DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Clpjcoep UliatetAuip Toerisme Mamentje winterhulp^nederland DINSDAG 11 MAART 1941 32ste Jaargang No. 9894 3)e £eid<töh£(2oii/Yatit Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. Giro 103003. Postbus 11. V Men moet anderen kennen In ons nummer van j.l. Zaterdag nog schreven wij over den gezonden volksin vloed, welke door den aard van het Ne- derlandsche volk, zooals deze historisch is gegroeid en geworden, wordt vereischt. Een gezonden volksinvloed in het staat kundige, in héél het maatschappelijke le ven willen wij zeker nooit uitschakelen, kunnen wij eenvoudig niet missen! Over de vraag, Wanneer de volksinvloed gezond is en wanneer niet zullen de meeningen uiteenloopen en van elkaar af wijken. De een zal aan degenen, door wie het volk invloed kan uitoefenen den volks vertegenwoordigers uitsluitend ad- viseerende en contro1eerende bevoegdheden willen verleenen. De ander zal aan die volksvertegenwoordiging, zoo als in het verleden, over de meeste belang rijke aangelegenheden het recht van be slissing willen geven. Naar onze meening, ligt de goede weg in het midden met dien verstande echter, dat een volksverte genwoordiging, hoe dan ook samengesteld, veel mi n d e r beslissingsrecht moet heb ben dan voorheen en veel meer haar be- teekenis moet vinden in de vruchtbare en noodzakelijke taak van adviseeren en controleeren. De persoonlijke verant woordelijkheid van regeerders en bestuur ders moet in de toekomst méér dan in het verleden tot uitdrukking en-beleving wor den gebracht. Van hoe groot belang het is, dat een re geerder of bestuurder weet, wat er leeft onder het volk, omschreef de „Nieuwe Dag" gisteren aldus: „Een verstandig heerscher dient te weten, wat er onder zijn volk leeft, wordt gezegd en gedacht, niet om zich als een wankelmoedige heen en weer te laten slingeren op de branding en het wisselend getij van onbeheerschte sentimenten en incompetente oordeel vellingen, maar wel om aan den groot sten gemeenen deeler van de gezonde opvattingen des -folks zijn eigen in zichten te toetsen en zoo noodig zijn eigen meeningen of die van zijn volk te corrigeeren. Slechts tyrannen en despoten wenschen geen kennis te ne men van wat er leeft in het volk, waarover zij regeeren, omdat zij ofwel dit volk verachten ofwel bevreesd zijn hun krampachtige zelfverzekerdheid en zelfgenoegzaamheid of hun mate- loozen eigendunk te verliezen. De grootste roem van de heerschers der wereldgeschiedenis tot op den huidigen dag is de lof en het vertrouwen van hun volk dat hun bestuur en beleid als een weldaad zegent". De gelegenheid, om kennis te nemen van wat er leeft in het volk is er, als er bestaat een vrije, met bevoegdheden en rechten toegeruste, volksvertegenwoordiging, welke op een behoorlijke, voor het haar eigen doel gewenschte wijze is samengesteld; als er bestaat een vrije (wat niet wil zeg gen een, als in het verleden, bandelooze!) pers. De kennis van de meeningen dergenen, wier welzijn men beoogt, is steeds een waardevol bezit, waarnaar men moet stre ven. Dit is niet alleen een levenswijs heid voor de staatkunde, maar ook voor de opvoeding, voor èlle maatschappelijk werken: men moet trachten de meeningen van hen, wier belangen men behartigen wil, te kennen! BROODPRIJZEN PAS IN SEPTEMBER HOOGER. Als de nieuwe oogst verwerkt wordt Ir S. L. Louwes, de directeur-generaal van de voedselvoorziening, heeft in zijn Zaterdag gehouden rede o.ra. aangekondigd, iat het gevolg van de thans voor den oogst 1941 vastgestelde prijzen, die de boeren voor hun akkerbouwproducten zullen ont vangen, zal zijn, dat de handelsprijs van allerlei artikelen eenigszins moet worden verhoogd, o. a. van het brood. Op grond van deze uitlating is men in de desbetreffende kringen van mee ning dat de prijsverhooging van het brood niet zal ingaan vóór de nieuwe oogst verwerkt wordt. Dit zal dan zijn in September of October van dit jaar. „Vaderland" Toen vijf maanden geleden'de Win terhulp Nederland werd opgericht, had haar leiding zich een denkbeeld ge vormd van den nood, die onder Ne landers moest heerschen. Geleerd door de ervaring, komt zij thans tot de ontstellende ontdekking, dat de armoede, welke in Nederland worden geleden, veel en veel grooter is, dan zij zich in October 1940 kon indenken. Op zijn minst een millioen Neder landers, mannen, vrouwen en kinde ren, hebben geen deel aan die aard- sche goederen, welke noodig zijn om een gezin met eenige vreugde en moed aan het leven van ons volk te laten deelnemen. Al voortwerkende ont vangt de leiding van de W. H. N. da gelijks meer berichten over gevallen van nood, die tezamen tot één conclu sie voeren: Het Nederlandsche volk moet wak ker worden en op dit gebied kennis nemen van de feiten, opdat het zich van zijn plicht tot naastenliefde be wust worde en zich aaneensluite om de daad te volbrengen, welke tegenover die vele landgenooten noodzakelijk is. De W. H. N. moet over veel meer middelen beschikken, dan haar ten dienste staan. Om die in te zamelen zijn veel medewerkers noodig, die in de week van 17 tot 22 Maart a.s. enke le uren beschikbaar stellen in den dienst van dit noodige, en daardoor zoo mooie werk. Nederlanders, laat u niet de kans ontgaan, om op deze wijze van uw liefde tot uw volk te getuigen. Ge zult straks na volbrachten arbeid met zoo vele anderen, die u reeds voorgingen, -de voldoening kunnen smaken, in moei lijke tijden daadwerkelijk aan de in standhouding en den opbouw van ons vclk te hebben medegeholpen. Vele helpende handen zijn nog noo- i dig* meldt u direct aan bij het plaatse- lijke bureau van de Winterhulp in uwe 1 gemeente i Werkgevers, verstaat gij uw plicht tegenover deze actie, door aan de le- i den van uw personeel, die willen me- I dewerken, voor de hun toegewezen uren vrij te geven zonder aftrek van i loon en vacantietijd. Laten wij allen onze taak beseffen: ih een der beslissende uren van de i wereldgeschiedenis, nu volkeren om hun bestaan worstelen, moet het Ne- t dörlandsc.ie volk bewijzen, dat het in staat is zichzelf in stand te houden. Toont u dezen tijd waardig! J Milüoenen handen zijn onzichtbaar i naar u uitgestrekt! Offert! Schenkt tijd en moeite en geld! BORRELAARS BEHOEVEN ZICH NIET ONGERUST TE MAKEN! De borrel verkeert op het oogenblik in Nederland niet in gevaar. Dit is de con clusie, waartoe de organisaties op het ge- oied van gedistilleerd gekomen zijn. Wel heeft de Bond van Distillateurs zijn leden geadviseerd, een zekere controle op hun ai'zet te houden, doch deze maatregel houdt geen enkele beperking in van de levering aan de vaste cliëntèle. Men heeft, om ze ker te zijn, dat de borrel „niet in het ge drang" zal komen, slechts willen voorko men, dat bijvoorbeeld door het' opduiken van clandestiene slijters en nieuwe afne mers, die meenen een voorraad te moeten inslaan, de normale leverantie aan de bona fide cliëntèle beperkt zou moeten worden. De positie van de grondstoffen voor den sterkedrank is volgens ingewijden niet on gunstig, zelfs miet als men in aanmerking neemt, dat de vraag gestegen is als gevolg van het wegvallen van den import en een hooger gebruik in ons land. Mr. M. M. van Velzen te Schiedam, directeur van de Ne- oerlandsche Vereeniging van Distillateurs en Likeurstokers, wees ons er op, dat men in de jaren 19141918 eveneens een der gelijke voorzichtige distributiepolitiek ge volgd heeft. Ook toen hebben de betrok ken bedrijven zich uitsluitend op initiatief van de organisaties zelfstandig naar het getij gedragen en het resultaat was, dat de overheid niet behoefde op te treden ter beperking van de productie. „Het lijkt mij", aldus mr. Van Velzen, „een vruchtbare maatregel, dien al de be trokken bedrijven op tijd moeten treffen en die niet tot ongerustheid bij den consu ment bëhoeft te leiden." „Tel." MATSOEOKA VERTREKT MORGEN NAAR BERLIJN. TOKIO, 11 Maart. (D. N. B.). De Japan- sche minister van buitenlandsche zaken, Matsoeoka, zal, naar op de persconferentie is medegedeeld, morgenavond van Tokio over Mandsjoekwo en Moskou per spoor naar Berlijn vertrekken. IN HET PRIESTERKOOR DER PIETERSKERK. LXX. De bezoeker van de Pieterskerk, die, na zijn kwartje entree bij den koster geofferd te hebben, onder de hemelhooge hallen bin nentreedt, richt onbewust zijn eerste schre den naar het priesterkoor. Wanneer iemand voor een kruisbeeld staat, gaat zijn blik op waarts naar het gelaat van den Gekruisig de, en de pelgrim in deze kerk doet niet anders. Er is in zijn gemoed een haarfijne magneet-naald aan het trillen, die onver anderlijk wijst naar het Oosten, naar het hoofd-einde van dit in den vorm van een reusachtig kruis gebouwde heiligdom. De Protestanten, die in 1572 de Pieters kerk in gebruik namen, hebben het mid denschip vermomd tot een bedehuis naar hun behoeften, maar zij zijn er nooit of ner gens in geslaagd een Katholieke kerk zoo te vertimmeren, dat deze haar oorspronke lijk karakter prijs gaf, haar geloof ver loochende. De Protestanten geven dat grif toe. Het koor, de offer-plaats, waar alle lijnen van het gebouw samen-knoopen, heeft in hun eeredienst geen taak te ver richten; het ligt braak. Rond het verdwenen altaar rijen de bid dende bogen zich samen tot eei) zwijgende eerewacht. Twaalf steenen stammen, waar van de kruinen inëlkaargrijpen, de twaalf stammen van Israel, naar welker getal Christus zich twaalf apostelen koos. Aan ieder van deze pilaren troonde een marme ren apostelbeeld. Aan de „moeten" van voetstukken en baldakijnen, op de zuilen achtergebleven, kan men meten, dat deze beelden 1 y2 M. groot waren. Achter elk van de apostelen was een gordijn geschil derd, waarvan de brokkelige omtrekken en kleuren nog goed te onderscheiden zijn. De beide middelste draperieën zijn hooger geverfd dan de andere: de plaats van de beschermheiligen dier kerk, St. Pieter en St. Paulus. Dit tweetal overzag het hoog altaar slechts een van de altaar-trappen is gespaard dat prachtlievend gewrochte altaar, waaraan jaren was gearbeid, en dat met zestien beelden was versierd. Men be weert, dat een van de zwarte, goud beschre ven steenen in de Stadhuisgevel de altaar tafel van de Pieterskerk is, maar de afmetingen van dien steen maken dat praat je niet waarschijnlijk. De dubbele beelden storm heeft alle hier opgetaste kunstschat ten weggevaagd, de koorstoelen, het sacra- ments-huisje (toentertijd werd Ons Heer meestal niet op het altaar bewaard), de lezenaars, en zelfs de in het Nederlandsch vertaalde Bijbel, die hier, in een kostelijk schrijn, voor ieder ter inzage lag. Over de muren streek de witkwast, de gloed van de gebrandschilderde ramen doofde uit in gruzelementen. En 't is zeker niet aan de pieteit van de beeldenstormers te danken, dat de gewelven over het hoofd werden gezien. Boven de leege plek, waar eens het altaar stond, kijkt Christus neer, de droeve oogen wijd geopend een in hout gesneden rozet, waarop Veronica de zweetdoek met beide handen uitspreidt. Wat aan een piëteits-looze volkswoede ont snapte, heeft een later, meer begrip too- nend geslacht piëteit-vol gerestaureerd (in 1925 werden de vergane kleuren opge werkt). De overige rozetten in het koor gewelf geven de symbolen weer van de vier Evangelisten: de gevleugelde stier (Lu cas), de gevleugelde leeuw (Marcus), de arend, die met snavel en klauwen een schriftrol beet heeft (Joannes) en de engel (Mattheus). De kraagsteenen, die de ronding van de apsis of altaar-schelp schragen, vertoonen beeldhouwwerk, dat wtf niet konden ont raadselen. De kraagsteenen onder de tri- foria zijn uitgewerkt in het gewone gothi- sche boerenkool-blad-motief, uitgezonderd een tweetal, die met klimop-1 rankt zijn. De sobere lijnen, de sobere versiering de kapiteelen van de koorzuilen hebben één krans tegenover de kapiteelen in het schip twee getuigen, dat dit voornaamste ge deelte der kerk tevens het oudste is. In e 1339 werd met het koor begonnen. Deze vroege Gothiek, zoo simpel en zuiver en gaaf, is ons, menschen van deze eeuw, dier baarder dan de flamboyante „vlammen de" weelderigheid uit latere tijdperken der middeleeuwen. Er werden door het doeltreffend fyantee- ren van de witkwast eenige zuilschilderin gen verborgen, die in 1844 weer te voor schijn kwamen, en niet me^r oversausd werden. Op de vroegste schildering, uit de 14e eeuw, ziet men, ofschoon kleuren en lijnen vervaagd en hier en daar uitge- wischt zijn, acht heiligen doorschemeren, verdeeld in twee rijen van vier. Op de eer ste rij: Petrus, met sleutel, Andreas, met een X kruis, Johannes, met het boek der Openbaring, en Mattheus met despeer, waar mede hij volgens de overlevering gedood werd. Het is niet zoo een-twee-drie uit te maken, of met de Johannes-figuur de Doo- per of de Apostel is bedoeld; het is een bejaard en bebaard man in een kemelha ren-boetekleed en men zou dus besluiten: de Dooper die echter in zijn hand een boek draagt, waarop het Lam Gods. Nu té SJt. Jan de Dooper het geweest, die tot zijn leerlingen zeide: „Ziet het Lam Gods" „Ecce agnus Dei", maar het boek met het Lam erop zinspeelt op de Apocalys van St Jan de Evangelist! Misschien dat de edele rider van Boschhuizen, wiens wa pen in de buiten-bovenhoek te onderschei den is in twijfel verkeerend wie van beide St. Jannen zijn patroon was een combinatie heeft voorgesteld. Op de tweede rij ontwaart de aandach tige en te-Voren ingelichte toeschouwer: Lanfrancus, die een op den grond trappe lende duivel overweldigt, Cornelius (met een drink-horen), Chrtétoffel, moeizaam het Kindje torsend en Antonius, de kluize naar, die aangevallen wordt door het rood bruine zwyntje van onreine bekoringen. Lanfrancus, voor het tegenwoordig geslacht een onbekende, was een Benedictijn, aartsbisschop van Canterbury en heeft zich verdienstelijk gemaakt door de verheer lijking van het H. Sacrament en zijn strijd tegen de dwalingen van Berengarius te dien opzichte. Het H. Sacrament des Altaars té in deze kerk alleen nog in afbeelding aanwezig op een der andere kolommen in het koor. Het té een schildering uit de 15de eeuw van twee engelen, die de H. Hostie vasthouden, welke zweeft boven een bosch, waarvan de boomwortels in den grond zichtbaar zijn (beteekenis van deze doorzichtigheid niet na te gaan). Uit de Hostie loopt een gele baan omlaag, die wel beschreven wordt als een stralenkrans, doch het wil ons voor komen, ofschoon men met dergelijke recon structies zich gemakkelijk kan vergissen, dat deze baan bedekt werd door de spits van een tabernakel of- Sacraments-hutéje. De plaats van de schildering, onmiddellijk rechts van het hoogaltaar, leent er zich in ieder geval buitengewoon goed voor. Behalve de banken voor de geestelijkheid en de zangers, stond destijds tusschen de zuilen van het koor, aan de Zuidzijde, een rijkbewerkte kast („scappraen"), waaraan het in het Nederlandsch vertaalde Nieuw en Oud-Testament ter inzage lag op een „nuwe schoen lectrijn" (een nieuwe, schoo- ne lezenaar).Willem Heerman had in 1462 op eigen kosten dit schrijn gemaakt en daarin den Bijbel neergelegd, „die hij mit syn eygen hant gescreven heeft, ende syn twie stucken alse dat oude testament, ende dat nuwe testament, om alle goede eerbaere mannen onder geleghen tyden, ende onbe- hindert den dienste Goids, dairinne te mogen lesen, ende wat goets te studieren, soe dat die lectryn mitten voirsz. (voren genoemde) twie boicken van den bybel al- dair tot ewigen dagen* in der Kercke ende op 't choer in die lectryn sellen bliven liggen." Deze Bijbel, aan de lezenaar bevestigd ,.mit ysere Ketenen" in die dagen, toen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden een veel te waardevol werk om het aan diefstal bloot te stellen té bij de Hervor ming evenmin ontzien en spoorloos ver dwenen. Het koorhek té het eenige stuk meubi lair, dat onaangeroerd werd gelaten, of schoon het niet onverminkt bleef, wat de onwetende bezoeker echter niet gewaar zal worden. Het té een stijlvolle afsluiting van koperen balusters, in een houten, met bloemetjes beknopte omlijsting. Het prach tige Renaissfoce fries té evenwel van la ter dagteekening dan het koorhek zelve en er een halve eeuw na de Hervorming op vastgetimmerd. Dit fries moest, (nog thans onder de „versiering" aanwezige) opschriften ver donkeremanen uit den Katholieken tijd, die bij de toenmalige Protestanten niét in de smaak vielen. Aan de zijde van het schip staat in sier- CROCUS. Gisteren op den eersten lentedag heb ik een praatje gemaakt met het eerste, echte crocusje. Ieder jaar komen de crocusjes, als het vriendelijke voorjaar zich opent en plotseling op een dag de hemel blauw en de zon warm té. Maar nu té het iets anders. Wat doe je hier? heb ik nu gevraagd. Ik heb niet gezegd: Welkom in de lente, o yoorbode van zon en geluk! of zoo iets. Ik heb gezegd: Wat doe je hier? Dat wij boven den grond wandelen, té tot daaraan toe. Wy moeten wel, wij kunnen niet anders. Maar jij zat met al je schoonheid veilig onder den grond. Geen vorst deerde je in den winter, geen distributie van aarde be lette je groei. Wij liepen maar boven de aarde, blootgesteld aan koude en bommengevaar. Soms moesten wij vluchten onder den grond, waar jij zat en je tijd verbeidde. En nu ben je er toch uitgekomen. Ik was er maar ge bleven! Och zei het crocusje ik had medelijden met jullie. Als ik zoo egoïstisch was geweest onder den grond te blijven, hoe zou jij je dan hebben kunnen verheugen over de lente? Zoo heel mooi is het op de wereld niet meer. Als de bloemen ook nog wegblijven, té het niet meer dan een kerkhof. Daarom kom ik wat vreugde en liefde brengen. Zie je, de aarde té wel mooi, maar de menschen maken haar zoo leelijk. Ik knikte en begreep dat het kleine er is om het groote te beschamen. Gironummer van de W. H N. Stort op 5553 of 877. Kas vereeniging N.V., A'dam. Postgironummer 877. De Bank van de W. H. N. is 5553 lijke letters geschreven, en het is ons een voorrecht eraan te herinneren: GHEBENEDYT SY DEE SOETE NAME ONS HEREN JHESU CHRISTI ENDE Dl NAEM DER SOETE MAGET MARIA IN DER EWICHEYT. Aan de koorzijde: DUM CANTOR POPULUM MULCET SUIS VOCIBUS DEUM IRRITAT PRAVIS MO- RIBUS. D(IVU)S BERNARDUS. Dit vertaald kan ook heden geplaatst worden op menig zangkoor: „Terwijl de zanger het volk streelt door zijn stem, ergert hij God door zijn slechte gewoonten!" (St. Bernardus). Wat de aanhangers der „nieuwe leer" tegen deze opschriften hadden, is ons niet duidelijk. Er kan tooh niets op tegen zijn, het voorbeeld van den engel Gabriel vol gend, „de maget Maria te benedijden"? Hoe het ook zij, de toenmalige Calvinis ten (de tegenwoordige toonen in hun hou ding tegenover de Moeder Gods meer respect), die de kerk vol hingen met op hemelende graf-gedenkteekenen voor vaak hoogst onbeduidende dooden, hebben aan de Moeder des Heeren een bescheiden eerbe tuiging niet gegund. VENATOR VAGANS. Rozet boven de plaats van het hoogaltaar in de Pieters kerk te Leiden: het gelaat van Christus op de zweet doek van Veronica. (Deze photo en de in het nummer van Zaterdag gepubliceerde welwillend afgestaan door den heer W. K. L. Rameau, koster van de Pieterskerk).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1