Toerisme bi) honk Momentje WOENSDAG 5 FEBRUARI 1941 32ste Jaargang No. 9865 Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11. V Meer moreele eenheid In het vandaag verschenen maandblad „De R.-K. Staatspartij" schrijft V. een ar tikel, waarboven hij als opschrift plaatst: „Alweder: gemeenscnapszin". De schrijver wijst er op, dat er econo misch zoo ontzaglijk veel door den oorlog wordt vernield. „Wat economisch teniet gaat", zoo schrijft hij, „beginnen wij in ons land reeds duidelijk te voelen. Tot welk percentage zou ons nationaal inkomen zijn gezakt? Tot 50 procent? Of nog lager". En dan vervolgt hij met deze beschou wing, die wij graag hier overnemen: „Toch laten onze landgenooten het hoofd niet zinken. Er is naar ons ge voel reeds geestelijke winst. Want de moreele eenheid van ons volk is zel den zoo hecht geweest Onze wil, als natie voort te leven en ons zeL te zijn, de wil onze historie als een gelouterd volk voort te zetten, is onmiskenbaar. Inmiddels moet cns aller streven zijn de geestelijke krachten te bouwen, die een nieuw Europa zal noodig hebben. Daarom hebebn wij, telkens en telkens weer, op de moge lijkheid gewezen, dien geest te kwee ken, dien wij straks zullen behoeven: den gemeenschapszin. Wij moe ten de gemeenschap en haar laatsten vorm, den Staat, als een gezegend goed begroeten en eeren. Zeker wij weten, dat de Staat zijn grenzen kan overschrijden en tot een bron van kwaad kan worden. In zijn wezen is hij een groot goed. En in de gemeenschap, waarop wij van nature zijn aangewezen, hebben wij ons geluk kig te voelen en blijde ons deel tot het gemeenschapsdoel bij te dragen. Nog al te veel zagen wij in den Staat de sfeer, waarin ons persoonlijk belang het beste gediend werd. Daarboven uit gaat het besef, dat de Staat is een wer kelijkheid. waarvan wij deel uitma ken, zoo wezenlijk als van ons gezin. Wij misdragen ons, als wij het gezin uit een egoistisch oogpunt beschouwen en nïet als een levenswarme eenheid. Zoo ook gedragen wij ons onbehoor lijk, als wij niet wanne gevoelens je gens de gemeenschap koesteren. Laat dit geen grauwe theorie blijven. Men beseffe de diepe klove tusschen beide gedragingen, de echt-natuurlij ke en de individualistische. Wie dat verschil goed duidelijk en haast tastbaar maakt, bewijst ons volksleven een grooten dienst". Gemeenschapszin te beleven, te pro- pageeren in concreten vorm dat is in derdaad een actie, waaraan het volk, het land behoefte heeft en die het tot zegen kan en zal strekken. Er is meer gemeenschapszin onder ons volk dan er geweest is. Er is een gtooter moreele eenheid. En dat is een geestelijke winst, die van gioote waarde is. Een licht zijde, een mooie, vol-zonnige lichtzijde van dezen tijd! Verboden militaire terreinen Van bevoegde militaire zijde wordt medegedeeld: Bij het betreden van een verboden militair terrein is een burgerpersoon door schoten van een wachtpost doodelijk ge wond. Dit voorval is aanleiding om er nogmaals dringend voor te waarschuwen verboden militaire terreinen of werken, die als zoo- 1 danig door bordjes in de Duitsche en Nederlandsche taal zijn aangegeven, te betreden. De wachtposten hebben het consigne tegenover personen, die zich aan dit verbod niet storen, zonder verwijl van hun vuurwapens gebruik te maken. Aan het aanroepen door een post moet on middellijk gevolg worden gegeven door stil te blijvenstaan. MEER BENZINE VOOR DOKTOREN Quantum voor Februari verhoogd. De afdeeling benzineverstrekking van de Rijksverkeersinspectie heeft gedurende de maand Januari een grootere toev/ijzing van benzine gekregen ten behoeve van de me dische verzorging van het publiek. In ver band hiermee is de benzinetoewijzing over Februari voor dokters in vrij belangrijke mate verhoogd. Het is een gelukkige om standigheid, dat deze verhooging juist sa menvalt met de heerschende griepepide mie, waardoor vrijwel alle doktoren het bijzonder druk hebben en dus meer van hun auto gebruik moeten maken dan on der normale omstandigheden. „Vad." de sleutels van de st. lodewijk te leiden. LIX De drie bezoeken, die wij als toerist aan de St. Lodewijk brachten, hadden een sen sationeel en opgewonden verloop. De eerste rondwandeling geschiedde in gezelschap van pastoor Beukers, van wiens kennis omtrent de geschiedenis van het al oude St. Jacobsgasthuis wij in de voor gaande artikelen reeds danig profijt heb ben getrokken. De pastoor ging zoo geheel op in zijn rol van cicerone, dat hij, toen wij voor de lang gerekte, met streepen van bergsteen geze- bra-de gevel stonden, zyn vinger uitstak en zei: „Dat is nu de St. Lodewijkskerk!" Wij bekeken de laat-gothische ornamen tjes aan het uiteinde van de pilasters, en de ringen in de kozijnen, waaraan in den tijd, dat dit gebouw een Saaihal was, lui fels vastgehaakt waren. Wat Dudok in het Hilversumsche raadhuis tot ieders onbevre- diging heeft toegepast, is, al is 't op niet zoo groote schaal, ook ran de voorgevel van de St. Lodewijk te zien: de vloer van een der galerijen loopt dwars door een van de ramen. Het onverwachte bij dit eerste bezoek, dat voor 't overige een kalm verloop had, deed zich voor, toen pastoor de sleutel voor den dag haalde om binnen te treden. De deur ging motu proprio eigener beweging, langzaam open. Het was een soortgelijke sensatie, als St. Petrus moet hebben ervaren, toen de deuren van zijn gevangenis zich aan dezelfde opzienbarende galanterie te builen gingen. De rol van den engel was in dit geval toebedeeld aan de werkster, die het por taal wilde luchten. Maar de grootste sensatie moet voor den- gene, die hier nog nimmer binnenging, de aanblik van de kerk zelve zijn: een kerk in bruidsgewaad, getooid als een bruid voor haar Bruidegom. Deze indruk wordt nog versterkt door de overhuiving van het al taar met een kroon van ragfijn blank kant, Omzoomd met bloemen (in minder mystieke oogenbhkken doet het me den ken aan een Brabantsche boerenmuts....) Een dergelijke overkapping van het al taar, mits volgens de regelen toegepast (wat hier niet het geval is) is in hooge mate liturgisch, maar het zal Jan Guidici, die leefde in een eeuw, dat het met de li turgische voorschriften niet zoo nauw werd genomen meer te doen zijn ge weest om op eenigszins pompeuse wijze den achtergrond 'e vullen of, en dan heeft hij onbewust Je taak ^an zulk een cibo- rium goed begrepen, om het altaar te la ten domineeren. In beide bedoelingen is hij meesterlijk geslaagd. Het altaar troont in een eigen tempeltje in de tempel, onder een klassiek prieel, dat getorst wordt door gegroefde Korinthische zuilen (de geheele opstand is van hout). Door het spaarzaam aanbrengen van verguldsel, bij voorbeeld in de stralen krans rond het Alziend Oog ,zou de al te bleeke ombouw wat kunnen worden ver levendigd. Het baldakijn wordt bekroond in het midden door een kruis, om welks voet een slaiig zich kronkelt met de verleidelijke appel in zijn bek; aan de zij-kanten door brandende fakkels. Bij het altaar is een contrast-werking in het leven geroepen tusschen wit en zwart: het kruis op het tabernakel is zwart, even als de omlijsting van de altaartombe. De voorzijde van de altaar-tombe bestaat uit marmeren beeldhouwwerk: de gestor ven Christus op de schoot van Zijn Moe der, gezeten onder het kruis, dat nog even zichtbaar is met de doorboorde plank, waarop de voelen waren vastgespijkerd. Een aangrijpend en prachtig-uitgevoerd kunstwerk, zoo ongewoon weelderig van materiaal en rijk van compositie, dat men zich afvraagt, om het uit deze gewesten af komstig is. Men kan in ieder geval betwij felen, of het oorspronkelijk voor deze kerk was vervaardigd, want tusschen de lamen- teerende apostelen staat op den achter grond een Franciscaan ,en de paters Fran ciscanen hebben in déze parochie nooit iets te maken gehad. Als het den lezer nu maar niet begint te vervelen; wij waren op dat altaar nog lang niet uitgekeken! Het tabernakel was zijn tijd mijlen voor uit. Toen draaitooneelen in de schouw burg nog niet waren uitgedacht, had de St. Lodewijk reeds een draaibare expositie- troon, een vernuftig bedenksel, dat niet meer mag worden toegepast. De'vergulde houten kandelaars hebben ieder in hun voetstuk een portret van een der apostelen uitgesneden; er zijn ook for- sche feestkandelaars met hetzelfde orna ment, die nu opgeborgen staan in het half ronde sous-terrain 'van het altaar-prieel, dat heel huiselijk tot opslagplaats is inge richt. Het altaar wordt geflankeerd door de room-gcel geschilderde beelden (hout) van Maria en Joseph, welke laatste wij altijd voor O. L. Heer zelf hadden gehouden. Maar het is St. Joseph, want ter gebruike op hooge feestdagen is voor hem in de pas torie een zilveren lelietak weggelegd. De meters-lange kruisstaf, die het Christus kindje in zijn handje houdt, is kennelijk het eigendom van de Moeder Gods. Achter het altaar onder den reeds eer der gememoreerden colossus van St. Lode wijk is de toegang tot de sacristie. De gang er heen maakt onderweg een hoek, haaksch om het vertrek van de centrale verwarming, die zooals de beminde ge- loovigen wel zullen hebben opgemerkt dezen winter niet branden kan, omdat bij gebrek aan olie niet uit het vaatje van de weduwe van Sarepta kan worden getapt. De sacristie is een ruim vertrek met in het plafond een stuc-werk, voorstellende het Alziend Oog. De wanden zijn bekleed met zware eiken-houten kasten.— een def tig interieur. In een hoekje een wit-zijden tent, waarachter een brandkast schuil gaat, welke in de dagen, na den brand in de St. Petruskerk, toen de Lodewijk tijdelijk in haar parochieele glorie werd terug-ge troond, als nacht-tabernakel dienst deed. Het vervult deze beschermende functie nóg bij dubbele feesten. In de kerk blijft dan de Godslamp branden, en, hoewel Gods lampjes over 't algemeen een aarzelend, trouwhartig schijnsel, verspreiden, bleek dat van de Lodewijk tijdens de laatste Kerstdagen in zulke vurige vreugde op te vlammen, dat de politie een begin van brand vermoedde. De Lodewijkskerk blijkt door ons poli- tie-corps in bijzondere hoede te zijn geno men. Voor de toren-bestijging (die wij vol genden keer zullen verhalen) hadden wy de sleutels van de St. Lodewijk ontvangen. Met de sleutelmacht der kerk bekleed, zijn we bezweken voor de bekoring deze macht ook metterdaad uit te oefenen. Het was in den avond, dat wij naar de Steenschuur fietsten aangelokt door een grillige nei ging, die bij journalisten meer opduikt, om versche prikkelen voor de fantasie te ver garen. Toen ik daar op de verlaten Steenschuur stond voor de deur van de kerk, overviel me de benauwdheid een dief te zijn. Om zichtig draaide ik het slot en gleed naar binnen. Bij het sluiten klemde de deur, en er op uit vervaarlij,. gerucht te vermijden, probeerde ik zoetjes-aan, de tegenstrever tot rede te brengen. Ik duwde, en ervoer tot mijn ontsteltenis dat ook aan de bui tenzijde geduwd werd. „Wat moet u daar?" vroeg een bar- sche stem. Het was een agent, die het zaakje niet bijster vertrouwde. Na uitgelegd te hebben, dat de pastoor geen bezwaar had tegen dezen kerkgang van een eenzamen zoeker, verdween de agent. De deur werd dichtgeklemd, zoo goed als 't ging (het was slechts om een vluchtigen indruk te doen), en na met schrik en be ven het in de k'amme stilte oorverdoovend lawaai van de tusschendeur te hebben doorstaan, wandelde ik den verlaten tem pel binnen. Opnieuw een onheilspellend gerucht Het was duidelijk: er kwam iemand bin nen. Aangezien mijn zaak een rechtvaardi ge zaak was, posteerde ik me op de wijze, waarvan in Anagni het voorbeeld is gege ven, voor de communiebank. Het «was dezelfde politie-agent, wiens gelaatsstudie tot de voor mij ontmoedigen de gevolgtrekking had geleid, dat ik met minder oirbare bedoelingen deze kerk (waarin niets te halen is) was binnenge drongen. Tekst en uitleg wérd gegeven en de agent eindelijk gerust gesteld deinsde af, niet dan nadat ik hem een wel gemeend complimentje had gegeven voor zijn waakzaamheid. Zijn kraagnummer kon ik om droevige voor ieder ingezete ne dezer stad verklaarbare redenen niet noteeren. Een hoeraatje voor dezen agent, en voor de geheele Leidsche politie! Voor den verderen duur van het bezoek kon ik ongestoord ondergaan in pas-klaar geleverde romantiek. De stilte neuriede gelijk in een schelp het orgelen van de zee. Buiten kwam de duisternis rond-waren, doch de geblanket- te muren en pilaren van de kerk licht ten vreemd en bleek op, als gedompeld in zilveren maanlicht. De zuilen mijmerden, en rezen a!s reuzen omhoog tot in de scheme ring van het gewelf Een witte stilte, zacht als sneeuw, onwezenlijk als een geestver schijning, had bezit genomen van het hei ligdom. De tijd vervloeide in de eeuwig heid. St. Jacobs-broeders kwamen bidden, beeldenstormers rukten tierend binnen, hongerige menschen bedelden om haring en brood, welgedane kooplieden bevingerden pakken laken, Fransche prelaten schreden over de altaartreden. De St. Lodewijks-kerk droomde in den matten nimbus van neerzijgenden avond- vrede. Op onze teenen zijn we weggeslopen. VENATOR VAGANS. Nieuwe Burgemeester van Sassenheim. Bij besluit van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken is jhr. mr. R. Sandberg van Boelens, met ingang van 15 Februari 1941 tot bur gemeester van de gemeente Sassenheim benoemd. De heer Sandberg van Boelens is 1 Febr. 1899 in Groningen geborep. Hij was van 1932 tot 1934 secretaris van het hoofdbe stuur van het Nederlandsche Roode Kruis en tot vóór eenigen tijd chef van het kabi net van den commissaris in Zuid-Holland, welke functie hij heeft bekleed van 1934 tot Juni 1940. Van 1925 tot 1930 is de heer Sandberg werkzaam geweest ter gemeente secretarie te Voorschoten. Voor dien tijd studeerde hij te Utrecht. De nieuw-benoemde burgemeester is in 1931 secretaris-generaal geweest van de zesde internationale congres voor militaire geneeskunde en pnarmacie. Burgemeester Sandberg van Boelens is ridder in de Orde van Oranje Nassau, eere-ridder in de Johanniter-orde, Lid van de Broederschap van Overijssel, heeft het Kruis van Verdienste van 't Rooae Kruis. De heer Sandberg is gehuwd met baro nesse van Ittersum en heeft vier kinderen. Hij is lid van de Ned. Herv. Kerk en is bij geen politieke partij of politieke beweging aangesloten. VERKLARINGEN VAN GENERAAL WOOD WASHINGTON, 5 Febr. (D.N.B.) Generaal Wood heeft voor de Senaats commissie voor buitenlandsche zaken nog verklaard, dat hij in 1936 een onderhoud heeft gehad met Churchill. Bij deze ge legenheid heeft Churchill verklaard: „Duitschland wo-dt te sterk. Wij moeten Duitschland vernietigen". Deze verklaring van Churchill heeft bij hem de meening gewekt, dat er waarschijnlijk een oorlog zou komen, wanneer Engelands leidende persoonlijkheden zoo dachten. De democratische senator Reynold vroeg Wood, of Churchill met het woord: „wij" Engeland en de Vereenigde Staten heeft bedoeld. De generaal antwoordde hierop ontkennend en zeide, dat Ctvrchill naar zijn meening alleen Engeland had bedoeld met het woord „wij". In zijn verdere ver klaring noemde generaal Wood de bewe ringen omtrent een Duitsche invasiepo ging in de Vereenigde Staen „belachelijk". Duitschland bezit niet één bombarde mentsvliegtuig, dat naar New-York en weer terug zou kunnen vliegen. Het Con gres moet zich niet uit vrees laten drij ven tot aanvaarding van een wetsontwerp, dat niets anders dan een oorlogsontwerp is. DE DOOD. ft Wy hebben den laatsten tijd nogal eens gelegenheid te peinzen over den dood. Dat is als er een mensch sterft en vooral als er iemand op ongewo ne wijze sterft, door oorlogsgeweld of in het donkere water. Dan steken wij de hoofden bijeen en noemen het ver schrikkelijk. En verder denken wij cr maar liever niet over, want het is niet aangenaam na te denken over den dood. Ik vind dat niet. Angst hebben voor den dood is teveel verlangen van dit leven en te weinig vertrouwen heb ben in den hemel. Ik wil u den dood eens anders uit de doeken doen. Sterven is slaap hebben naar den dood. En slaap doet geen pijn. De dood is de Klaas Vaak van groote menschen en van de kinderen te za- men. En zoo bezien komt de dood eiken avond aan ons bed. Wij sterven iederen avond. Wij vallen in slaap. Dat is een dood. Als wij 's morgens ontwaken zijn wij dood geweest. Goed, één keer komt de groote slaap. Maar daaruit ontwaken wij óók weer. Dan ontwaken wy in den hemel, het land, dat waarlijk overvloeit van melk en honing. Daar zijn wy dan weer bakker of slager of journalist, maar zonder bonnen. Want ieder land heeft zijn bakker en slagers. Waarom de he mel niet? U een taart als een ronde tafel of en vette koe. Ik een interview met St. Paulus. En wat wy hier te kort gelachen hebben, kunnen wij dan inhalen. Dit leeren mij de dooden v WINTERHULP&fSNEDERlAND Gironummer van de W. H N Stort op 5553 of 877. Kasvereeniging N.V., A'dam. Postgironummer 877. De Bank van de W. H. N. is 5553 KANONGEBULDER OP DE MIDDEL- LANDSCHE ZEE. MADRID, 5 Febr. (D. N. B.). Het offi- cieele persagentschap Cifra meldt uit Al- geciras, dat daar Dinsdagochtend urenlang hevig kanongebulder is gehoord, dat van de kant van de Middellandsche Zee kwam. De oorzaak is onbekend, daar Dinsdag te Gibraltar geen oefeningen met geschat zouden worden gehouden. GELDIGHEIDSDUUR VAN SPOORWEG ABONNEMENTEN. Naar wij van de zijde der Nederland sche Spoorwegen vernemen, zullen met in gang van deze maand geen abonnementen met een langeren geldingsduur dan één maand verkrijgbaar zijn. Interieur van de H. Lodewijkskerk naar een oude gravure. Foto-archief L. Crt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1