaseeren. De
brokstukken van de ribben en enkele kraag-
steenen liet men ongemoeid. In een van die
kraagsteenen is de duivel uitgehouwen, een
loerende draak met uitgesperde vlerken.
Claes, de kerkmeester, heeft dezen duvel
ook zitten bekijken, terwijl de pastoor on
betaalde en onbetaalbare bouwrekeningen
voorlas, en Claes, met de hooghartigheid
van zijn breed Renxissance-gemoed, heeft
stiekem zijn tong xJtgestoken.
De twee andere 'spiltrappen wentelen
opwaarts tot in de ^eide torentjes, die als
bokken-horens op dqfvoorgevel van de kerk
zijn geplaatst. De tteinreis door de keer-
tunnels van den St. Gotthard-spoorweg is
een zouteloos amusement vergeleken bij de
peillooze afgronden, die plotseling voor
iemands voeten openvallen, wanneer hij
uit het stik-donker- draaitrapje te voor
schijn -treedt op - richel aart den zon-
schenen buitengevel van de Pieterskerk.
Deze richel, met een nuchter, ijzeren
railinkje afgeschermd, dient tot verkeersweg
tusschen de beide vorengenoemde bokken-
horens.
„Flink zijn!'1 klopten we onszelven
bemoedigen op den rug, onderwijl met
strakke oogen naar de zee turend, die als
een azuren streep zich achter het geel der
duinen afteekende.
Het wijdsch verschiet verschoot in de
duisternis van de tweede bokkenhoren, en
wat daar te wachten stondhet is met
bevroren afgrijzen, dat ik er aan terug
denk. De Pieterskerk heeft een houten ton
gewelf, waar je overheen kunt wandelen,
zoo veilig als in een tuitzak, en zonder hin
der van duizeligheid de vernuftige blusch-
leiding kunt bekijken, die, door het smel
ten van stoppen bij brandhitte, zichzelf in
werking stelt. Als vuur het dak bedreigt,
begint een menigte „bedriegertjes" de hou
ten kap en het houten gewelf mild te be
sproeien en te bevochtigen. (Het pomp
station van deze kostbare installatie is het
ondermaatsche, alleen-staande gebouwtje
aan de Kloksteeg).
Maar nu de verschrikking.... De stut
balken van de muren liggen in deze kerk
niet boven, maar ónder het ton-gewelf, en,
voor het gemak bij herstelling en onder
houd, zijn deze balken voorzien van latten-
leuninkjes en als loopplanken in gebruik.
Het zijn dus vlonders, die afgronden over
spannen van dertig meter diepte, en elkaar
daarbij kruisen als een electrisch net.
„O Jeremias!" rilde ik hardop, bijna
van mijn ultramontaanschc tramontanen
rakend, toen een volledige processie van
geestelijkheid en geloovigen, waarvan ik
deel uitmaakte, op deze acrobatische wijze
een rondgang door de kerk ging houden.
Als slaapwandelend zijn wij over de lucht
bruggen getrokken, met loensche blikken
even omlaag-schouwend in de het witte ijle
niet van de leege kerkruimte, overigens met
overdreven aandacht de rozetten in het mid
denschip van het gewelf bestudeerend: de
geblinddoekte Christus, de apostelen Pe
trus en Paulus, een vlammende zon, die
grimassen maakt tegen draaierige lucht
acrobaten, een stadswapen, en een leeg,
blauw cirkeltje, waarvan wat houtsnijwerk
verloren is gegaan.
De verheven ommegang van de spriet-
locpers een ommegang, welke zich
meer eigent als een attractie voor dc
engelen des hemels, dan voor aardsche
stervelingen werd dankbaar voleindigd
met een feestlied op het beroemde orgel.
Het orgel neemt de geheele binnen-muur
in beslag, doch ruimt voor den organist
niet meer dan een muizennestje in.
Het muziekinstrument, uit de jaren 1639
1641, is uitgebouwd op een weelderig
balcon van gepolitoerd, zachtbruin hout,
dat golvend als fluweel en met tressen
bestikt, al zijn houterigheid verloren heeft.
De dubbele tribune, met daarboven-uit de
zilverglanzende imponeerende pijpen-
gamma's is een wellust van houtsnijwerk
in zijn geheel prachtig-mooi, :n de
onderdeelen van een bizarren en vreemd-
soortigen smaalt. Op de balustrade van het
eerste balcon een gekroonde koning, die
gezichten trekt. Voorts een kop boven ge
kruiste engelen vleugels, maar wat een
hemelsche krullebol moest zijn, is een
dikke kerel met een snor! Narren met
plooiwangen, en, wat nog zonderlinger
aandoet, met plooi-neuzen, met katten- en
hondenooren, zijn met vaardigheid uitge
sneden, doch een zinrijke toespeling ver
mogen wjj er niet in te ontdekken.
Dè tweede tribune is versierd met een
rij ronde katte-koppen, die rusten op
bustes en uitloopers in spiralen..,, een
grillig en abnormaal ornament.
De details van het orgel zyn buitennis-
sig en extravagant, wat gelukkig geen
schade doet aan de vorstelijke pracht van
het geheel. Het stadswapen en op een lijst
de oproep van koning Dav.id: „Looft God
met psalmen op harpen en organen", be
kronen den orgel-opstand. De kleurige wa
pens van kerkvoogden uit 1808 vervangen
Nieuwe bonnen
Brood en gebak.
Gedurende het tijdvak van Maandag
24 Maart tot en met Zondag 30 Maart
a.s. geeft elk der met „0&" genummerde
bonnen van de broodkaart recht op het
koopen van ongeveer 100 gram brood.
Voorts geeft elk der met „09" genum
merde broodbonnen recht op het koopen
van 'een rantsoen gebak.
De op 30 Maart nog niet gebruikte bon
nen blijven voorts nog geldig gedurende
de week van 31 Maart tot en hiet 6 April
a.s., met dien verstande, dat zij gedurende
laatstgenoemde week niet mogen worden
gebruikt in hotels, restaurants e.d.
Voorts geven de met „6" genummerde
bonnen van de bloemkaart gedurende het
tijdvak van Maandag 24 Maart tot en met
Zondag 20 April a.s. elk recht op het koo
pen van 50 gram brood of een half rant
soen „gebak".
Tarwebloem.
De met „6" genummerde bonnen van
de bloemkaart geven gedurende het
tijdvak van Maandag 24 Maart tot en
met Zondag 20 April a.s. elk recht op
het koopen van 35 gram tarwemeel of
tarwebloem of roggemeel of rogge
bloem of zelfrijzend bakmeel.
Boter en vetten.
Zooals reeds eerder werd bekend ge
maakt zullen met ingang van Maandag
24 Maart a.s. de bonnen van d* boter-
kaart uitsluitend recht geven op het
koopen van boter, terwijl op de bon
nen van de vetkaart beurtelings boter
of margarine dan wel boter of marga
rine of vet verkrijgbaar zal zijn.
Gedurende het tijdvak van Maandag
24 Maart tot en met Zondag 30 Maart
a.s. geeft de met „09" genummerde bon
van de boterkaart recht op het koo
pen van 250 gram boter. De met „09"
genummerde bon van de vetkaart geeft
gedurende bovengenoemd tijdvxak
recht op het koopen van 250 gram bo
ter of margarine of 200 gram vet naar
keuze.
De met „09" genummerde bonnen, die
op 30 Maart nog niet gebruikt zijn,
blijven nog geldig tot en met Zondag
6 April a.s.
Eieren.
Gedurende het tijdvak van Maandag
24 Maart tot en met Zondag 30 Maart
a.s. geeft de met „92" genummerde
bon van de „bonkaart algefneen"
recht op het koopen van één ei.
De bonnen, welke op 30 Maart nog niet
gebruikt zijn, blijven geldig tot en met
Zondag 6 April a.s., met dien verstande,
dat zij gedurende de week van 31 Maart
tot en met 6 April niet gebruikt mogen
worden in hotels, restaurants e.d.
Kaas.
Gedurende het tijdvak van Maan
dag 24 Maart tot en met Zondag 6
April a.s. geven de met „62" en „72"
genummerde bonnen van de „bonkaart
algemeen" elk recht op het koopen van
100 gram kaas.
De bonne, welke op 6 April nog niet
gebruikt zijn, blijven voorts nog geldig tot
en met Zondag 20 April a.s.
Rijst, enz.
Gedurende het tijdvak van Maandag
24 Maart tot en met Zondag 20 April
a.s. geeft de met „19" genummerde
bon van de „bonkaart algemeen" recht
op het koopen van 250 gram rijst, of
rijstemeel of rijstebloem of rijstgries of
gruttenmeel (gemengd meel).
HOOG BEZOEK.
Het schijnt hier in ons land een
ideale toestand te zijn. Wij zelf, die
er midden in leven, beseffen dat niet
altyd. Dat gaat meestal zoo. Wat in
het eigen land te vinden is aan cul
tuur, aan schoonheid, aan daden,
wordt dikwijls niet gewaardeerd.
Waarop het spreekwoord duidt: wat
men ver haalt is lekker.
In vroeger jaren kwam er zoo wel
eens een enkele buitenlandsche des
kundige kijken naar onze Zuiderzee
werken of onze sluizen. En dat von
den wij eigenlijk heel normaal. Wij
wisten wel, dat wij knappe inge
nieurs, waterbouwkundigen en brug
genbouwers hadden.
Maar nu, sinds den oorlog, schijnt
men tot de ontdekking te komen, dat
het hier een ideaal land is, waar wat
te zien en te leeren valt.
Hebt u het ook bemerkt, dat er
den laatsten tijd telkens opnieuw
hooge oomes uit allerlei landen naar
ons bezette gebied komen om hier in
ons kleine landje iets van ons te lee
ren? Nu heb ik weer gelezen, dat ge
neraal Antonescu komt.
Wij zijn weer in trek, zou men zoo
zeggen. Er schijnt hier iets bijzonders
te zijn in ons voortreffelijke volk, wat
wij zelf natuurlijk heel gewoon vin
den.
En wij kunnen dus gerust beginnen
weer een beetje trotsch te zijn op ons
eigen.
.J
andere, die in 1798 werden uitgehakt.
Dit uithakken geschiedde op hoog bevel.
De leuze, die een leugen was, van „vrij
heid, gelijkheid en broederschap" ontke
tende een stormloop op' alles, wat aristocra
tisch was, of aristocratisch deed. Alle wa
pens moesten van de zerken worden afge
vijld (op de liggende grafsteenen is er
nauwelijks een aan deze verminking ont
snapt) en alle wapen-kassen uit de kerk
werden verwijderd. Na de Hervorming had
het aanbrengen van al- of niet-adellijke
blazoenen op de muren van het bedehuis
zich tot een mode ontwikkeld. Van liever
lede was de Pieterskerk opgetuigd met on
geveer driehonderd van zulke schilden, die,
op een enkele uitzondering na, in 1795 wer
den opgeruimd. Verscheidene ervan vonden
een asyl in de Lakenhal; de kassen van de
familie De la Bije keerden terug uit het
St. Annahofje.
De ééne uitzondering werd gemaakt voor
de wapenkas van Willem Corn.sz. Duyven-
bode, f 1578, die tijdens het beleg met zijn
postduiven (vandaar zijn naam) de ver
binding in stand hield tusschen de benarde
veste en de troepen van den Prins van
Oranje. Een omschrift op de wapenkas,
welke aan een der kolommen achter de
preekstoel hangt, houdt die verdienste in
eere: „Door God gewrocht hebben de duy-
ven die brieven binnen Leyden gebracht".
De preekstoel is, met het koorhek, het
eenige meubilair, dat uit den Katholieken
tyd in de kerk is gebleven.. De thans ge-
calviniseerde kansel (de beelden zijn op
den loop) is vervaardigd in 1530 en een be
zienswaardige kruising tusschen verslapte
Gothiek en jonge Renaissance. Het snij
werk is uiterst teer, vooral in de tracee
ringen; het steenen voetstuk sierlijk opge
stapeld uit ,in-elkaar-schuivende vierkan
ten.
Het klankbord, een driedeelige pagode, is
vroeg-Renaissance in de twee bovenste af
dekkingen; het onderste, eigenlijke klank
bord is een toevoeging uit de 17e eeuw.
Een inschrift rond de derde laag van het
bouwdoozerig geval konden wij niet ont
warren.
In de zijbeuken achter de preekstoel zijn
enkele rozetten in de kruisgewelven: een
hurkende engel met een klein wapenschild
en een engel met een groot blazoen, waar
op kelk en H. Hostie. Zijn het de eenige
overlevende? Werden de andere vernield
bij het ophangen van de luisterrijke bol-
kaarsekronen, die in 1852 voor een krats
werden verpatst?
In de doopkapel hangt van het stergewelf
een eenzaam achtergelaten, 16e eeuwsch
luchtertje af met een vliegende duif. In
deze kapel een derde gedenkplaats voor
John Robinson. Een medaillon in blauw,
groen en bruin, waarop de „Mayflower",
het scheepje dat de uitgeweken Engelsche
puriteinen naar hun nieuwe vaderland,
Amerika, voerde. Met de bescheidenheid,
welke een van de scherpste karakter-trek
ken van het Amerikaansche volk is, wordt
vermeld, dat de nooit-stervende geest van
John Robinson „still dominates the con
sciences of a mighty nation in the land
beyond the seas nog steeds de gewetens
beheerscht van een machtige natie in het
land over den oceaan". De steen is beves
tigd in 1928 door het genootschap van af
stammelingen van de „Mayflower".
John Robinson heeft zich niet te bekla
gen, dat zijn memorie zal worden uitge-
wischt. De doopkapel is, in normale tijden,
een geliefd oord voor Yankee-pelgrims.
VENATOR VAGANS.