DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Momentje MAANDAG 24 FEBRUARI 1941 32ste Jaargang No. 9881 3)e Ccld^cli^Sou^ant Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 2.0015. Administratie 20935. Giro 103003. Postbus 11. V De zekerste waarborg voor gemeenschapszin. Neen wij schrijven nu niet over een stelsel, dat in opzet en uitwerking den besten norm voor gemeenschapszin schenkt; dat de zekerste waarborg biedt, dat niet ieder voor zich alléén zal werken, maar dat ieder rekening zal houden, positief, met de belangen van anderen. Gemeenschapszin is een schoon ideaal, dat den mensch in dezen tijd met veel na druk wordt voorgehouden. Ronduit gezegd: den Katholieken is dat ideaal heelemaal niet vreemd! Wij bedoe len niet: ie deren Katholiek persoonlijk. Ook onder ons zijn te veel „individualis ten". Maar geen Katholiek is dit ideaal vreemd o.m. door de voorbeelden, die hij in eigen kring rondom zich ziet: b.v. reli gieuzen, die van den morgen tot" den avond voor andere menschen werken, belange loos, uit den zuiversten gemeenschapszin: er wordt geen geld voor gegeven, of, als voor den gepraesteerden arbeid een rechtvaardig loon wordt uitgekeerd, dan behouden zij daarvan voor ziöhzelf geen cent, maar staan het geheel af aan hun overheid, die het geld besteedt ten bate van goede werken, van sociale instellingen. Dat is de gemeenschapszin op de hoogste trappen! Wij willen vandaag 'ns wijzen op dat, wat de beste norm, de zekerste waarborg is voor gemeenschapszin. En dan schrijven wij, zooals gezegd, niet over een stelsel, welk dan ook. Dan drukken wij hier af een gedeelte uit den subliemen eersten brief van Paulus aan de Corinthiërs het gedeelte, dat gis teren onder de H. Mis is voorgelezen in hét Epistel! Men leze en herleze deze in ver heven eenvoud heerlijke taal: Broeder-s: Al spreek ik de talen van menschen en engelen, maar ik heb de liefde niet: ik ben een rinkelend bek ken, of een rammelend cymbaal. Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg tot spijs aan de armen al wat ik heb, al "geef ik mijn lichaam om te laten verbran den: zoo ik de liefde niet heb, het dient me tot niets. De liefde is geduldig, de liefde is goedertieren, de liefde is niet afgunstig, niet pronkzuchtig, niet ver waand. Ze handelt niet onedel, ze zoekt zichzelve niet, ze laat zich niet^ verbitteren, ze rekent het kwade niet aan. Over onrecht is ze niet blijde, maar over de waarheid verheugd. Al les verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, alles duldt ze. De liefde: zij vergaat nimmer! Maar profetieën: zij houden op, en talen: zij zullen verstom men, en kennis: zij zal vergaan. Want ons kennen is ten halve, ons profetee- ren slechts ten deele: maar komt eens het volmaakte, het- onvolmaakte ver dwijnt. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind: nu ik een man ben, leg ik het kinderlijke af. Thans zien we in een wazige spiegel: straks van aangezicht tot aangezicht. Thans kén ik slechts ten halvë: straks ten vol le, zooals ik zelf ben gekend. Zoo blijven bestaan, geloof, hoop en liefde, drie in getal: maar de grootste daarvan is de liefde. Dat is de beste norm, de zekerste, waar borg voor gemeenschapszin: de liefde. Wij worden individueel veel rijker en wij worden veel. beter als sociale menschen, als wij deze woorden van Sint Paulus ernstig overwegen. Zij zijn geschreven voor de menschen van alle tij den, maar ook speciaal voor ons, die ze vanmorgen neerschrijven en vooru, die ^e vanavond leest. BENOEMINGEN IN HET BISDOM HAARLEM. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem iheeft benoemd tot Rector te 's-Gravenha- ge (St. Annastichting) den Weleerw. heer B. G. Henning; tot Kapelaan te Rotterdam (H. Elisabeth) den Weleerw. heer A. Hooij- Bchuur, thans Kapelaan te 's-Gravenhage (O.L. Vrouw v. Goeden Raad). WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN FEITEN BIJ HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Het Vaderland schrijft inzake be noemingen van religieuzen bij het onder wijs beweringen neer, die in strijd zijn met de waarheid. Het Huisgezin houdt het blad de feiten voor en schrijft o.m.: „Wat is er waar, van de bewering, dat „ir.tusschen" d.w.z. in het tijdvak 1930 1937, waarover Het Vaderland spreekt, „zeer veel kloosterlingen, paters (zooals het blad per vergissing schrijft voor fraters of broeders) en nonnen te werk zijn gesteld?" Dat was voor de redactie gemakkelijk te achterhalen geweest, en nog wel vlak bij huis, in de jaarboeken van het Katholiek Centraal Bureau voor Opvoeding en On derwijs, dat overvloedig statistisch mate riaal over het katholiek onderwijs bevat. Van 1 Jan. 1930 tot 1 Jan. 1933 nam het aantal leerkrachten aan de katholieke scho len voor lager onderwijs van 12474 toe tot 14199, dat is mot 1725; het aar.tal religieu- sen nam toe met 288; het aantal leeken met 1437! In verband met de bezuinigingsmaatre gelen der Regeering, daalde dat aantal van 1 Jan. 1933 tot 1 Jan. 1937 van 14199 tot 12911, dus met 1288; het aantal religieusen verminderde met 277, het aantal leeken met 1011. Op 1 Jan. 1937 waren er in totaal 437 leerkrachten meer in functie dan op 1 Jan. 1939, waarvan 11 religieusen en 426 leeken. De redactie van Het Vaderland kan nu zelf beoordeelen, hoe het met haar bewe ringen over het door haar bedoelde tijdvak gesteld is. Om volledig te zyn, merken we nog op, dat het aantal leerkrachten na 1 Jan. 1937 zich weer in stijgende lijn beweegt. Nemen we de getallen van 1 Jan. 1939, (in die van 1940 zijn vele tijdelijke aanstel lingen meegerekend), dan zien we, dat op dien datum 1901 leerkrachten meer in furctie waren dan op 1 Jan. 1930, waarvan 203 religieusen en 888 leeken. Ook deze getallen, al zijn ze voor de re ligieusen iets gunstiger, wijzen er niet op, dat leeken kracht en niet zijn „binnengela ten", laat staan van „uitgestooten". Men heeft dezer dagen het onderwijsle- ven een zeer gevoelige plek in ons natio nale leven genoemd; daarom ware het nut tig zich aan de feiten te houden en onge gronde suggesties achterwege te laten; daarmee alléén dient men de goede ver standhouding birnen het ééne Nederland- sche volk, dat zich ook moet kunnen vinden in de voldoening over het einde van de „afbraakpolitiek" bij onderwijs, zooals Het Vaderland, de achter ons liggende jaren niet zonder goede reden noemt". Geestelijken mogen niet hoofd van een school zijn De staatscourant van heden bevat een beschikking van den secretaris-generaal van het departement van Opvoeding, Weten schap en Cultuurbescherming betreffende onderwijs door geestelijken en kloosterlin gen. Hierin wordt bepaald: Artikel 1. M Geestelijken of kloosterlingen '"zijn niet benoembaar tot rector, directeur of hoofd van een instelling van onderwijs in den meest uitgebreiden zin des woords. Dit ver bod geldt niet voor scholen, die door onder wijsgevende congregaties worden beheerd, of die het onderwijzend personeel uitslui tend of voor het grootste deel uit leden van een kloosterorde betrekken. Bij twijfel of al dan niet van een school als in het eerste lid bedoeld sprake is, be slist de secretaris-generaal van het departe ment van Opvoeding, Wetenschap en Cul tuurbescherming. Artikel 2. Geestelijken of kloosterlingen, die bij het in werking treden van deze beschik king in een functie, als in Artikel 1 bedoeld, werkzaam zijn, worden uiteilijk met ingang van 1 Mei 1941 van deze functie ontheven. Artikel 3. Deze beschikking treedt in werking op den dag harer afkondiging. Artikel 4. De bekendmaking van deze beschikking geschiedt door plaatsing in de Nederland- sche Staatscourant VERLAGING VAN DE LEERLINGEN- SCHAAL Naar van bevoegde zijde wordt medege deeld, zal de verlaging van de leerlingen- schaal geschieden voor alle 'vakken van onderwijs, waarvoor ook" de verlaging van de salarissen van de religieuze leerkrach ten wordt doorgevoerd. Wijzigingen bij het Onderwijs Zes punten van den secretaris-generaal De secretaris-generaal van het departe ment van Opvoeding, Wetenschap en Cul tuurbescherming, prof. dr. J. van Dam, heeft gisteren een radiorede gehouden, waaraan het volgende is ontleend: Wat ik u vanavond te zeggen heb, gaat eenigszins in de richting van een program ma, maar ik beperk mij doelbewust tot dingen, waarvan ik met een zekere waar schijnlijkheid kan zeggen, dat zij zullen worden volbracht. Ik behardel in kort bestek zes pun ten van zeer verscheiden aard: de po sitie van onze moedertaal, de verster king van den invloed van den staat op het onderwijs, de universiteiten, de lichamelijke opvoeding, de opleiding der leerkrachten en de positie van den bezitter van de onderwijsakte. Wat de positie van h^t Nederlandsch be treft, is het mijn bedoeling, dat aan onze moedertaal in onderwijs, wetenschap en cultuur een belangrijker plaats wordt toe gekend dan thans het geval is, kortom, de plaats, die de moedertaal verdient en die zy bij vele volken bekleedt. In voorbereiding is daarom een hervor ming van het onderwijs in het Nederlandsch aan onze scholen. Daarbij zal het aantal, uren worden uitgebreid, waardoor het vak meer nadruk krijgt, maar vooral ook het onderwijs door een zorgvuldig overwogen handleiding zal worden geregeld. Deze zal, met behoud van een groote soepelheid, die aan den onderwijzer de mo gelijkheid waarborgt, eigen ir zicht te vol gen, zekere lijnen trekken, waarlangs dat onderwijs zich moet ontwikkelen cm de kennis van en de liefde tot de moedertaal en de daarin uitgedrukte cultuurwaarden te versterken. Wy weten allen, óa£ onze taal thans nog sterkei dan vroeger is blootgesteld aan het gevaar van een verandering en daartegen moet het onderwijs waken. In verband daarmede heb ik een plan ontworpen tot stichting van een wetenschappelijk middel punt voor de studie van de Nederlandsche taal en heemkunde, dat tegelijk ook in vloed kan uitoefenen op de ontwikkeling van onze moedertaal en het onderwijs daarin. Velen van u hebben ook den wensch uit gesproken, dat het spellingvraagstuk zou worden opgelost. Het is niet eenvoudig, na alles, wat er op dit gebied is gebeurd. Maar ik heb toch hoop, dat het mij zal gelukken, ten minste de kloof tusschen de schoolspelling en de officieele spelling te doen verdwijnen. De tegenwoordige situatie van ons land de onrust onder ouderen en jongeren en het feit, dat ook de jeugd zich meer dan vroe ger voor de politiek interesseert, maakt het noodzakelijk, dat de overheid ten minste de mogelijkheid moet bezitten, zonder van het minder aangename instrument der po litie gebruik te maken, een zeker toezicht op het onderwijzend personeel uit te oefe nen. Daarom is er o.a. een verordening- in voorbereiding, die controle op de be noemingen voorschrijft, riet en daar mede hoop ik vele van mijn luisteraars gerust te stellen door het benoe mingsrecht aan den staat te trekken, maar door een goedkeuringsrecht op benoemingen in te voeren of bij uni versiteiten door invoering van de bekrachtiging van de benoemingen door het Nederlandsche Bestuur. Wat de universiteiten betreft, ook daar moet gestreefd worden naar een verster king van het centrale gezag. Het reglement, dat voor or ze rijksuniversiteiten en hooge- scholen geldt, houdt eigenlijk in het geheel geen rekening met een studentenwereld in onrust. De daarvoor noodige maatregelen zijn veel te moeilijk te nemen. Er is dan ook een verordening in voor bereiding, die aan den rector, den presi dent curator, het college van rector en as sessoren en in laatste instantie aan den secretaris-generaal, een grootere bevoegd heid geeft en daarmede de mogelijkheid schep' r' c?tastrophe van Leiden en Delft te vermijden. Twee kwesties staan thans in het middel punt van het hooger onderwijs: die van Delft en Leiden en die der Joodsche stu denten. Wat de laatsten betreft, is het overbodig, het standpunt van de Duitsche bezetting nog weer eens uiteen te zetten. Ik heb daarom gemeend goed te doen, in mijn besprekingen over deze kwestie de belangen van de toekomstige Joodsche stu denten voorloopig op te offeren aan die van de thans studeerenden en ik heb dan ook een toezegging ontvangen, die zoodanig luidt, dat een aanzienlijk deel van de thans studeerenden de gelegenheid zal krijgen de studie te voltooien. Eén maatregel moet ik nog even toelich ten, dien van het verbod voor niet-inge- schreven Joodsche studenten, zonder toe stemming van het departement examen te doen. Hij heeft ten doel, te beletten, dat iemand een studie gaat beginnen, zonder zich te laten inschrijven, hetgeen bij en kele faculteiten mogelijk is. Wie regelmatig ingeschreven geweest is, behoeft niet te vreezen, niet tot een examen te worden toegelaten, ook al zou hy in dit examen jaar zrif niet ingeschreven geweest zijn. In dit verband wijs ik met nadruk op de wenschelijkheid, dat de rust aan de uni versiteiten gehandhaafd blijft. Daar is nu uit Leiden een betreurenswaardig feit te vermelden. Enkele dwazen of kwaadwilli gen hebben deze week in Leiden een soort ultimatum aangeplakt, dat de heropening der universiteit eischt. Iedereen kan be grijpen, dat dit de slechtste weg is om dit doel te bereiken. Dan nog enkele speciale onderwijsbe- langen. Het onderwijs in de lichamelijke opvoe ding, dat op 1 Januari aan alle lagere scho len verplicht is gesteld, heeft mijn volle belangstelling. Binrenkort zal, hoop ik, een regeling tot stand komen, die aan alle on derwijzers, die dit onderwijs geven, de zoo zeer gewenschte leiding en instructie waar borgt. Bij de onderwijzersexamens zullen voort aan speciale gecommitteerden, bezi'ters van de akte M.O. gymnastiek, toezicht hou den op de examens in het vak lichamelijke oefen'ng. Zij, die een niet voldoende exa men in dit vak afleggen, zullen niet meer de bevoegdheid krygen om dit vak te on derwijzen. Hierdoor wordt bereikt, dat alleen aan hen, die bekwaam zijn, de bevoegdheid zal worden uitgereikt en dat niet zooals thans, de bevoegdheid voor lichamélijke oefening kan worden verleend op grond van prestaties in de z.g. intellectueele vak ken, terwijl de geëxamineerde volkomen onbekwaam is, dit vak te doceeeren. Verder baart het ons groote zorg, een weg te vinden, om alle schoolkinderen tot het zwemmen te brengen, wat zoowel uit gezondheids- als uit veiligheidsoogpunt zoo zeer gewenscht is. Do opleiding van de leerkrachten voor het lager onderwijs heb ik al op één punt besproken. Ook verdere verbeteringen zijn in voorbereiding. In de eerste plaats de zoo lang gewenschte verlenging van de studie aan de kweekschool tot vier jaren. Wel zullen velen nog niet tevreden zijn, maar in ieder geval is nu bereikt, dat de toekom stige onderwijzer zich in grootere rust want een uitbreiding van de leerstof ligt niet in de bedoeling voor de theorie en practijk van zijn vak kan voorbereiden. Dientengevolge zal er in 1942 geen on derwijzersexamen worden gehouden, be halve dan voor die ongelukkigen, die in 1941 mochten worden afgewezen. Bij het kweekschool-eindexamen zal het schrifte lijk werk voor alle candidaten gelijk zijn. Het zal gelijk zijn aan het schriftelijk werk voor het staatsexamen voor onderwijzer. Maar ook de opleiding van de leeraren voor het voorbereidend-hooger en middel baar onderwijs heeft mijn volle aandacht. Ook deze moet m.i. dringend op het punt van het paedagogische worden verbeterd. De plannen van het departement op dit punt zijn echter nog niet afgesloten. Ten slotte de sociale positie van den be zitter van de onderwijzersakte in verband met de veelbesproken leerliugenschaal: beide worden tegelijk verbeterd. Deze leerlingenschaal-verbetering betee- kent, dat. gezien de schoolbevolking van dit oogenblik, er terstond ongeveer 2000 onderwijzersplaatsen meer te vervullen rijn. Verder mag er op gerekend worden, dat er in 1942 nog verscheidene honderden plaatsen bijkomen. Het is namelijk een be kend verschijnsel, dat de gemeente- en schoolbesturen hun leerlmgen zoo over de scholen weten te verdeelen, dat de gemid delde schoolbevolking zich vlak bij een grensgetal beweegt. De practijk heeft uitgewezen, dat er in normale omstandigheden plus minus een derde van de nieuwe onderwijzersplaatsen bijkomen. Misschien zal dit thans door het z.g. stop- wetje iets minder zijn, maar ik meen er niettemin mede rekening te mogen houden, dat er nog plus minus 650 onderwijzers plaatsen meer vacant zullen komen dan de bovengenoemde 2000. In totaal zullen er dus naar mijn berekening ongeveer 2650 nieuwe, vaste onderwijzersplaatsen te vervullen zijn. De rijkscommissaris heeft mij opgedra gen, op de salarissen van de in communau- teit levende geestelijken 40 procent te kor ten. De maatregel is u al uit de krant be kend geworden, hij zal bij sommigen verzet, bij anderen begrip, bij weer anderen zelfs tevredenheid opwekken, de bezoldiging im mers van de z.g. kloosterlingen is al vele jaren ter sprake geweest. Het op deze wijze bespaarde geld komt natuurlijk uitstekend te pas dit is ook de bedoeling van den rijkscommissaris voor de zoo lang gewenschte verbetering van de leerlingenschaal. Er is nu een rege- VLIEGEN. Ik heb laatst nog weer eens gele zen, dat door de oorlog de vliegerij zoo vooruitgaat en ik kreeg zoo den indruk, dat er één dag na den oorlog een vliegtuig klaar zal staan, dat ons in één ruk over den oceaan naar Ame rika zal brengen. En ik kreeg nog meer den indruk, dat wij bly moeten zijn, dat we weer eens een oorlogje he'bben, want met die vliegerij was het toch nog maar niets gedaan. Daar moest noodig eens wat aan gedaan worden: een oorlogje of zoo, dan schie ten wij tenminste weer een beetje op. Ziet'U; dingen als de vliegerij zijn zoo ongeveer de resultante van onze heele cultuur. De vliegerij en degenen, die zich laten vliegen, of er naar kyken en wier heele bewondering bestaat in de cultureele uitdrukking: hoe be staat het? En daarom zal men misschien ook na den oorlog weer rustig in een vliegtuig stappen en er ook niet aan denken wat dit vliegtuig feitelijk heeft gekost. Dat wil zeggen: Hoeveel angst. Hoeveel leed. Hoeveel tranen. Hoeveel rouw. Neen, men zal alleen weer rekenen in geld en daarin zijn de tranen noch de oorlog verdisconteerd. De menschen zullen misschien zeg gen: hoe bestaat het? En er niet aan denken dat tegelijk met die vliegtui gen onze halve menschelijke bescha ving is weggevlogen Gironummer van de W. H N. Stort op 5553 of 877. Kasveregniging N.V., A'dam. Postgironumraer 877. De Bank van de W. H. N. is 5553 Zooals wij hebben meegedeeld wordt ein de dezer maand weer een nieuwe collecte gehouden voor Winterhulp. Dezen keer zullen de speldjes vijf ver schillende scheepsmodellen uitbeelden, nl. een vikingschip, een schoener, een Oost- Indiëvaarder, het vlaggeschip van Michiel de Ruyter en een mailboot. Ook het vervaardigen van deze speldjes geeft weer vele handen werk. Zoo waren bij het vervaardigen van de speldjes voor de vorige collecte 610 werklieden inge schakeld, die tezamen 126.000 uren werk aan deze speldjes hebben gehad. Wij wekken onze lezers op de komende Winterhulp-collecte weer mild te geden ken. Er is nog veel nood te lenigen in ons land en we kunnen waarlijk aan liefdadigheid nog veel meer doen. ling ontworpen, waarbij een eenmansschool tot 35 en een tweemansschool tot 75 leer lingen gaat, daarna komt er voor iedere 45 kinderen een leerkracht bij, zoodat b.v. een zesmansschool, die vroeger ten minste 236 kinderen moest bevatten, thans reeds by 211 leerlingen kan worden gevormd. Daar in het volgende jaar de onderwij zersexamens, behalve voor de gezakten, uitvallen, komen er 1600 onderwijzers min der aan. Daar er ongeveer eenzelfde aantal jaarlijks den dienst, verlaat, zullen over twee jaar meer dan 4000 nieuwe krachten een plaats als onderwijzer kunnen vmden. Daarmede is aan de werkloosheid onder de onderwijzers grootendeels een eind ge maakt en kan hbt instituut var. kweeke'ing met akte als zelfstandige leerkracht over twee jaren; door niemand betreurd, ver dwijnen. Bovendien zal het aantal kweek scholen naar verhouding van de gebleken behoefte worden verminderd. Van dezen maatregel mag worden verwacht, dat er niet we: een groote werkloosheid' onder de onderwijzers zal ontstaan. Er volgt nog een maatregel, die in de krir.gen der R. K. onderwijswereld met ge mengde gevoelens zal worden opgenomen. De rijkscommissaris heeft mij opgedragen, I te bewerken, dat de geestelijken, die hoof den van R. K. leekenscholen zijn, hun func tie neerleggen. Het gevolg van dezen maat regel zal zijn, dat er thans een groot aantal hoofdenplaatsen, d.w.z. de hoogstbezoldigde plaatsen, voor leekenonderwijzers, en dat zal in verreweg de meeste gevallen betee- ker.en, voor getrouwde onderwijzers be schikbaar komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1