CORRESPOINTENTIE J e a n a Ang.evaare Noord- ,w ij k. Welkom Je ana! Voor jou is nog wel plaats. Zie den 28sten en steek de vlag uit Ik ben in den geest bij je. Zie ook eens of je naam staat in de lange lijsten der deelnemers aan den wedstrijd. Groet va der en moeder en zusjes en broertje van me! Voor jou de hand! Gradda Visser, Alp hen. Dat wist ik wel. „De roode Storm" is een prachtboek, zoo een, dat je telkens en tel kens weer leest en je nooit verveelt Het verhaaltje wordt geplaatst. Groet je ouders van me. De hand en groet voor jou! Ge duld! Truus Straathof, Z'Woude. Omdat je wenschte van de lijst afge voerd te worden, is het gebeurd. Ik wensch je wederkeerig voor dit jaar alle heil en lbo ven al de vervulling van eigen wenschen. Dag Truus! Hoor ik nog eens wat? Marie O v e r d y k, Leiden. Ben je nu weer heelemaal hersteld Marie? Pas maar op: de griep is 'n kwaadaardige ziekte, vooral in de winter. En heb je ook aan den wedstrijd meegedaan? Dag Marie! Maak veel groeten aan vader en moeder en aan alle broertjes en zusjes. Dat noem ik pas een mooi huishoudinkje. Puckie, Leiden. Maar, maar, wat 'n boel fijne dingetjes heb jij met Sinterklaas gehad. Daar ben ik heusch ja- loersch op! En heb jij al pijn in je handje, inu je twee bladzijde bijna volgeschreven hebt? Het is wat te zeggen! Als ik zoo gauw moe was, wist ik het wel. Ik schrijf uren aan een stuk en mijn hand doet nooit pijn. Snap je dat nou? Dag Puckie. Groet Oom en Tante en Elly van me! De hand voor jou! Jan Bakker, Voorhout. Zeker, veel plezier gehad in de Kerstva kantie en je hart opgehaald met schaatsen rijden. Ja, dat versje is niet kwaad, maar dat is niet de bedoeling. Je moet zelfs eens wat verzinnen, zooals ik in den wedstrijd aankondigde. Dag Jan! Ik zal eens zien, of ik je naam in de lijst vind. Groet vader en moeder ook van mij! Annie Wijfje, Nieuwkoop. Die versjes op school geleerd zijn heel mooi, maar voor „Ons Hoekje" heb ik liever versjes, die door de kinderen zelf „verzonnen" zijn, al zijn ze dan niet zoo mooi, als die van groote mensohen. Ik vind het wel aardig, dat je ons wilt helpen. Dag Annie! Groet de zusjes en vader en moe der van me! En nu tot later! Alida Thijssen R'W e t e r i n g. Zoo Alida, zou jij graag je naam eens in de krant willen aden! Dat zal gebeuren en den*21sten zal zeker den vlag wapperen op no. D 134. En dan ben ik in den geest bij je. en vier mee het groote feest van onze lieve Alida. Hoe vind je dat? En nu wensch ik je veel plezier dien dag en druk ook vader en moeder de hand! Ton Juffermans, Leiden. En wat zeg je nou van dat mooie briefje? Daar had vader en moeder zeker plezier van. En- aan den wedstrijd heb je zeker ook meegedaan. Dag jongen! Groet je ouders van me en wees jij welkom in onze groote familie. Hierbij zullen we het laten. Alle brieven worden beantwoord. Tot'de volgende week! ATTENTIE. ONZE RAADSELWEDSTRIJD. Deze wedstrijd Is weer een enorm succes geweest. Zonder de 25, die niet meeloten zullen, omdat ze er niets of niet veel van terecht brachten, of knoeiwerk leverden, of onder het ingezonden vergaten hun naam te zetten, hebben er 1058 meegedaan. Verdeeld als volgt: Onder A: 111 Onder B: 211 Onder C: 173 Onder D: 195 Onder E: 50 Onder F: 88 Onder G: 63 Onder H: 167 Samen 1058 Binnen 14 dagen ben ik klaar met sor- teeren, inschrijven en loten en zal de lijst der gelukkigen gepubliceerd worden. La ter volgen successievelijk alle namen der Groepen apart met nadere op- en aanmer kingen. Voorloopig reeds mijn dank aan allen, die meededen en vooral aan die dames en heeren, die deze wedstrijd aanbevolen heb ben in school. Oom ffim, Wie zijn jarig? Van 26 Jan. tot en met 1 Februari Op 26 Januari: Jan Jansen, Hoofdstraat 10, Voorhout. Anna van Leeuwen, E 92, Oud-Ade. Nelly van Velzen, H. Rijndijk F 30, te Zoeterwoude. Keesje Trossèl, Hoogewoerd 109. Annie Kroon, Langegracht 184. Truus v. Denzen, Havenstraat 32, N'hout. Adriaan Verberg, Korevaarstr. 43. Ria v. Stijn, Noordwijkerhout. Jan Walhain, Ger. Brandstr. 32. Op 27 Januari: Joop Vaneman, Zuidb. 32, Z'woude. Joop Verkley, Ridderb. 57, Alphen. Lep Bekkers, Pelikaanstr. 17. Fietje Bos, Zonneveldstr. 15, H'woude. Theo v. Warmerdam, Zilkerw. 78 E, Zilk. Rina v. Goozen, 208 A Hazerswoude. Hannie Gras, 2e Groenest. 28. Jaap v. Berkel, Veenweg 2, Leidschendam. Ria Rietmeijer, IJmuiderstr. 8 29, Noord- wijk Binnen. Op 28 Januari: Jeanne Angevaare, Lindenhofstr. 10, te Noord wijk. Bertus van Deuren, Alphen. Antoon Hartwijk, Hoogewoerd 163. Annie en Thea v. Diemen, Weip. B 95 te Zoeterwoude. Gretha Levarht, Schoolstraat 2. Kees v. d. Vooren, Dorpsstraat 250 B te Warmond. Jan v. d. Hoeven, D 20, Watertje Z'woude. Jo Noordermeer, Grootestr. 11, Katwijk. Cornelis de Roo, Schoolstr. 6. Mientje Padberg. Leeuwerikstr. 11. Jan Bartels, B 30 R'veen. Kees de Haas, Offenweg 69, Noordwijk. Op 29 Januari: Ali Onderwater, Meer- en Geerweg 25, te Stomp wijk. Kees Welling, Melchior Treubl. 18. Rika v. d. Klauw, Hoogmade B 286. Rinus v. d. Zijden, Dr. v. Noortstr. 57, te Stomp wijk. Tiny van Amsterdam, A 186, H'woude. Op 30 Januari: Jeanne Weyers, Dorpsstr. 214 B, Warmond. Cor van Tol, Hoogmade B 276. Jan Post, Hoogmade B 370. jan Ruigrok, Molenstr. 21a, Noordwijk. Beppie v. d. Krogt, Zandslootk. 52 S'heim. Koosje Bosman, Spocrstr. 476 R'veen. Dorus v. Leyden, Hoogmade. Corrie Kluivers, Prins Frederikstr. 42. Marinus Smits, de Sitterl. 35. Op 31 Januari: Corrie Langver H. Morschw. 59 O'geest. Sjaantje Over de Vest, W. E. C 104, Z'woude Jacob Haverkamp, Oranjestraat 64. Josien Verhagen, Stompw.weg 72, S'wijk. Beppie Leune, R'veen 172. Dora van Schie, Hoofdstraat 61, Voorhout. Bep Segaar, Witte Rozenstr. 40. Gerard Schenk, HaarLstr. 202. Theo v. Bemmelen, Dr. van Noortstraat 172 Stompwyk. Op 1 Februari: Henk Kooloos, H. Morschw. 112, O'geest Corrie Simons, Kolfmakerssteeg. Rietje Zaal, Noordeinde 18. Adriaan v. d. Hoorn, Kerkp. A 181, j te Langeraar. Nelly Homborg, Langegr. 44. Maria de Vries, Dienstw. 46, Warmond. Wim Ouwerkerk, Wald. Pyrmstr. 25. Nicolaas Mooren, B 204, Hoogmade. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst voor schoolgaande kinderen wil opgenomen zien, schrijve me mintsens 14 dagen vóór den Verjaardag. Zoo ook wie bij het verlaten oer school van de lijst wenscht afgevoerd te worden of wie verandert van woonplaats straat en huisnummer of wie in de lijst een fout ontdekt Oom Wim. Sneeuw door Riekie Homan. Jongens, het sneeuwt, het sneeuwt, Springt toch vlug nu uit je bed! Naar buiten nu, naar buiten nu, Dan maken we weer pret! Baantje glijden, ballen gooien, Dat is even prettig werk. Nu niet kleumen, nu niet kniezen, Buiten wordt ge flink en sterk! Dan een flinke sneeuwpop maken, Groot als bijna 'n echte man! Dik en rond moet hij nu worden, Wel, wat zeg je daar nu van? Eén paar oogen, maar van steenkool, 'n Oude hoed van onze Pa, 'n Oude bezem in zijn armen; Zeg, wie doet ons dat nu na? Jongens, vlug de schaatsen onder, Baantje glijden, wat 'n jool! Heerlijk, dat wij lekker vrij zijn, Want vanmiddag is geen school. (Voor de Kleinen), De droevige geschiedenis van vier muisjes door Tante Marie, z II. Ze wachten, wachten maar de kleine Is niet te zien, komt niet terug. Daarom zal eentje van 't drietal Gaan zien, onmiddellijk, vlug. Maar nauwlijks heeft 't tweede mms je, Zijn neus gestoken buiten het behang, Of poes springt toe en met 'n slag ligt De muis bekneld als in 'n tang. Nu blijven er nog twee maar over, Die wachten, wachten al'maar door. Geen wonder, dat ze angstig werden, Een ander plaatsje zoch'.en, hoor. Wie van de twee zou nu gaan kijken, Wat er gebeurd was, onderhand? „Mij dunkt, we moesten er om loten Sprak zij, die danig had 't land." Er werd geloot met kloppend harte, Want beiden wilden liever niet Gaan neuzen, waar de and'ren/zaten, Al waren zij geen bange Piet. (Slot volgt). „Voorbij, voorbij" door Hans Slabbers. Voorbij, voorbij het is geweest; Het schoonste, 't reinste feest! Alleen de boom in stille pracht Herinnert nog: „den Heiligen nacht". Nog staat de kleine stal erbij, Met Kindje dat op strooisel lei; Nog knielen herders biddend neer, Maria lcust haar Kindje teer. Nog dwalen eng'len van omhoog En vegen lieve oogjes droog Van 't Kindje, dat zoo bitter schreit, Omdat het denkt aan dezen tijd. Voorbij, voorbij, het is geweest Het schoonste, alom schoonste feest. O Goddelijk, Goddelijk Kindje klein: 't Was haast te schoon om waar te zijn! O, neen toch, neen het mag niet heen, Luister, luister, Kindje kleen. Belicht ons met Uw heilige schijn, O, laat het altijd Kerstmis zyn. Het heeft ons zooveel vree gebracht. De stilte van de Heilige Nacht, Die hebben wij zoo goed gevoeld, Het heeft de zinnen zoo bekoeld. O Kindje, wil niet gaan, Ach, laat ons niet alleene staan. Wijs ons den weg in 't tranendal, Gij Koning, Schepper van 't heelal. Niet in de stal van 't ruwe hout, De wind die giert, het is zoo koud. Mijn hart, dat maak ik tot Uw woon, Het wordt zoo schoon, zoo schoon, zoo schoon. En komt die Heilige Nachte weer, Dan kust Maria 't Kindje teer, Dat lachend in Zijn kribbe leit, Omdat het denkt aan dezen tijd. Dat mensch, met diepe oorlogswond, Den weg naar Uwe stalle vond. Dan is de vTeê op aard' gedaald, De Koning Christus zegepraalt! U vraagt 1. Noem eens eenige producten en grondstoffen van O.-Indië? 2. Wat is gambir voor een boom? 3. Zus vraagt of merinos schapen zijn? 4. Wat is eigenlijk menthol? 5. Vader vraagt wat: „in optima forma" beteekent? 6. Ik las het woord pampa. Wat is dat? Wij antwoorden 1. Ik zal de voornaamste opnoemen. Er zijn er echter nog meer in dat mooie rijk, dat beschouwd kan worden als de parel on zer bezittingen en dat 50 maal zoo groot is als ons land. Het zijn o.a.: koffie, thee, suiker, rubber, tabak, tin, kapok, petroleum, hout, peper, kruitnage- len, nootmuskaat, parelmoer, copra, palm olie, sisal (soort henfifep), paradijsvogels, gambir, kamfer, terpentijn, zwavel, ijzer erts. nikkelerts, mais en asfalt. 2. Dat is geen boom, maar een heester met looizuurhoudende bladeren, waarvan een aftreksel gebruikt wordt by het siri- pruimen en bij het leerlooien. 3. Ja. dat zyn Spaansche schapen met een fyne wol, vandaar dat men de stof, vervaardigd van die wol, ook marino heet DE WARE VREDE door Anny van Diest, Eenzaam en verdrietig zit mevrouw Weerdman bij den haard in de gezellige huiskamer, 't Is drie dagen voor Kerstmis. Hoe heel anders was de voorbereiding voor het naderend Kerstfeest van het vo rige jaar! Toen was er haar man nog en Loekie, haar eenigst kind; haar jongen met de blonde, krullende haren, die on willig zich maar niet lieten terug dringen. Telkens weer hingen die krullen over het fijne voorhoofdje van het kind. Hoe dartel en vroolijk was steeds weer'haar kleine vent, haar schat! En hoe levendig, vroo lijk was steeds haar man geweest. Wie die twee, haar man en haar zoon samen zag, zou steeds geneigd zijn geweest, ze als groote broer en kleinè broer te beschou wen! Wie verleden jaar het meest uitgela ten de boom had versierd, Leo, haar man, of de kleine Loekie, dat viel moeilijk te zeggen! Maar ook, wie eerbiediger het stalletje met de beelden had klaar gezet, want vroom devoot was haar man ook al tijd geweest. Toen kwam die wreede oor log, kort maar fel, die van haar het ont zettende offer geëischt had; Leo kwam niet meer. Versuft en verslagep was ze ge weest door dien zwaren slag; of ze het nooit te boven zou komen. Maar toen had ze haar Loekie nog; moest ze leven voor het kind, dat toch ook zijn vadertje zoo miste. Eenige weken daarna kwam Loekie uit school, hangerig en bleek. „Lichte ope ratie, zei dokter die dadelijk geroepen was. Loekie werd naar ziekenhuis gebracht; operatie lukte en alles scheen goed te zul len verloopen. Dan kwam de tegenslag; Loekie werd koortsig en de operatie die zoo goed geslaagd was mocht geen beter schap brengen. Klein en wit lag Loekie in het groote ziekenhuisbed, een diep bedroef de en vertwijfelde moeder naast zijn bed. Loekie ging waar zijn vader hem scheen te roepen. Hoe ze daar overheen gekomen was be greep de zwaar beproefde moeder niet! Dit alles zat ze te overdenken bij den haard. En nu was het over eenige dagen weer Kerstmis. Neen, ze kon nu den boom en het kribje niet klaar zetten. Wat gaf het nu, nu haar leven zoo leeg en zoo ij del was? Ze had immers niets, waar ze voor leven kon? De goede pastoor, die innig met haar lot begaan was, had haar aangeraden Kerstmis toch te vieren met boom en kribbe; en dan een paar kinderen uit arme gezinnen bij zich te laten komen. Ze deed daar ter wille van haar beide, dierbare afgestorvenen een goed werk mee; en zelf zou ze kunnen ervaren hoeveel goeds en moois de goede God haar gela ten had. De kinderen zouden de mooie kerstliedjes zingen bij de kribbe, terwijl ze aan den boom voor ieder.een geschenkje kon hangen. De middelen daartoe ontbra ken haar toch niet! „Maar neen, ze kon dat toch niet! Nooit zou ze een ander kunnen zien op de plaat sen die Leo en Loekie hadden opengelaten. Meewarig was de goede priester heenge gaan. En nu, nu ze dit alles nog eens zat te overpeinzen, kwam twijfel in haar op. Zou ze dat werkelijk kunnen doen; zou dit haar eenige voldoening geven? Zou dit haar groote droefheid eenigszins kun nen lenigen? Vlug, alsof ze zich niet meer wilde bedenken, liep ze naar den belknop en schelde. Het dienstmeisje, dat binnen trad, gaf ze order om alles voor den kerst boom en kribbe klaar te zetten; zelf zou ze het in den salon in orde brengen. Dan stuurde ze den pastoor een boodschap om eenige kinderen voor haar uit te zoeken, die kerstfeest mochten komen vieren. Mooie en nuttige cadeautjes zocht ze uit en schikte die aan en bij den kerstboom. En toen op Kerstavond de kinderen kwa men en in de salon werden toegelaten was ieder van hen vol bewondering. Zoo iets moois hadden ze nog nooit gezien. De gezichtjes straalden van blijdschap, dat ze het kerstfeest bij die goede mevrouw mochten komen vieren. Mevrouw ging aan de piano zitten en spoedig klonken de mooie kerstliedjes in de kamer. Eerst wat schuchter, maar van lieverlede frisscher en flinker. Daarna werden de kinderen getracteerd en klonken hun grapjes en blijden kinderlach in het groote, anders zoo stille huis. Dankbaar namen ze ven bet slot van den avond hun cadeautjes in ont vangst en innig dankbaar namen z*. daarna afscheid. Weemoedig overdacht mevrouw daarna nog eens dezen Kerstavond, zoo heel anders dan vorige jaren en fluisterde: „God wat zijt Ge toch goed, dat Ge me nu de ware vreugde hebt leeren kennen." en daar is ook nog een kaar spel van dien naam maar dat spel ken ik niet. 4. Dat is pepermuntkamfer. 5. Dat wil zeggen: in den besten vorm of „zoo boed mogelijk". 6. Dat is Spaansch bet.: „uitgestrekte grasvlakte (Z.-Amerika); ook een soort van Amerikaansche kat. texi pAetiiye v-acantiew-eek door ANNY VAN ZIJP TV Dus zwegen ze maar. Ze waren nu wel dra in 't Leidsche Hout. „Eerst zullen wq een beetje door de paadjes gaan wandelen, zei moeder. „Jullie moeten de bruggetjes eens gaan tellen, die we tegenkomen", opperde vader een plan. „Moe daar gaat de trein, riep Bobby. „O ja, kom kinderen doorloopen", zei moeder. Ze hadden al een heeleboel bruggetjes geteld, toen ze niet meer verder konden, „Hoeveel hadden we er ook alweer?" vroeg Trudi „Ja hoeveel? Acht of negen, geloof ik". „Ik had er elf", zei Jos. „En ik negen", zei Rosa. Ze waren nu bij 't hertenkamp gekomen. „O, wat leuk", riep Reneetje uit „bij ons in Wüp- pertall hadden ze ook van die herten. En daar kon je ook ezeltje rijden, van die leuke kleine ezeltjes". Ze waren nu bij de pauwen. „Pauw wat ben mooi, pauw wat ben je mooi", riepen ze allemaal, met het doel dat de pauw zijn staart uitzette. En waarlijk hij deed het. „Wat mooi hè?" zei moeder „Bab, leelijk fteest, ga weg, riep Bobby tot een kalkoen, die vlak bij 't hek liep. „Kom,'nu zullen we eens op 't gras veld gaan spelen", ^si vader. Allen liepen ze hard voor vader en moeder uit. Op de plaats van bestemming aangekomen, lieten zij zich languit op 't gras neervallen. Op een plekje onder1 een groote boom ging moeder zitten. Eerst moesten de kinderen even uitrusten, maar zij konden geen mi nuut lang stilzijn „Gaan jullie mee doen?" riep Rosa. „Wat gaan we doen?" vroeg Reneetje. „Sta bal". Vader en alle kin deren deden mee, behalve Bobby, die bleef fijn bij moeder zitten. „Stand in de hand voor Jos", riep vader. Wie vijf punten had van misgooien of getikt zijn, was af. De eerste was.... vader. Wat moesten ze allemaal lachen. Doch vader stopte vlug een pijp, en zei, dat 't zoo nog fijner was. Tenslotte bleef Jos alleen over. Hij had 't eerlijk gewonnen, en kreeg een fondant hartje extra. De meisjes namen nu haar handwerkjes op, terwijl Jos met vader ging „goal" gooien, een spel, waarvan de meis jes maar niet begrepen, hoe 't in elkaar zat. Hoe laat is 't vader?" vroeg Rosa. „Half een. Moeder, ik geloof dat we alle maal honger krijgen, zei vader. Daarom haalde moeder de tasch maar te voorschijn deelde de boterhammen uit. „Eerst bidden" commandeerde vader. Dat deden ze. Ze hadden daarna een pret voor tien. Wat leuk was 't zoo. Grapjes en dergelijken waren niet van de lucht. „O, Roos, kijk eens wat een groote mier vlak bij je Jo." riep Jos. Rosa schrok hevig, maar dan riep ze kwaad uit: „Daar heb je die weer, die wil ons misselijk maken. Ik zal je wel krijgen, naar ventje". Even later riep Renée „Kijk eens Jos, eén tor op je knie". En er zat er ook een. Jos begon te springen en schreeuwde van woede. Want iedereen lachte hem uit, omdat hij bang was, voor zoo'n klein torretje. Na 't eten gingen ze „trefbal" spelen. Dat was een eenig spel. F.r kwamen nog twee meisjes in 't Leidsche Hout, die Rosa kende van school. „O, dat is leuk", riep ze uit „komen jullie ook mee spelen?" Ja dat zouden ze doen. „Mag ik de jongedames even voorstellen?" zei Rosa met komisch gebaar een lichte buiging naar Reneetje makend" „Fien en Elsa de Holster". Allen lachten, 't Spel werd nu nog veel aardiger. „Hoe meer zielen, hoe meer vreugd", zei moeder altijd. Het kwam nu werkelijk uit. „Wie lust er een peertje?" riep Moeder. „Ik, ik, ik". De kinderen kre gen er allen een en ook Elsa en Fien. Ze gingen nu met de ring werpen. Wie hem twee maal had laten vallen, was af moe der deed ook meee Maar nu was vader niet het eerste af. Nee hoor. De eerste die nu aan de kant mocht gaan zitten was Trudi. Nou dan ging ze zich maar 'n beetje met Bobby vermaken. Het spel werd nu gewonnen door Fien, dus kreeg zij eerlijk, zooals moeder beloofd had, een peertje. „Ik geloof, dat 't tijd is om naar huis te gaan, moeder, zei vader, ,,'t Is vier uur. En eer we thuis zijn". „Hééé", zei Jos ,,'t was net zoo leuk". Maar 't bleef bij vaders woord, dus namen ze afscheid van Fien en Elsa. De terugweg praten ze nog na over die heerlijke dag. Thuisgekomen vielen ze vermoeid op een stoel neer. „Gaan jullie maar gauw eten en dan vlug naar bed." zei moeder. Dit deden ze. Dat ze die nacht als rozen sliepen, behoef ik zeker niet te vertellen. Wordt vervolgd. Een heer had een kneoht en die knecht heette Jan en deze Jan moest op zolder voor zijn heer, wat gaan halen. Jan bleef zoolang weg tot meheer hem riep: Jan, wat doe je daar Muizen vangen, mijnheer! Die krijg je toch niet jongen; doe maar geen moeite. Jawel mijnheer, als ik deze héb en dan nog twee, dan héb ik er drie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12