DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bevoegdheden van een
regeeringscommissaris
Niet-commercieele vereenigingen
en stichtingen
De bomaanval op
Den Haag
Momentje
DINSDAG 4 MAART 1941
32ste Jaargang No. 9888
^eCélcbelieSoii/fca/tit
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
'/„Duidelijk onderscheiden"
„Vriendschap moet gegrondvest zijn op
kennis van elkanders wezen, een kennis
echter, welke hoogachting en eerbied, géén
gelijkmaking van dit wezen inhoudt".
Deze zeer juiste woorden mogen ieder
ter harte nemen bij zijn lofwaardig èn
Noodzakelijk streven naar meer verbroe
dering onder het Nederlandsche volk, naar
een 'grootere volkseenheid.
Opdat dit streven van duurzame vrucht
baarheid zij, moeten wij:
elkaar kennen;
voor elkaar eerbied en hoogachting heb
ben;
niet uiterlijk aan elkaar gelijk willen
worden, zoolang wij.... wezenlijk van
elkaar verschillend zijn.
De boven-geciteerde woorden zijn ont
leend aan een artikel in het „Nederlandsch
Dagblad". In dat artikel werd niet be
schouwd de samenwerking van Nederlan
ders onderling, maar de samenwerking tus-
schen Duitschers en Nederlanders.
Naar aanleiding van een rede, gehouden
voor de Nederlandsch-Duitsche Kuituurge
meenschap (voorzitter prof. dr. Snijder)
schrijft het „Nederlandsch Dagblad" (Na
tionaal Front) o.m.:
„Laat men bij al deze plannen altijd
goed voor pogen houden, dat het doel
nooit een versmelting van beide kuitu
ren mag, noch kan zijn.
Voor een goede samenwerking is,
naast begrip voor elkanders wezen, ook
liefde noodig. En die komt niet, wan
neer men niet in elk opzicht den schijn
zelfs van eenzijdige beinvloeding ver
mijdt Met andere woorden: erkennend
den gemeenzamen oorsprong uit het
grootere Germaansche geheel, zal men
nooit ofte nimmer mogen pogen de ge
schiedenis terug te laten loopen. De
geschiedenis heeft het Duitsche en Ne
derlandsche volk doen worden gelijk
zij zijn: twee duidelijk onderscheiden
volken.
Niet om tot vijanden te worden,
maar tot vrienden, die beiden veel ge
meenschappelijke belangen hebben".
Naar onze meening, wordt nog al eens
te veel verschil gezien tusschen bewoners
van een verschillend gedeelte van de
aarde.
Maar verschillen zijn er zeker.
En verschillen van zulk een aard, dat
daaruit een verschillende cultuur
geboren moét worden.
't Staat voor ons vast, dat er zijn, die te
veel verschillen zien tusschen Duitschers
en Nederlanders.
Doch een feit is het ook, dat Duitschers
en Nederlanders „twee duidelijk onder
scheiden volken" zijn.
Wij onderschrijven deze meening van het
„Nederlandsch Dagblad" geheel en al.
En met deze realiteit moet rekening
worden gehouden in héél veel dingen
„niet om tot vijanden te worden, maar tot
vrienden, die beiden veel gemeenschappe
lijke belangen hebben".
Een van de meerdere lichtzijden
van dezen tijd is, dat vele Nederlanders
zich meer, levendiger bewust worden het
bezit van een eigen Nederlandsche
cultuur, al weten zij niet precies en con
creet aan te wijzen, waarin dat eigene be
staat.
Wij moeten dat eigene van de cultuur
dat zich op vele gebieden openbaart
vasthouden als een kostbare schat, die
hooge geestelijke èn ook zedelijke waarde
voor een volk heeft!
PENSIONPRUZEN
In verband met het verhalen der omzet
belasting op pensiongasten heeft de direc
teur van het „Rijkshorecaf" toestemming
verleend om de pensionprijzen te verhoo-
gen met de volgende percentages:
b. Bedrijven, die vroeger de tarieven
exclusief omzetbelasting berekenden
5 procent;
b. Bedrijven, die vroeger de tarieven
inclusief omzetbelasting berekenden en die
op langen termijn verhuren: 2A procent;
c. Bedrijven, die vroeger de tarieven
inclusief omzetbelasting berekenden en
die op korten termijn verhuren: 3 A
procent.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat
elke andere verhooging van den prijs, dien
de pensionhouder op 9 Mei 1940 berekende,
verboden blijft.
In de plaats van B. en \V. en raad
VAN TOEPASSING VERKLAARD OP
AMSTERDAM, HILVERSUM,
ZAANDAM.
Bij decreet van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied is
op de gemeenten Amsterdam, Hilversum
en Zaandam, zijn eerste verordening be
treffende* buitengewone maatregelen op
staats- en administratiefrechtelijk gebied
vna toepassing verklaard.
De tekst dezer verordening luidt als
volgt:
Op grond van 5 van het Decreet van
den Führer over de uitoefening van de re-
geeringsbevoegdheden in Nederland van
18 Mei 1940 (R.W.B. I, blz. 778) bepaal ik:
ARTIKEL 1.
Gemeenten, voor welke de Rijkscommis
saris voor het bezette Nederlandsche ge
bied zulks noodzakelijk acht, worden op
den voet van de volgende bepalingen be
stuurd.
ARTIKEL 2.
(1) Dc gemeenteraden, de colleges van
burgemeester en wethouders, mitsgaders
alle gemeentelijke commissies, zijn ont
bonden.
(2) De bevoegdheden en verplichtingen,
welke aan de ontbonden lichamen (eerste
lid) ingevolge wettelijke bepalingen en in
gevolge bepalingen uit overeenkomst be
hoorden, alsmede de functies van den bur
gemeester, gaan op een Regeeringscommis
saris over.
(3)De werkzaamheden van de wethou
ders in het gemeentelijk bestuur worden
door de ontbinding van de colleges van
burgemeester en wethouders overigens
niet aangetast, voor zoover in bepaalde ge
vallen niet anders wordt bepaald.
ARTIKEL 3.
De Regeeringscommissaris is met betrek
king tot zijn gezamenlijke ambtswerk
zaamheden onderworpen aan het toe
zicht van den Commissaris der provincie
en van den Secretaris-Generaal van het
Departement van Binnenlandsche Zaken;
hij is gehouden hun aanwijzingen op te
volgen.
ARTIKEL 4.
(1) Het bepaalde in artikel 1, onder 8,
artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de-
Verordening betreffende bijzondere admi
nistratiefrechtelijke maatregelen, is bij de
benoeming en het ontslag van den Regee
ringscommissaris van toepassing.
(2) De Regeeringscommissaris benoemt
en ontslaat de wethouders naar goeddun
ken. In de hoofdsteden der provinciën en
in gemeenten met meer dan 50.000 inwo
ners behoeft de benoeming en het ontslag
door den Regeeringscommissaris de goed
keuring van den Secretaris-Generaal van
het Departement van Binnenlandsche Za
ken.
ARTIKEL 5.
De Regeeringscommissaris benoemt vier
tot acht mannen, die hem bij de uitoefe
ning van zijn taak van raad dienen. Zij
voeren den titel van „Raadsman van den
Regeeringscommissaris".
ARTIKEL 6.
(1) De gemeenten, ten opzichte van wel
ke de bepalingen dezer verordening toe
passing vinden, worden door den Rijks
commissaris voor het bezette Nederland
sche gebied bij decreet aangewezen.
(2)Het decreet wordt in het Verordenip-
genblad voor het bezette Nederlandsche
gebied afgekondigd,
ARTIKEL 7.
De voor de uitvoering van deze verorde
ning noodige voorschriften kunnen bij in
structie worden gegeven.
ARTIKEL 8.
Deze verordening treedt in werking op
den dag harer afkondiging.
De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied:
SEYSS-INQUART.
Het volgende is ontleend aan een veror
dening van den Rijkscommissaris voor het
bezette gebied, ten einde te komen tot een
herordening op 't gebied van de niet-com
mercieele vereenigingen en stichtingen.
De commissaris, die tot uitvoering van de
bepalingen der verordening, houdende be
palingen ter verkrijging van een over
zicht van vereenigingen van personen en
stichtingen zonder economisch doel, door
den Rijkscommissaris voor het bezette Ne
derlandsche gebied is benoemd, treft ten
aanzien van de vereenigingen van perso
nen en de stichtingen van de in de ge
noemde verordening bedoelde soort (verder
„vereenigingen en stichtingen" genoemd)
de maatregelen van persoonlijken, finan-
cieeden en organisatorischen aard, welke
binnen het kader der heropening van het
vereenigings- en stichtingswezen noodzake
lijk zijn; hij houdt tevens toezicht op de
uitvoering dier maatregelen.
De organen en leden dier vereenigingen
en stichtingen zijn verplicht gevolg te ge
ven aan de door den commissaris met be
trekking tot hun werkzaamheid gegeven
aanwijzingen en voorts aan hem of aan zijn
gevolmachtigde op diens vordering de boe
ken, de ledenlijsten en de andere stukken
van de vereeniging op stichting voor te leg
gen, alsmede alle gcwenschte inlichtingen
te verschaffen.
De Commissaris is binnen het kader
der herordening meer in het bijzon
der gerechtigd vereenigingen en stich
tingen om redenen van organisatori
schen aard te ontbinden of bij andere
vereenigingen of stichtingen onder te
brengen, de statuten te wijzigen en
voor vereenigingen of stichtingen of
groepen van vereenigingen en stich
tingen model-statuten vast te stellen.
De ontbinding en het onderbrengen
bij andere vereenigingen of stichtin
gen behoeft de goedkeuring van den
Rijkscommissaris voor het bezette Ne
derlandsche gebied (Commissaris-ge
neraal voor bijzondere aangelegenhe
den).
Om dezelfde redenen kan de Com
missaris de organen van bestaande
vereenigingen en stichtingen tijdelijk
of blijvend van hun functie ontheffen,
hun opvolgers benoemen en voor ver
eenigingen en stichtingen leiders aan
stellen.
De Commissaris kan met goedkeu
ring van den Rijkscommissaris (Com
missaris-generaal voor bijzondere aan
gelegenheden) met betrekking tot de
aanwending van vermogens van ver
eenigingen of stichtingen of deelen
van zoodanige vermogens aanwijzin
gen geven in in het bijzonder bepa
len, dat deze voor doeleinden van al
gemeen nut zullen worden gebruikt.
Gelast hij de ontbinding van een ver
eeniging of stichting, dan kan hij be
palen, dat de door deze gesloten pri
vaatrechtelijke overeenkomsten als bij
faillissement worden ontbonden.
De commissaris kan tot een door hem
te bepalen bedrag van de vereenigingen
en stichtingen bijdragen vorderen tot dek
king van de beheerskosten. Bedoelde bij
dragen mogen jaarlijks niet meer dan 10
procent van de activa van de betreffende
vereeniging of stichting bedragen.
Bij de oprichting van vereenigingen en
stichtingen moeten deze bij den commissa
ris, tot wieiï een verzoek om toezending
der beno'odigde formulieren moet worden
gericht, worden aangemeld en wel gelijk
tijdig met de voorgeschreven mededeeling
aan den bevoegden procurer-generaal, fun-
geerend directeur van politie.
Deze bepalingen zijn mede van toepas
sing op vereenigingen en stichtingen, welke
na het in werking treden der verordening
no. 145/1940, doch vóór het in werking
treden van de onderhavige verordening, op
gericht zijn met dien verstande, dat de aan.
melding uiterlijk op 31 Maart 1941 moet
geschieden.
Opzettelijk verzuim van een en ander
wordt gestraft.
Overzicht van de materieele
schade
Omtrent den bomaanval der Engelsche
vliegers op Den Haag van Zondagavond
kan nog het volgende worden gemeld:
De geneeskundige dienst werd oogen-
blikkelijk gealarmeerd, die daarop met
groot materiaal uitrukte en reeds spoedig
op de plaats van de ramp verscheen. Met
man en macht begon men met te zoeken
naar eventueele slachtoffers en deze ble
ken er helaas te zijn.
In den loop van den nacht werden uit
de geheel of gedeeltelijk verwoeste huizen
8 dooden naar het R. K. ziekenhuis aan
het Westeinde overgebracht, terwijl niet
minder dan 20 zwaargewonden naar de zie
kenhuizen moesten worden vervoerd. Ver
schillende bewoners van de omliggende
huizen hadden verwondingen opgeloopen,
door glasscherven en vallend puin, doch
deze waren van dien aard, dat zij ter plaat
se konden worden verbonden.
Ook de verschillende gemeentediensten,
zooals politie, het gemeentelijk gas-, elec-
triciteits- en waterleidingsbedrijf en ge
meentewerken waren spoedig in grooten
getale aanwezig, en begonnen voorzienin
gen te treffen en de enorme schade aan
leidingen te herstellen. Dat dit met groote
moeilijkheden gepaard ging, laat zich den
ken, daar het een vrij donkeren nacht was
en de huizen in dit oude stadsgedeelte dicht
op elkaar zijn gebouwd.
In den loop van den dag was het moge
lijk een overzicht te krijgen van de mate
rieele schade.
De zes afgeworpen bommen zijn neerge
komen in de dichtbevolkte woonwijk in
het Westeinde. In een verren omtrek zijn
de gevolgen merkbaar. Van vele winkels
en woonhuizen in de omgeving zijn de rui
ten vernield en is groote schade toege
bracht aan winkelinventarissen en meubi
lair.
In het hofje „V redebest" aan het West
einde, ongeveer ter hoogte van de Warmoe-
zierstraat, kwam een voltreffer op no. 47
welk huis zeer zwaar is beschadigd. In dit
huis zijn óok dooden te betreuren. De voor
gevel is geheel weggeslagen, evenals het
plafond en het dak. De huizen no. 46 en 48,
hebben eveneens zware schade opgeloopen,
evenals de tegenoverligende huizen, die
een triest beeld van verwoesting opleveren.
In het vrij groote hofje is vrijwel geen en
kele ruit heel gebleven, terwijl de gevels
van de huizen duidelijk de sporen dragen
van de scherfwerking. Vele bewoners wa
ren bezig hun inboedel uit de onbewoon
baar geworden huizen te halen, teneinde
ergens anders onderdak te kunnen vinden.
Ook in het hofje naast het „Vredebest"-
hofje is de schade groot. Geen ruit is hier
heel gebleven, terwijl het perceel Westein
de 273 zware schade heeft opgeloopen. Ver
moedelijk door den luchtdruk is van dit
huis de voorgevel weggeslagen.
In het Westeinde is een bom neergeko
men voor het perceel no. 188, waar een gat
in de straat werd geslagen. Ook hier het
zelfde beeld van verwoesting, gebroken
ruiten, vernielde of beschadigde gevels,
enz. Hierbij is ook schade toegebracht aan
het R. K. ziekenhuis, waarvan het zuster
huis had te lijden. Vele ruiten zijn hier
vernield, terwijl de gevel scherfschade
kreeg.
Een andere bom is terechtgekomen in
het Kortenbosch, waar een caféhouder
werd gedood, en aanzienlijke schade werd
veroorzaakt.
Met kracht wordt het opruimingswerk
thans voortgezet. Tientallen personen zijn
bezig met het inzetten van nieuwe ruiten,
opruimen van puin, enz., terwijl de bewo
ners, zoo goed en kwaad als het gaat, orde
scheppen in hun ontredderde huizen. Een
strenge afzetting door de politie zorgt er
voor, dat het in groote getale opgekomen
publiek dezen arbeid niet kan hinderen.
PRUSVERHOOGING IN DEN
TUINBOUW.
Behalve de reeds vermeldde, zijn vol
gens mededeeling van de Gr. en Fruit-
centrale de maximumprijzen nog ver
hoogd voor Uien tot ƒ6.en voor Kroten
tot ƒ3.40 per 100 K.G.
HONDEN- EN KATTENBROOD
Het rijksbureau voor de voedsel-voorzie-
ning in oorlogstijd deelt mede, dat van
1 tam 31 Maart 1941 op bon no. 9 van de
voederkaart voor honden beschikbaar
wordt gesteld voor:
Honden van groep 1 10 kg. hondenbrood
Honden van groep 2 10 kg. hondenbrood
Honden van groep 3 8 kg. hondenbrood
Honden van groep 4 5 kg. hondenbrood
Honden van groep 5 4 kg. hondenbrood
Honden van groep 6 3 kg. hondenbrood
Op bon no. 9 van de voederkaart voor
katten wordt voor dezelfde periode IA kg.
kattenbrood beschikbaar gesteld.
Na 31 Maart 1941 is bon no. 9 van ge
noemde kaarten ongeldig en mag deze
niet meer worden aangenomen.
ACTIE EN REACTIE
Er gebeuren in een oorlog nood
zakelijkerwijs ontzettend droevige
dingen. Iedere soldaat nu in dezen
oorlog ook iedere burger draagt een
naam. En achter iederen naam staat
een leven, een vrouw, kinderen,
ouders, verloofden, droomen, plannen
een heele wereld, die ineenstort door
een klein stukje lood of een ijzeren
scherf. Met iederen mensch wordt een
wereld stukgeschoten, met ieder graf
een stuk grond van het land ver
woest. Dat zijn ongetwijfeld droeve
dingen, maar men moet nooit vergeten,
dat alle droeve dinger, hun reactie
hebben. Reacties van hulpvaardigheid,
offerbereidheid, vaderlandsliefde en
zoovele andere deugden.
Ik denk aan den arbeid van een
internationaal instituut als het Roode
Kruis. Het is niet te schatten, wat dit
aan dakloozen, vaderlandsloozen, ge
wonden en hongerenden reeds heeft
gedaan. Goed, een medicijn voor den
dood, maar blijkbaar toch ook voor
dat vrouwje, dat aan het Roode Kruis
schreef: „Geachte Heer Roode Kruis!
U gelieve mij op den dood van mijn
man voorzichtig voor te bereiden.."
Een grap. Maar toch nog niet zoo heel
gek. Wij kunnen zoo heel veel schok
ken niet meer verdragen. En nog een
schok kan precies den dood betee-
kenen.
Maar ik wilde alleen maar zeggen,
dat de ondeugd dikwijls een sterke
reactie van deugd ten gevolge heeft.
Laat ons dat hopen als resultaat van
den oorlog
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
DE ONDERWIJS-BESCHIKKINGEN.
Uit de Volkskrant:
„Thans zijn de weekbladen aan het
woord geweest over de beschikkingen van
secretaris-generaal professor dr. Van Dam
ten aanzien van het onderwijs.
Het weekblad van Nationaal Front
zwijgt er over.
Het orgaan der Nederlandsche Unie ge
tuigt, dat er één punt is, waarop het Ne
derlandsche volk zijn moeizaam en met
groote geestelijke en materieele offers be
vochten bezit nimmer kan prijsgeven: zijn
souvereiniteit in eigen kring.
Het weekblad „De Waag" betuigt in
stemming met de beide maatregelen: de
salariskorting van 40 percent voor de
kloosterlingen-onderwijzers en de onthef
fing uit hun functie van geestelijken of
kloosterlingen, die hoofd van een instel
ling van onderwijs in de meest uitgebreide
zin des woords zijn.
Tegenover de fabel van het opstapelen
van millioenen in de kloosterkassen heeft
het blad oog voor het feit, dat de onder
wijscongregaties het geld hebben besteed
„aan het buitengewoon lager onderwijs en
aan een zeer kostbare en niet alleen uit
het oogpunt van geloofsverbreiding nood
zakelijke missie-arbeid".
Een waardeerend woord van een loyalen
tegenstander.
Wat het gedwongen neerleggen van hun
ambt door geestelijken en kloosterlingen
betreft, die aan het hoofd staan van een
instelling van onderwijs, juicht „De Waag"
dezen maatregel uit sociaal en uit alge
meen paedagogisch oogpunt toe.
Het laatste motiveert het weekblad als
volgt:
„Indien de oude waarheid, dat wij niet
voor de school maar voor het leven leeren,
in de practijk moet worden omgezet,
dan is het een vereischte, dat de leiding
berust bij degenen, die in het leven, d.w.z.
niet naast of tegenover het leven, dan
wel er in, maar zonder voldoende eerbied
er voor, staan".
Men heeft dit meer vernomen; het wordt
zelfs tegen alle kloosterlingen-onderwij
zers aangevoerd, teneinde te verkrijgen,
dat zij niet alleen van de leidende functie
worden uitgesloten, maar zonder uitzon
dering uit de school worden geweerd.
„De Waag" bepaalt zich tot de leiding.
Is het intusschen wel juist, dat klooster
lingen en geestelijken naast of tegenover
het leven, of, in het leven maar zonder
voldoende eerbied er voor, staan?
Heeft niet de eeuwen door de Kerk haar
geestelijke zonen met het onderricht en de
opvoeding der jeugd belast?
Kennen zij de jeugd en het leven niet,
het leven zooals Christenen het zien en
ongeschikt verklaren voor een taak en een
moeten zien?
Mag men zielzorgers en hun medehelpt
roeping, die de besten hunner de ge
schiedenis getuigt het met schitterend
gevolg hebben volbracht?"